direct naar inhoud van Artikel 7 Bedrijf - Opslag
Plan: Bestemmingsplan Heusden Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0797.BPBuitengebied-VG02

Artikel 7 Bedrijf - Opslag

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. opslagbedrijven;
  • b. bedrijfswoningen, met dien verstande, dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. tuinen, erven en verhardingen;
  • e. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen;
  • f. water en waterhuishoudkundige doeleinden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat het bouwvlak volledig mag worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven.

7.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen dienen te worden gebouwd in het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

7.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen dienen te worden gebouwd in het bouwvlak;
  • b. per bedrijf mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande, dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven, waarbij in dat geval de bedrijfswoningen uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • f. dien verstande, dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning mag worden gebouwd.

7.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. de maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.

7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m².

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  • a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid.

7.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 ten behoeve van het vergroten van het bebouwingspercentage aan bedrijfsgebouwen, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de vergroting mag niet meer bedragen dan 15%;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast,
    • 3. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en aanvrager zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden;
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.4 onder b ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 150 m²;
    • 2. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en aanvrager zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden.

Indien de kwaliteitsverbetering zoals voorgeschreven in de artikelen 7.4 sub a onder 3 en 7.4 sub b onder 2 niet of niet geheel uitvoerbaar blijkt te zijn voor initiatiefnemer, dan kan met het verzoek om afwijking van het plan slechts worden ingestemd indien een passende financiële bijdrage in het gemeentelijke landschapsfonds is verzekerd.