6.1 Algemeen
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
-
a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
-
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
-
c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
-
d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
-
e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
-
f. de ruimte tussen bouwwerken.
6.2 Overschrijding van bouwgrenzen en gevellijnen
Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, en gevellijnen mogen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, uitsluitend worden overschreden door tot hoofdgebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits:
-
a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter, met dien verstande dat de diepte van een erker maximaal 1,10 meter mag bedragen;
-
b. de goot- en bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 meter, met een maximum van 3 meter;
-
c. de breedte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw, met dien verstande dat:
-
1. een erker voor de gevellijn niet buiten de zijgevel mag uitsteken;
-
2. de afstand van een erker aan de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter dient te bedragen;
-
3. een erker aan de zijgevel ten minste 3 meter achter de gevellijn dient te liggen;
-
4. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter.