direct naar inhoud van Artikel 6 Gemengd
Plan: Herpt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0797.BPherpt-VG01

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie A, met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. risicovolle inrichtingen;
  • b. horeca van categorie 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  • c. horeca in de categorieën 1 t/m 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3';
  • d. dienstverlening;
  • e. kantoren;
  • f. maatschappelijke voorzieningen;
  • g. bestaand wonen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. tuinen, erven en verhardingen;
  • j. terrassen;
  • k. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder begrepen ontsluitingswegen, langzaamverkeerroutes, parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van bevoorrading;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument' aangegeven gebouwen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat het bouwvlak volledig mag worden bebouwd.

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat de voorgevelrooilijn uitsluitend mag worden overschreden met een erker, balkon of luifel, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
    • 2. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' mag niet minder bedragen dan 2 m;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 4. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 66% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' een andere maximale goothoogte is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

6.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 60 m²;
  • d. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 300 m2 mag de onder c geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 150 m²;
  • e. de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd;
  • f. bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de voorgevellijn;
  • g. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • h. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

6.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen

Voor het bouwen van uit- en aanbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de gronden van het bouwperceel voor zover gelegen achter de achtergevelrooilijn mogen voor maximaal 75% worden bebouwd;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  • a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid;
  • d. voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 ten behoeve van het toestaan van wonen, niet zijnde bestaand wonen, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. er dient te worden voldaan aan het gestelde bij en krachtens de Wet geluidhinder;
  • b. de woonfunctie mag de omliggende functies niet onevenredig beperken.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' te wijzigen ten behoeve van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin', indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bedrijf dient ter plaatse te zijn beëindigd;
  • b. het totaal aantal woningen mag ten opzichte van de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande situatie niet worden vergroot, tenzij het past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose;
  • c. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 100 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven, tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling onder h;
  • d. de vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
  • f. de nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  • g. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • h. bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing mag, ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m²;
  • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing mogen niet onevenredig worden aangetast.