Plan: | Centrum Vlijmen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0797.CentrumVlijmen-VG01 |
Het centrum van Vlijmen ligt in het hart van de kern Vlijmen binnen de gemeente Heusden. Al een aantal jaren wordt een herontwikkeling van dit centrum voorzien. Nadat in 2014 een bestemmingsplan voor het centrum door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is vernietigd (Uitspraak 201309006/1/R6), is de herontwikkeling verder opgepakt binnen de geldende regeling ter plaatse.
Dit heeft inmiddels geresulteerd in een onherroepelijke omgevingsvergunning 'bouwen' voor de oostwand van het Plein en een principe akkoord voor een ontwikkeling van een paviljoen (ca. 330 m2) op het Plein en een herontwikkeling aan de noordzijde van het Plein.
Verheugd wordt uitgekeken naar de kwaliteitsimpuls die met de realisatie van voornoemde projecten aan het centrum wordt gegeven. Uiteraard wil de gemeente deze kwaliteit ook behouden en dat vraagt mede om een nieuw bestemmingsplan voor het centrum. Voor het overgrote deel van het centrum van Vlijmen geldt op dit moment nog geen bestemmingsplan, maar zijn de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening van toepassing. Op grond van artikel 133, lid 2 Woningwet zullen deze stedenbouwkundige bepalingen uiterlijk 1 juli 2018 hun werking verliezen.
Gelet op het voorgaande is het nodig te voorzien in een actueel juridisch-planologisch instrumentarium.
Het bestemmingsplan 'Centrum Vlijmen' is consoliderend van aard. Dat wil zeggen dat het bestemmingsplan in beginsel is gericht op het regelen van de bestaande functies, waaronder mede wordt verstaan de inpassing van de verleende vergunningen in het plangebied, en het bieden van flexibiliteit passend bij een centrumgebied.
Als algemeen uitgangspunt bij de opstelling van dit plan geldt dat de feitelijke status van de gronden bepalend is geweest voor de functietoekenning in voorliggend bestemmingsplan.
Vlijmen ligt in de Langstraat, het gebied in Brabant tussen ‘s-Hertogenbosch en Raamsdonksveer. Het plangebied Centrum Vlijmen ligt in het hart van de kern Vlijmen, op de kruising van twee doorgaande wegen: in oost-westrichting de Akker en in noord-zuidrichting de Akkerstraat die overgaat in het Plein en de Sint Catharinastraat.
De ligging van het plangebied is globaal aangeduid op onderstaande figuur.
Plangebied Centrum Vlijmen (luchtfoto 2015)
Het voor het gebied opstelde bestemmingsplan Centrum Vlijmen is in 2014 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd. Daarom wordt teruggegrepen op de daarvóór geldende regeling. Binnen het plangebied is dit overwegend de Bouwverordening 1997 (inclusief herzieningen en wijzigingen). Voor kleine gedeelten van het plangebied gelden de bestemmingsplannen Centrum 2006 en Kom Vlijmen, inclusief de Vliedberg.
Met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zal dit het toetsingskader gaan vormen voor juridisch-planologische ontwikkelingen in het plangebied.
Het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is het consolideren van de al aanwezige voorzieningen en overige functies. Het bestemmingsplan is voor deze onderwerpen primair gericht op het vastleggen van de bestaande situatie en de ontwikkelingsmogelijkheden voor de actuele behoefte.
Het bestemmingsplan is gebaseerd op het gemeentelijk handboek en gaat in op de toelaatbaarheid, vestigingsmogelijkheden van de diverse functies en de bouwmogelijkheden (bouwhoogte). Er vindt bovendien afstemming van de ontwikkeling op de actuele beleidskaders plaats. Het bestemmingsplan Centrum Vlijmen is vervat in een verbeelding en regels en gaat vergezeld van deze toelichting.
Verbeelding
Op de verbeelding zijn onder meer de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. Nieuwe bestemmingsplannen worden digitaal beschikbaar gesteld, zodat ze via internet te bekijken zijn. Dit is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Op de gemeentelijke website of www.ruimtelijkeplannen.nl kan het digitale bestemmingsplan worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan 'doorverwezen'.
Regels
De regels bevatten de regeling inzake het gebruik van de gronden die in het plan zijn begrepen.
Toelichting
In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende beleidskaders vermeld. Tevens wordt er (te zijner tijd) verslag gedaan van de resultaten van het over het plan gevoerde overleg en de inspraak.
Het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd.
In dit hoofdstuk zijn het integrale beleid en de regelgeving beschreven die relevant zijn voor het gebied. De voornaamste beleidskaders stellen het Rijk, de provincie Noord-Brabant en de gemeente zelf. Naast de hierna benoemde beleidsdocumenten zijn er in Heusden verschillende sectorale beleidsdocumenten en uitvoeringsnota's ontwikkeld. Dit beleid (zoals archeologie) komt, indien nodig, aan de orde bij de beschrijving van de beleidsuitgangspunten in hoofdstuk 3 en 4.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie bevat de visie van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028 meteen doorkijk naar 2040. In de structuurvisie wordt ingestoken op een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk hanteert hierbij een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. De Rijksoverheid brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat, laat meer over aan gemeenten en provincies. Hiernaast komt de gebruiker centraal te staan. Hierom kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid.
Conclusie
Voor het plangebied doet de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geen concrete uitspraken. Er spelen ook geen ontwikkelingen die raken aan het nationale belang. Het ruimtelijke beheer en de ruimtelijke invulling van het gebied worden aan gemeente en provincie overgelaten.
De wetgever heeft in de Wet ruimtelijke ordening, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met onderdelen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
Conclusie
In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.
Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.
Trede 1 vraagt de regionale ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief) voor stedelijke ontwikkelingen te bepalen. Dit betreft wonen, werken, detailhandel en overige stedelijke voorzieningen. Met de regionale ruimtevraag in beeld kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde.
Trede 2 motiveert of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit kan door op lege plekken de ruimte ‘in te vullen’, een andere bestemming te geven aan een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden.
In trede 3 gaat het om stedelijke uitleg en wel op een zodanige locatie dat het uitleggebied (in potentie) multimodaal ontsloten is of kan worden. De resterende ruimtevraag, die resulteert uit trede 2 is kwalitatief en kwantitatief.
Conclusie
Momenteel wordt in hoofdzaak teruggegrepen op de Bouwverordening 1997 (inclusief herzieningen en wijzigingen). De Bouwverordening staat alle gebruik toe en biedt zeer ruime bebouwingsmogelijkheden. Met de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan zal dit het toetsingskader gaan vormen voor juridisch-planologische ontwikkelingen in het plangebied. Per saldo is er met dit bestemmingsplan sprake van een beperking van bouw- en gebruiksmogelijkheden. Er is dan ook geen sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' die de stappen van de ladder moet doorlopen.
De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals:
Voorafgaand aan de structuurvisie is geconcludeerd dat het vigerende ruimtelijke beleid nog steeds actueel is en daarom ongewijzigd blijft. Voorbeelden daarvan zijn:
In het provinciaal beleid wordt bij de opgave voor wonen en werken het accent sterker verlegd naar de te ontwikkelen kwaliteiten, de inzet op herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied.
De structuurvisie bestaat uit vier delen. Voor dit project zijn deel A en B relevant.
Conclusie
Het bestemmingsplan 'Centrum Vlijmen' betreft een consoliderend bestemmingsplan. Er worden slechts de gebruikelijke functiewijzigingen in een centrum en een beperkte bouwmogelijkheid voor een paviljoen voorgestaan. Het bestemmingsplan voldoet aan de uitgangspunten van de Structuurvisie.
De Verordening ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit de Structuurvisie in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.
Algemeen
In de verordening zijn algemene regels opgenomen ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Als een bestemmingsplan voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied, moet zorg worden gedragen voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het betrokken gebied en de naaste omgeving. Daarbij staat het principe van zorgvuldig ruimtegebruik centraal. Tevens wordt een belangenafweging gevraagd, waarbij de gevolgen in beeld worden gebracht voor cultuurhistorische, ecologische, landschappelijke en aardkundige waarden, bodemkwaliteit, waterhuishouding, monumenten en overige ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden. Er moet worden aangetoond dat de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling past in de omgeving en dat het met de ontwikkeling samenhangende personen- en goederenvervoer goed kan worden afgewikkeld.
De beoogde ruimtelijke ontwikkeling moet gepaard gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied.
Stedelijke ontwikkeling
Stedelijke ontwikkelingen zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaand stedelijk gebied. Vlijmen Centrum heeft in de verordening ruimte de status van 'stedelijk concentratiegebied'. Dit is één van de aanduidingen binnen de beleidscategorie 'bestaande stedelijke gebieden'.
Ontwikkeling/ uitbreiding detailhandelslocatie
De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ontwikkeling of een uitbreiding van een detailhandelslocatie bevat een verantwoording over de wijze waarop de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg worden nagekomen.
Conclusie
Op basis van de verordening is stedelijke ontwikkeling zonder meer mogelijk in bestaand stedelijk gebied. Het bestemmingsplan ziet niet toe op de uitbreiding van een detailhandelslocatie.
In deze structuurvisie worden de ruimtelijke ambities van de gemeente Heusden voor een periode van 20 jaar weergegeven, met een accent op de periode 2010-2020.
Ingrijpende maatregelen zijn vereist om ervoor te zorgen dat de hoofdwegenstructuur beter benut wordt.
De herstructurering van het Centrum Vlijmen is ook opgenomen als locatie waar woningbouw is voorzien voor de periode 2010-2020.
Conclusie
De maatregelen uit de structuurvisie leiden ertoe dat de verkeersdruk door het plangebied op termijn afneemt. De historische lintstructuur blijft intact en de centrum- en woonfuncties dragen bij aan de gestelde opgave. De ontwikkeling draagt bij aan de doelstellingen van de structuurvisie.
De gemeente heeft in februari 2012 een structuurvisie vastgesteld voor het gehele centrumgebied van Vlijmen. Dit centrumgebied omvat naast het plangebied Centrum Vlijmen ook aangrenzende gronden.
Ruimtelijke uitgangspunten in de visie zijn de volgende.
Voorts zijn functionele uitgangspunten in de visie geformuleerd.
Tot slot zijn uitgangspunten voor de openbare ruimte en de groenstructuur geformuleerd.
Uitsnede Structuurvisie Centrum Vlijmen
Conclusie
Uitvoering van delen van de Structuurvisie Centrum Vlijmen is gelet op de vernietiging van het bestemmingsplan in 2014 niet meer aan de orde. De ruimtelijke- en functionele uitgangspunten en de uitgangspunten voor openbare ruimte en groenstructuur uit de structuurvisie zijn wel bij de plannen voor de herinrichting van de openbare ruimte meegenomen.
Het plangebied ligt in het centrum van Vlijmen, ten noorden van de A59. Het plangebied Centrum Vlijmen maakt onderdeel uit van het meerpolige centrum van de kern. Dit centrum bestaat in totaal uit:
Het plangebied omvat:
Luchtfoto plangebied (luchtfoto 2015)
Historie
Op de plaats van het huidige centrum van het dorp was ooit de oorsprong van het boerendorp gelegen, ongeveer tussen de Wolput, de Akker en de Julianastraat. Oorspronkelijke landschappelijke lijnen (dijken, paden) zijn hier nog altijd goed herkenbaar aan de kronkelige loop, de verhoogde ligging, oude bebouwing en bomen. In de 19e eeuw zijn er veel panden gebouwd in karakteristieke stijl, ruim opgezet met tuinen rondom.
Als gevolg van oorlogsschade in de Tweede Wereldoorlog is een gat geslagen in de oorspronkelijke ruimtelijke structuur. De hoek Akkerstraat - De Akker is in de wederopbouw ingericht als parkeerplein. De bebouwing rondom het Plein is ontstaan in de wederopbouwperiode. De bebouwing is pandsgewijs maar dicht op elkaar gebouwd, ontworpen in Bossche Schoolsstijl en heeft twee bouwlagen met een kap. Aan de noordzijde van het plein is in de jaren ’90 een nieuw winkelgebouw met appartementen gebouwd (drie lagen met plat dak).
Functies
Detailhandel en horeca
Het grootste deel van het plangebied (Plein, Akkerstraat en de Akker) bestaat uit centrumfuncties (detailhandel, supermarkt, dienstverlening, horeca, kantoor en (semi) maatschappelijke voorzieningen).
Het belangrijkste deel van het plangebied bestaat uit een centrumgebied. Dit gebied bestaat uit verschillende horeca- en detailhandelsvoorzieningen. Het centrumgebied wordt primair gevormd door bebouwing grenzend aan het Plein en Akkerstraat.
Wonen
De woonvormen bevinden zich veelal op de verdiepingen van de centrumvoorzieningen en incidenteel op de begane grond. In de aan het centrum grenzende straten bevinden zich voornamelijk woonfuncties al dan niet in combinatie met beperkte kleinschalige bedrijvigheid.
Buiten het centrumgebied in de straten vanaf het plein (Monseigneur van Kesselstraat, Julianastraat en achtererven aan het Kloosterpad) is sprake van voornamelijk wonen.
Overige functies
Op verschillende plekken binnen het plangebied zijn nog overige functies en voorzieningen aanwezig. Het gaat om bijvoorbeeld om een apotheek en een pinautomaat.
Na de vernietiging van het bestemmingsplan Centrum Vlijmen door de Raad van State, is besloten tot een alternatief plan. Het nieuwe plan is minder groots dan het eerdere plan. De huidige verkeersstructuur op de Akker, het Plein en de Akkerstraat blijft ongewijzigd en de eerder geplande ondergrondse parkeergarage komt te vervallen. Onderstaand wordt nader ingegaan op de invullingen in het centrum en de relatie met dit bestemmingsplan.
Inrichting openbare ruimte
Er wordt momenteel uitvoering gegeven aan de inrichting van de openbare ruimte van het centrum van Vlijmen. Het definitieve ontwerp is op 16 februari 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. De herinrichting van de openbare ruimte zal in fasen gebeuren en afgestemd worden op de diverse bouwwerkzaamheden in het centrum.
Het ontwerp is gemaakt voor de openbare ruimte in het centrumgebied tot aan de Oliemaat. Het plangebied omvat 2 deelgebieden, fase 1 en fase 2. Fase 1 omvat het Plein, de aansluiting naar het Van Greunsvenpark, de nieuwe ontsluitingsroute via het huidige perceel Akkerstraat 10 en het eerste westelijke gedeelte van de Mgr. Van Kesselstraat. Fase 2 omvat de rotonde en delen van De Akker, Akkerstraat en Sint Catharinastraat. Met fase 1 is reeds begonnen. Fase 2 kan pas uitgevoerd worden wanneer de op- en afrit 44 van de A 59 is opgeheven.
Definitief ontwerp openbare ruimte
Hoofdbestanddelen
Het hernieuwde centrum bestaat straks uit een doorlopende looproute van het Van Greunsvenpark tot aan de Oliemaat en is ook geschikt voor terrassen en 1 tijdelijke standplaats, waarbij met name het verblijfsklimaat op het Plein en De Akker wordt verbeterd. Door de efficiëntere inrichting van het Plein ontstaat een aantrekkelijke ruimte voor wandelend en winkelend publiek. Ook is er plaats voor een paviljoen. Het parkeren gebeurt grotendeels op 2 parkeerterreinen. Een op het Plein en een tweede ten noordoosten van het Plein, aan het Kloosterpad (bij het Van Greunsvenpark). Het groen krijgt een meer informele uitstraling met enkele grotere solitair geplaatste bomen en een groep kleinere bomen bij een van de terrasruimten.
Verkeer
Er wordt een nieuwe weg aangelegd over het perceel Akkerstraat 10, achter de te slopen panden aan de Akkerstraat en de Hema en Bakker Bart langs. Hierdoor wordt het nieuw aan te leggen parkeerterrein bij het Kloosterpad gemakkelijk te bereiken. Door de aanleg van deze weg zal er ook beduidend minder bouwverkeer op en rond het Plein zijn. Verder is de weg ook belangrijk voor de bevoorrading van de winkels en de supermarkt. De panden zijn gesloopt, de weg wordt deze zomer aangelegd. Als de nieuwe randweg klaar is en de op- en afrit 44 gesloten is, zullen ook de Akker en de Akkerstraat zelf worden aangepast.
In de nabije toekomst zal voor het centrumgebied een 30 km/u-zone worden ingesteld. In fase 1 blijft het tweerichtingsverkeer voor de Akkerstraat I De Akker bestaan. In fase 2 (na afsluiting van aansluiting 44 van de A59) zal De Akker ten oosten van het Plein eenrichtingsverkeer krijgen. Het verkeersaanbod neemt dan nog verder af. Hierdoor ontstaat meer ruimte voor het langzaam verkeer en krijgt ook De Akker een beter verblijfsklimaat. De Akkerstraat blijft tweerichtingsverkeer houden en is daar ook geschikt voor.
Parkeren
Doel is een centrum met meer verblijfskwaliteit. Om een aantrekkelijke verblijfsruimte op het Plein te kunnen realiseren, verschuiven er parkeerplaatsen naar het parkeerterrein aan het Kloosterpad. Door een efficiëntere indeling ontstaat er meer ruimte voor de voetganger en een aantrekkelijker voetgangerszone. Hiermee wordt de ruimtelijke kwaliteit verbeterd.
Het aantal parkeerplaatsen in het vernieuwde centrum neemt in totaliteit toe. Een overloop nabij het gemeentehuis biedt voldoende ruimte voor de toenemende parkeerbehoefte van nieuw te realiseren ruimtelijke voorzieningen in het centrum.
Groen
Het wandelgebied tussen het Van Greunsvenpark en het Plein wordt versterkt met groenelementen. Solitaire lindebomen op het Plein versterken het dorpse karakter. Bij zitpleintjes, ter hoogte van de noordwand van het Plein, komt een cluster van hoog opgekroonde bomen. Lage, brede hagen zorgen voor een vriendelijke begeleiding van de voetgangersroute van het Van Greunsvenpark naar de Oliemaat. Binnen deze hagenlijnen worden functies als fietsparkeren, winkelwagentjes, verlichting en inzamelcontainers op een nette manier opgelost.
Oostwand
Gestart is met het bouwen van de winkelpanden aan de oostzijde van het Plein. De supermarkt wordt verplaatst van de locatie aan de westzijde naar de oostzijde van het Plein. Boven de winkelpanden komen 10 koopappartementen en 14 huurappartementen.
Noordwand
Aan de noordzijde van het plein en langs De Akkerstraat worden winkelpanden ontwikkeld. Boven de winkelpanden komen appartementen en een zorgfunctie/gezondheidsfunctie.
Paviljoen
Voor de beleving en de herkenbaarheid van het centrumgebied is aan de zuidzijde van het Plein (aan de kant van De Akker) een paviljoen met een oppervlakte van ca. 330 m2 beoogd. Functies die de verblijfskwaliteit vergroten en bezoekers langer vasthouden zijn beoogd, zoals kwalitatief hoogwaardige horeca, een bloemenwinkel of kapper. Aan de zuidzijde is ruimte voor een terras.
Impressie paviljoen
Conclusie
In het bestemmingsplan is de inrichting van de openbare ruimte in hoofdzaak voorzien van een bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. De verleende vergunningen voor de oost- en noordwand zijn ingepast in het bestemmingsplan, inclusief de verplaatsing van de supermarkt. Voor het paviljoen is een bestemming Centrum opgenomen met een passend bouwvlak.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid hebben tot doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Hiermee wordt een goede kwaliteit van het leefmilieu nagestreefd.
Ten aanzien van de milieuzonering van in de omgeving van het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten is aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende richtafstanden ten opzichte van woonbebouwing. Een richtafstand is indicatief. Het is mogelijk om gemotiveerd (onderzoek) af te wijken. Daarnaast gelden milieucontouren. Dit zijn vaste afstanden waarvan niet mag worden afgeweken.
Conclusie
In de omgeving van het plangebied vinden geen bedrijfsactiviteiten plaats waarvan de hindercontouren tot in het plangebied reiken. Het centrumgebied zelf kan bij uitstek gekarakteriseerd worden als een gemengd gebied, waar een veelheid aan functies aanwezig is (detailhandel, bedrijvigheid, kantoren, woonfunctie, maatschappelijke dienstverlening).
De bestemming van gronden die genoemde bedrijvigheid mogelijk maken veranderen met onderhavig bestemmingsplan niet. Verder onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Bij de uitwerking van ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten worden drie stappen onderscheiden:
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in dit bestemmingsplan de volgende horeca-activiteiten onderscheiden.
Conclusie
In het plangebied zijn alle horecabedrijven overeenkomstig het huidige gebruik bestemd en ingedeeld in de daarmee corresponderende horeca-categorie. Nieuwe horeca-activiteiten zijn in het plangebied toegestaan in categorie 1, zoals opgenomen in de Staat van horeca-activiteiten. Door het vastleggen van de toelaatbare categorieën horeca-activiteiten wordt ook in de toekomst milieuhinder voorkomen.
Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die voortvloeien uit de opslag, productie, het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hoofdzakelijk zijn er drie mogelijke risicobronnen te onderscheiden:
Om de externe veiligheid van de locatie te bepalen is de Nederlandse risicokaart geraadpleegd. Hierbij is per risicobron nagegaan of deze van invloed zijn op het bestemmingsplan.
Conclusie
Vanwege de afwezigheid van risicobronnen in en nabij het plangebied, vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Onderzoek
Binnen het plangebied is een archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek verricht (Bilan, Archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase), 2009). Op basis van de resultaten kan de archeologische verwachting voor het plangebied worden bijgesteld en wordt aan de historische linten een middelhoge archeologische verwachting toegekend voor archeologische waarden uit de late Middeleeuwen(-B) tot Nieuwe tijd. Aan het noordelijke deel van het plangebied wordt (met uitzondering van de historische linten), vanwege de relatief lage ligging, een lage archeologische verwachting toegekend. Het zuidelijke, hooggelegen gebied heeft een middelhoge verwachting. Aan de delen van het plangebied waar duidelijk sprake is van grootschalige verstoring, zoals de wegen en het afgegraven noordoostelijke deel, wordt een lage verwachting toegekend voor het aantreffen van onverstoorde archeologische waarden.
Archeologische verwachtingskaart (Vlijmen Centrum Archeologisch onderzoek, Gemeente Heusden)
Voor de gebieden met een middelhoge verwachting waar daadwerkelijk bodemverstorende activiteiten zullen plaatsvinden, wordt een vervolgonderzoek geadviseerd om de archeologische verwachting te toetsen. Met de uitvoering van de werkzaamheden wordt hiermee rekening gehouden.
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waar sprake is van dusdanige bodemverstorende activiteiten. De ontwikkelingen die binnen dit plan geregeld zijn, zijn van dusdanig kleine aard dat een archeologische regeling niet nodig is.
Conclusie
Het aspect archeologie is, met inachtneming van de onderzoeksresultaten, geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Algemeen
De Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
De gemeente heeft daarom een Cultuurhistorische waarden- en beleidskaart opgesteld. Binnen het plangebied zijn geen gemeentelijke of rijksmonumenten te vinden. Binnen het plangebied is wel een aantal historisch bouwkunstige objecten te vinden. Deze panden genieten echter geen beschermde status.
De Julianastraat ten noorden van het plangebied, is opgenomen als historisch gebied van hoge waarde.
Uitsnede Cultuurhistorische waarden- en beleidskaart (Cultuurhistorische waarden- en beleidskaart, gemeente Heusden 2012)
Monumenten
Binnen het plangebied zijn geen gemeentelijke of rijksmonumenten aanwezig. Binnen het plan wijst de gemeente wel een aantal andere historisch bouwkunstige objecten aan. Deze gebouwen genieten echter geen beschermde status.
In het plangebied zijn algemene cultuurhistorische patronen aanwezig. Deze hoeven niet verder beschermd te worden binnen het bestemmingsplan. Binnen dit consoliderende bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorgenomen welke onevenredige afbreuk kunnen doen aan de cultuurhistorie.
Conclusie
Cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Sinds juli 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit op de Ruimtelijke Ordening. Het besluit verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van alle ruimtelijke plannen.
Beleid
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn onder meer het Waterbeheersplan 2016-2021 van Waterschap Aa en Maas, het Nationaal Waterplan, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend:
Waterberging
De waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel hebben in de Noord- Brabantse Waterschapsbond (NBWB) besloten om de keuren te uniformeren en tegelijkertijd te dereguleren. Hierbij is aangehaakt bij het landelijke uniformeringsproces van de Unie van Waterschappen. Er is conform het nieuwe landelijke model een sterk gedereguleerde keur opgesteld, met bijbehorende algemene regels en beleidsregels. Deze zijn voor de drie waterschappen gelijkluidend. De nieuwe uniforme keuren zijn gezamenlijk in werking getreden op 1 maart 2015. In de nieuwe keur is opgenomen dat het is in beginsel verboden is om zonder vergunning neerslag door toename van verhard oppervlak of door afkoppelen van bestaand oppervlak, tot afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen. Dit verbod is van toepassing tenzij:
Conclusie
Ten aanzien van het beleid rondom water is het met name van belang of de wijzigingen een effect kunnen hebben op de hydrologische situatie. Voor dit plangebied kan gesteld worden dat er geen effecten zijn te verwachten op de hydrologische situatie. Het betreft in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan. Ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit plan voegen geen extra verhard oppervlak aan het plan toe. Hiermee zijn de belangen voor het Waterschap Aa en Maas voldoende gewaarborgd.
Inzicht moet gegeven worden of het bestemmingsplan in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid uitvoerbaar te achten is.
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan of bij een bouwplan waarvoor ontheffing van het bestemmingsplan verleend dient te worden alvorens dit plan uitgevoerd kan worden, dient onderzoek verricht te worden naar het effect van de handeling. Welke soorten (dieren en planten) zijn aanwezig in het gebied. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in algemene soorten, zeldzame soorten en zeer zeldzame cq. bedreigde soorten.
Conclusie
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Wnb niet aan de orde zijn. Gezien het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan, waarin geen ruimtelijke veranderingen worden mogelijk gemaakt waarin een overtreding aan de orde is, zal de Wnb de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.
Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.
Wet natuurbescherming
In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor provincie Noord-Brabant uitgewerkt in het Natuurbeheerplan 2015 en de Provinciale Omgevingsverordening. Om de omgevingsverordening wordt gesproken over het Natuurnetwerk Brabant (NNB), dat wordt onderverdeeld in gebieden die zijn aangewezen als NNB of als groenblauwe mantel. De groenblauwe mantel vormt de verbinding tussen de ecologische hoofdstructuur en het landelijk gebied.
Conclusie
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status en er is geen sprake van een externe werking.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een conserverend plan. Er worden slechts de gebruikelijke functiewijzigingen in een centrum en een beperkte bouwmogelijkheid voor een paviljoen voorgestaan. Dit is van dusdanig beperkte omvang dat er in redelijkheid geen onevenredige verkeershinder is te verwachten.
Parkeerbehoefte
De parkeerbehoefte bij nieuwe ontwikkelingen kan worden bepaald op basis van de parkeernormen van de gemeente Heusden, zoals opgenomen in de Nota parkeernormen Heusden 2016.
Conclusie
Onderhavig plan is conserverend van aard. Indien sprake is van een nieuw bouwplan moet worden voldaan aan de parkeernormen. Dit is als zodanig opgenomen in de planregels.
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
Onderzoek
In een verkennend en nader bodemonderzoek (Tritium Advies, Verkennend en nader bodemonderzoek, 12 december 2012) is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vastgelegd. Daarnaast is de kwaliteit van het grondwater vergeleken met de eisen van het waterschap en is van het vrijkomende zand indicatief de civiel technische herbruikbaarheid bepaald. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van het voorgaande centrumplan.
Uit de analyseresultaten blijkt dat de bovengrond op een tweetal plaatsen verontreinigd is met minerale olie en lood. Naar aanleiding hiervan is nader bodemonderzoek uitgevoerd waarin de mate en omvang van de aangetroffen verontreiniging is bepaald. De aard en omvang van de verontreinigingen zijn afdoende vastgesteld. Het betreft enkele m³ grond. Vermoedelijk betreffen beide aangetroffen verontreinigingen een puntverontreiniging met een geraamde omvang van minder dan 1 m³. Gezien de mate en omvang van de verontreinigingen in de grond kan worden afgeleid dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Conclusie
Het aspect bodem vormt, met inachtneming van de onderzoeksresultaten, geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Woningen en appartementen worden door de Wet geluidhinder (hierna Wgh) als geluidsgevoelige functie aangemerkt. Een nieuwe geluidsgevoelige bestemming dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen uit de Wgh.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen, derhalve is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai.
Conclusie
De Wgh staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit (Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer (Wm) in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van aard. Er worden beperkte ontwikkelingen toegelaten. Deze leiden individueel noch cumulatief tot een substantiële toename van het verkeer. Dit geldt ook voor de ontwikkelingsmogelijkheden op basis van de opgenomen afwijkingsbevoegdheden. De verwachting is dat in de toekomst geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen zullen plaatsvinden. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
Conclusie
De Wet luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
In het plangebied liggen geen relevante leidingen. Wel liggen in het plangebied diverse niet planologisch relevante leidingen (rioolleidingen, leidingen, nutsvoorzieningen, drainageleidingen). Deze kabels en leidingen zijn veelal aangelegd langs / in combinatie met aanwezige infrastructuur.
Conclusie
Leidingen en telecommunicatieverbindingen vormen geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
In het kader van de (grond)werkzaamheden in het centrum van Vlijmen is vooronderzoek (Bombs Away, Vooronderzoek Conventionele Explosieven Vlijmen Gemeente Heusden, 19 augustus 2016) vanwege het aantreffen van conventionele explosieven (CE) uit de Tweede Wereldoorlog in dit gebied uitgevoerd.
Op basis van de resultaten van dit vooronderzoek en de conclusies is het onderzoeksgebied Vlijmen gedeeltelijk verdacht verklaard op het aantreffen van CE of restanten van CE in de bodem.
Conclusie
Bij uitvoering van grondwerkzaamheden dient rekening gehouden te worden met de resultaten van het rapport. In het kader van het bestemmingsplan is de uitvoerbaarheid in voldoende mate aangetoond. Het aspect explosieven vormt, met inachtneming van de onderzoeksresultaten, geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
In het kader van het bestemmingsplan dient aandacht te worden geschonken aan de ontwikkeling van een 'duurzame woonomgeving'. Duurzaam bouwen heeft tot doel het milieu zo min mogelijk te belasten.
De aard van dit conserverende bestemmingsplan biedt geen aansluiting bij duurzaamheid zoals dat is vastgelegd in de Heusdense Duurzaamheidsagenda. In het gemeentelijk duurzaamheid beleid is de Duurzaamheidsagenda leidend. De daarin gestelde ambities en beleidskaders zijn innovatief van aard, in tegenstelling tot de behoudende aard van het voorliggende bestemmingsplan. Voor bestaande woningbouw wordt een jaarlijks verbetering van het energielabel met 2% aangegeven.
Dubo-maatregelen op gebouwniveau kunnen niet in een bestemmingsplan geregeld worden. Het bestemmingsplan mag alleen duurzaamheidsaspecten regelen die een direct verband houden met de bestemming die aan de gronden wordt toegekend. De regels moeten rechtstreeks betrekking hebben op het ruimtebeslag van de gronden zelf of effect hebben op het ruimtegebruik van nabijgelegen gronden.
Dit betekent dat kwaliteitseisen niet bindend zijn op te nemen in bestemmingsplannen. Een uitzondering vormen bijvoorbeeld voorgeschreven dakhellingen, het bouwen zonder kruipruimte, of het verbod te bouwen beneden een bepaald peil, samenhangend met het grondwaterpeil. De uitzonderingen hebben dan te maken met (grond-) waterbeheer, vermijden van grondophogingen, beeldkwaliteit of bezonning.
Bestemmingsplannen kunnen op bepaalde punten wel degelijk bijdragen aan duurzame stedenbouw. Voorbeelden zijn de aanwijzing van bestemmingen voor een ecologische structuur, behoud van natuurwaarden, bestemming voor windenergie, bestemmingen voor fietsroutes en openbaar vervoer-routes, duurzaam waterbeheer, zongerichte of zuid-verkaveling van bebouwing ten behoeve van passieve zonne-energie (gebouworiëntatie), bestemmingen voor (gescheiden) afvalsystemen, beeldkwaliteit van woon- en leefmilieu, bestemmingen voor compact bouwen/dubbel ruimtegebruik en dergelijke.
Conclusie
In het beschreven beleidskader zijn met name elementen opgenomen in vigerend beleid die aansluiten bij duurzaamheid in algemene zin. Beleidsregels met betrekking tot natuur en water zijn gericht op de ecologische kant van duurzaamheid. Voor beide terreinen vinden geen veranderingen plaats. Derhalve vormen beiden geen belemmering voor dit conserverende bestemmingsplan.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen binnen het plangebied. In dit hoofdstuk is een toelichting op de systematiek en de inhoud van de verschillende toegekende bestemmingen van het bestemmingsplan gegeven.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke manier voorliggend plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling bindt burgers en overheid.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012), bindende afspraken en aanbevelingen met betrekking tot de opbouw en de presentatie van het bestemmingsplan en het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO2012).
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en ontheffing. De verbeelding geeft de bestemmingen weer met de daarbij behorende harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De regels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
Om duidelijkheid te verschaffen richting burgers en belanghebbenden bij bestemmingsplannen worden de regels en de verbeelding zo toegankelijk mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt zoveel mogelijk aangesloten op de standaardregels van de gemeente en hanteert de gemeente het uitgangspunt om te dereguleren waar mogelijk. Daarom worden er zo weinig mogelijk binnenplanse flexibiliteitsregels, waarmee afgeweken kan worden van het bestemmingsplan, opgenomen.
De indeling van de planregels is als volgt:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De bestemmingsregels zijn conform de SVBP2012 als volgt opgebouwd:
Per bestemming kunnen onderdelen, voor zover niet relevant, ontbreken.
In de bestemmingsomschrijving wordt omschreven voor welke doelen/functies de gronden mogen worden gebruikt. In voorliggend bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Voor het bestaande bedrijf aan de Julianalaan 18-20 is een bedrijfsbestemming opgenomen conform de gebruikelijke wijze van bestemmen binnen de gemeente. Uitbreiding van bedrijfsgebouwen is niet toegestaan.
Deze bestemming is toegekend aan de bestaande gebouwen in het centrum. Binnen de bestemming zijn detailhandel, horeca, kantoren, maatschappelijke en culturele voorzieningen, dienstverlening, nutsvoorzieningen en wonen toegestaan. De supermarkt is daar waar aangeduid toegestaan.
Centrumfuncties zijn alleen toegestaan op de begane grond, met uitzondering van dienstverlening, kantoren, culturele en medische voorzieningen, horeca en wonen. Het aantal woningen binnen deze bestemming mag niet toenemen.
Voor wat betreft de bouwmogelijkheden is voor de begane grond aangesloten bij de reeds bestaande bebouwde situatie en aangegeven door middel van een bouwvlak. De diepte van een hoofdgebouw op de verdiepingen mag niet meer dan 15 m bedragen; indien de diepte in de bestaande situatie meer bedraagt, geldt deze diepte.
In de bestemming zijn naast groen- en watervoorzieningen, voorzieningen met een karakter van algemene nutte zoals speel- en nutsvoorzieningen en voorzieningen voor langzaam verkeer (fiets- en voetpad) en calamiteitenontsluiting toegestaan. Uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen gebouwen tot maximaal 20 m² worden gebouwd. Voor het overige zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
De bestemming Tuin is opgenomen overeenkomstig de gemeentelijke plansystematiek. In de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan en voorzieningen voor langzaam verkeer om het naastgelegen groengebied te bereiken.
Artikel 7 Verkeer en Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemmingen zijn opgenomen voor functies die gerelateerd zijn aan de verkeersbestemming, zoals erftoegangswegen, fiets- en voetpaden, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. Binnen de bestemming is het niet toegestaan om gebouwen op te richten. Alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan met een maximum oppervlakte van 20 m2 en een maximum bouwhoogte van 4 m. In de bestemming.
Deze gronden zijn onder andere bestemd voor wonen.
De wijze van het toekennen van de woonbestemming en de bouwvlakken is overeenkomstig de gebruikelijke wijze van bestemmen in de gemeente.
Binnen deze bestemming is, onder voorwaarden, de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep toegestaan.
Het aantal woningen is vastgelegd in de regels. In 'afwijken van de bouwregels' kan hiervan onder voorwaarden worden afgeweken.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
Er gelden voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken ook regels die op het gehele plan op meerdere bestemmingen van toepassing zijn. In dit plan betreft het regels waarin is aangegeven welk gebruik in strijd is met het bestemmingsplan.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Conform de wetgeving is het voorgeschreven artikel voor overgangsrecht opgenomen. Hierin zijn voorwaarden voor de omvang, het onderhoud en de herbouw opgenomen voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing of bestaand gebruik.
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Sinds 1 juli 2008 heeft de Grondexploitatiewet als Afdeling 6.4 van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening rechtskracht gekregen. Doel van de wet is te komen tot een verbetering van het stelsel van kostenverhaal en het kunnen stellen van locatie-eisen bij particuliere grondexploitatie. In de wet is opgenomen dat een gemeente de gemaakte kosten op een particuliere grondeigenaar moet verhalen in het geval deze eigenaar tot ontwikkeling van een bouwplan overgaat. Daarnaast kan de gemeente eisen stellen met betrekking tot de te ontwikkelen locatie, zoals kwaliteitseisen van het openbaar gebied of eisen met betrekking tot woningbouwcategorieën (particulier opdrachtgeverschap en sociale woningbouw).
In voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande situatie planologisch vastgelegd. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening mogelijk.
De ontwikkeling van dit bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen plankosten met zich mee. Hiervoor staan algemene middelen ter beschikking. Eventuele toekomstige particuliere plannen komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht voldoende te zijn aangetoond.
Het bestemmingsplan is conform de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegd. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het bestuurlijk overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de overleg- instanties, waaronder de provincie Noord-Brabant en het waterschap. De resultaten zijn opgenomen in Bijlage 1 Nota inspraak en overleg en wijzigingen.
Het ontwerp van het bestemmingsplan lag ter inzage van 21 september 2017 tot en met 1 november 2017.
Ook is het plan toegezonden aan de relevante overheidsinstanties. Er zijn zes zienswijzen ontvangen. De resultaten zijn opgenomen in Bijlage 2 Nota zienswijzen. De zienswijzen hebben niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.