20.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
20.1.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop' mag, in afwijking van het overigens in deze regels bepaalde, de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan:
-
a. in meters uitgedrukt, de afstand van het bouwwerk tot de molen gedeeld door 30, plus 4.
voorbeeld: de maximale bouwhoogte van een bouwwerk op een afstand van 99 m tot de
molen, mag bedragen: 99 gedeeld door 30 is: 3,3 plus 4 = 7,3 m
20.1.2 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.1.1, ten behoeve van het bouwen tot de bouwhoogte die in het betreffende geval krachtens het overigens in deze regels bepaalde is toegestaan, mits:
-
a. daardoor de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
-
b. vooraf de eigenaar en de beheerder van de molen en een deskundige moleninstantie zijn gehoord.
20.1.3 Aanlegverbod
Behoudens het bepaalde in lid 20.1.4, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanbrengen van beplanting waarvan de voorzienbare hoogte meer zal bedragen dan op de betreffende plaats overeenkomstig het bepaalde in lid 20.1.1 als maximale bouwhoogte voor een bouwwerk is toegestaan;
-
b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft, waarvan de hoogte meer zal bedragen dan op de betreffende plaats overeenkomstig het bepaalde in lid 20.1.1 als maximale bouwhoogte voor een bouwwerk is toegestaan;
-
c. het ophogen van gronden.
20.1.4 Uitzonderingen
Het in lid 20.1.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
-
a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
20.1.5 Toelaatbaarheid
De in lid 20.1.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
-
a. door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen en
-
b. vooraf de eigenaar en de beheerder van de molen en een deskundige moleninstantie zijn gehoord.