direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Plan: Nieuwkuijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0797.Bpnieuwkuijk-VG01

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch – Agrarisch Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;
  • b. één bedrijfswoning per bouwvlak waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning niet toegestaan' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • d. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

4.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd; bij inpandige bedrijfswoningen mogen de bijgebouwen niet voor de voorgevelrooilijn van het gebouw waarin de bedrijfswoning is opgenomen worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 60 m²;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 80 m², mag de onder b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat de onder b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken; het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 100 m².

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de hoogte van silo's mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • c. de goothoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • d. de bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • e. de inhoud van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 2.500 m3;
  • f. de hoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • g. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

4.2.6 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m²;
  • b. er dient minimaal 1 parkeerplaats per 12 m2 van de onder a genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein;
  • c. detailhandel is niet toegestaan;
  • d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid  4.1 onder a voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten en gelden de volgende bepalingen:

  • a. de agrarische functie op het perceel blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar;
  • b. voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    • 1. zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m2;
    • 2. recreatieve doeleinden tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 500 m2;
  • c. ondergeschikte horeca is toegestaan bij de verbrede landbouw/nevenactiviteiten zoals genoemd onder b onder 1, en 2 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;
  • d. buitenopslag ten behoeve van de verbrede landbouw/nevenactiviteiten is niet toegestaan;
  • e. er dienen voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd op eigen terrein;
  • f. de verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Vormverandering bestemmingsvlak en bouwvlak Agrarisch – Agrarisch Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch – Agrarisch Bedrijf te wijzigen in de bestemming Agrarisch ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak van de bestemming Agrarisch - Agrarisch Bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid binnen de aangrenzende bestemming Agrarisch;
  • b. de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak en bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • c. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan;
  • d. aangetoond wordt dat sprake is van een kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • e. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS mogen niet worden aangetast;
  • f. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie.

4.5.2 Vergroting bestemmingsvlak en bouwvlak Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Agrarisch Bedrijf te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak Agrarisch - Agrarisch Bedrijf en het bouwvlak, voor een grondgebonden agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een reëel bedrijf;
  • b. de vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
  • c. er sprake is van een voldoende landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
  • d. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
  • e. vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB;
  • f. vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bouwvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 20%;
  • g. aangetoond wordt dat sprake is van een kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • h. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS mogen niet worden aangetast;
  • i. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie.

4.5.3 Wijzigen naar bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch – Agrarisch Bedrijf te wijzigen in de bestemming Wonen voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemming;
  • b. planwijziging is uitsluitend mogelijk indien het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd;
  • c. het totaal aantal woningen mag ten opzichte van de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande situatie niet worden vergroot, tenzij het past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose;
  • d. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 100 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven, tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling in lid i;
  • e. de vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
  • g. de nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  • h. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • i. bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing mag, ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m²;
  • j. de woning mag niet zijn gelegen binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het BEVI;
  • k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • l. aangetoond wordt dat sprake is van een kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • m. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS mogen niet worden aangetast;
  • n. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie.

4.5.4 Wijziging ten behoeve van opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch – Agrarisch Bedrijf te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van de opslag van goederen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. planwijziging is uitsluitend mogelijk indien het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd;
  • b. de opslag beperkt zich tot statische opslag in bestaande gebouwen, waarbij niet is toegestaan :
    • 1. buitenopslag;
    • 2. opslag van vuurwerk;
    • 3. opslag van risicovolle stoffen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte voor opslag per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie mag niet meer bedragen dan 1.000 m², waarbij opslag in kassen niet is toegestaan;
  • d. opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan;
  • e. de opslag mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
  • f. detailhandel is niet toegestaan;
  • g. aangetoond wordt dat sprake is van een kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • h. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS mogen niet worden aangetast;
  • i. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie.

4.5.5 Wijziging ten behoeve van maatschappelijke zorgvoorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch – Agrarisch Bedrijf te wijzigen in de bestemming Maatschappelijk ten behoeve van maatschappelijke zorgvoorzieningen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. planwijziging is uitsluitend mogelijk indien het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd;
  • b. de oppervlakte aan zorgvoorzieningen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 250 m². waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven;
  • c. de vestiging van zorgvoorzieningen mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
  • d. de vestiging van de zorgvoorzieningen mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelings-mogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. aangetoond wordt dat sprake is van een kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • f. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS mogen niet worden aangetast;
  • g. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie.