Inhoud
Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3
Artikel 1 Begrippen 3
Artikel 2 Wijze van meten 7
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 9
Artikel 3 Agrarisch 9
Artikel 4 Wonen 12
Hoofdstuk 3 Algemene regels 15
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel 15
Artikel 6 Algemene bouwregels 15
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels 16
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 17
Artikel 8 Overgangsrecht 17
Artikel 9 Slotregel 18
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan 'Kleine Voort 3' van de gemeente Hilvarenbeek.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0798.BPKleinevoort3-VA01 met de bijbehorende regels.
aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
agrarisch bedrijf:
een al dan niet grondgebonden bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met dien verstande dat de verkoop in het klein als niet-zelfstandig onderdeel van het agrarisch bedrijf geacht wordt tot de agrarische bedrijfsvoering te behoren, mits deze verkoop beperkt blijft tot in het bedrijf geproduceerde goederen.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
extensieve dagrecreatie:
die vormen van openluchtrecreatie waarbij in het algemeen het verlangen naar rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
glastuinbouw(bedrijf):
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend plaatsvindt in permanente kassen of tunnels met een hoogte van 1.5 m of meer.
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.
kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75º.
landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneem-bare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.
water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de duurzame uitoefening van het agrarisch bedrijf, met de daarbij behorende voorzieningen;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden;
extensieve dagrecreatie;
hobbymatig gebruik van een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak';
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de tot 'Agrarisch' bestemde gronden zijn uitsluitend toegestaan:
terreinafscheidingen ten dienste van het agrarisch bedrijf, met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
paardenbakken met bijbehorende hekwerken, met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak'.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
een gebruik voor de nieuwvestiging van en de omschakeling naar de glastuinbouw;
een gebruik voor woondoeleinden;
een gebruik als staanplaats voor onderkomens, c.q. voor kamperen;
een gebruik als lig- en/of speelweide;
een gebruik als volkstuin;
een gebruik als wedstrijd- of sportterrein en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
een gebruik voor militaire doeleinden;
het gebruik van een paardenbak anders dan voor uitsluitend hobbymatig gebruik;
het gebruik maken van geluidinstallaties of lichtmasten bij een paardenbak.
3.3.1 Landschappelijke inpassing
De gronden mogen uitsluitend overeenkomstig de bestemmingsomschrijving worden gebruikt, indien de landschappelijke inpassing, conform het erfinrichtingsplan zoals opgenomen als bijlage 1 bij deze regels, is gerealiseerd.
3.3.2 Strijdig gebruik
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
een gebruik voor de nieuwvestiging van en de omschakeling naar de glastuinbouw;
een gebruik voor woondoeleinden;
een gebruik als staanplaats voor onderkomens, c.q. voor kamperen;
een gebruik als lig- en/of speelweide;
een gebruik als volkstuin;
een gebruik als wedstrijd- of sportterrein en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
een gebruik voor militaire doeleinden;
het gebruik van een paardenbak anders dan voor uitsluitend hobbymatig gebruik;
het gebruik maken van geluidinstallaties of lichtmasten bij een paardenbak;
gebruik van de gronden conform de bestemmingsomschrijving, voordat het erfinrichtingsplan zoals opgenomen als bijlage 1 bij deze regels, is gerealiseerd.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
3.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden te doen of te laten uitvoeren:
het aanleggen of verharden van paden en (bedrijfs)wegen;
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 200 m²;
het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.
3.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de betrokken gronden en/of geschieden in het kader van de bestendige agrarische bedrijfsvoering;
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds omgevingsvergunning was verleend.
3.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien het behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden niet in onevenredige mate worden aangetast.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen in de vorm van een vrijstaande woning met bijgebouwen en bijbehorende voorzieningen;
aan huis verbonden beroepen;
erven en tuinen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 4.1 omschreven bestemmingsomschrijving en met inachtneming van deze bouwregels.
4.2.2 Hoofdgebouw
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd.
De inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
Het hoofdgebouw dient voorzien te zijn van een kap met een dakhelling van niet minder dan 20º en niet meer dan 55º.
De goothoogte van het hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 2,2 meter en niet meer bedragen dan 4,5 meter.
De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer dan 8 meter bedragen.
4.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen evenals overkappingen gelden de volgende bepalingen:
De oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.
Naast de onder a toegestane oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is tevens één carport toegestaan, met een oppervlakte van niet meer dan 25 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 2,75 meter.
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen tenminste gesitueerd te worden achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan.
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 40 meter.
De afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen.
Vrijstaande bijgebouwen dienen voorzien te zijn van een kap met een dakhelling van minimaal 20º.
De goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 2,75 meter.
De bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 6 meter.
De diepte van aan- en uitbouwen en overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag ten hoogste 4 meter bedragen.
4.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen en de verticale diepte (ondergonds) mag niet meer dan 4 m bedragen, met uitzondering van:
terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 meter;
pergola's, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.
4.2.5 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Ondergronds bouwen is toegestaan tot een diepte van 3,5 meter onder peil.
Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder het hoofdgebouw en direct aansluitend daaraan, tot maximaal 5 meter buiten het hoofdgebouw.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Landschappelijke inpassing
De gronden mogen uitsluitend overeenkomstig de bestemmingsomschrijving worden gebruikt, indien de landschappelijke inpassing, conform het erfinrichtingsplan zoals opgenomen als bijlage 1 bij deze regels, is gerealiseerd.
4.3.2 Strijdig gebruik
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
een gebruik van gronden als stort en/of afvalplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
een gebruik van de gronden voor detailhandel;
een gebruik van de gronden voor een seks- of pornobedrijf;
een gebruik van bijgebouwen ten behoeve van een afhankelijke of zelfstandige woonruimte.
gebruik van de gronden conform de bestemmingsomschrijving, voordat het erfinrichtingsplan zoals opgenomen als bijlage 1 bij deze regels, is gerealiseerd.
4.3.3 Aan huis verbonden beroep of bedrijf
Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Maximaal 25% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
Omgevingsvergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan.
Er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden.
Het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
De aard en de activiteiten niet leiden tot een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 4.3.2 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen als afhankelijke woonruimte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het betreft een (vrijstaand) bijgebouw behorende bij een woning.
Een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg.
Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden.
De afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale bebouwde oppervlakte van 80 m².
Het bijgebouw vormt een onlosmakelijk geheel met de woning van waaruit de mantelzorg wordt verleend.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning zowel op naam van de mantelzorgverlener als de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hier schriftelijk melding wordt gemaakt bij het bevoegd gezag en het bijgebouw binnen drie maanden na beëindiging van het bijgebouw als zelfstandige woonruimte ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt voor bewoning.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van:
de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 6 meter;
het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt;
de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels van het bestemmingsplan 'Kleine Voort 3'.
Rosmalen, maart 2012 Vastgesteld: 29 maart 2012