direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Clubgebouw Elshout
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0797.CGElshout-VA01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De sportvereniging s.c. Elshout is voornemens om ter plaatste van hun terrein aan de Dekkerseweg 17 te Elshout een nieuw clubgebouw te realiseren. De bouw van dit nieuwe clubgebouw is op basis van het geldende bestemmingsplan Heusden Buitengebied 4de herziening niet mogelijk. Het nieuwe gebouw wordt voor een deel buiten het bestaande bouwvlak gerealiseerd. Om deze reden wordt er een vergunning voor het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening aangevraagd. Deze vergunningsaanvraag dient voorzien te zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing. Voorliggend document voorziet in deze betreffende ruimtelijke onderbouwing.

1.2 Doel

Het doel van de vergunningsaanvraag is het mogelijk maken van de realisatie van een nieuw clubgebouw ter plaatse van Dekkerseweg 17 te Elshout.

De activiteit waarvoor de aanvraag is ingediend is in strijd met de bestemming en bijbehorende aanduiding van het geldend bestemmingsplan (zie paragraaf 1.4). De omgevingsvergunning kan worden verleend door middel van een buitenplanse afwijking ex artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft tot doel te motiveren dat bij de aangevraagde ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Heusden ten oosten van Elshout. de locatie Dekkerseweg 17 is gelegen tussen agrarisch gebied en ligt tegenover bedrijventerrein Meeuwaert. Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.CGElshout-VA01_0001.png"
Ligging plangebied in kaart (Bron: Google maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.CGElshout-VA01_0002.png"
Luchtfoto met plangebied rood omlijnd

1.4 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van de locatie Dekkerseweg 17 geldt het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Heusden Buitengebied 4de herziening', vastgesteld op 1 april 2020. Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de enkelbestemming 'sport' met daarop een bouwvlak. Binnen het bouwvlak mogen gebouwen met een sportfunctie gerealiseerd worden. Op onderstaande afbeelding is er een uitsnede van het geldend bestemmingsplan weergegeven:

Op het terrein geldt tevens de dubbelbestemming waarde - Archeologie 4. Dit betekent dat de grond buiten het huidige bouwvlak mede bestemd is voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.CGElshout-VA01_0003.png"
Ligging plangebied in Elshout

Daarnaast geldt er het volgende paraplubestemmingsplan:

  • 'Parapluplan Parkeren Heusden' vastgesteld op 18 september 2018.

1.5 Leeswijzer

De voorliggende ruimtelijke onderbouwing is op de volgende wijze opgebouwd: In Hoofdstuk 2 worden de huidige en de toekomstige situatie uiteen gezet. In Hoofdstuk 3 worden de relevante beleidskaders voor deze ruimtelijke onderbouwing weergegeven. Hoofdstuk 4 beschrijft de milieutechnische onderzoeken en de randvoorwaarden waar het plan aan moet voldoen. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Heusden ten oosten van Elshout. de locatie Dekkerseweg 17 is gelegen tussen agrarisch gebied en ligt naast bedrijventerrein Meeuwaert. Op het aan de Dekkerseweg gelegen omheinde terrein staat een gelijkvloerse bakstenen kantine met de bijhorende kleedkamers. Het gebouw ligt naast de velden voor handbal en voetbal. Naast het kantine-/kleedkamergebouw staat een los gebouw wat fungeert als bestuurskamer.

Tegenover het plangebied, aan de andere kant van de weg, ligt bedrijventerrein Meeuwaert. De huidige bebouwing kijkt hier tegen de raamloze achterkant van een loods aan.

Op onderstaande afbeeldingen zijn enkele beelden van het plangebied en de omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.CGElshout-VA01_0004.png"
Dekkerseweg 17 zijaanzicht geien vanaf de weg (Bron: Google maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.CGElshout-VA01_0005.png"
Dekkerseweg 17 zijaanzicht met zicht op de tegenovergelegen loods (Bron: Google maps)

2.2 Toekomstige situatie

Sportvereniging s.c. Elshout is voornemens om ter plaatse van hun terrein een nieuw clubgebouw te realiseren. De huidige kantine met indoor voetbal- en handbal veld en het losse bestuursgebouw zullen hiervoor gesaneerd worden. Het nieuwe clubgebouw zal bestaan uit één gebouw wat deels op de plek zal komen te staan van de huidige bebouwing. Onderstaande afbeelding laat het beoogde clubgebouw zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.CGElshout-VA01_0006.png"
Beoogde clubgebouw

De vorm en grootte van de nieuwe bebouwing is anders dan de huidige bebouwing. Het gebouw zal hoger zijn dan de huidige gebouwen. Er zal sprake zijn van een bebouwing van één laag met een kap erop.

Onderstaande foto laat een ontwerp van het beoogde clubgebouw zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.CGElshout-VA01_0007.png"
Ontwerp beoogde clubgebouw

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR actualiseert het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid als gevolg van nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte.

In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn). De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Voor alle nationale opgaven worden rijksinstrumenten ingezet, waarbij financiering slechts één van de instrumenten is. Ook decentrale overheden en marktpartijen dragen bij aan de realisatie van nationale opgaven.

Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen (uit de structuurvisie/SVIR) die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

In het Barro zijn de volgende nationale belangen opgenomen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

Het Rijk gaat voor dit soort projecten uit van het adagium ‘Decentraal wat kan, centraal wat moet’. Derhalve heeft het Rijk al jaren geen bemoeienis meer in projecten op gemeenteniveau. Alleen waar een project rijksbelangen raakt, is een gedetailleerde afweging daaromtrent noodzakelijk. Het Rijk heeft geen belangen in dit gebied, behalve voor een goede doorstroming op de A59. Het project heeft geen gevolgen voor de A59.

Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de projecten die vastgelegd zijn in de SVIR.

Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het onderhavige project. De betreffende onderwerpen zijn niet aan de orde in het kader van deze omgevingsvergunning.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Wettelijk kader
De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Bro en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur en Milieu voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister er voor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's.

De Ladder is onder andere van toepassing op ontwikkelingen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen of en hoe de Ladder moet worden toegepast, zijn de volgende aspecten van belang:

  • 1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
  • 2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
  • 3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
  • 4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
  • 5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

Toetsing
1: Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
Dit project betreft de bouw van een nieuw clubgebouw op een plek waar nu reeds clubgebouw aanwezig is wat gesaneerd zal worden. Het huidige clubgebouw voldoet niet meer aan de wensen van de sportclub, waardoor er een nieuw clubgebouw nodig is. Onder de Ladder voor Duurzame Verstedelijking worden sportfaciliteiten aangemerkt als stedelijke ontwikkeling aangemerkt. Een verdere toetsing aan de ladder is noodzakelijk.

2: Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
Op basis van jurisprudentie is er sprake van een nieuwe ontwikkeling wanneer er 500 m2 aan bebouwing wordt toegevoegd. Voorliggende ontwikkeling voorziet in de vervanging van een bestaand clubgebouw. Het nieuwe clubgebouw is groter dan het bestaande gebouw. Netto wordt er minder dan 500 m2 bebouwing toegevoegd. In deze zin is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een verdere toetsing aan de ladder kan achterwege blijven. Wel dient de behoefte aan de ontwikkeling aangetoond te worden.

Behoefte aan de ontwikkeling
Het bestaande gebouw voldoet niet meer aan de huidige wensen en standaarden van de sportvereniging. Verbouw van de huidige bebouwing zorgt niet in de realisatie van de eisen van de sportvereniging. Om deze reden is het noodzakelijk het bestaande gebouw te vervangen. De behoefte is hiermee aangetoond.

Conclusie
Het initiatief betreft geen nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een uitgebreide toetsing aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking is niet noodzakelijk. De behoefte aan het project is aangetoond.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

De Omgevingsvisie Noord-Brabant is op 14-12-2018 in werking getreden. De Brabantse Omgevingsvisie vervangt in ieder geval 4 provinciale beleidsplannen. Dat zijn de beleidsplannen over milieu en water (PMWP), verkeer en vervoer (PVVP), ruimtelijke ordening (Structuurvisie RO) en natuur (BrUG).

Een van de kernwaarden van deze visie is dat de provincie aangeeft 'steeds voor beter' te willen gaan. De provincie Noord-Brabant streeft naar continue verbetering van de leefomgeving. Bij de kernwaarden geeft de provincie tevens aan proactief en preventief te willen handelen voor de leefomgeving. Verder geeft de provincie in haar visie aan dat één van de hoofdopgaven het 'stimuleren van een gezonde leefomgeving' is. Een gezonde leefstijl kan bevorderd worden door uit te nodig tot beweging door voldoende voorzieningen te hebben voor buitenrecreatie. Hierbij geeft de provincie aan dat er ruimte moet zijn voor maatwerk.

Het voorliggend plan om een clubgebouw te vervangen past is in lijn met de Omgevingsvisie. Het oude clubgebouw wordt gesaneerd waardoor er ruimte komt voor een beter clubgebouw. Ook past het bieden van goede sportvoorzieningen binnen de visie van de provincie om een gezonde leefstijl te stimuleren door voldoende voorzieningen voor buitenrecreatie te bieden.

3.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord Brabant

Op 25 november 2019 is de Interim omgevingsvergunning in werking getreden. De Interim omgevingsverordening voegt bestaande regels uit 6 verordeningen samen. In de Interim omgevingsverordening zijn deze verordeningen grotendeels gehandhaafd. Er zijn beperkt wijzigingen doorgevoerd, onder andere vanwege de vastgestelde omgevingsvisie.

In de interim omgevingsverordening staan instructieregels voor gemeenten. Een bestemmingsplan of omgevingsvergunning dient volgens artikel 3.9 gepaard te gaan met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. Het bestemmingsplan of omgevingsvergunning dient tevens te motiveren dat de verbetering past binnen de gewenste ontwikkeling van het gebied;

Daarnaast is artikel 3.45 uit de verordening hier van toepassing.

Als er sprake is van een kernrandzone, kan een bestemmingsplan ter plaatse van Landelijk gebied voorzien in de nieuwvestiging of uitbreiding van voorzieningen voor veldsporten, volkstuinen, schuilhutten en andere kleinschalige vrijetijdsvoorzieningen.

De provincie heeft het plangebied ingetekend als Landelijk Gebied. Zoals uitgewerkt in artikel 3.9 zijn hier enkele voorwaarden aan verbonden voor ruimtelijke ontwikkelingen. Er moet sprake zijn van een verbetering van de landschappelijke kwaliteit. Uit de provinciale zienswijze kwam naar voeren dat een landschappelijke kwaliteitsverbetering vereist is. Aangezien het terrein al voorzien is van een groene omzoming, maar deze niet is geborgd, is het behoud van deze omzoming geborgd in de vorm een inrichtingstekening met onderhoudsschema. Deze zijn verder opgenomen in de vorm van een voorwaardelijke verplichting.

3.2.3 Conclusie

Het initiatief is in overeenstemming met de omgevingsvisie en interim omgevingsverordening. Het initiatief is ten aanzien van het provinciaal beleid uitvoerbaar.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Heusden

De raad van Heusden heeft op 21 juli 2009 de structuurvisie ‘Ideeën voor een plek’ vastgesteld. De structuurvisie vormt het belangrijkste document voor een gemeente, om het ruimtelijk beleid in vast te leggen. Het document zet in grote lijnen de keuzes uit voor de komende jaren. Deze Structuurvisie vormt primair een onderbouwing van de plannen en projecten waarmee de gemeentelijke visie en ambities worden uitgewerkt en gerealiseerd.

De gemeente Heusden heeft in de visie ambities op het gebied van landschap, natuur, woningbouw, infrastructuur en bedrijvigheid. De gemeente wil dat ontwikkelingen in onderlinge samenhang plaats hebben. Concentreren en versterken staan daarbij centraal.

Het voorliggende initiatief wordt niet genoemd in de structuurvisie. De structuurvisiekaart laat zien dat er geen beoogde wijzigingen zijn voor het plangebied. Wel laat de visie zien dat de gemeente Heusden voornemens is om ontwikkelingen te concentreren en versterken. De bouw van een nieuw clubgebouw staat niet specifiek in de visie omschreven. Uit de visie kan echter opgemaakt worden dat de gemeente voornemens is om te innoveren en versterken. Vanuit die visie past het voorliggend initiatief binnen de visie.

3.3.2 Kadernota Sport & bewegen

In september 2008 heeft de gemeente Heusden de 'kadernota Sport & bewegen gemeente Heusden 2008' vastgesteld. hierin is opgenomen dat het van belang is om de beschikbare sportaccommodaties zo efficiënt mogelijk te gebruiken en dat sportbeoefening moet kunnen worden gefaciliteerd en ondersteund. In artikel 2.3 zijn de doelstellingen van de kadernota opgeschreven;

2.3. Doelstellingen kadernota

  • 1. De gemeente Heusden wil sportverenigingen ondersteunen bij een vraaggericht, kwalitatief en een blijvend sport- en bewegingsaanbod. Uitgangspunt hierbij is dat de verenigingen ook een eigen verantwoordelijkheid hebben.
  • 2. De gemeente Heusden zet sport in als middel ter versterking van de sociaal-maatschappelijke functies en de gezondheid.
  • 3. De gemeente Heusden stimuleert -bij voldoende draagvlak- de realisatie van kwalitatieve en op de behoeften aansluitende sportaccommodaties. Voorwaarde hierbij is dat de sportverenigingen eigen financiële middelen inbrengen en de continuïteit gewaarborgd is.

Het plan om een nieuw clubgebouw te bouwen past goed bij de bovengenoemde kadernota en doelstellingen. De gemeente Heusden geeft aan dat zij de realisatie van kwalitatieve sportaccommodaties wil ondersteunen, het realiseren van een nieuw clubgebouw past goed binnen deze doelstelling en is zo in lijn met de kadernota Sport & bewegen.

3.3.3 Conclusie

Het initiatief is in overeenstemming met de structuurvisie en kadernota Sport en bewegen. Het initiatief is ten aanzien van het gemeentelijk beleid uitvoerbaar.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Bodem

Kader
In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied is verontreinigd, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.

Situatie plangebied
Het initiatief voorziet in de realisatie van een nieuw clubgebouw ter plaatse van de sportvereniging S.C. Elshout. Het clubgebouw wordt voor het overgrote deel gebouwd op de plaats van het oude clubgebouw. Een onderzoek naar de bodemkwaliteit ter plaatse kan om deze reden achterwege blijven.

Conclusie
Het aspect bodem vormt geen verdere belemmering voor dit initiatief.

4.2 Water

Kader
Waterschapsbeleid
In het waterbeheerplan 2016 – 2021 staan de doelen die het waterschap Aa en Maas nastreeft en wat in deze periode gedaan moet worden om de doelen te halen. Samenwerking staat in dit plan centraal. Samenwerken met de partners van het waterschap maar ook met de inwoners van het beheersgebied.

Het plan is geen grote koerswijziging ten opzichte van het waterbeheerplan 2010-2015, maar ontwikkelingen zoals de klimaatverandering vragen wel om nieuwe accenten. Waterveiligheid en waterkwaliteit zijn hierbij belangrijke onderwerpen.

Om het beheersgebied beter te beschermen tegen overstromingen worden er strengere eisen gesteld aan de dijken langs de Maas. Het waterschap heeft tot 2050 om de dijken hierop aan te passen. De kwaliteit van het oppervlaktewater is daarnaast de komende jaren echt een punt van aandacht. Enerzijds zitten er te grote hoeveelheden voedingsstoffen in het water. Deze staan een natuurlijk en gezond watersysteem in de weg. Anderzijds zijn er ook allerlei 'nieuwe' stoffen die een steeds groter probleem vormen, zoals medicijnresten, drugs(afval) en resistente bacteriën. Deze stoffen kunnen voor de zuiveringen nu moeilijk uit het afvalwater gehaald worden. Ook dit vraagt om actie.

Gemeentelijk beleid
De raad van Heusden heeft op 3 juli 2018 het Waterplan Heusden 2018 - 2022 vastgesteld. Het waterplan is een beleidsplan dat op hoofdlijnen de invulling van de gemeentelijke watertaken weergeeft. Door middel van het waterplan legt de gemeente vast wat zij wil bereiken en wat de rol van burgers en bedrijven is ten aanzien van het watersysteem. Het waterplan vervult hiermee vier hoofdfuncties:

  • 1. Kader gemeentelijke zorgplichten
    Overzicht beleidskeuzes ten aanzien van stedelijk afvalwater, hemelwater, grondwater en oppervlaktewater.
  • 2. Interne afstemming
    Met andere vakdisciplines binnen de gemeentelijke organisatie.
  • 3. Externe afstemming
    Met de waterpartners en de relatie met burgers en bedrijven.
  • 4. Continuïteit en voortgangsbewaking
    Vanwege de relatief lange levensduur van stedelijke watervoorzieningen is een lange termijn aanpak essentieel (begroting en evaluatie).

Watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Aa en Maas, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De Digitale Watertoets is uitgevoerd op 20 januari 2021. Uit de watertoets komt naar voren dat het plan onder de korte procedure valt. Het waterschap verwacht geen bezwaren op het plan te hebben. Wel wordt het plan ter informatie gedeeld met het waterschap. De volledige watertoets is te vinden in Bijlage 1.

Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het watersysteem toereikend is om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken. In het kader van het wettelijk overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt de omgevingsvergunning voorgelegd aan het Waterschap Aa en Maas.

4.3 Verkeer en parkeren

In deze paragraaf wordt de verkeerssituatie rondom het initiatief beschreven.

Situatie plangebied
Het initiatief betreft de vervanging van het bestaande clubgebouw. De vervanging van dit clubgebouw zal geen extra verkeersgeneratie of parkeerdruk opleveren. Nader onderzoek naar de verkeersdruk en parkeerbehoefte kan achterwege blijven.

Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Kader
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.

Situatie plangebied
Het plangebied en de directe omgeving is aangemerkt met de bestemming sport, en ter plaatse bevinden zich enkele sportvelden. De sportvelden zijn in de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' aangemerkt met een milieucategorie 3.1. Dit betekent dat er 50 meter afstand gehouden dient te worden tot gevoelige bestemmingen op basis van het milieuaspect geluid.

De ligging van de sportvelden wordt door deze ontwikkeling niet gewijzigd, het nieuwe clubgebouw zelf ligt op voldoende afstand van gevoelige bestemmingen. Het clubgebouw maakt onderdeel uit van de sportbestemming en is niet aangemerkt als gevoelig object in het kader van bedrijven en milieuzonering. Nader onderzoek in het kader van milieuzonering kan achterwege blijven.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.5 Geluid

Kader
De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in de Wet geluidhinder. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, met betrekking tot de goede ruimtelijke ordening.

In de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh) zijn voorkeursgrenswaarden ten aanzien van de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies opgenomen. Als daar niet aan voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om zogenoemde hogere waarden vast te stellen. Voor de hogere waarden van de geluidsbelasting geldt dat deze lager dienen te zijn dan de maximaal te verlenen hogere waarde, voor verschillende situaties, die zijn neergelegd in de Wgh en het Bgh.

Situatie plangebied
Het te realiseren clubhuis is in het kader van de Wet geluidhinder niet aan te merken als een gevoelige functie. Een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai is om deze reden niet noodzakelijk.

Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.6 Luchtkwaliteit

Kader
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.

Situatie plangebied
Het initiatief voorziet, zoals reeds beschreven in paragraaf 4.3, niet in de generatie van extra verkeersbewegingen. De luchtkwaliteit zal hierdoor niet verder verslechteren. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan om deze reden achterwege blijven.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.7 Externe veiligheid

Kader
Bij externe veiligheid gaat het om de vraag of de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen voldoende is gewaarborgd. Het gaat hier met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen. De veiligheidsnorm en zijn vastgelegd in respectievelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid transportroutes en Besluit externe veiligheid buisleidingen.

Situatie plangebied
De risicokaart Nederland geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving. Op de kaart staan meerdere typen risicobronnen en ongevallen. De gegevens zijn afkomstig van gemeenten, waterschappen, provincies en Rijk

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.CGElshout-VA01_0008.png"
Uitsnede risico kaart. Plangebied blauw omlijnd

Op de risico kaart is te zien dat in de nabijheid enkele risicofactoren zijn gelegen. Direct naast het plangebied is een bedrijf gelegen wat met ammoniak werkt, en daarachter is een gasleiding gelegen. De risicocontouren van dit bedrijf en deze leiding reiken niet buiten respectievelijk de terreingrens en dubbelbestemming. De sportvereniging ondervindt geen extra risico als gevolg van deze factoren. Nader onderzoek of een nadere motivatie in het kader van externe veiligheid is niet noodzakelijk.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.8 Natuur

Kader
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).

De Wet natuurbescherming beslaat zowel soortenbescherming als gebiedsbescherming. De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder de andere soorten vallen bijvoorbeeld de ringslang en grote modderkruiper. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen voor de andere soorten. Met betrekking tot de gebiedsbescherming wordt hoofdzakelijk gekeken naar de Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Situatie plangebied
Flora en fauna
Voorliggend initiatief voorziet in de realisatie van een clubgebouw. Dit clubgebouw komt te staan op de plek waar reeds een clubgebouw staat wat gesaneerd zal worden. Gelet op de huidige situatie in het plangebied en de aard van de ingreep, is het noodzakelijk een beknopte natuurtoets (verkennend gebiedsbezoek en beperkte analyse van databestanden/kaartmateriaal) uit te voeren. Deze natuurtoets is opgenomen in Bijlage 2 bij dit plan. Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied mogelijk geschikt is als verblijfplaats voor steenmarters en vleermuizen.

Naar aanleiding van deze scan is vervolgens nader onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3 De conclusies van dit onderzoek zijn dat er geen sporen werden aangetroffen van een steenmarter, maar wel is een zomerverblijfplaats en een paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis vastgesteld achter het boeiboord van het clubgebouw.

Daarom zijn in juni 2021 acht vleermuiskasten (type Beaumaris midi, Vivara) opgehangen aan en rond het gebouw van de naastgelegen Schutterij. In de nieuwbouw komen ten minste acht ruimten waar dwergvleermuizen in kunnen verblijven. Dit alles is conform het hiervoor opgestelde projectplan.

Aangezien de gemeente Heusden de Gedragscode soortbescherming van toepassing heeft verklaard en het een eigen project betreft van de gemeente behoeft kan van een ontheffingsaanvraag bij de omgevingsdienst worden afgezien. De te nemen maatregelen en de wijze waarop deze worden uitgevoerd, zijn vastgelegd in een ecologisch werkprotocol dat door bureau Ecoza is opgesteld.

Gebiedsbescherming
In het kader van gebiedsbescherming is een berekening van de stikstofdepositie als gevolg van de aanleg van dit project uitgevoerd. De berekening is uitgevoerd met het programma Aerius. De volledige berekening is weergegeven in Bijlage 5. Uit de berekening blijkt dat de realisatie van het nieuwe clubgebouw geen negatieve invloed heeft op omliggende Natura 2000-gebieden. Er vindt geen extra stikstofdepositie plaats als gevolg van dit initiatief.

Conclusie
In het kader van soortenbescherming wordt onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van vleermuizen en steenmarters. Het aspect gebiedsbescherming vormt geen verdere belemmering voor dit initiatief.

4.9 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorie
Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

In het kader van dit initiatief is een beplantingsplan opgesteld. Dit plan is opgenomen in Bijlage 6. Bij de realisatie van dit plan blijven de cultuurhistorische waarden ter plaatse geborgd.

Archeologie
De Monumentenwet 1988 verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit is in lijn met het Europese Verdrag van Malta.

Het initiatief voorziet in roering van gronden waar momenteel geen bebouwing aanwezig is. In het vigerende bestemmingsplan is de archeologische dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4' opgenomen. Deze dubbelbestemming regelt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden wanneer meer dan 5.000 m2 grond wordt geroerd met een diepgang van 50 cm. Aangezien deze ontwikkeling onder de 5.000 m2 oppervlakte bestrijkt, kan nader onderzoek achterwege blijven.

Conclusie
Het aspect cultuurhistorie en archeologie vormt geen belemmering voor het initiatief.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De ontwerpvergunning heeft vanaf 21 juni gedurende 6 weken te inzage gelegen en is aangemeld bij de overleginstanties. Daarop is één zienswijze ontvangen van de provincie Noord-Brabant. Als gevolg van deze zienswijze wordt aan de vergunning een voorwaardelijke verplichting toegevoegd die strekt tot het behoud van de landschappelijke omzoming (zie ook paragraaf 3.2.2).

De zienswijzennota is opgenomen in Bijlage 7.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de bijbehorende uitvoeringskosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten van de ruimtelijk-juridische procedure zullen door middel van leges worden verrekend met de initiatiefnemer. De initiatiefnemer en de gemeente zijn een anterieure overeenkomst aangegaan waarmee de economische uitvoerbaarheid is vastgelegd. Een exploitatieplan is niet nodig, aangezien geen sprake is van een bouwplan op grond van artikel 6.12 Wro juncto artikel 6.2.1 Bro.