direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Discountsupermarkt Tinie de Munnikstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0797.discountmunnik-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Aldi is voornemens om op het hoekperceel aan de nieuw te realiseren Tinie de Munnikstraat en de Cees van Delftstraat een nieuwe supermarkt te realiseren. Dit perceel is bestemd voor bedrijven en voorzieningen en is recent bouwrijp gemaakt. De nieuwe supermarkt omvat circa 1.100 m2 winkel vloeroppervlakte (wvo). Op het terrein wordt ook voorzien in een parkeerterrein met een capaciteit van in totaal 105 parkeerplaatsen.

Deze verplaatsing is noodzakelijk omdat de Aldi in Drunen zich bevindt op een niet zichtbare en slecht bereikbare locatie, met relatief weinig beschikbare parkeergelegenheid. Deze parkeergelegenheid moet tevens worden gedeeld met de naastgelegen Jumbo. En wordt veelvuldig gebruikt door langparkeerders. Ook is een deel van de huidige parkeerplaatsen nodig bij het laden en lossen. Voor de benodigde kwaliteitsverbetering biedt de huidige locatie te weinig ruimte.

De nieuwe winkel zal voldoen aan de huidige Aldi servicemaatstaven, zoals voldoende ruime gangpaden, voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers en goede mogelijkheden voor bevoorrading.

Doel

De beoogde ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Daarom is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. Primair doel van dit bestemmingsplan is het juridisch-planologisch mogelijk maken van deze ontwikkeling. Met voorliggende bestemmingsplan wordt de mogelijkheid voor een supermarkt toegevoegd aan de bestemming Gemengd-1 uit het bestemmingsplan Dillenburg.

1.2 Plangebied: Ligging en omvang

Ligging

De ontwikkeling vindt plaats op een nieuwe bouwkavel op de hoek bij de nieuwe rotonde die de entree vormt tot de woonwijk Dillenburg. Deze locatie is weergegeven in figuur 1.1. Daarnaast is ook de bestaande locatie van de Aldi meegenomen in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.discountmunnik-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1. Ligging plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De locatie heeft een oppervlakte van ongeveer 5.000 m².

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van de beoogde ontwikkeling geldt het bestemmingsplan Dillenburg van de gemeente Heusden. De gronden ter plaatse van de ontwikkeling hebben de bestemming Gemengd - 1. Op basis van deze bestemming kunnen ter plaatse bedrijven en maatschappelijke voorzieningen worden gerealiseerd.

Op basis van de bouwregels zijn gebouwen tot een bouwhoogte 12 m toegestaan en een maximaal bebouwingspercentage van 70%.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.discountmunnik-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2. Uitsnede geldend bestemmingsplan Dillenburg (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

  • Hoofdstuk 2 bevat een bondige analyse van de bestaande situatie. Hierbij wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied.
  • In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan het vigerende beleid en wordt aangegeven hoe het initiatief zich verhoudt tot de beleidskaders van provincie en gemeente.
  • In hoofdstuk 4 worden de ontwikkeling beschreven.
  • Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van de sectorale aspecten.
  • In hoofdstuk 6 en 7 worden respectievelijk de juridische, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Inventarisatie plangebied

Het plangebied maakt deel uit van de ontwikkeling van het gebied Dillenburg. Met de inventarisatie van het gebied wordt dan ook aangesloten op de relevante onderdelen van de inventarisatie uit het bestemmingsplan Dillenburg.

2.1 Beschrijving van het plangebied

2.1.1 Historie

Uit de analyse van de historie van de locatie (kaartbeeld 1902) blijkt dat de Dillenburglocatie al zeker 100 jaar herkenbaar is in het landschap. De kenmerkende Hogeweg is rond het jaar 1900 reeds als weg aanwezig. Ook de huidige Prins Hendrikstraat en Lipsstraat zijn als structuren herkenbaar.

Het historisch kaartbeeld verbeeldt de ontstaansgeschiedenis van Drunen als een dorp aan een lint, met aan de noordzijde de huidige A59 en aan de zuidzijde de Loonse en Drunense Duinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.discountmunnik-VG01_0003.jpg"

 

Figuur 2.1. Historie plangebied (Bron: Stedenbouwkundig plan Dillenburglocatie, Van den Oever Zaaijer & Partners- architecten, november 2010) 

2.1.2 Bebouwing

De locatie voor Dillenburg wordt gekenmerkt door de afwezigheid van bebouwing en bestaat vooral uit groene weiden en enkele akkers. Incidenteel is enige bebouwing aanwezig:

  • het nieuwe politiebureau aan de Dillenburgstraat;
  • het d’Oultremontcollege, met daarbij tijdelijke noodlokalen;
  • het tankstation aan de Lipsstraat;
  • een clubgebouw van de ponyclub;
  • een aantal woningen ten noorden van de Hogeweg (nabij de aansluiting op de Dillenburgstraat);
  • in en aan het recreatiepark/sportpark zijn de sporthal Onder de Bogen en de clubgebouwen van de atletiek-, hockey- en tennisvereniging en sinds kort ook het clubgebouw en de indoorbanen van de jeu des boulesvereniging gesitueerd.

De bebouwing is over het algemeen kleinschalig en niet meer dan 2 bouwlagen hoog. Het politiebureau, school en sporthal hebben een afwijkende maat, maar zijn eveneens niet hoger dan 2 bouwlagen.

2.1.3 Groenstructuur

De Dillenburglocatie bestaat voornamelijk uit grasland en enkele akkers. Intussen is een deel van het gebied bouwrijp gemaakt en zijn de nieuwe waterpartijen gegraven. De locatie van de nieuwe Aldi is al bouwrijp gemaakt.

2.1.4 Verkeer en vervoer

Auto

Zowel per auto, bus als op de fiets is het plangebied vanuit alle richtingen goed ontsloten. De Lipsstraat, een 50 km/h- weg en onderdeel van de rondweg van Drunen, vormt de directe aansluiting op de A59 en via de Grotestraat is het centrum van Drunen met al haar voorzieningen binnen handbereik.

Openbaar vervoer

Via de Lipsstraat, Prins Hendrikstraat en Dillenburgstraat zijn diverse busverbindingen, van en naar het centrum, met bushaltes bij de school en aan de Dillenburgstraat gesitueerd.

Fietsverkeer

Langs onder meer de Lipsstraat, Prins Hendrikstraat en Dillenburgstraat liggen vrijliggende fietspaden. Ook de sportverenigingen zijn via een fietspad bereikbaar.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

AMvB Ruimte

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte) stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen.

De onderwerpen betreffen:

  • project mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundamenten;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie (met uitzondering van radar).

Voor de in de AMvB genoemde onderwerpen moeten op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) alle bestemmingsplannen binnen een jaar aan de bepalingen uit de AMvB voldoen. Geen van de in de AMvB genoemde onderwerpen hebben echter betrekking op het plangebied van dit bestemmingsplan.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Analyse

In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota’s zoals:

  • de Nota Ruimte;
  • de Structuurvisie Randstad 2040;
  • de Nota Mobiliteit;
  • de Mobiliteits Aanpak;
  • de structuurvisie voor de Snelwegomgeving;
  • de agenda Landschap;
  • de agenda Vitaal Platteland;
  • Pieken in de Delta.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (SER-ladder).

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins; en
  • 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden onderbouwd hoe met de genoemde voorwaarden rekening is gehouden.

Toetsing 

Het voorliggende bestemmingsplan maakt een Aldi-winkel mogelijk. Dit betreft geen ontwikkelingen die van belang zijn op rijksniveau. Het SVIR vormt geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan. De toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking vindt plaats bij het onderdeel detailhandel in paragraaf 5.1.

3.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie ruimtelijke ordening (2011)

De provincie Noord-Brabant is een dynamische provincie. Deze dynamiek gaat gepaard met forse veranderingen in de Brabantse ruimte, zowel in het stedelijk als in het landelijk gebied. Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. In de Structuurvisie ruimtelijke ordening geeft de provincie aan hoe zij omgaat met de ruimtelijke opgave voor de periode tot 2025, met een doorkijk naar 2040. De structuurvisie vertaalt de doelstellingen uit de Agenda van Brabant naar het ruimtelijke-fysieke domein.

Verordening Ruimte 2014

De Verordening ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit het provinciaal beleid in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen. De provincie heeft een aantal onderwerpen in de Verordening ruimte uitgewerkt.

Het streven naar zorgvuldig ruimtegebruik is een belangrijk onderdeel van de Structuurvisie ruimtelijke ordening en de Verordening ruimte. Daarmee wil de provincie de groei en de spreiding van het stedelijk ruimtebeslag afremmen en de huidige omvang van het bestaand stedelijk gebied zoveel mogelijk behouden. In artikel 4.8 van de Verordening Ruimte is geregeld dat:

  • Een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied kan voorzien in een ontwikkeling of een uitbreiding van een detailhandelslocatie tenzij deze ontwikkeling of uitbreiding leidt tot een bovenregionale detailhandelslocatie. Er is sprake van een bovenregionale locatie indien uit onderzoek blijkt dat ten minste 20% van de bezoekers afkomstig is buiten een straal van 35 km van de locatie of het aantal bezoekers groter is dan 2.500.000 per jaar.
  • Het bestemmingsplan voorziet in een verantwoording over de wijze waarop de afspraken die gemaakt zijn in regionaal verband worden nagekomen.

Toetsing en conclusie

De beoogde locatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied en het gebied leidt niet tot een bovenregionale detailhandelslocatie. Hiermee wordt voldaan aan het provinciaal beleid. De afspraken die gemaakt zijn in regionaal verband zijn verwoord in het regionaal beleid.

3.3 Regionaal beleid

De gemeente Heusden maakt voor wat het regionaal detailhandelsbeleid betreft deel uit van twee regio's. Namelijk de regio Noordoost Brabant en de regio Hart van Brabant. Hierna wordt ingegaan op het detailhandelsbeleid van beide regio's en wordt verslag gedaan van het Regionaal Ruimtelijk Overleg.

3.3.1 Regionale detailhandelsvisie Agrifood Capital Noordoost Brabant

De regio staat voor een goede woon- en leefomgeving, met bijbehorende voorzieningen. Winkels zijn hier een belangrijk onderdeel van. Deze voorzieningen bepalen mede de leefbaarheid van kernen. De overheid heeft hierbij echter een faciliterende rol. Een overmaat aan structurele leegstand kan leiden tot aantasting van de attractiviteit van centra.

Het regionale beleid is er op gericht winkelvoorzieningen in de bestaande centra te clusteren en een verdere verspreiding van de detailhandel op locaties buiten de concentraties te voorkomen. Dit betekent dat er terughoudend om moet worden gegaan met nieuwe detailhandelsontwikkelingen buiten de detailhandelsstructuur en waar gewenst de verspreide bewinkeling zelfs teruggedrongen wordt.

De kernen de regio hebben elk een eigen verzorgingsniveau gekregen. Hierbij is aan de kern Drunen het verzorgingsniveau zeer beperkt regionaal toegekend.

Voor zeer beperkt regionale kernen geldt de profilering als gemakscentra, waarbij de aspecten bereikbaarheid, parkeren en compleetheid in het dagelijkse aanbod centraal staan.

Afsprakenkader

Op basis van de ambities en doelstellingen van het detailhandelsbeleid heeft de regio Noordoost Brabant een afsprakenkader opgesteld. De kernpunten van het regionaal afsprakenkader zijn als volgt:

  • In de toekomst zijn minder detailhandelsmeters nodig, er wordt terughoudend omgegaan met nieuwe ontwikkelingen.
  • Kwaliteitsimpulsen staan voorop in plaats van kwantitatieve uitbreiding van winkelaanbod.
  • Nieuwe ontwikkelingen dienen zo veel mogelijk een plek te krijgen in structuurbepalende winkelgebieden. Ook de lokaal verzorgende centrumgebieden hebben in die structuur een belangrijke verzorgingspositie.
  • Concentratie vindt plaats in het kernwinkelgebied, in de randen is ruimte voor functietransformatie.
  • Verspreide bewinkeling, voor zover die het functioneren van centrumgebieden kan aantasten, dient zo veel mogelijk te worden teruggedrongen.
  • Overbodig aanbod en ongebruikte bestemmingsplancapaciteit samen met marktpartijen uit de markt halen.
  • Perifere concentraties zijn nadrukkelijk complementair aan de reguliere centrumgebieden.
  • Brancheverruiming op perifere detailhandelsconcentraties dient zo veel mogelijk voorkomen te worden.

Nieuwe initiatieven, die afwijken van vigerende bestemmingsplannen, dienen afgewogen te worden op de effecten voor winkelgebieden in de invloedssfeer van het initiatief. De impact van het initiatief is ook afhankelijk van de aard en omvang van het initiatief in relatie tot het verzorgingsgebied waar de ontwikkeling geprojecteerd is. Daartoe wordt gewerkt met een systeem van drempelwaarden. De drempelwaarde voor perifere solitaire winkelontwikkelingen is 500 m² wvo.

 

Toetsing – regionale afstemming
De voorliggende ontwikkeling is een perifere solitaire winkelontwikkelingen groter dan 500 m2 wvo. De ontwikkeling moet dan ook regionaal worden afgestemd. Drunen is in het regionaal beleid aangemerkt als een 'zeer beperkt regionaal centrum', ook is het bijbehorende verzorgingsgebied aangegeven (zie figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.discountmunnik-VG01_0004.png"Het verzorgingsgebied voor Drunen bestaat uit Drunen, Elshout en een deel van het omringende buitengebied. In het kader van de regionale afstemming is het voorliggende bestemmingsplan aan de regiopartners voorgelegd.

De ambtelijke werkgroep detailhandel verzoekt om:

  • Verantwoording ten aanzien van de regionale detailhandelsvisie: het initiatief valt buiten de kaders. (> 500 m en buiten detailhandelsconcentraties).
  • Verantwoording ten aanzien van eigen beleid.

Vanuit de omliggende gemeenten zijn de volgende reacties ontvangen:

  • De gemeente Waalwijk (regio Hart van Brabant) heeft aangegeven akkoord te zijn met de ontwikkeling. De ontwikkeling betreft een lokale voorziening en zal geen uitstraling hebben naar Waalwijk.
  • De gemeente Loon op Zand geeft aan de ontwikkeling van dien aard is dat er weinig gevolgen zijn voor de gemeente.
  • De gemeente Oisterwijk geeft aan dat de ontwikkeling weinig tot geen gevolgen zal hebben voor de gemeente.
  • De gemeente 's-Hertogenbosch geeft aan:
    • 1. Het initiatief heeft geen substantiële bovengemeentelijke effecten op de koopstromen, derhalve is er geen verstorende werking te verwachten op de winkelstructuur in de gemeente
    • 2. De locatie buiten het centrum is gelegen en om die reden niet strookt met de regionale visie. Gevraagd wordt om een nadere motivering.

Bestuurlijk is het initiatief op 2 november 2015 besproken in regionaal verband. Daar zijn geen bezwaren naar voren gekomen.

In aanvulling op de reactie uit de werkgroep en gemeente 's-Hertogenbosch is in deze paragraaf onder de kop toetsing nadrukkelijk ingegaan op de onderbouwing van het project ten aanzien van de regionale visie. In paragraaf 3.4 van de toelichting is reeds ingegaan op het gemeentelijk beleid.

Toetsing - regionale visie

Mogelijkheden op eigen locatie

De Aldi heeft op haar huidige locatie te weinig ruimte voor haar winkel, en is al een geruime tijd op zoek naar uitbreidingsruimte. De mogelijkheden voor (ver)nieuwbouw op dezelfde locatie zijn serieus onderzocht waarbij ook de aangrenzende winkels zijn betrokken bij een eventuele herstructurering van deze locatie. Herstructurering van de locatie is niet haalbaar gebleken.

Ook is nagegaan of de sloop van een naastgelegen gelegen woning mogelijk zou zijn om plaats te maken voor detailhandelsruimte en parkeerplaatsen. Dit leverde echter slechts beperkte ruimte op.

Relatie met Sociaal economisch plan

In het Sociaal economisch plan 2015 (zie paragraaf 3.4) van de gemeente Heusden is als beleid opgenomen de concentratie van detailhandel in de dorpskernen. Daarbij is de mogelijkheid opgenomen om onder bepaalde (strikte) omstandigheden detailhandel mogelijk te maken buiten het centrum (van Drunen). Als financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken zijn vestigingsmogelijkheden buiten deze gebieden bespreekbaar als deze geen afbreuk doen aan de kracht van de centra.

Alternatieven centrum en directe omgeving

Nieuwe ontwikkelingen dienen volgens de regionale visie zo veel mogelijk een plek te krijgen in structuurbepalende winkelgebieden. Daarom is voor deze uitbreidingsplannen eerst gezocht naar een geschikte locatie in het centrum en de directe omgeving van het centrum van Drunen (de resultaten daarvan zijn opgenomen in bijlage 1 , het Ruimtelijk economisch onderzoek - Locatiestudie).

In het centrum en directe omgeving zijn geen geschikte locaties beschikbaar voor een harddiscounter die voldoet aan de hedendaagse eisen (voldoende omvang winkel met de daarbij benodigde parkeerruimte). De locatie aan de Tinie de Munnikstraat is wel geschikt.

Effecten op het centrum van Drunen

De solitaire vestiging van een harddiscounter op een locatie buiten het centrum valt onder de categorie 'verspreide bewinkeling' volgens de regionale visie. Hiervoor geldt dat deze zoveel mogelijk moet worden teruggedrongen, voor zover deze het functioneren van centrumgebieden aantast. In het voorliggende plan is het centrum van Drunen relevant. In het Ruimtelijk economisch onderzoek is het effect op het centrum van Drunen onderzocht. Daaruit blijkt dat het functioneren van het centrum niet onevenredig wordt aangetast door de ontwikkeling.

In het centrum van Drunen is sprake van een grote concentratie van detailhandel en andere centrumfuncties. Er blijft sprake van concentratie van detailhandelsfuncties in het kernwinkelgebied, ook na verplaatsing van de Aldi. De huidige locatie blijft beschikbaar voor detailhandel, met uitzondering van een supermarkt.

Overbodig aanbod en ongebruikte bestemmingscapaciteit
Overbodig aanbod en ongebruikte bestemmingscapaciteit moet in overleg met marktpartijen uit de markt worden gehaald. In het ruimtelijke economisch onderzoek is inzicht gegeven in de marktruimte voor supermarkten. Naar aanleiding daarvan is bij het huidige pand aan de Grotestraat de mogelijkheid voor een supermarkt uit het bestemmingsplan verwijderd. Hergebruik van het pand door andere centrumfuncties is kansrijk en daarom zijn de mogelijkheden daarvoor behouden.

Perifere detailhandelsconcentraties

Er is aan de Tinie de Munnikstraat geen sprake van een perifere detailhandelsconcentratie. Er is namelijk geen sprake van perifere detailhandel (zoals benoemd in paragraaf 4.2 van het afsprakenkader) noch van een concentratie van detailhandelsvestigingen. De onderwerpen complementariteit en brancheverruiming zijn dan ook niet aan de orde bij toetsing aan het afsprakenkader.

Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de verplaatsing van de Aldi naar de Tinie de Munnikstraat past in het regionaal beleid.

3.3.2 Regionale detailhandelsfoto's Hart van Brabant

De detailhandel staat onder zware druk. Maar hoewel de leegstand toeneemt, worden er ook steeds weer nieuwe initiatieven ontplooid. De kernvraag waar lokale overheden nu voor staan is: hoe kunnen zowel de negatieve als de positieve ontwikkelingen in goede banen geleid worden, zonder daarbij overigens in concurrentieverhoudingen te treden. Waarbij behoud en versterking van de economische betekenis van detailhandel voor de regio van belang is. Tevens wordt hierbij voorkomen dat aantasting van de leefbaarheid als gevolg van leegstand optreedt.

Daarnaast concludeert het beleid dat supermarkten zich blijven moderniseren en dat dit gaat vaak gepaard met schaalvergroting. Hun marktaandeel blijft stijgen.

Toetsing

De voorgenomen ontwikkeling sluit aan op het regionaal beleid. Hiermee wordt namelijk aan Aldi de kans geboden om te vergroten. Door deze vergroting ontstaat een levensvatbare detailhandelsonderneming. Hiermee komt in het centrum wel enige extra leegstand, in het achter te laten pand. Naar verwachting kan dit pand snel worden heringevuld met andersoortige detailhandel of andere centrumvoorzieningen. Hierop wordt nadrukkelijker ingegaan onder het gemeentelijk beleid, in paragraaf 3.4.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie gemeente Heusden

Deze structuurvisie geeft de ruimtelijke ambities van de gemeente Heusden voor een periode van 20 jaar, met een accent op de periode 2010-2020. Relevant voor dit bestemmingsplan is het thema verkeer. Het thema detailhandel is niet opgenomen in de visie.

Verkeer

Ingrijpende maatregelen zijn vereist om ervoor te zorgen dat de hoofdwegenstructuur beter benut wordt.

  • Op- en afritten van de A59 worden daarom aangepast.
  • Er wordt een parallelstructuur aangelegd.

Een belangrijke rol is weggelegd voor het zogenoemde Ei van Drunen dat eindelijk een volwaardige aansluiting krijgt. De strategische ligging hiervan zorgt ervoor dat het ook als een transferium met een overstappunt van de snelle busverbinding 's-Hertogenbosch-Waalwijk-Tilburg dienst gaat doen. De bestaande afrit Drunen/ Elshout wordt opgeheven. De gemeente werkt een en ander nader uit in een verkeerscirculatieplan en afzonderlijke bestemmingsplannen.

De Structuurvisie biedt een belangrijke basis voor de ontwikkeling van Dillenburg. Voorts wordt een verbeterde ontsluiting van Drunen beoogd.

Sociaal economisch plan

Uitgangspunten voor het beleid omtrent detailhandel zijn:

  • de detailhandel dient vitaal te blijven door realisatie en behoud van een bij de kern passend voorzieningen- en kwaliteitsniveau;
  • de Heusdense detailhandel kenmerkt en onderscheidt zich door zelfstandige ondernemers met eigen kleur en kwaliteit (versus grote winkelcentra met relatief veel filiaalbedrijven);
  • het behoud van de onderscheidende kwaliteit van de drie grote kernen. De centra zijn als volgt te profileren: Drunen onderscheidt zich door een relatief hoge kwaliteit en de diversiteit van het aanbod, Vlijmen door een relatief breed assortiment en laagdrempeligheid, Heusden richt zich op hoge kwaliteit met een exclusief karakter.
  • detailhandel wordt in het centrum geconcentreerd. Detailhandel uit aanloopstraten wordt gestimuleerd om zich in het centrum te vestigen. Er wordt actief meegewerkt aan de wijziging van bestaande detailhandelsbestemmingen in aanloopstraten voor zover dit hieraan bijdraagt.

Het sociaal economisch plan is op 29 september 2015 verduidelijkt. In het beleid is het volgende omtrent supermarkten opgenomen:

Concentratie en comfort

In de concurrentiestrijd om de klant is het belangrijk dat een winkelcentrum als geheel aantrekkelijk is. De klant wil er met gemak en in een prettige sfeer al zijn/haar boodschappen doen. Daarvoor zijn 3 zaken belangrijk:

  • Winkels dienen voldoende geconcentreerd te zijn. In eerste instantie binnen de winkelgebieden. Als hier financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken zijn vestigingsmogelijkheden buiten deze gebieden bespreekbaar als deze geen afbreuk doen aan de kracht van de centra.
  • Er moet genoeg te beleven en te genieten zijn (o.a. voldoende horecafaciliteiten, goede sfeer en uitstraling).
  • Het winkelaanbod moet voldoende groot zijn en bij elkaar passen.

Reguliere detailhandel wordt om deze reden primair geweerd van bedrijventerreinen.

Toetsing gemeentelijk beleid

De Aldi betreft een harddiscounter. De verplaatsing van de Aldi vanuit het centrum van Drunen naar de rand past in het gemeentelijk beleid. In eerste instantie is voor de uitbreiding/nieuwe vestiging van Aldi gezocht in het centrum van de kern.

Op de huidige locatie is de Aldi minder goed bereikbaar en de zichtbaarheid is ook niet optimaal. Daarnaast voldoet de winkel door zijn beperkte omvang niet meer aan de eisen van de consument. Uitbreiding op de huidige locatie is niet mogelijk. Dit gaat namelijk ten koste van het aantal beschikbare parkeerplaatsen, terwijl er vanwege de beoogde uitbreiding juist meer parkeerplaatsen benodigd zijn.

Er zijn geen andere locaties in het centrum beschikbaar met de benodigde ruimte voor een supermarkt met bijbehorend parkeren. Hierbij is een gedeeltelijke herstructurering in het centrum meegewogen, maar dit biedt onvoldoende mogelijkheden door de fijnmazige structuur van het centrum. Voor Aldi is namelijk een groot pand noodzakelijk en ook relatief veel parkeerruimte. De harddiscountsupermarkt Aldi heeft namelijk een hoge parkeernorm. Uit de kengetallen van CROW volgt een aantal van 7,5 plaatsen per 100 m² bvo (dit is nader toegelicht in paragraaf 5.6 Verkeer en parkeren).

In algemene zin gelden supermarkten als consumententrekkers, waarbij overige winkels in een winkelgebied profiteren van het combinatiebezoek door consumenten tussen supermarkt en speciaalzaak. Het percentage combinatiebezoek tijdens dezelfde winkeltrip is afhankelijk van 1) de soort supermarkt (servicesupermarkten genereren fors meer combinatiebezoek dan harddiscounters) en 2) de situering van de supermarkt ten opzichte van de overige winkels. Bij de situatie van Aldi Drunen, waarbij de zichtrelatie ontbreekt, zal het percentage dichtbij de 0% liggen (zie tevens bijlage 1).

Opgemerkt wordt dat consumenten de harddiscountsupermarkt Aldi eenmaal in de week/twee weken bezoeken voor specifieke discountaankopen (Deloitte consumentenonderzoek, 2015). Afstand is een minder belangrijk criterium bij de keuze voor een harddiscountsupermarkt, omdat consumenten deze minder frequent bezoeken en doorgaans specifieke producten ‘in bulk’ aanschaffen. Daarom is juist autobereikbaar van groot belang. Het beperkte en incomplete assortiment van Aldi maakt het ook lastig om de volledige ‘weekboodschappen’ bij de harddiscounter te doen. Dit betekent dat consumenten hoe dan ook andere supermarkten en speciaalzaken blijven bezoeken voor de rest van de boodschappen (vaak meerdere keren per week).

Doordat de Aldi op de huidige locatie weinig toevoegt aan het centrum en er voor Aldi geen uitbreidingsmogelijkheden zijn in het centrum is gezocht naar een andere locatie. Deze locatie is gevonden aan de Tinie de Munnikstraat oftewel in de bedrijvenstrook van Dillenburg. Op deze locatie is voldoende ruimte voor parkeren en kan een voldoende ruim pand worden gebouwd. Bovendien betreft het een zichtlocatie grenzend aan een ontsluitingsweg. Hierdoor is deze locatie uitermate geschikt voor de vestiging van Aldi.

Met de verplaatsing van Aldi zal het huidige pand in het centrum leeg komen te staan. De leegstand in het centrum van Drunen is in de huidige situatie relatief laag en beperkt zich tot de frictieleegstand (5%) die nodig is voor een goed functionerend centrumgebied (benodigd voor voldoende mogelijkheden tot doorstroming; Locatus 2015). Daarnaast bevat het huidige pand een ruime bestemming op basis van het geldende bestemmingsplan. Dit betekent dat de unit niet langdurig leeg hoeft te staan. Aldi zorgt zelf voor een nieuwe invulling van het huidige pand. Verschillende partijen hebben inmiddels concrete interesse getoond voor gebruik van het pand.

Conclusie

De Aldi in Drunen wil vanuit het centrum van de kern zich vestigen aan de hoek Tinie de Munnikstraat - Cees van Delftstraat. In het centrum van de kern zijn geen mogelijkheden om de uitbreiding van de Aldi te realiseren. De voorliggende locatie betreft de enige beschikbare locatie in bestaand stedelijk gebied waar sprake is van voldoende parkeergelegenheid, waar de harddiscountvoorziening voor Drunen kan worden behouden, zodat een volledige voorzieningenstructuur in dagelijkse boodschappen behouden blijft. Daarnaast blijkt uit het voorgaande dat de vestiging van Aldi aan de rand van de kern geen afbreuk doet aan de kracht van het centrum.

De voorgenomen ontwikkeling past in het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Ontwikkeling

Initiatief

Het bouwplan betreft de realisering van een harddiscountsupermarkt aan de Lipsstraat in Drunen. De nieuw te bouwen supermarkt krijgt een afmeting van maximaal 1.100 m² wvo. De oppervlakte van het volledige perceel is bij benadering 6.800 m². Daarbij worden op het perceel 105 parkeerplaatsen aangelegd. De nieuwbouw zal bestaan uit één bouwlaag met plat dak. De maximale bouwhoogte zal 6,0 m bedragen. Op het dak worden ook zonnepanelen geplaatst.

De ingang van het gebouw wordt beoogd aan de zijde van de Cees van Delftstraat. Het perceel zal ook op deze straat worden ontsloten.

In figuur 4.1. is een schets van de terreininrichting opgenomen. In figuur 4.2. zijn enkele gevelbeelden opgenomen.

Met het voorliggende bouwplan wordt voor het bouwen betreft grotendeels aangesloten op de uitgangspunten uit het bestemmingsplan Dillenburg. De ontwikkeling voldoet aan de hoogtemaat uit dit bestemmingsplan. Het bouwplan past ook in het bebouwingspercentage zoals opgenomen in de regels van het bestemmingsplan Dillenburg.

Alleen het bouwvlak moet aan de noordwestzijde iets worden uitgebreid. Deze uitbreiding van het bouwvlak is zodanig beperkt dat dit geen noemenswaardige ruimtelijke effecten heeft. De uitbreiding van het bouwvlak is nodig om een zo optimaal mogelijke invulling van het perceel te krijgen. Met deze invulling blijft zoveel mogelijk ruimte beschikbaar voor parkeergelegenheid.

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de representatieve zone uit het bestemmingsplan Dillenburg voor deze locatie losgelaten. In deze zone waren laad- en losvoorzieningen, opstelplaatsen voor transportauto's en opslag in de buitenlucht niet gewenst. Het doel hiervan was om dergelijke voorzieningen aan het zicht te onttrekken.

In het beoogde bouwplan worden de laad- en losvoorzieningen verdiept gerealiseerd, waarbij tevens een gedeelte wordt overbouwd. Dit samen met de groene rand rondom het kavel, die bestaat uit een haag met een aantal bomen, zorgt ervoor dat de laad- en losvoorzieningen aan het zicht worden onttrokken. Hiermee wordt het uitgangspunt van de representatieve zone gerespecteerd(voorkomen van direct zicht op). Aangezien het bouwplan voldoet aan de uitgangspunten bestaat niet langer de noodzaak om de representatieve zone in het voorliggende bestemmingsplan op te nemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.discountmunnik-VG01_0005.jpg"

Figuur 4.1. Plattegrond projectlocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.discountmunnik-VG01_0006.jpg"

Figuur 4.2. Gevelbeelden (oost, en noordgevel)

Hoofdstuk 5 Realiserings- en uitvoeringsaspecten

5.1 Detailhandel

Ladder voor duurzame verstedelijking

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Deze stappen volgen de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt nagegaan in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. als de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt nagegaan in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Onderzoek en conclusie

Voor de toetsing en onderzoek wordt verwezen naar het ruimtelijk-economisch onderzoek in bijlage 1. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling voldoet aan de eisen uit de ladder voor duurzame verstedelijking. De belangrijkste overwegingen daarbij zijn als volgt.

De ontwikkeling draagt bij aan het behoud en versterking van het winkelaanbod in Drunen, waarmee het economisch-duurzaam functioneren van de supermarktstructuur wordt verbeterd. De huidige locatie in Drunen is op de langere termijn niet houdbaar voor Aldi. De ontwikkeling voorziet in de behoefte bij consumenten aan een moderne harddiscountsupermarkt op aanvaardbare afstand op een goed bereikbare locatie binnen bestaand stedelijk gebied. De te verwachten effecten van de beoogde ontwikkeling zijn aanvaardbaar. Daarbij wordt geconcludeerd dat er per saldo een positieve bijdrage wordt geleverd aan het woon-, leef- en ondernemersklimaat in Drunen.

5.2 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek

In verband met de voorgenomen functiewijziging is inzicht in de bodemsituatie ter plaatse noodzakelijk. Ten behoeve van het bestemmingsplan Dillenburg is door MDZ verkennend bodemonderzoek opgesteld naar de bodemgesteldheid. Het onderzoek is opgesteld in 2011, en daardoor nog voldoende actueel om gebruik van te kunnen maken. Uit het onderzoek blijkt dat:

  • a. Op de locatie is de bovengrond plaatselijk licht verontreinigd met Koper, Zink en PCB (som). In de ondergrond is in één grondmonster voor Kobalt een lichte verontreiniging aangetoond; de overige grondmonsters van de ondergrond zijn niet verontreinigd met de geanalyseerde parameters. De aangetoonde waarden voor bovengenoemde parameters zijn dermate laag dat nader onderzoek niet noodzakelijk is.
  • b. Het grondwater ter plaatse van peilbuis 13 is matig verontreinigd met Cadmium en sterk verontreinigd met Barium en Zink. Het grondwater ter plaatse van peilbuis 62 is matig verontreinigd met Zink. In de overige grondwatermonsters zijn lichte verontreinigingen met Barium, Koper, Zink, Molybdeen, Nikkel, en ter plaatse van peilbuis 42 tevens lichte verontreinigingen 1,1-Dichlooretheen, 1,2-Dichloorethenen (som) en Vinylchloride aangetoond. Ter plaatse van peilbuis 90 is tevens een lichte verontreiniging aangetoond met Benzeen.

Van nader onderzoek en/of een saneringsnoodzaak is geen sprake.

Conclusie en aanbevelingen

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.3 Water

Onderzoekskader

Het waterschap hanteert bij ruimtelijke ontwikkelingen een aantal beleidsuitgangsprincipes ten aanzien van het duurzaam omgaan met water, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient de initiatiefnemer hier invulling aan te geven:

  • 1. Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater. Het streefbeeld is het afvoeren van het vuile water via de riolering en het binnen het plangebied verwerken van het schone hemelwater.
  • 2. Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik - infiltratie - buffering –afvoer”. In aansluiting op het landelijke beleid (NW4, WB21) hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen “hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer” (afgeleid van de trits “vasthouden - bergen - afvoeren”) doorlopen. Ook de beleidsuitgangspunten uit het waterbeheerplan 2010-2015 worden in acht genomen.
  • 3. Hydrologisch neutraal bouwen. Uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de natuurlijke GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) niet verlaagd worden en mag bijvoorbeeld bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied de oorspronkelijke landelijke afvoer in de normale situatie niet overschreden worden.
  • 4. Voorkomen van vervuiling. Bij de inrichting, het bouwen en het beheer van gebieden wordt het milieu belast. Vanuit zijn wettelijke taak ten aanzien van het waterkwaliteitsbeheer streeft het waterschap ernaar om nieuwe bronnen van verontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen. Deze bronaanpak is ook verwoord in het Emissiebeheersplan. Het waterschap besteedt hier reeds aandacht aan in de fase van de watertoets, zodat dit aspect als randvoorwaarde kan worden meegenomen in het verdere ontwerpproces.

Het waterschap heeft het verzoek ingediend het volgende toe te voegen aan de uitgangspunten watersysteem:

  • hydrologisch neutraal bouwen;
  • geen belemmeringen voor beheer en onderhoud.

Onderzoek

Toekomstige situatie

Dit bestemmingsplan bestaat uit de realisatie van Aldi in Drunen. De beoogde locatie maakt deel uit van het gebied Dillenburg. In het kader van het bestemmingsplan Dillenburg is hiervoor al een Waterparagraaf opgesteld.

Verharding en watersysteem

Het terrein van de Aldi wordt volledig verhard. In totaal betreft dit 5.000 m² deze verharding maakt deel uit van de maximale 98.200 m² die wordt gerealiseerd in de wijk Dillenburg.

Riolering

De nieuwe bebouwing en (in de toekomst) de wegen worden voorzien van een gescheiden riolering. Dit wil zeggen dat het hemelwater en afvalwater gescheiden worden afgevoerd.

Vertraagde afvoer: infiltratie

Het hemelwaterafvoer van het dakoppervlak wordt verwerkt op eigen terrein door middel van een infiltratiesysteem. Het rioolwater wordt geïnfiltreerd via kolken en vervolgens afgevoerd naar de centrale waterpartijen (waterberging).

Waterbergingsbehoefte

Door Royal Haskoning is de benodigde waterbergingsbehoefte voor Dillenburg berekend. Daarbij is het volgende geconcludeerd.

  • Het stedenbouwkundige ontwerp bevat voldoende ruimte voor oppervlaktewater.
  • De GHG is aangenomen op NAP +1,50 m, omdat de gemeten GHG van NAP +0,98 m onrealistisch lijkt.
  • Een deel van de wateropgave van de overstort aan de Prins Hendrikstraat (ten noordwesten van de inbreiding) kan in de geplande waterpartijen worden gerealiseerd.
  • Waterdoorlatende verharding en andere infiltratievoorzieningen hebben een positief effect op de waterbergingsopgave.
  • Het transport van neerslag op particulier terrein naar de waterpartijen kan plaatsvinden met oppervlakkige afstroming (gekoppelde waterpartijen, -beken, molgoten) of met een riolering.

In een eerder stadium is ten behoeve van de toekomstige ontwikkeling waaronder dit plan al een grote vijver gerealiseerd. Deze vijver biedt voldoende waterberging om hieraan te kunnen voldoen. De omvang van de totale waterberging is circa 10.400 m².

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het watersysteem toereikend is om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken.

5.4 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Vanwege de lage archeologische verwachting is geen archeologisch vervolgonderzoek in het plangebied noodzakelijk.

Cultuurhistorie

In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Bescherming van

cultuurhistorische waarden is in verband met het ontbreken ervan niet nodig.

5.5 Natuur

Onderzoek

In deze paragraaf wordt het effect van de beoogde ontwikkeling op beschermde natuurwaarden beschreven.

Huidige situatie

Het plangebied is bouwrijp gemaakt. Langs de rand staan nog enkele bomen.

Beoogde ontwikkelingen

Voor de beoogde ontwikkeling moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • bouwwerkzaamheden;
  • gebruik van het gebied.

Er worden geen gebouwen gesloopt en er wordt geen open water gedempt.

Onderzoek: gebiedsbescherming

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. De planlocatie maakt ook geen deel uit van het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen Ecologische Hoofdstructuur). In de ruime omgeving (10 km) van het plangebied zijn de Natura 2000-gebieden Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen, Langstraat en Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek gelegen. Vanwege de afstand tot deze gebieden worden op voorhand effecten zoals areaalverlies, versnippering, verstoring en verandering van de waterhuishouding uitgesloten. Alleen vermesting/verzuring als gevolg van stikstofdepositie kan niet op voorhand worden uitgesloten. Daarom is met AERIUS Calculator een berekening gemaakt (zie bijlage 3). Uit deze berekening blijkt dat de hoogste bijdrage van stikstofdepositie 0,02 mol/h/jr bedraagt in het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen is. Op basis hiervan kunnen significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden worden uitgesloten.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Onderzoek: soortenbescherming

In het plangebied zijn algemene zoogdieren te verwachten als mol, veldspitsmuis en veldmuis. Het betreft hier algemene soorten die staan vermeld op tabel 1 van de Flora- en fauna wet. Het gebied vervult wel een functie als foerageergebied voor vleermuizen. Vaste verblijfplaatsen zijn vanwege het ontbreken van natuurlijke holten in bomen niet te verwachten.

In tabel 5.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 5.1. Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

beschermingsregime Ffw  
tabel 1   tabel 2   tabel 3   vogels  
    bijlage 1 AMvB   bijlage IV HR   cat. 1 t/m 4   cat. 5   overig  
mol en muizen   geen   geen   geen   geen   geen   Diverse soorten  

Toetsing

De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of voldoende afstand aan te houden tot nesten.

Bouw van Aldi

De bouw van Aldi zal niet leiden tot een kans op verstoring van beschermde soorten, omdat deze niet aanwezig zijn.

Gebruik van het gebied

Het gebruik van het plangebied zal niet leiden tot een kans op verstoring van beschermde natuurwaarden in de omgeving, omdat het gebied binnen de bebouwde kom is gelegen en er geen kwetsbare natuurwaarden aanwezig zijn.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat geen te beschermen soorten aanwezig zijn en dat daarom voor de beoogde werkzaamheden geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel gewerkt te worden volgens het principe van zorgvuldig handelen en mogen broedvogels niet verstoord worden. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Flora- en faunawet de uitvoering van de werkzaamheden niet in de weg staan

Wat de gebiedsbescherming betreft mag worden geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Ecologische hoofdstructuur geen beletsel vormen voor de ontwikkeling.

5.6 Verkeer en parkeren

Verkeersontsluiting

De te realiseren Aldi is voorzien op een locatie aan de Lipsstraat, aan de westzijde van de kern Drunen (gemeente Heusden). De locatie valt binnen het project Dillenburg. Dit project voorziet tevens in een nieuwe infrastructurele verbinding tussen de Lipsweg en de Dillenburgstraat. Deze nieuwe weg, de Tinie de Munnikstraat, zal op de Lipsweg aantakken ter hoogte van de Alcoalaan. Aan de zijde van de Dillenburgstraat zal deze weg aansluiten op de Havostraat. Daarnaast is een nieuwe weg, de Cees van Delftstraat, voorzien tussen de Prins Hendrikstraat (ten noorden van de planlocatie) en de Hogeweg (ten zuiden van de planlocatie). De Aldi is voorzien in de zuidwestelijke oksel van de nieuw te realiseren rotonde Lipsstraat – Alcoalaan – Tinie de Munnikstraat. De Cees van Delftstraat loopt direct ten westen van de planlocatie. Ontsluiting van de Aldi vindt plaats via een in-/uitrit op de Cees van Delftstraat en een uitrit op de Tinie de Munnikstraat. Een en ander is opgenomen in de ontwerptekening zoals opgenomen in figuur 5.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.discountmunnik-VG01_0007.png"

Figuur 5.1. Ligging planlocatie ten opzichte van omliggend wegennet

De ontsluiting van de Aldi zal zich voornamelijk richten op de Lipsstraat. Deze 50 km/h-weg maakt onderdeel uit van de rondweg van Drunen. De Lipsstraat leidt in noordelijke richting naar de Spoorlaan. Vanaf hier vindt ontsluiting plaats richting de Rijksweg A59. De Lipsweg sluit ten zuiden van de planlocatie aan op de Grotestraat / Bosscheweg. Vanaf hier wordt verder ontsloten richting het centrum van Drunen (westelijke richting) en Nieuwkuijk (oostelijke richting). De ontsluiting van de locatie is voor het gemotoriseerd verkeer goed.

De ontsluiting van de planlocatie vindt voor het fietsverkeer over dezelfde wegen plaats als voor het gemotoriseerd verkeer. Vanaf de locatie kan worden aangesloten op de vrijliggende fietsvoorzieningen parallel aan de Lipsstraat, Dillenburgstraat en Prins Hendrikstraat en de toekomstige fietspaden langs de Tinie de Munnikstraat. De ontsluiting van de locatie is voor het fietsverkeer goed.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

De verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling is bepaald op basis van kencijfers van het CROW (publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'). De te hanteren kencijfers zijn afhankelijk van het type ontwikkeling en de ligging van de locatie binnen het stedelijk gebied. De ontwikkeling maakt de realisatie van een harddiscountsupermarkt (Aldi) mogelijk. Voor de planlocatie geldt een ligging in een weinig stedelijke omgeving (bron: CBS) binnen het restgebied van de bebouwde kom. Op basis van deze gegevens geldt ten aanzien van de verkeersgeneratie een kencijfer van 133,5 mvt/etmaal per 100 m2 (weekdag). Binnen de ontwikkeling wordt 1.100 m2 winkelvloeroppervlak aan supermarkt mogelijk gemaakt. De verkeersgeneratie van de ontwikkeling bedraagt op basis van de kencijfers zodoende circa 1.870 mvt/etmaal op een weekdag. Omrekening naar de verkeersgeneratie op een werkdag vindt voor supermarkten plaats op basis van een omrekenfactor van 1,2. De verkeersgeneratie op een werkdag bedraagt dan 2.240 mvt/etmaal

Voor de verkeersafwikkeling op het omliggend wegennet is de afwikkelcapaciteit op kruispunten maatgevend. In het kader het bestemmingsplan Dillenburg is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Aan dit akoestisch onderzoek liggen verkeersintensiteiten uit het regionaal verkeersmodel ten grondslag. Zo zijn voor het prognosejaar 2021 verkeersintensiteiten (weekdag) bekend voor de Tinie de Munnikstraat en de Lipsstraat. Voor onderhavig bestemmingsplan zijn voor een onderbouwing van de verkeersafwikkeling de verkeersintensiteiten op een werkdag in het prognosejaar 2026 van belang. Omrekening van weekdag naar werkdag heeft plaatsgevonden op basis van een omrekenfactor van 1,09. Vervolgens is deze intensiteit geëxtrapoleerd naar het prognosejaar 2026 op basis van een autonome groei van 1% per jaar.

Tabel 5.2. Verkeersintensiteiten (exclusief ontwikkeling Aldi)

weg   intensiteit 2021*
weekdag  
intensiteit 2021
werkdag  
intensiteit 2026
werkdag  
Tinie de Munnikstraat   2.800   3.052   3.207  
Lipsstraat   9.345   10.185   10.705  

*Op basis van recente tellingen op de Prins Hendrikstraat (het verkeer van de Prins Hendrikstraat zal na de afsluiting zich verplaatsen naar de Tinie de Munnikstraat)

Uitgangspunt is dat het verkeer van en naar de te realiseren Aldi voor een groot deel wordt afgewikkeld richting de te realiseren rotonde Lipsstraat – Alcoalaan – Tinie de Munnikstraat. Het betreft een enkelstrooksrotonde met een standaard capaciteit van 20.000 – 25.000 mvt/etmaal (som toeleidende verkeersstromen). Bij realisatie van de Aldi zal deze capaciteitsgrens, rekening houdend met een verkeersgeneratie van 2.240 mvt/etmaal, niet worden overschreden.

Parkeren

Ook de parkeerbehoefte van de ontwikkeling is bepaald op basis van kencijfers uit CROW publicatie 317. Op basis van de eerder genoemde uitgangspunten ten aanzien van het type ontwikkeling en de ligging van de planlocatie, geldt een kencijfer van 7,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak. In de CROW publicatie wordt ervan uitgegaan dat het bruto vloeroppervlak van een winkel 1,25 keer groter is dan het winkelvloeroppervlak. In het voorliggende plan wordt een maximaal winkelvloeroppervlak van 1.100 m² toegestaan. Voor de parkeervraag is daarom gerekend met 1.100 * 1,25 = 1.375 m2 bvo. De totale parkeerbehoefte voor de te realiseren Aldi bedraagt dan ook 1.375 / 100 * 7,5 = 103 parkeerplaatsen. Het plan voorziet in de realisatie van 105 parkeerplaatsen op eigen terrein. Zodoende wordt geconcludeerd dat de totale parkeerbehoefte van de ontwikkeling op eigen terrein kan worden opgevangen.

Conclusie

De ligging van de planlocatie aan de nieuw te realiseren Tinie de Munnikstraat en de verdere ontsluiting via de Lipsstraat, zorgt ervoor dat de ontsluiting van de locatie richting de kern van Drunen, A59 en omliggende kernen goed is. De realisatie van een Aldi heeft een aanzienlijke verkeersgeneratie tot gevolg. Echter zal de aanleg van een rotonde, daar waar de Tinie de Munnikstraat aansluit op de Lipsstraat, leiden tot voldoende afwikkelingscapaciteit waardoor de doorstroming op het wegennet ook na realisatie van de Aldi gewaarborgd is. Tevens kan de gehele parkeerbehoefte als gevolg van de ontwikkeling worden opgevangen op het eigen terrein. Hiervoor wordt een parkeerterrein gerealiseerd met voldoende capaciteit. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

5.7 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of visa versa:

  • een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.

Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.

Onderzoek

De ontwikkeling voorziet in de realisatie van een supermarkt. Bekeken dient te worden of de realisatie van deze supermarkt gevolgen milieuhinder kan veroorzaken ter plaatse van omliggende woningen. De dichtstbijzijnde beoogde woningen in het gebied Dillenburg zijn geprojecteerd op een afstand van circa 50 meter. De richtafstand behorende bij een supermarkt bedraagt maximaal 10 meter. Aan deze richtafstand wordt dan ook ruimschoots voldaan. Gesteld kan worden dat er sprake is van een acceptabel woon en leefklimaat, en dat er de supermarkt niet in haar bedrijfsvoering wordt beperkt.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.8 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 1.0 weergegeven.

Tabel 5.3. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2) 1)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
Fijn stof (PM2.5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³   Vanaf 2015  
fijn stof (PM10) 2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  • 5. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  • 6. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

NIBM

In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.

Onderzoek

Uit de NIBM-tool blijkt dat de beoogde ontwikkeling worst case leidt tot een toename van de concentratie stikstofdioxide van 2,21 µg/m³ en een toename van de concentratie PM10 van 0,38 µg/m³ (de verkeerstoename bedraagt 1.870 met een aandeel vrachtverkeer van 2 %). Dit betekent dat de ontwikkeling mogelijk in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Hierbij is het van belang te bepalen, ook in het kader van een goede ruimtelijke ordening, of voldaan wordt aan de geldende grenswaarden.

Aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort is een indicatie gegeven van de luchtkwaliteit langs maatgevende wegen in de directe nabijheid van het plangebied (zie figuur 5.2). Hieruit blijkt dat in de huidige situatie aan de normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 5.3 wordt voldaan.

Het maximale gehalte stikstofdioxide bedraagt 25,1 µg/m³, voor fijnstof PM10 bedraagt dit maximaal 22,3 µg/m³, en voor fijn stof PM2,5 maximaal 14,6 µg/m³. Het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 11 dagen. Gelet op de worst case bijdrage van de beoogde ontwikkeling op basis van de eerder genoemde NIBM-tool wordt ook na realisatie van de ontwikkeling ruimschoots aan deze normen voldaan: de maximale jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide bedraagt 27,3 µg/m³ (grenswaarde bedraagt 40 µg/m³) en de maximale jaargemiddelde concentratie fijnstof PM10 bedraagt 22,7 µg/m³ (grenswaarde bedraagt eveneens 40 µg/m³). Ook aan de grenswaarde voor fijnstof PM2,5 zal ruimschoots worden voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.discountmunnik-VG01_0008.png"

Figuur 5.2. Luchtkwaliteit o.b.v. NSL-monitoringstool.

Direct langs deze wegen wordt aan de grenswaarden voldaan, dit zal ook ter plaatse van de ontwikkeling zelf het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Er wordt dan ook ruimschoots voldaan aan de normen uit de luchtkwaliteitswetgeving.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.9 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Ten zuidoosten van de te realiseren Aldi op circa 50 meter afstand is het LPG-tankstation de Heikant gelegen. Ten behoeve van de LPG verkoop betreft deze inrichting een BEVI-inrichting. Hiervoor is een QRA opgesteld, en deze is opgenomen in bijlage 2. Uit deze QRA blijkt dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor de ontwikkeling. De plaatsgebonden PR10-6 risicocontour valt niet over de Aldi. Daarmee is er geen sprake van de realisatie van een kwetsbaar object binnen de PR10-6 contour.

Voor het groepsrisico geldt dat dit toeneemt als gevolge van de ontwikkeling, maar dat de oriëntatiewaarde niet overschreden zal worden. afbeelding "i_NL.IMRO.0797.discountmunnik-VG01_0009.png"figuur 5.3. Groepsrisico LPG-tankstation

Omdat er sprake is van een toename van het groepsrisico is een verantwoording van het groepsrisico echter wel noodzakelijk.

Verantwoording groepsrisico

Op grond van artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het groepsrisico ten behoeve van een inrichting als gevolg van een ruimtelijk besluit te worden verantwoord. In deze verantwoording komen aan bod:

  • de verwachte dichtheid van personen in het invloedsgebied als gevolg van het besluit;
  • de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde;
  • de effectscenario's ten gevolge van het maatgevende scenario;
  • indien mogelijk, maatregelen ter beperking van het groepsrisico van degene die de inrichting drijft, die in het ruimtelijk besluit zijn opgenomen of die mogelijk in de nabije toekomst worden genomen;
  • de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
  • de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet.

In relatie tot de laatste twee aspecten, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid, is de regionale brandweer in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen (artikel 13 lid 3 Bevi). Het advies is opgenomen in bijlage 4. De hoofdlijn van dit advies is als volgt.

  • Informeer de initiatiefnemer nadrukkelijk over de beschreven risico's; de gevolgen en het bij behorende handelingsperspectief.
  • Het risico op letsel kan verminderd worden door te voorzien in extra bouwkundige maatregelen zoals het verder beperken van (glas)openingen, het toepassen van bepaalde soorten glas.
  • Wijs de initiatiefnemer op het belang van voldoende vluchtwegen in de westgevel.
  • Voorzie in de noordwest hoek van het perceel een extra calamiteitenontsluiting.
  • Wijs de initiatiefnemer goed over de invulling van het handelingsperspectief na te denken; dit op te nemen in het BHV plan en regelmatig te beoefenen.

Dit advies is verwerkt in de verantwoording van het groepsrisico en in de omgevingsvergunning voor bouwen. Omdat het gaat om bouwkundige maatregelen, en maatregelen op het terrein zijn deze verwerkt in de omgevingsvergunning voor bouwen.

De hoogte van het groepsrisico is in de uitgevoerde QRA opgenomen, en zal in zowel de huidige als, de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde blijven.

Effectscenario

Het maatgevend effectscenario voor de op- en overslag van LPG is het BLEVE (Boiling liquid expanding vapour explosion) scenario. In het meest geloofwaardige scenario scheurt de tank(wagen) waardoor het tot vloeistof verdichte gas (LPG) expandeert en een overdrukscenario veroorzaakt (koude BLEVE). Dit kan worden gevolgd door een wolkbrand of een explosiescenario waarvan de effecten overeenkomen met de drukgolf van de koude BLEVE. Het BLEVE-scenario wordt gezien als het maatgevend scenario voor een ongeval met een LPG- tank(wagen). Het scenario waarbij een zogenaamde warme BLEVE ontstaat is na het aanbrengen van hitte werende coating op tankwagens niet meer maatgevend. Dit geldt ook voor de effecten bij het verladen van LPG bij LPG tankstations.

Maatregelen ter beperking van risico's

Het beperken van de risico's ten gevolge van de inrichting is alleen mogelijk indien de hoeveelheid opgeslagen stoffen gereduceerd wordt, of het aantal aanwezige personen rondom de inrichting afneemt. De doorzet van het tankstation is echter vastgelegd in de vergunning, en ontwikkelingen van, bijvoorbeeld deze Aldi zijn in het kader van andere aspecten gewenst (economisch, stedenbouwkundig e.d.) Daarmee zijn er geen mogelijkheden om de risico's te beperken. Omdat het GR minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde bedraagt, is daar op grond van het beleid ook geen aanleiding toe. Tevens is de locatie van de Aldi aan de rand van Drunen, op deze locatie gewenst.

Maatregelen ter beperking van effecten

Los van de risico's kunnen aan de kant van de ontvanger maatregelen worden getroffen om de effecten ingeval van een calamiteit te beperken. Voor het meest geloofwaardige scenario geldt dat deze maatregelen erop gericht moeten zijn om het gebouw geschikt te maken voor de nodige druk/hittestraling en dat dit snel ontvlucht kan worden. Ook moet de directe omgeving geschikt zijn om het gebied te kunnen ontvluchten waarbij de aanwezige personen tijdig moeten kunnen worden geïnstrueerd. De volgende maatregelen kunnen worden geadviseerd:

Maatregel met betrekking tot de omgeving:

  • voorkomen van obstakels in vluchtroute (doodlopende straat, hekwerk, sloot en dergelijke);
  • vluchtroute loodrecht op het tankstation.

Maatregelen op gebouwniveau:

  • preventief lek werende middelen gebouw (deur/raamstrips);
  • centrale afsluitbaarheid ventilatiesystemen;
  • verminderen aantal (te openen) ramen aan de zijde risicobron;

Maatregel met betrekking tot handelingsperspectief:

  • repressief lek werende middelen (plastic, tape, natte handdoeken);
  • centraal omroepsysteem in de Aldi, en op het parkeerterrein;
  • ontruimingsalarminstallatie.

Mogelijkheden voor bestrijdbaarheid van calamiteiten

In het advies heeft de brandweer het volgende aangegeven over de bestrijdbaarheid van calamiteiten. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van bereikbaarheid, de opkomsttijd van de hulpdiensten en de aanwezigheid van voldoende bluswater. De planlocatie is tweezijdig bereikbaar. De opkomsttijd van de brandweer bedraagt circa 7 min. De bluswater-voorziening is afgestemd op het aanwezige risico. Indien de afleverende LPG tankauto's zijn voorzien van de maatregelen zoals beschreven in het Convenant LPG autogas, juni 2005 is het risico op een BLEVE erg klein en kan door het inzetten van een adequate koeling erger worden voorkomen. Indien de afleverende tankauto's hier niet van voorzien is bestaat de mogelijkheid dat niet binnen de beschikbare tijd een adequate koeling kan worden opgezet. Er zal voor een defensieve inzet worden gekozen waarbij de focus op het ontruimen van het effect gebied ligt.

Voor de bestrijding van een plasbrand is een aanzienlijke hoeveelheid schuim noodzakelijk welke aangevoerd moet worden. De inzet zal zich primair richten op het afschermen van de supermarkt.

Beschouwing van zelfredzaamheid

In het plangebied is geen sprake van de aanwezigheid van grote groepen personen met een verminderde zelfredzaamheid zodat er geen bijzondere maatregelen nodig zijn. De aanwezige niet zelfredzame personen zijn altijd onder begeleiding van zelfredzame personen. In het algemeen wordt gesteld dat de zelfredzaamheid van de aanwezige personen kan worden verhoogd door het bieden van handelingsperspectief. Voor het plangebied geldt, dat er wordt gezorgd voor een dekking van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS).

Conclusie

Er is sprake van een restrisico. Dit restrisico wordt, gelet op de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot bestrijding van calamiteiten, aanvaardbaar geacht door het College van B&W.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Bestemmingsregeling

6.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP)

De voorgenomen ontwikkeling van de Aldi in Drunen is juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding.

De basis voor de plankaart, de tekening, is een recente kadastrale ondergrond met topografische gegevens. Op de plankaart is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven.

Uitgangspunt voor de regels is de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Daarnaast is voor de regels ook aansluiting gezocht bij de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening, onder meer met betrekking tot de antidubbeltelbepaling en het overgangsrecht.

6.2 Inleidende regels

In Artikel 1 van de regels zijn de begrippen verklaard die gebruikt worden in de regels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Daarnaast is het Artikel 2 opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

6.3 Bestemmingsregels

6.3.1 Centrum

De huidige locatie van de Aldi is opgenomen in het bestemmingsplan. Van deze locatie wordt de aanduiding supermarkt verwijderd.

Deze gronden zijn onder andere bestemd voor detailhandel, horeca, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, en voor wonen.

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat deze uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. De goothoogte en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangegeven. Er zijn regels opgenomen voor het bouwen van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen en bij andere gebouwen dan woningen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.3.2 Gemengd - 1

Bestemmingsomschrijving

Deze gronden zijn naast groen, erven en dergelijke, zonder aanduiding zondermeer bestemd voor:

  • bedrijven in de milieucategorie A;
  • dienstverlening;
  • kantoren;
  • maatschappelijke voorzieningen;
  • nutsvoorzieningen
  • en de supermarkt.

Er is voor gekozen om naast de functie van supermarkt tevens de functies uit het geldende bestemmingsplan Dillenburg wederom mogelijk te maken.

De maximale omvang van de supermarkt is 1.100 m² wvo. Door deze beperkte oppervlaktemaat voor de supermarkt is in redelijkheid te verwachten dat zich ter plaatse geen fullservicesupermarkt vestigt.

De oppervlakte van de bestaande fullservicesupermarkten (zie bijlage 1) is namelijk groter. Ook is sprake van een trend van vergroting van fullservicesupermarkten.

Bouwregels

De algemene bouwregels uit het gemeentelijk handboek zijn overgenomen. Om de beeldkwaliteit te behalen is de bouwhoogte specifiek aangeduid.

Specifieke gebruiksregels

In de specifieke gebruiksregels zijn voor enkele onderwerpen specifieke gebruiksregels bepaald.

  • Bepaald is dat een aantal vormen van bedrijvigheid is uitgesloten.
  • Ondergeschikte horeca tot 200 m² is toegestaan in verband met de uitgangspunten van Dillenburg. Ondergeschikte horeca is niet toegestaan in combinatie met het gebruik als supermarkt.
  • Tot slot zijn met betrekking tot het parkeren regels gesteld. Zo is gebruik van eigen terrein zonder ruimte voor eigen parkeerbehoefte is niet toegestaan en mag per 100 m² brutovloeroppervlak het aantal parkeerplaatsen niet minder dan 3 bedragen. Voor de supermarkt wordt voorgeschreven dat per 100 m² winkelvloeroppervlak(wvo) 9,375 parkeerplaatsen moet worden aangelegd.

6.4 Algemene regels

In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsregels, aanvullende regels gesteld.

6.4.1 Antidubbeltelregel

Het artikel 'Antidubbeltelregel' bevat regels om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. De bepaling met deze formulering is verplicht gesteld in het Bro (Besluit ruimtelijke ordening).

6.4.2 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen, zoals balkons, galerijen en kelders.

6.4.3 Algemene gebruiksregels

In de Algemene gebruiksregels is bepaald dat gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte niet is toegestaan. Het gebruiksverbod zelf is geregeld in artikel 7.10 van de Wro (Wet ruimtelijke ordening).

6.4.4 Algemene aanduidingsregel

Geluidzone-industrie

Rondom het industrieterrein Groenewoud ligt een geluidzone. De contour markeert de geluidsruimte die door alle bedrijven op het bedrijventerrein Groenewoud gezamenlijk gedeeld moet worden. De contour vormt enerzijds een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van de bedrijven op het industrieterrein, anderzijds is het niet zonder meer toegestaan om nieuwe woningen binnen de geluidcontour te realiseren. Opgenomen is dat indien de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden, geen geluidsgevoelige bebouwing toegestaan is, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

In het plangebied worden overigens geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.

Veiligheidszone lpg

In gebiedsdelen binnen de aanduiding 'veiligheidszone lpg' zijn geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan. In deze door het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) bepaalde zones zijn de vulpunten voor de lpg-tanks gesitueerd.

6.4.5 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn in aanvulling op het afwijken van de bouwregels in de verschillende bestemmingen nog een aantal algemene regels om af te wijken van het bestemmingsplan opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken.

6.5 Overgangs- en slotregels

6.5.1 Overgangsrecht

In de overgangs- en slotregels is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of het strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

Deze bepalingen met deze formulering zijn verplicht gesteld in het Bro (Besluit ruimtelijke ordening).

6.5.2 Slotregel

In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam 'bestemmingsplan Dillenburg' kan het bestemmingsplan aangehaald worden.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Financiële uitvoerbaarheid

Kostenverhaal

De omgevingsvergunning waarvoor deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld, leidt tot de

planologische mogelijkheid om nieuwe woningen te bouwen. Op grond van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld via gronduitgifte, een anterieure overeenkomst over grondexploitatie);
  • het niet noodzakelijk is een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen;
  • het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, dan wel het stellen van regels omtrent het uitvoeren van die werkzaamheden, dan wel een uitwerking van de regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet nodig is.

De initiatiefnemer neemt de grond af van de gemeente Heusden. Daarnaast is een anterieure overeenkomst gesloten over het eventuele verhaal van kosten. Het opstellen van een exploitatieplan is daarmee niet nodig.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Algemeen

In het kader van de ruimtelijke procedure (ex artikel 3.1.1. Bro) is overleg gevoerd met instanties over de inhoud van het proces. Gelet op de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling is het niet noodzakelijk om naast het verplichte vooroverleg op grond van het Besluit ruimtelijke ordening extra overleggen te voeren met de wettelijke overlegpartners.

Inspraak

De voorgenomen ontwikkeling betreft een beperkte aanpassing op het bestemmingsplan Dillenburg. Hierom is besloten om geen inspraak te verlenen op het voorliggende bestemmingsplan.

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro is het concept ontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan de overlegpartners. Deze overlegreacties zijn samengevat en beantwoord in de 'Nota vooroverleg'.

Zienswijzen

Het ontwerp van 'Discountsupermarkt Tinie de Munnikstraat' en ontwerpbesluit omgevingsvergunningen hebben vanaf 19 november 2015 gedurende weken (gecoördineerd) ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn drie zienswijzen ingediend op het bestemmingsplan. In de nota zienswijzen is een samenvatting van de zienswijzen opgenomen en zijn deze voorzien van een gemeentelijke reactie. Ook is vermeld op welke punten de zienswijzen aanleiding hebben gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is overeenkomstig op de volgende punten aangepast:

  • de toelichting is verder geactualiseerd en aangepast met betrekking tot de aansluiting bij het regionale beleid voor Noordoost Brabant;
  • het ruimtelijk-economisch onderzoek is voorzien van een nadere toelichting op het winkelaanbod in dagelijkse goederen, is geactualiseerd door het toepassen van de meest recente leegstandcijfers en er is een locatiestudie opgenomen als bijlage ter onderbouwing van de locatiekeuze;
  • in de regels is een maximum Bvo van 1.600 m2 voor de discountsupermarkt opgenomen en is een combinatie van de supermarkt met andere functies uitgesloten;
  • in de regels is opgenomen dat ongeschikte horeca uitsluitend is toegestaan met andere functies dan de supermarkt. In combinatie met de supermarkt is ondergeschikte horeca niet toegestaan.
  • en het bouwplan is zodanig aangepast dat de schroefpers afgeschermd wordt met een muur.