Plan: | Herziening bestemmingsplan De Welder 2017 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0798.BPherzWelder2017-VG01 |
De kern Haghorst is een afzonderlijk gelegen en van oorsprong agrarisch dorp ten oosten van Hilvarenbeek. Het dorp is onderhevig aan de gevolgen van vergrijzing. Hierdoor staan onder andere de voorzieningen onder druk. Om de leefbaarheid in de kern te behouden is het dan ook noodzakelijk om voornamelijk woningen voor starters mogelijk te maken. In 2009, voor de crisis, zijn door middel van het uitbreidingsplan 'De Welder' aan de westzijde van Haghorst reeds woningen mogelijk gemaakt. Naar nu blijkt zijn in dat plan echter te weinig starterswoningen mogelijk gemaakt. Hierdoor ligt een gedeelte van de woningbouwlocatie 'De Welder' momenteel nog braak. Het betreft het deelgebied dat direct ten westen van de Pastoor van Poortenstraat ligt. Dit gebied is nu nog ingevuld met grasland en is gedeeltelijk in gebruik als fietscrossbaan. Op basis van het geldende bestemmingsplan mogen hier in totaal 11 woningen worden gerealiseerd.
De gemeente Hilvarenbeek is momenteel eigenaar van de gronden en wil tegemoet komen aan de actuele vraag naar meer starterswoningen. Men wil de verkoopbaarheid van de percelen verhogen door verruiming van het planologische regime. In onderhavig bestemmingsplan wordt in deze verruiming voorzien onder andere door het maximaal aantal wooneenheden te verhogen van 11 naar 24. Daarnaast voorziet dit bestemmingsplan in meer flexibiliteit in woningtypologie en goot- en bouwhoogte. Daar waar nu specifiek is aangegeven waar 'aaneengebouwde', 'vrijstaande' of 'vrijstaande of twee-onder-een-kapwoningen' mogen worden gerealiseerd, wordt in het nieuwe plan de situering van de verschillende woningtypologieën vrijgelaten. Tot slot zal in het nieuwe bestemmingsplan overal dezelfde goot- en bouwhoogte worden gehanteerd.
De beoogde verruiming past niet binnen de regeling van het geldende bestemmingsplan 'De Welder, kern Haghorst' van de gemeente Hilvarenbeek. Om deze ontwikkeling toch juridisch-planologisch mogelijk te maken, is onderhavig bestemmingsplan opgesteld wat hierin voorziet.
In het noordoosten van de gemeente Hilvarenbeek ligt de kern Haghorst. Het gebied waar deze herziening betrekking op heeft is gelegen in het westen van Haghorst en in het westen van uitbreidingslocatie De Welder. Het gebied wordt in het oosten begrensd door de staat Pastoor van Poortenstraat, in het zuiden en westen door de Pastoor Jurriënstraat en in het noorden door de woningbouwpercelen aan de Pastoor Jilesenstraat.
De situering van het plangebied is weergegeven in figuur 1.
Figuur 1: indicatie begrenzing plangebied
De juridisch-planologische situatie van het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan 'De Welder, kern Haghorst', vastgesteld op 15 januari 2009. Op basis van dit bestemmingsplan zijn de randen bestemd als 'Verkeer'. Het grootste gedeelte van het plangebied is bestemd als 'Wonen' met de volgende specifieke aanduidingen:
Op basis van de bovenstaande bepalingen mogen binnen het plangebied maximaal 11 woningen worden gerealiseerd verdeeld over de volgende typologieën:
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in verruiming van de bouwmogelijkheden waarbij het maximaal aantal woningen wordt verhoogd naar 24, de woningtypologie wordt vrijgelaten en de goot- en bouwhoogte hetzelfde wordt, namelijk respectievelijk 6 en 9,5 meter.
Een fragment van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 2.
Figuur 2: Fragment geldend bestemmingsplan met plangebied rood omlijnd
In hoofdstuk 2 wordt het initiatief nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 schetst het relevante beleidskader voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten behandeld, waarbij tevens wordt verwezen naar de onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het oorspronkelijke bestemmingsplan 'De Welder, kern Haghorst'. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan. In hoofdstuk 6 worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de procedure.
Dit hoofdstuk beschrijft de huidige en gewenste situatie in het plangebied. De gewenste situatie is het uitgangspunt voor het goed te keuren bestemmingsplan en moet op een goede manier in de huidige situatie ingepast worden.
Het plangebied omvat een groen en open, braak liggend terrein (zie figuur 3). Het gebied is deels in gebruik als fietscrossbaan.
Figuur 3: foto bestaande situatie plangebied
Het plangebied maakt onderdeel uit van de uitbreidingswijk 'De Welder' aan de westzijde van Haghorst. Op figuur 4 is de ligging van het plangebied ten opzichte van uitbreidingslocatie 'De Welder' weergegeven.
Figuur 4: Ligging plangebied ten opzichte van De Welder en de kern Haghorst
Het stedenbouwkundige plan voor deze uitbreidingswijk voorziet in de realisatie van in totaal ongeveer 65 woningen. Circa 50 van die woningen zijn voorzien in fase 1 en zijn planologisch mogelijk gemaakt in het nu geldende bestemmingsplan. In figuur 5 is een afbeelding opgenomen van fase 1 van het uitbreidingsplan 'De Welder' met daarin het plangebied van onderhavig bestemmingsplan.
Figuur 5: Stedenbouwkundig plan De Welder met het plangebied rood omlijnd
Het bestemmingsplan 'De Welder, kern Haghorst' voorziet planologisch in de realisatie van in totaal 51 woningen (fase 1). Door de realisatie van woningen en afzonderlijke procedures zijn er op dit moment nog maximaal 50 woningen planologisch mogelijk. Daarvan zijn er in de periode van 2009 tot heden 21 woningen gerealiseerd of vergund. Binnen de geldende bestemmingsplanmogelijkheden is het dus nog mogelijk om 29 woningen te realiseren binnen het uitbreidingsplan. Binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan zijn maximaal 11 grondgebonden woningen toegestaan.
De eerste woningen binnen het uitbreidingsplan zijn in de periode van 2009 tot heden gerealiseerd aansluitend aan het bestaand bebouwd gebied van Haghorst. In het overige gebied blijkt de verkoop van de percelen te stagneren. Dit is te verklaren aan de hand van de economische crisis.
De bouwplannen voor De Welder zijn gemaakt in de periode voor de economische crisis en voorzag daarmee ook in veel vrije kavels. In de huidige tijd zijn vrije kavels voor jongeren en starters financieel niet haalbaar terwijl het voor de leefbaarheid en het behoud van het voorzieningenniveau in Haghorst belangrijk is juist die doelgroep aan zich te binden.
Als gevolg van vergrijzing staat het voorzieningenniveau in Haghorst onder druk. Het is dan ook noodzakelijk om het wonen in Haghorst ook voor jonge mensen aantrekkelijk te maken. De gemeente Hilvarenbeek wil met dit bestemmingsplan de bouwmogelijkheden verruimen om onder andere meer starterswoningen mogelijk te maken en de gewenste doelgroep te bedienen. Een flexibele bestemmingsregeling is hiervoor gewenst.
De verruiming en flexibilisering wordt gezocht in het open houden van de woningtypologie, het verhogen van het maximum aantal wooneenheden van 11 naar 24 en het gelijk trekken van de toegestane goot- en bouwhoogte naar respectievelijk 6 en 9,5 meter.
De verruiming van de bouwmogelijkheden dient naast het mogelijk maken van starterswoningen nog een ander doel. De huidige woningmarkt is namelijk instabiel. Hierdoor kan het zijn dat er op dit moment behoefte is aan starterswoningen maar dat er over enkele jaren meer vraag is naar vrije kavels. Om in te kunnen spelen op de actuele vraag voorziet dit bestemmingsplan om die reden in een flexibele regeling. Op basis van de regeling is het mogelijk dat het gebied wordt bebouwd met aaneengesloten woningen maar ook bestaat de mogelijkheid dat hier vrijstaande woningen worden gerealiseerd. Alle tussenliggende varianten zijn daarbij mogelijk en voor iedere variant gelden andere eisen ten aanzien van bijvoorbeeld parkeren en onderling aan te houden afstanden.
Met het verruimen van de mogelijkheden wordt beoogd meer potentiële doelgroepen aan te spreken en de verkoop van de kavels een nieuwe impuls te geven. Het bestemmingsplan voorziet dus in de noodzakelijke flexibiliteit waarmee het mogelijk wordt om naar behoefte te bouwen. Door meer woningen ter plaatse toe te staan, wordt het mogelijk kleinere percelen aan te bieden, zodat naast gezinswoningen, meergeneratiewoningen, twee-onder-een-kap woningen en vrijstaande woningen ook starterswoningen gerealiseerd kunnen worden.
Met de intensivering van 11 naar 24 woningen en flexibilisering van de bouwmogelijkheden wordt de mogelijkheid geschept om gerichter in te spelen op de marktvraag in Haghorst. Doordat onderhavig bestemmingsplan zo flexibel mogelijk is ingericht kan worden ingespeeld op actuele wijzigingen in die marktvraag. Het belang van het realiseren van voldoende passende woningbouw in Haghorst is daarmee nadrukkelijk gediend. Hiermee wordt de trend van het stagnerende en zelfs teruglopende inwoneraantal van Haghorst gekenterd. Dit is in het bijzonder van belang voor de continuïteit van de basisschool en het verenigingsleven.
Het plangebied is gelegen binnen het plangebied van uitbreidingslocatie De Welder. Ter plaatse van het plangebied waren zowel op basis van het stedenbouwkundige plan als het bestemmingsplan, maximaal 11 woningen voorzien. Door middel van onderhavige herziening wordt het maximaal aantal wooneenheden vergroot naar 24.
Figuur 6 geeft een voorbeeld weer van de invulling van het plangebied met 24 woningen. Benadrukt wordt dat dit een voorstel is en geen definitieve verkaveling. Onderhavig bestemmingsplan is juist flexibel van opzet en beoogd niet een bepaalde verkaveling bij voorbaat vast te leggen.
Figuur 6: Voorgestelde (niet definitieve) verkaveling plangebied
Met name aan de oostzijde van het plangebied neemt de bebouwingsdichtheid planologisch gezien toe. De grotere bebouwingsdichtheid is echter geen uitzondering in vergelijking met de dichtheden in de kern Haghorst en in de directe omgeving van Haghorst.
Verder sluiten de beoogde goot- en bouwhoogten aan op de hoogten zoals toegestaan in De Welder.
De herziening zorgt ervoor dat het plangebied ruimtelijk passend wordt gemaakt in relatie tot de omgeving en speelt in op de (toekomstige) actuele behoefte. Met de verruiming van de mogelijkheden wordt de situatie in de omgeving gecontinueerd en de verkoopbaarheid van de individuele percelen vergroot.
De beoogde functie sluit aan bij de huidige functie. Met het uitbreidingsplan De Welder is beoogd de kern Haghorst af te ronden. De woonfunctie is ook in dat kader nog steeds passend. Onderhavig bestemmingsplan voorziet uitsluitend in het aanpassen van de bouwregels.
De verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte is gebaseerd op CROW publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" uit 2012. De kencijfers uit deze publicatie worden gespecificeerd op basis van het type functie en de ligging van de functie. Er wordt uitgegaan van de maximale kencijfers van het CROW om zo een 'worst case' scenario door te rekenen.
De gehele gemeente Hilvarenbeek valt binnen de verstedelijkingsgraad "weinig stedelijk". Het plangebied is aan te merken als 'rest bebouwde kom'. Er wordt in de onderstaande berekeningen uitgegaan van de maximale kencijfers van het CROW.
Voor het aspect verkeer is het van belang dat wordt voorzien in een goede ontsluiting van het plangebied.
Het plangebied wordt op dit moment via de Pastoor Jurriënsstraat ontsloten op de Sint Josephstraat in het oosten en de straat Witven in het noorden. Vanuit die wegen vindt de verdere ontsluiting in de richting van de kern Haghorst en de overige kernen in Hilvarenbeek plaats. In noordelijke richting vindt regionale ontsluiting plaats via de Moergestelseweg naar de A58.
Voor het gebiedstype rest bebouwde kom bedraagt de verkeersgeneratie 7 tot 7,8 mvt per etmaal per woning (kencijfers gelden per weekdag). Omrekening naar werkdag vindt plaats op basis van omrekenfactor van 1,11.
De totale verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling (24 woningen) bedraagt maximaal 187 mvt/etmaal op een weekdag. Dat komt neer op 208 mvt/etmaal op een werkdag. Dit (geringe) aandeel extra verkeer wikkelt zich af over de Pastoor Jurriënsstraat en zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.
Voor onderhavige ontwikkeling geldt het gemeentelijk Parkeerbeleidsplan 2015-2020.
Aangezien de woningtyplogie door middel van dit bestemmingsplan niet wordt vastgelegd dient ten allen tijde rekening te worden gehouden met het parkeerbeleidsplan van de gemeente. In de regels van dit bestemmingsplan wordt ook verwezen naar de actuele versie van het gemeentelijk parkeerbeleid.
Voor aaneengebouwde- en hoekwoningen in de koopsector geldt een parkeernorm van minimaal 1,6 en maximaal 2,4 parkeerplaatsen (hierna: pp) per woning. Voor dergelijke woningen in de huursector geldt een parkeernorm van minimaal 1,2 en maximaal 2,0 pp per woning.
In de sector koopwoningen geldt verder voor twee-onder-een-kap woningen een parkeernorm van minimaal 1,8 en maximaal 2,6 pp per woning. Voor vrijstaande woningen geldt een norm van minimaal 1,9 pp en maximaal 2,7 pp per woning. Voor huurwoningen in de vrije sector geldt tot slot een parkeernorm van minimaal 1,6 pp en maximaal 2,4 pp per woning.
Onderhavig bestemmingsplan staat maximaal 24 woningen in het plangebied toe. Een dergelijke maximale invulling is weergegeven op figuur 6. Op basis van dat verkavelingsvoorstel is een zogenoemde "worst-case" berekening van de minimale parkeerbehoefte uitgevoerd.
Het verkavelingsvoorstel voorziet in 16 aaneengebouwde woningen (min. 25,6 pp), 1 paar twee-onder-een-kap woningen (min. 3,6 pp), 2 vrijstaande woningen (min. 3,8 pp) en 2 paar duplexwoningen (min. 6,4 pp). Dat komt neer op een minimale behoefte van 39,4 parkeerplaatsen. Dit aantal kan overigens lager uitvallen indien ook woningen in de huursector worden gerealiseerd.
De maximale parkeernorm zou neerkomen op 55,4 parkeerplaatsen.
Binnen het plangebied is voldoende ruimte om het benodigde aantal parkeerplaatsen te realiseren:
In totaal kunnen dus 39 parkeerplaatsen binnen het plangebied gerealiseerd worden. Daarmee wordt aan de minimale parkeernorm voldaan.
Binnen het gehele plangebied geldt bestemming 'Wonen'. Gezien de gewenste flexibiliteit wordt in de regels (in combinatie met de verbeelding) ruimte geboden voor de realisatie van de noodzakelijke parkeerplaatsen binnen de bestemming 'Wonen'. Deze parkeerplaatsen zullen naar alle waarschijnlijkheid gerealiseerd worden in zogenoemde (openbare) parkeerkoffers en langsparkeerplaatsen. Daarnaast worden er enekele parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd.
Het aspect verkeer en parkeren staat, ook gezien de flexibele regeling van dit bestemmingsplan, de ontwikkeling niet in de weg.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 14 nationale belangen zijn:
De ontwikkelingen binnen het plangebied raken geen van bovenstaande rijksbelangen. Het Rijksbeleid geeft hierdoor geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. Deze bestaat uit drie treden:
In de bestaande planologische situatie zijn binnen het plangebied momenteel 11 woningen toegestaan. Onderhavige herziening voorziet in de realisatie van maximaal 24 woningen binnen het plangebied. Planologisch gezien is het dus mogelijk dat er 13 woningen extra worden gerealiseerd. In dit geval is daarmee sprake van een stedelijke ontwikkeling aangezien het onderdeel is van een grotere woningbouwlocatie. Hierna gaan we in op de drie treden:
Ad a. De verruiming van het planologische regime is een direct gevolg van de actuele vraag naar goedkopere starterswoningen. Door de flexibele regeling is het echter ook mogelijk om in de toekomst indien nodig in te spelen op de dan actuele vraag naar woningbouw. Deze herziening is dus nadrukkelijk opgesteld om te kunnen inspelen op de actuele marktvraag.
In paragraaf 3.3.2 van deze toelichting wordt ingegaan op de woonvisie van de gemeente Hilvarenbeek. In die paragraaf wordt geconcludeerd dat het planvoornemen aansluit op het woningbouwprogramma en de woonvisie van de gemeente.
Ad b en c. De locatie is onder de naam 'De Welder' al eerder aangewezen als woningbouwlocatie. De woningbouw is ook planologisch mogelijk gemaakt door middel van het bestemmingsplan 'De Welder, kern Haghorst'. De keuze voor deze woningbouwlocatie is daarmee al eerder gemaakt en staat niet ter discussie. De ontsluitingsstructuur is reeds aangelegd.
Conclusie
Op basis van de doorlopen ladder voor duurzame verstedelijking kan geconcludeerd worden dat het planvoornemen, waarbij het planologisch regime wordt verruimd, voldoet aan de ladder en daarmee een vorm is van duurzame verstedelijking.
Toetsingskader
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) is vastgesteld door Provinciale Staten op 1 oktober 2010 en geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). Belangrijke beleidslijnen in de SVRO zijn het principe van concentratie van verstedelijking, zorgvuldig ruimtegebruik, verantwoord omgaan met de natuurlijke basis, het streven naar robuuste en aaneengeschakelde natuurgebieden. Sinds de vaststelling in 2010 hebben Provinciale Staten diverse besluiten genomen die een verandering brengen in de provinciale rol en sturing, of van provinciaal beleid. Deze besluiten zijn vertaald in de partiële herziening van de structuurvisie, zoals vastgesteld door Provinciale Staten op 7 februari 2014. Op onder andere de volgende onderdelen vindt bijsturing van het beleid plaats: transitie van stad en platteland, intrekken reconstructie- en gebiedsplannen, groenbeleid, samenhangend beleid voor de ondergrond en de transitie naar een zorgvuldige veehouderij. De, ongewijzigd, provinciale sturingsfilosofie is gebaseerd op vijf rollen: ontwikkelen, ordenen, beschermen, regionaal samenwerken en stimuleren. Twee rollen zijn met name van belang voor onderhavig plan: de ordenende en de beschermende rol.
De ordenende rol gaat uit van het behartigen van ruimtelijke belangen en keuzes. Deze zijn geordend in vier ruimtelijke structuren. De structuren geven een hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies. Maar ook waar functies worden uitgesloten of welke randvoorwaarden de provincie aan functies stelt. Binnen de structuren is ruimte voor regionaal maatwerk. De vier onderscheidende structuren zijn: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.
Het uitgangspunt van de beschermende rol is zorgvuldig ruimtegebruik. Bij ruimtelijke afwegingen betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. De provincie wil nieuw ruimtebeslag zoveel mogelijk voorkomen. Bij ontwikkelingen buiten bestaand bebouwd gebied wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een investering in het landschap om daarmee het verlies aan omgevingskwaliteit te beperken.
Figuur 5: Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
Beoordeling
Voor het plangebied binnen de kern Haghorst geldt met name het accent dat de provincie in het ruimtelijk beleid legt op zorgvuldig ruimtegebruik; de provincie wil de groei en de spreiding van het stedelijk ruimtebeslag afremmen. Voor de ‘kernen in het landelijke gebied’ waar de kern Haghorst onder valt en waartoe het plangebied grotendeels behoort, betekent dat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal staat. Dit houdt in dat het accent op inbreiden en herstructureren ligt. Het aansnijden van nieuwe ruimte voor verstedelijking is pas aan de orde, als gebleken is dat de bouwopgave voor wonen en werken niet binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd, ook niet in andere kernen of op andere bedrijventerreinen binnen de betreffende gemeente, wat betreft wonen, en binnen de betreffende landelijke regio, wat betreft werken. Als toch nieuw ruimtebeslag nodig is, kan dit alleen daar waar, gelet op de ruimtelijke kwaliteiten binnen dat gebied, verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden liggen. Ruimtelijke karakteristieken en kwaliteiten worden dus meer bepalend voor de wijze waarop de (economische) dynamiek in de landelijke regio’s haar plek krijgt. Dit heeft tot gevolg dat de bouwmogelijkheden per kern verschillen en dat niet iedere gemeente of iedere kern een nieuwe locatie kan ontwikkelen.
Een gedeelte van het plangebied is ook gelegen binnen het "Zoekgebied verstedelijking" waar, zolang nog geen verstedelijking heeft plaatsgevonden, het beleid zoals vertaald binnen "Gemengd landelijk gebied" geldt. Op basis van het stedenbouwkundige plan De Welder en het geldende bestemmingsplan is verstedelijking ter plaatse echter al mogelijk binnen de hier van kracht zijnde bestemming 'Wonen'. Daarmee is de keuze voor de woningbouwlocatie al eerder gemaakt en deze staat daarmee ook niet ter discussie. In het kader van deze herziening is het dan ook niet zinvol om nader op het beleid ten aanzien van het zoekgebied of het gemengd landelijk gebied in te gaan.
Onderhavige herziening voorziet in het mogelijk maken van maximaal 24 in plaats van maximaal 11 woningen, dus een intensivering van 13 woningen. Aangezien de locatie binnen (planologisch) bestaande stedelijk gebied ligt, wordt een nadrukkelijke bijdrage geleverd aan het principe van ‘zorgvuldig ruimtegebruik’. Zo vindt ten eerste een vorm van inbreiding plaats en ten tweede een vorm van intensivering van het ruimtegebruik. Hierdoor blijf het open buitengebied rondom Haghorst gevrijwaard van verstening.
Conclusie
Het voorliggende initiatief is passend binnen het ruimtelijke beleid van de provincie Noord-Brabant.
Algemeen
In de SVRO (zie paragraaf 3.2.1) zijn de hoofdlijnen van het provinciale beleid voor de komende periode aangegeven. Daarin is voor de doelen en ambities die bereikt moeten worden per onderwerp aangegeven welke instrumenten de provincie wil inzetten. In een aantal gevallen is gekozen voor het instrument 'planologische verordening', bekend als Verordening ruimte. Op 7 februari 2014 is de Verordening ruimte 2014 vastgesteld door Provinciale Staten. Deze stelt regels aan onder meer de bundeling van stedelijke ontwikkeling, natuurontwikkeling, de ontwikkeling van intensieve veehouderijen, waterberging, cultuurhistorie en het agrarisch gebied. De Verordening ruimte 2014 is in werking getreden op 19 maart 2014; een actualisatie van de Verordening ruimte 2014 is in werking getreden op 15 juli 2015.
De Verordening ruimte 2014 is opgebouwd volgens het principe van een bestemmingsplan. Dit houdt in dat er zowel 'gebiedsgerichte regels' zijn gesteld als 'algemene regels'. Bij de gebiedsgerichte regels is vervolgens een onderscheid gemaakt naar 'structuren' (basisregels) en 'aanduidingen' (aanvullende of afwijkende regels ten opzichte van de basisregels of andere aanduidingen). Tenslotte zijn er ook een aantal ‘procedurele bepalingen’. Aan de hand van deze systematiek wordt onderstaand het plan voor de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan de relevante onderdelen uit de Verordening ruimte 2014. Artikel 4.2 / 4.3: Stedelijke ontwikkeling en nieuwbouw van woningen
Toetsingskader
Het plangebied is gelegen binnen het "zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling". Ondanks het feit dat verstedelijking ter plaatse al is mogelijk gemaakt door middel van het bestemmingsplan 'De Welder, kern Haghorst' wordt hierna ingegaan op het geldende beleid ten aanzien van het zoekgebied.
Artikel 8.1 bepaalt dat bestemmingsplannen die zijn gelegen in het "zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling" kunnen voorzien in een stedelijke ontwikkeling. Een dergelijk bestemmingsplan strekt er dan toe dat:
Ad a. Het plangebied sluit aan op de kern Haghorst en op de uitbreidingswijk 'De Welder'. Daarmee wordt aan deze voorwaarde voldaan;
Ad b.: In 2009 is voor de uitbreidingswijk De Welder reeds een stedenbouwkundig plan gemaakt. Daarbij is aangetoond dat het totale plan rekening houdt met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de nabije omgeving. De intensivering van het plangebied door onderhavige herziening wijkt niet in belangrijke mate af van het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan. Daarmee is het plan passend in het gebied en de directe omgeving.
Aangezien het planvoornemen voldoet aan het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan, komt het zwaarste beschermingsregime te vervallen. Bovendien is ter plaatse geen sprake van Natuur Netwerk Brabant.
4.3 Nieuwbouw van woningen
Met het van toepassing zijn van artikel 8.1 is ook artikel 4.3 van toepassing verklaard:
De toelichting bij een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied dat voorziet in nieuwbouw van woningen bevat een verantwoording over de wijze waarop:
Onder harde plancapaciteit voor woningbouw als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan de capaciteit voor nieuw te bouwen woningen waarover een gemeente beschikt, die:
11 van de 24 woningen die met onderhavige herziening mogelijk worden gemaakt behoren tot de harde plancapaciteit zoals vastgelegd in het bestemmingsplan 'De Welder, kern Haghorst'. De maximaal 13 extra woningen vallen niet onder die harde plancapaciteit. Wel vallen deze woningen binnen de afspraken zoals gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg.
Beoordeling
Het voorliggende plangebied, waarin wordt voorzien in een stedelijke ontwikkeling, is
gelegen in het zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 8.1 en artikel 4.3 van de Verordening ruimte 2014.
Conclusie
Onderhavige herziening is passend binnen de regels voor het zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Het plan is opgenomen in de gemeentelijke woningbouwmatrix en derhalve passend binnen de regionale woningbouwafspraken.
Met de Structuurvisie Hilvarenbeek (2010) wil de gemeente regie voeren op de ontwikkelingen en processen die voor de toekomst van Hilvarenbeek van belang zijn. Ontwikkelingen die het goed wonen, leven en werken ondersteunen en verbeteren wil de gemeente kunnen faciliteren en stimuleren.
Met het ruimtelijk karakter worden de specifieke ruimtelijke eigenschappen van de dorpen en het buitengebied van de gemeente bedoeld. De manier waarop de dorpen van de gemeente zijn ontstaan, ligt opgesloten in de ondergrond. Op plaatsen waar de hogere zandgronden liggen zijn de dorpen ontstaan. De lager gelegen delen bleven onbebouwd. Ook het overig gebruik van het landschap is bepaald door de ondergrond.
De ontwikkeling van dorp en landschap is bepaald door het landschap en is hierdoor uniek. Dit is het ruimtelijk karakter.
Het ruimtelijk karakter ligt opgesloten in de ruimtelijke hoofdstructuur. In de structuurvisie is de hoofdstructuur van de verschillende dorpen en die van het landschap benoemd en weergegeven in verschillende kaartbeelden. Het kaartbeeld voor Haghorst is weergegeven op figuur 7.
Figuur 7: Kaartbeeld ruimtelijk karakter Haghorst
Haghorst is een zogenaamd ontginningsdorp. Een ontginningsdorp is een nederzettingsvorm, aan het eind van de 19e of het begin van de 20e eeuw ontstaan na de georganiseerde ontginning van woeste gronden als heide, bos en beeklanden. De ontginning vond plaats in de Hoge Haghorst en Lage Haghorst. Beide plaatsen samen realiseerden een ringvormige structuur. De ruimtelijke structuur lijkt hiermee op die van Esbeek. Met de aanleg van het kanaal en de sluis was op de Hoge Haghorst bij het sluizencomplex een kern ontstaan. Het gevolg was dat langs de Sint Josephstraat bebouwing werd gerealiseerd. Dit resulteerde in een ruimtelijk onderscheid tussen de Hoge Haghorst en Lage Haghorst. Hoge Haghorst werd hiermee een kern. Met de realisatie van het eerste woningbouwplan, Holle Reyt aan de oostzijde van de Sint Josephstraat en de toekomstige ontwikkeling van De Welder aan de westzijde is Haghorst verder uitgegroeid.
In Haghorst is op basis van de hierboven beschreven ontwikkeling een aantal zones te beschrijven. Het plangebied van onderhavige herziening is gelegen binnen "Haghorst Woongebied" en is aangewezen als woningbouwlocatie waarbij de woonwijk een relatie heeft met het omliggende landschap.
Haghorst woongebied
Aan de oostzijde van de Sint Josephstraat is het woongebied Holle Reyt gelegen. Dit woongebied heeft in tegenstelling tot de linten van Haghorst weinig visuele relatie met het omliggende landelijk gebied. Slechts op een paar plaatsen is nog zicht op het landelijk gebied. Aan de oostzijde van Haghorst wordt de nieuwe woonwijk “De Welder” gerealiseerd. De toetsingscriteria voor de Holle Reyt en De Welder zijn ten aanzien van woningbouw de volgende.
Ruimtelijk karakter
Figuur 8: Beleidsmatrix Structuurvisie Hilvarenbeek
Ad 1. Het planvoornemen sluit aan op de ruimtelijke structuur in de omgeving. De goot- en bouwhoogten zullen juist beter op de omgeving zijn afgestemd en de bouwmassa's zullen aansluiten bij de rest van het bebouwd gebied van Haghorst.
Ad 2. Het planvoornemen voorziet in het mogelijk maken van uitsluitend grondgebonden woningen.
Ad 3. De bestaande visuele relatie met het buitengebied blijft gerespecteerd ten opzichte van de bestaande (planologische) situatie. Onderhavige herziening betreft weliswaar een mogelijke intensivering van de bebouwing in het plangebied, de relatie met het buitengebied wordt hierdoor niet verstoord. De aan de westelijke zijde te realiseren woningen worden georiënteerd op het buitengebied. Er zullen tegen het buitengebied dus geen "achterkanten" worden gerealiseerd. Hierdoor blijft de relatie van het uitbreidingsgebied met het landelijke buitengebied optimaal. Dit sluit overigens ook aan op de gemeentelijke basisverantwoordelijkheid voor het ruimtelijk karakter.
Ad 4. De herziening betreft een ontwikkeling die de gemeente graag wil realiseren. Door de realisatie van de woningen wordt voorzien in de behoefte aan (starters)woningen waardoor de doorstroming binnen de kern Haghorst beter op gang komt en er weer mogelijkheden worden gecreëerd voor starters en jonge gezinnen om zich te vestigen in Haghorst. Daarmee sluit de herziening dus aan op het streven naar een woon- en woonomgevingskwaliteit met toekomstwaarde. Daarnaast wordt met het planvoornemen en in ruimere zin de realisatie van uitbreidingslocatie 'De Welder' aangesloten op het beleid op hoofdlijnen ten aanzien van het woningaanbod en de woonomgeving.
Wonen
Ad 1. N.v.t.
Ad 2. In paragraaf 3.3.2 wordt beargumenteerd aangegeven dat het planvoornemen voldoet aan het gesteld in de woonvisie.
Ad 3. Zie Ad 4. onder ruimtelijk karakter.
De woonvisie van de gemeente Hilvarenbeek is vastgesteld op 10 december 2009. De inhoud en strekking van deze woonvisie is de visie van de gemeenteraad betreffende de gewenste ontwikkelingen op het beleidsterrein wonen. De gemeenteraad geeft daarmee kaders aan voor de beleidsuitvoering op dit terrein. Kort samengevat worden de kernvragen beantwoord, zoals welk type woningen moeten in de sociale of vrije sector worden gebouwd voor welke doelgroepen, in welke aantallen en tegen welke prijs.
Op basis van de analyse in de woonvisie zijn voor het opstellen van een kwantitatief woningbouwprogramma de volgende kwalitatieve uitgangspunten gehanteerd:
Een woningbouwprogramma van 770 woningen in 20 jaren is gemiddeld 38 woningen per jaar. De genoemde woningproductie voor de periode 2010-2030 is beleidsmatig verantwoord.
Een woningbouwprogramma van 1.130 woningen in 20 jaren is gemiddeld 57 woningen per jaar. Ter vergelijking: in de periode 1997-2007 lag de gemiddelde jaarproductie ook op 57 woningen. De genoemde woningproductie voor de periode 2010-2030 is beleidsmatig ook verantwoord.
De gemeente Hilvarenbeek kiest voor het scenario Provincie als kaderstellend programma. Het programma zal naar beneden toe worden bijgesteld als de markt daar aanleiding toe geeft. Dat is het geval wanneer de maatschappelijke ontwikkeling een minder snelle afname van de gemiddelde woningbezetting laat zien. Bijstelling van het programma wordt afgestemd op de werkelijke ontwikkeling. Het scenario Trend vormt daarvoor de ondergrens.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid voor de realisatie van maximaal 24 woningen in plaats van maximaal 11 woningen, een intensivering dus van 13 woningen. Deze 13 extra woningen vallen binnen het woningbouwprogramma zoals hierboven weergegeven. Daarmee sluit het planvoornemen aan op de woonvisie van de gemeente Hilvarenbeek.
Op 26 juni 2013 heeft de gemeenteraad van Hilvarenbeek het Actieplan Wonen vastgesteld met als doel de woningbouw in de gemeente te stimuleren. Het actieplan brengt het woningbouwprogramma in beeld en toetst dit zowel kwantitatief als kwalitatief aan de opgave op het gebied van wonen in Hilvarenbeek op dit moment. Daarnaast gaat het actieplan in op stimuleringsmaatregelen die kunnen bijdragen aan het beter functioneren van de lokale woningmarkt.
In het actieplan worden de woningbouwopgave en het woningbouwprogramma met elkaar geconfronteerd. Het Actieplan bevat een aantal actiepunten om de woningbouwproductie beter te laten aansluiten op de behoefte en om de woningmarkt te stimuleren. De herijking van het programma is een van de actiepunten. Uit deze actie is naar voren gekomen, dat nog meer de nadruk op de doelgroepen goedkope huur- en koopwoningen voor de starters en een gevarieerd aanbod van huur- en koopwoningen voor senioren moet komen liggen.
Het planvoornemen is gericht op het mogelijk maken van maximaal 24 woningen, in eerste instantie ten behoeve van de doelgroep starters en sluit daarmee aan op het beleid van de gemeente.
Op 5 november 2015 heeft de gemeenteraad van Hilvarenbeek de Voortgangsnotitie Wonen 2015: Kiezen én Delen vastgesteld. Deze notitie geeft een beeld van de ontwikkelingen in de woningbouw in de gemeente Hilvarenbeek sinds de vaststelling van de Woonvisie in 2009 (paragraaf 3.3.2) en het Actieplan Wonen in 2013 (paragraaf 3.3.3). In deze notitie komen met betrekking tot het gebied van de volkshuisvesting de volgende vraagstukken aan de orde:
In de notitie wordt per kern de plancapaciteit onderverdeeld in harde bestemmingsplancapaciteit en zachte plancapaciteit. De harde plancapaciteit is gebaseerd op de mogelijkheid van woningbouw zoals die in de geldende bestemmingsplannen is vastgelegd. Waar dat aan de orde is, is per plan ook een onderverdeling van projecten gemaakt. Verder is aangegeven de locatie, de ontwikkelaar, het aantal en de stand van zaken. Niet alle gegevens in het overzicht zijn hard. Vooral over het soort woningen en de termijn van realisatie zijn niet altijd afspraken gemaakt. Deels is de informatie dus gebaseerd op inschattingen. De harde plannen zijn erg divers, soms recent, maar soms ook gestoeld op oude rechten of afspraken. Ze bevatten zowel uitbreidingslocaties, als inbreidingsprojecten en individuele bouwtitels.
Voor de kern Haghorst is in de notitie de harde plancapaciteit bepaald op 42 woningen. 26 woningen conform deze harde plancapaciteit zijn gelegen binnen onderhavig plangebied. Deze aantallen zijn ook afgestemd in het regionaal overleg. Onderhavig bestemmingsplan maakt maximaal 24 woningen mogelijk en past binnen de harde plancapaciteit zoals opgenomen in de notitie.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken en plaats van de projecten en de kenmerken van potentiële effecten.
De onderhavige ontwikkeling is qua aard en omvang zodanig dat de drempelwaarden In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. niet worden overschreden. Woningbouw maakt onderdeel van onderdeel D van de genoemde bijlage. Daarin wordt de drempelwaarde van meer dan 100 hectare genoemd en de realisatie van 2.000 woningen of meer in een aaneengesloten gebied. Het plangebied is veel kleiner en voorziet in maximaal 24 woningen. Daarmee valt het planvoornemen ruim beneden de drempelwaarde en is het niet noodzakelijk een passende beoordeling te maken.
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.
Het Bouwstoffenbesluit en het Besluit Bodemkwaliteit stellen verder regels hoe om te gaan met vrijkomende grond- en materiaalstromen en hoe deze toe te passen.
Bij het voorgenomen gebruik in het plangebied is geen sprake van een transformatie naar een bodemgevoeliger gebruik. De bestemming 'Wonen' wordt namelijk niet gewijzigd. Door eerder uitgevoerde bodemonderzoek is gebleken dat de kwaliteit van de bodem volstaat voor de realisatie van woningen. Hierdoor is onderzoek naar de bodemkwaliteit niet noodzakelijk. Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen zal wel een actueel (niet ouder dan 5 jaar) bodemonderzoek moeten worden overlegd.
Om die reden kan worden geconcludeerd dat vanuit de bodemkwaliteit geen belemmeringen zijn te verwachten voor de ontwikkeling.
Waterbeheer
De initiatiefnemers van een ruimtelijke ontwikkeling behoren in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen worden toegelaten die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap De Dommel, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij onderhavige procedure wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De eventuele opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Op Europees en landelijk niveau is het overkoepelende waterbeleid vastgelegd in de Kaderichtlijn Water, het Nationaal Waterplan en het Nationaal Bestuursakkoord Water. De doorvertaling van dit beleid is regionaal vastgelegd in het Provinciaal Waterplan en het Waterbeheersplan van het Waterschap. Daarnaast wordt op gemeentelijk niveau het waterbeleid vastgelegd in een waterplan of een (verbreed) rioleringsplan.
Regionaal waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan beschrijft het waterschap haar strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Ten opzichte van het eerder vastgestelde bestemmingsplan 'De Welder, kern Haghorst', is het waterbeheerplan geactualiseerd. Op dit moment is het Waterbeheerplan 2016 - 2021 van kracht. Dit plan is opgesteld in samenhang met het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Milieu en Waterplan (PMWP) en het Stroomgebiedsbeheerplan.
Bij ontwikkelingen blijft de voorkeursvolgorde van de drietrapsraket ‘vasthouden, bergen, afvoeren’ van toepassing waarbij het waterschap inmiddels kiest voor een mix van maatregelen waardoor het watersysteem efficiënter en praktischer kan worden ingericht.
Watertoets
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro ) bepaalt dat bij ruimtelijke plannen zoals deze rekening gehouden dient te worden met de waterhuishouding. Middels het uitvoeren van een Watertoets worden alle relevante zaken met betrekking tot de waterhuishouding afgestemd en besproken met de waterbeheerder(s). Voor beide fasen van de uitbreidingslocatie 'De Welder' met in totaal circa 65 woningen is reeds een watertoets uitgevoerd. Door het vergroten van het maximaal toegestane aantal woningen kan de woningdichtheid en daarmee ook het verhard oppervlak binnen het plangebied toenemen. Het planvoornemen dient dan ook opnieuw getoetst te worden aan het huidige beleidskader en normstellingen.
Huidige situatie
In de huidige situatie bestaat het plangebied uit grasland en is het geheel onverhard.
Ten behoeve van uitbreiding van de kernen Haghorst en Esbeek is in september 2001 door TAUW een ontwateringsplan opgesteld. Voor de resultaten van dat onderzoek wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'De Welder, kern Haghorst'.
Toekomstige situatie
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van maximaal 24 woningen. Ten opzichte van de geldende planologische situatie neemt het aantal woningen hierdoor met maximaal 13 toe. Binnen het plangebied worden geen nieuwe waterpartijen aangelegd, wel worden groenvoorzieningen gerealiseerd.
Om de noodzakelijke buffercapaciteit te bepalen wordt uitgegaan van dezelfde uitgangspunten die zijn gehanteerd bij het opstellen van het bestemmingsplan 'De Welder'. Destijds is uitgegaan van 100 m² extra verhard oppervlak per woning. Onderhavig bestemmingsplan maakt de realisatie van 13 extra woningen mogelijk waarvan 2 paar duplexwoningen die dus boven elkaar zijn gesitueerd. Voor het extra verhard oppervlak kan bij deze duplex woningen worden uitgegaan van 100 m² extra verhard oppervlak per 2 duplexwoningen. Het extra verhard oppervlak dat mogelijk wordt als gevolg van dit bestemmingsplan is dus 1.100 m². Het waterschap hanteert voor plannen die in het kader van de watertoets moeten worden voorgelegd weliswaar een minimale oppervlakte van 2.000 m², de gemeente Hilvarenbeek hanteert strengere normen. Voor elke toevoeging van verhard oppervlak dient aangegeven te worden wat de noodzakelijke buffercapaciteit moet zijn en hoe schoon hemelwater wordt afgekoppeld.
Om de benodigde compensatie te berekenen wordt conform het beleid van het waterschap uitgegaan van de volgende formule:
benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)
De gevoeligheidsfactor voor het plangebied is op basis van kaartmateriaal van waterschap De Dommel: 1. De formule luidt dan als volgt: 1.100 x 1 x 0,06 = 66 m³.
Het doel is zoveel mogelijk regenwater in het plangebied zelf te infiltreren. Hierbij wordt verwacht dat de kwaliteit van het afstromend regenwater van dak- en wegoppervlak voldoende is en daarom zonder aanvullende voorzieningen mag worden geïnfiltreerd. Bij de dimensionering van de infiltratievoorzieningen voor water van de straat wordt een overschrijdingsfrequentie van 1 keer in de 2 jaar gehanteerd. Infiltreren van dak- en wegoppervlak vindt plaats op openbaar terrein buiten het plangebied. De aanvullende retentie die nodig is om te kunnen voldoen aan de eisen van het waterschap, is namelijk reeds gerealiseerd in de vorm van een infiltratie- of vloeiveld in een openbare groenvoorziening die is gesitueerd ten zuidwesten van het plangebied. Dit veld is ingericht als speelterrein. De capaciteit van deze retentievoorziening is destijds onder andere berekend op basis van de 11 woningen die binnen het plangebied reeds voorzien waren. Dit aantal wordt nu dus aangevuld met maximaal 13 woningen waardoor een extra compensatie van 66 m³ volstaat.
De maximale afvoer uit het plangebied zal circa 6 l/s bedragen. Verwacht wordt dat er geen aanpassingen aan de watergangen nodig zijn om deze hoeveelheid te verwerken. In de toekomst zal het plangebied worden uitgebreid waardoor de landelijke afvoer zal toenemen.
Ondergrondse infiltratievoorzieningen worden gerealiseerd in de vorm van infiltratieriolering onder de aan het plangebied grenzende wegverharding. Het huishoudelijke afvalwater wordt door middel van vuilwater-riolering ingezameld en afgevoerd naar het bestaande gemengde stelsel van Haghorst.
Om de mogelijkheden voor infiltratie te verbeteren en om ook in natte perioden over voldoende ontwateringsdiepte te beschikken, dient aan onderstaande randvoorwaarden te worden voldaan:
Structuur watersysteem
Het huishoudelijke afvalwater wordt door middel van de dwa-riolering ingezameld en onder vrij verval afgevoerd naar het gemengde stelsel van Haghorst. Het regenwater wordt zoveel mogelijk in het gebied zelf geïnfiltreerd. Verwacht wordt dat de kwaliteit van het afstromend regenwater van dak- en wegoppervlak voldoende is en daarom zonder aanvullende voorzieningen mag worden geïnfiltreerd. Infiltreren van dak- en wegoppervlak vindt plaats op openbaar terrein.
Regenwatersysteem
Het infiltratieveld is reeds gerealiseerd in de centrale groene ruimte ten westen van het plangebied. Deze voorziening heeft een totale inhoud van 221 m³. Deze capaciteit is voldoende om ook het (extra) overtollige regenwater vanuit het plangebied op te kunnen vangen en om te kunnen voldoen aan het uitgangspunt dat de voorziening niet vaker dan 1 keer per 10 jaar overstort op het oppervlaktewater buiten het plangebied.
De gemeente dient vervuiling aan de bron te voorkomen door geen uitloogbare materialen te laten gebruiken, zoals bijvoorbeeld zink, lood of koper of bitumineuze dakbedekking waarbij teer of PAK's kunnen vrijkomen. Gecoate materialen kunnen wel worden toegepast.
Overleg met de waterbeheerder
Waterschap De Dommel heeft in het voortraject (22 oktober 2001) aangegeven te kunnen instemmen met het hiervoor aangehaalde infiltratieonderzoek en ontwateringsplan "Uitbreidingen Haghorst en Esbeek".
In overleg met Waterschap De Dommel is vastgesteld dat dimensionering op een bui met een herhalingstijd van 10 jaar toereikend is zodat maximaal 1 keer per 10 jaar de landelijke afvoer uit het gebied wordt overschreden. In verschillende berichten in 2006 en 2007 heeft het waterschap nogmaals bevestigd hiermee te kunnen instemmen.
Aangezien onderhavig bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om het plangebied enigszins te verdichten, is de ontwikkeling nogmaals voorgelegd aan het Waterschap. Per mail d.d. 8 augustus 2017 heeft waterschap De Dommel aangegeven zich te kunnen vinden in deze waterparagraaf.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze toelichting gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woongebieden, gemengde gebieden en rustige buitengebieden.
Het plangebied is te kenmerken als een rustige woonwijk. De kern Haghorst ligt in een voornamelijk agrarische omgeving. In het kader van bedrijven en milieuzonering is het dan ook van belang in te zoomen op de in de nabijheid van de kern en het plangebied gelegen agrarische bedrijven.
Door de milieudienst van de SRE is in het kader van het bestemmingsplan 'De Welder, kern Haghorst' onderzoek gedaan naar het aspect geurhinder in relatie tot het plan de Welder. Het plangebied van De Welder ligt binnen een extensiveringsgebied en moet na bebouwing worden beschouwd als bebouwde kom. Voor het bepalen van geurcontouren zijn twee veehouderijen relevant: Emmerseweg 24 en Sint Josephstraat 23. De veehouderijen aan de Wilhelminadijk 3 en de Emmerseweg 27a zijn inmiddels gesaneerd.
Het rapport concludeert dat bij realisatie van de woningen binnen De Welder de belangen van omliggende veehouderijen niet wordt geschaad. Voor wat betreft het leefklimaat is de voorgrondbelasting, de ligging van vaste afstandcontouren en de achtergrondbelasting beoordeeld. Het leefklimaat ten gevolge van de voorgrondbelasting kan als goed worden beoordeeld. Van vaste afstandscontouren is alleen sprake nabij de Witvenstraat. Hierbinnen mogen geen woningen worden gebouwd. De huidige achtergrondbelasting zorgt voor een (redelijk) goed woon- en leefklimaat. De toekomstige achtergrondbelasting komt overeen met een redelijk goed woon- en leefklimaat.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van geurgevoelige objecten binnen de vaste afstandcontour van (intensieve) veehouderijen. Geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan de belangen van omliggende veehouderijen niet schaadt en een afdoende woon- en leefklimaat waarborgt.
Tevens kan worden gesteld dat de geprojecteerde woningen buiten de hindercirkel liggen van de betoncentrale Roozen-van Hoppe aan de Wilhelminadijk.
Het toekomstige woon- en leefmilieu kan als aanvaardbaar worden beoordeeld. De geprojecteerde woningen vormen hiermee eveneens geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de genoemde bedrijven.
De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal. Binnen de geluidszone van een gezoneerde (spoor)weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wgh is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk) of het type spoor.
Als een bestemmingsplan betrekking heeft op de zone van een bestaande of nog aan te leggen weg, dan dienen de in de Wet geluidhinder opgenomen normen in acht te worden genomen. In voorliggende situatie zijn de woningen gelegen in de zone van de Witvenstraat (60 km/u). Wegen waarbij een maximumsnelheid van 30 km/u geldt, hebben geen onderzoekszone. Dit geldt voor de overige wegen nabij het plangebied. In verband met een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat binnen woningen een acceptabel geluidsniveau is of kan worden gemaakt. Conform jurisprudentie is voor de bepaling van de binnenwaarde voor het bouwbesluit en voor de toetsing aan de Wgh voor een goede ruimtelijke ordening akoestisch onderzoek wenselijk voor relevante 30 km/u wegen. Nabij het plangebied heeft met name de Sint Josephstraat een relatief hoge verkeersintensiteit.
Toetsing aan de Wet geluidhinder
Witvenstraat
De Witvenstraat is een gezoneerde weg met een maximum snelheid van 60 km/u. De woningen in het plangebied zijn gelegen binnen de geluidzone van deze weg, op meer dan 100 meter afstand. De verkeersintensiteiten (tellingen uit 2017) zijn aangeleverd door de gemeente Hilvarenbeek. Deze intensiteiten zijn met een autonome groei van 1% per jaar doorberekend naar de planhorizon van 2028. In een worst case-scenario is de intensiteit opgehoogd met 100 mvt/etmaal van de verkeersgeneratie uit het plangebied. De totale weekdagintensiteit bedraagt hierdoor 300 mvt/etmaal voor het jaar 2028.
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens de Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. Gerekend is op basis van een vrije veld situatie, volledige verhardingsbreedte en een afstand van 100 meter tussen bron en ontvanger. Deze worst-case berekening leidt tot een maximale geluidbelasting van 37 dB op het plangebied, inclusief correctie artikel 110g. De rekenresultaten zijn opgenomen in bijlage 1. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden, hierdoor is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Sint Josephstraat
Ten behoeve van het bestemmingsplan 'De Welder, kern Haghorst' is in juni 2007 een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting vanaf de Sint Josephstraat. De resultaten van dat onderzoek worden hieronder weergegeven.
Uit de berekening van de ligging van de 48 dB-contour, vrije-veldsituatie, van de Sint Josephstraat blijkt alleen de eerstelijns bebouwing langs de Sint Josephstraat binnen deze contour te liggen. De overige woningen liggen buiten deze contour, op deze woningen zal de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet worden overschreden.
Uit de berekening van de gevelbelasting blijkt dat de hoogste gevelbelasting, inclusief correctie artikel 110g en afronding voor de Sint Josephstraat 54 dB bedraagt. Deze waarde wordt gevonden bij de eerstelijns bebouwing (Sint Josephstraat 14). Omdat in de Sint Josephstraat de maximumsnelheid is bepaald op 30 kilometer per uur, is geen hogere grenswaarde aangevraagd. De maximaal toelaatbare gevelbelasting is voor nieuw te bouwen woningen langs een bestaande weg in stedelijke gebied 63 dB. De optredende gevelbelastingen zijn hiermee lager dan de maximaal toelaatbare gevelbelasting. Ter plaatse van de wegen rondom het plangebied geldt ook het 30-km/uur regime. De verkeersintensiteiten op deze wegen is ook veel lager dan op de Sint Josephstraat. Vanuit het akoestisch oogpunt kan worden gesteld dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Toetsing aan het bouwbesluit
Wel dient op grond van het Bouwbesluit een akoestische binnenwaarde van 33 dB gegarandeerd te worden. Voor de akoestische binnenwaarde mag artikel 110g van de Wgh (een aftrek van 5 dB) niet worden toegepast. Mogelijk moeten voor de woningen met een hogere gevelbelasting dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB aanvullende isolerende voorzieningen worden getroffen om een akoestische binnenwaarde van 33 dB te halen.
De hoogste gevelbelasting, inclusief correctie artikel 110g en afronding, op de eerstelijns bebouwing bedraagt 54 dB. De hoogste gevelbelasting, exclusief correctie artikel 110g, bedraagt daardoor 59 dB. Om de binnenwaarde te halen dient ter plaatse van de eerstelijns bebouwing een minimale geluidsisolatie van (59-33=) 26 dB worden bereikt. Ter plaatse van de beoogde woningen binnen onderhavig plangebied is de geluidbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai op de Sint Josephstraat veel lager. Desalniettemin zullen de woningen worden voorzien van de noodzakelijke geluidisolatie. Ter indicatie: een standaard spouwmuur bezit een minimale geluidsisolatie van 20 dB volgens het Bouwbesluit.
Wet Milieubeheer
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, artikel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2-jaargemiddelde) en fijn stof (PM10-jaar- en daggemiddelde) van belang.
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de
concentratie in de buitenlucht.
NIBM
In dit Besluit 'niet in betekenende mate' is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Onderzoek Wet Milieubeheer
Ter bepaling van de luchtkwaliteit ter plaatse is in het kader van het bestemmingsplan 'De Welder, kern Haghorst' d.d. 15 mei 2007 een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Er zijn concentratieberekeningen uitgevoerd naar de invloed van het wegverkeer op de luchtkwaliteit ter plaatse. Er kan geconcludeerd dat in 2008, 2010 en 2018 ruim wordt voldaan aan alle grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide(SO2), koolmonoxide (CO) en lood (Pb).
Geconcludeerd kan worden dat het voorgenomen initiatief voldoet aan de eisen gesteld in het Besluit luchtkwaliteit 2005.
Aangezien de luchtkwaliteit op de ontwikkelingslocatie voldoet aan de gestelde grenswaarden, kan tevens worden geconcludeerd dat het aspect 'luchtkwaliteit' in deze situatie geen belemmering vormt voor een goede ruimtelijke ordening in het kader van de Wet ruimtelijke ordening.
Onderzoek NIBM
De ontwikkeling maakt de realisatie van maximaal 24 woningen mogelijk. Deze ontwikkeling is dusdanig kleinschalig dat dit ten opzichte van de huidige situatie voor een beperkte verkeersaantrekkende werking zorgt. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het besluit NIBM van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet belemmert. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
Erfgoedwet
Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Besluit ruimtelijke ordening
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.
Archeologiebeleid Gemeente Hilvarenbeek
Op basis van de huidige wetgeving zijn de gemeenten in Nederland verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch bodemarchief. Omdat ruimtelijke ingrepen gevolgen kunnen hebben voor dit bodemarchief, moeten gemeenten bij de besluitvorming archeologie als volwaardige factor meenemen in de belangenafweging. Om dit op een verantwoorde en transparante wijze te kunnen doen is gemeentelijk archeologiebeleid wenselijk.
Het Archeologiebeleid van de gemeente Hilvarenbeek is vastgesteld d.d. 27 september 2012. Een belangrijk onderdeel hiervan vormt de gemeentelijke archeologische beleidskaart, die wordt gebruikt als basis voor het bestemmingsplan. De gemeentelijke beleidskaart is gebaseerd op gedetailleerde kennis van de lokale landschapsontwikkeling, cultuurhistorie en het bodemarchief. Deze kennis komt tot uiting in vijf periode-specifieke archeologische verwachtingskaarten die tonen op welke locaties archeologische resten uit bepaalde perioden kunnen worden verwacht. Op de beleidskaart worden de verschillende verwachtingen vertaald naar verwachtingszones en gekoppeld aan concrete vrijstellingsgrenzen. Bodemverstorende werkzaamheden die deze grenzen niet overschrijden, worden op voorhand vrijgesteld van de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek. Door middel van het hanteren van verschillende vrijstellingsgrenzen wordt binnen de gehele gemeente gezocht naar een goede balans tussen de verwachte aanwezigheid van archeologische resten en de voorwaarden die worden verbonden aan bodemverstorende activiteiten. Het archeologisch kaartbeeld is echter niet statisch. In de loop der tijd zal de kennis over het bodemarchief toenemen. De vrijstellingszones in het onderhavige bestemmingsplan zijn dan ook geen exacte weergave van de vastgestelde beleidskaart, zie figuur 9.
Figuur 9 geeft een weergave van de Archeologische beleidskaart en indicatieve ligging van het plangebied. Conform die archeologische beleidskaart is het plangebied gedeeltelijk gelegen in een gebied met een "hoge archeologische verwachting" en gedeeltelijk in een gebied waar reeds onderzoek heeft plaatsgevonden en waar geen archeologische waarden zijn aangetroffen.
Figuur 9: Fragment Archeologische beleidskaart met de indicatieve ligging van het plangebied
Legenda Archeologische beleidskaart
Het plangebied bevindt zich gedeeltelijk dus in een zone waar, volgens de gemeentelijk archeologische verwachtingskaart, een hoge archeologische verwachting geldt. Deze verwachting heeft binnen de gemeente Hilvarenbeek betrekking op gebieden waar uitsluitend een hoge verwachting geldt voor vindplaatsen van jager-verzamelaars. Aangezien deze vindplaatsen zich veelal direct aan het oppervlak bevinden, blijken ze in de praktijk relatief vaak te zijn verstoord. Dit is met name het geval in de bebouwde gebieden en de gebieden die regelmatig zijn geploegd (akkers en weilanden). De gemeente Hilvarenbeek wil deze (vaak reeds verstoorde) gebieden dan ook vaker vrijstellen van archeologisch onderzoek.
In februari 2005 is ter plaatse van het plangebied (in het kader van het bestemmingsplan 'De Welder, kern Haghorst') een Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd. Op basis van dit booronderzoek kan worden gesteld dat het bodemprofiel ter plaatse van het plangebied in meer of mindere mate verstoord is. Tijdens de uitvoering van het onderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt aanvullend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht. In het advies van 13 mei 2005 wordt dit advies onderschreven door de provinciaal archeoloog.
Er wordt in het archeologisch onderzoek geconcludeerd dat het aspect archeologie de uitvoering van de ontwikkeling niet belemmert.
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Hiertoe dient middels bestudering van kaarten bepaald te worden of binnen (de invloedsfeer van het plangebied) Rijksmonumenten (historische gebouwen, sluizen, tuinbeelden en grafstenen), Archeologische Rijksmonumenten, Werelderfgoederen en beschermde stads- en dorpsgezichten aanwezig zijn. Ook het voorkomen van gebieden met landschappelijke waarden en beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, Wetlands, Beschermde Natuurmonumenten, Nationale Parken, Nationale Landschappen en de Ecologische Hoofdstructuur) dient bepaald te worden.
In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen cultuurhistorische objecten of te behouden structuren aanwezig.
De verruiming van de bouwmogelijkheden heeft derhalve geen negatieve invloed op eventuele cultuurhistorische waarden. Het aspect 'cultuurhistorie' staat, met in achtneming van bovengenoemde maatregelen, de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
In het kader van bestemmingsplan 'De Welder, kern Haghorst' is het aspect Flora en fauna reeds onderzocht en wordt het volgende geconcludeerd.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt tegen het stedelijk gebied op ruime afstand van natuurgebieden. De verruiming van de bouwmogelijkheden in het plangebied heeft geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen. De toetsing betreft dus alleen soortenbescherming in het kader van de Flora- en Faunawet.
Soortbescherming
In onderhavig plangebied is geen opgaande begroeiing, solitaire bomen of gebouwen aanwezig. Het plangebied bestaat volledig uit grasland. Dit grasland wordt regelmatig gecultiveerd waardoor het voor beschermde soorten niet mogelijk is hier te groeien.
Het plangebied is als vaste verblijfplaats wel geschikt voor een aantal soorten. De meeste van de in het plangebied aanwezige beschermde soorten zijn soorten die algemeen voorkomen (egel, huisspitsmuis, bosmuis, gewone bosspitsmuis, tweekleurige bosspitsmuis, ondergrondse woelmuis, rosse woelmuis, veldmuis, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander). Aantasting van vaste rust- en verblijfsplaatsen van deze soorten als gevolg van ruimtelijke ingrepen is mogelijk via een algemene vrijstelling. Dit houdt in dat er geen procedurele consequenties zijn.
Voor het plangebied dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van vogels. Werkzaamheden dienen buiten het kwetsbare broedseizoen van vogels (half maart tot en met half augustus) te worden uitgevoerd.
Het beschermingsregime en de noodzakelijke maatregelen worden uitvoerbaar geacht. Hierdoor staat het aspect ecologie, met inachtneming van deze maatregelen, de ontwikkeling niet in de weg.
Voor planologisch relevante kabels en leidingen geldt in het algemeen een belemmeringenzone waarmee in de ontwikkeling van een plangebied rekening moet worden gehouden.
In het plangebied en in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen hogedruk aardgasleidingen, rioolwatertransportleidingen, drinkwatertransportleidingen, of hoogspanningsleidingtracé. Planologische relevante kabels en leidingen vormen daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.
In of nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. De ontwikkeling wordt dan ook niet belemmerd door dit aspect.
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
Ten aanzien van deze aspecten moeten de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Risicorelevante inrichtingen
Relevant is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een ruimtelijke onderbouwing of bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen
Relevant is de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RVGS) en in de toekomst ook het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV). Op basis van de circulaire RVGS geldt het volgende:
Vooruitlopend op het BTEV zijn in de circulaire RVGS veiligheidsafstanden opgenomen uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water1. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Aan de hand van de Basisnetten wordt al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Buisleidingen
Relevant is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Aangezien een gedeelte van Hilvarenbeek in het invloedsgebied ligt van één of meerdere Brzo bedrijven en/of van een spoorlijn, autoweg of buisleiding, heeft de sector risicobeheersing van de Brandweer Midden- en West-Brabant een standaardadvies op voor ruimtelijke ontwikkelingen aan de gemeente toegestuurd. Dit advies kan gebruikt worden voor de verantwoording van het groepsrisico en is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting.
Waneer precies gebruik gemaakt kan worden van het standaard advies of wanneer de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant moet worden geraadpleegd, is afhankelijk van de afstand van het plangebied tot eventueel aanwezige risicobronnen. Het standaard advies is van toepassing bij:
Op basis van de risicokaart (zie figuur 10) blijkt dat binnen een zone van 750 meter geen niet categoriale Bevi inrichting aanwezig is. De enige relevante risicobron is gelegen op een afstand van ruim 200 meter. Dit betreft een buisleiding van defensie waarvoor een risicoafstand van 0 meter moet worden aangehouden.
Onderhavig bestemmingsplan kan bovendien ingedeeld worden in de categorie "klein". Geconcludeerd kan worden dat het standaardadvies 2017 voor deze ontwikkeling van toepassing is. Dit advies zal dan ook in acht worden genomen bij de ontwikkeling van het plangebied.
Figuur 10: Uitsnede risicokaart
Risicorelevante inrichtingen
Uit de risicokaart voor Nederland blijkt dat in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Er zijn geen (spoor)wegen in de omgeving van het plangebied die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook over het Wilhelminakanaal ten noorden van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.
Buisleidingen
In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ten noorden van het plangebied, op een afstand van ongeveer 200 meter is wel een buisleiding van defensie gelegen. Deze buisleiding kent echter een risicocontour (PR 10-6) van 0 meter vanaf het hart van de leiding. Gezien de afstand tot het plangebied vormt deze buisleiding derhalve geen belemmering voor de woningen binnen het plangebied.
Er zijn geen risicobronnen aanwezig die een belemmering zouden kunnen vormen voor onderhavige herziening.
In het voorgaande hoofdstuk zijn de uitgangspunten van dit bestemmingsplan geformuleerd. In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
Bestemming 'Wonen', artikel 3
In dit bestemmingsplan is bewust gekozen voor een flexibele regeling omdat de concrete invulling van het plangebied nog niet vast staat. De huidige woningmarkt is instabiel. Hierdoor kan het zijn dat er op dit moment behoefte is aan starterswoningen maar dat er over enkele jaren meer vraag is naar vrije kavels. Om in te kunnen spelen op de actuele vraag is derhalve een flexibele regeling opgesteld. Op basis van de regeling is het mogelijk dat het gebied wordt bebouwd met aaneengesloten woningen maar ook bestaat de mogelijkheid dat hier vrijstaande woningen worden gerealiseerd. Alle tussenliggende varianten zijn daarbij mogelijk en voor iedere variant gelden andere eisen ten aanzien van bijvoorbeeld parkeren en onderling aan te houden afstanden. Daarbij moet het dus in ieder geval ook mogelijk zijn om parkeren binnen de bestemming op te lossen.
Het gehele bestemmingsplangebied is bestemd als 'Wonen'. Binnen deze bestemming is de realisatie van woningen met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, eventuele aan huis verbonden beroepen, paden en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding toegestaan. Zoals aangegeven zullen tevens verkeers- en parkeervoorzieningen worden toegestaan.
Om de gewenste starterswoningen mogelijk te maken is het aantal woningen binnen het bouwvlak gemaximeerd op 24 wooneenheden. De oorspronkelijk bedoelde woningen (o.a. vrije kavels) zijn echter op basis van de regeling echter ook mogelijk. Daarnaast wordt de maximale goothoogte vastgelegd op 6 meter en de maximale bouwhoogte op 9,5 meter. Daarmee wordt aangesloten op de goot- en bouwhoogten in de omgeving van het plangebied.
Voor de overige regelingen ten aanzien van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde is in verband met rechtsgelijkheid aansluiting gezocht bij de regeling die geldt voor de omliggende woningen.
Het bestemmingsplan zal conform de wettelijke vereisten kenbaar worden gemaakt. Naar aanleiding
van eventueel ingekomen zienswijzen op het bestemmingsplan, vindt een heroverweging op deze
onderdelen plaats en kan besloten worden dit bestemmingsplan op een aantal punten te wijzigen of
niet vast te stellen.
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat de geplande ontwikkeling maatschappelijk draagvlak heeft en dat de procedures op een goede manier worden doorlopen.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een ruimtelijke ontwikkeling. Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De kosten verbonden aan het opstellen en uitvoeren van voorliggend bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente Hilvarenbeek. De kosten en baten van de realisering van de toekomstige woonwijk zijn in evenwicht.
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
De grond is in eigendom van de gemeente, maar de uitvoering van de beoogde ontwikkeling wordt gedaan door een ontwikkelaar. De gemeente heeft afspraken gemaakt met marktpartijen met betrekking tot de realisatie van de woningen. De gemeente zal de (plan)kosten rechtstreeks verhalen door de grondopbrengst bij verkoop van de grond aan de belegger danwel particuliere kopers. Daarmee is het kostenverhaal anderzins verzekerd.
De bestemmingsplanprocedure conform de Wro wordt beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. In de Wro zijn hierop nog enkele wijzigingen beschreven. Samengevat is de
bestemmingsplanprocedure als volgt:
Is één van bovenstaande twee gevallen aan de orde, dan mag het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan pas bekend zijn gemaakt nadat zes weken zijn verstreken. Wanneer er geen beroep wordt ingesteld, dan treedt het bestemmingsplan in werking en wordt het bestemmingsplan onherroepelijk. voorziening dan wordt het bestemmingsplan geschorst en treedt niet in werking.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 2 november 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn geen zienswijzen ingediend. Het bestemmingsplan kan dan ook ongewijzigd worden vastgesteld.
Het bestemmingsplan is op 22 februari 2018 door de gemeenteraad vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.