direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kruisstraat Rosmalen naast nr. 44
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002417-1401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggende wijzigingsplan heeft betrekking op de woning aan Kruisstraat 44 en het 'open' perceel rechts naast Kruisstraat 44 in Rosmalen. Het is de bedoeling op deze locatie naast de huidige vrijstaande woning een nieuwe vrijstaande woning te realiseren. Voor het betreffende perceel geldt het bestemmingsplan 'Buurtschap Kruisstraat 2016'. Het perceel heeft hierin de bestemming 'Wonen' met een bouwvlak voor de huidige woning en er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Binnen de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om een nieuwe vrijstaande woning te realiseren.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de oostrand van het lintdorp Kruisstraat, dat ten oosten van Rosmalen ligt. De omgeving van het plangebied is te kenmerken als een open agrarisch gebied, wat (steeds meer) in het invloedsgebied van de bebouwing van de kernen Rosmalen en 's-Hertogenbosch ligt. In de omgeving zijn meerdere agrarische bedrijven en burgerwoningen afwisselend aanwezig. Het plangebied bestaat uit het perceel behorende bij Kruisstraat 44 en het daarvan inmiddels afgesplitste perceel rechts ernaast. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente 's-Hertogenbosch, kern Rosmalen, sectie C, nummers 4850 en 4851 gedeeltelijk. Binnen het plangebied staat momenteel een vrijstaande woning met bijgebouw en is sprake van een gedeelte braakliggend terrein. De begrenzing van het plangebied komt overeen met de begrenzing van de wijzigingsbevoegdheid ter hoogte van het gedeelte dat de bestemming 'Wonen' kent zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buurtschap Kruisstraat 2016'. Op afbeelding 1.1 is de globale ligging en begrenzing van het plangebied met een rood kader weergegeven. De precieze begrenzing van het plangebied is te vinden op de verbeelding van het wijzigingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002417-1401_0001.jpg"

Afbeelding 1.1. Weergave plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buurtschap Kruisstraat 2016'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch op 11 oktober 2016. Hieronder is een uitsnede van de verbeelding ter hoogte van het plangebied van het geldende bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002417-1401_0002.jpg"

Afbeelding 1.2 Uitsnede verbeelding 'Buurtschap Kruisstraat 2016' ter hoogte van plangebied

Op basis van het geldende bestemmingsplan kent het plangebied de bestemming 'Wonen' met een bouwvlak voor één vrijstaande woning, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' en de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2'.

De wijzigingsbevoegheid maakt het mogelijk een nieuwe vrijstaande woning te realiseren, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • de woning moet zich qua maat, schaal en bebouwingsstructuur voegen in de omgeving;
  • de diepte van de bouwperceel bedraagt minimaal 25 meter;
  • de diepte van de voortuin bedraagt minimaal 5 meter, tenzij de ligging van de aangrenzende panden aanleiding geeft voor een andere diepte;
  • de diepte van het bouwvlak is 10 meter;
  • de diepte van het achtererf bedraagt minimaal 10 meter;
  • de breedte van de bouwperceel bedraagt ter hoogte van de voorgevelrooilijn minimaal 16 meter;
  • de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • de breedte van de woning inclusief het bijgebouw bedraagt maximaal 10 meter;
  • de goothoogte bedraagt maximaal 4 meter;
  • de woning moet worden voorzien van een kap waarbij de hoogte van de kap maximaal 5 meter bedraagt;
  • wat betreft de omvang van het bouwvlak c.q. de bouwvlakken en de maximum bouwhoogte dient rekening te worden gehouden met de in de directe omgeving aanwezige bebouwing;
  • de woning(en) dient/ dienen direct vanaf de openbare weg te worden ontsloten en zich te oriënteren op de openbare ruimte;
  • het parkeren dient op eigen terrein volgens de gemeentelijke normen te worden opgelost en moet direct vanaf de openbare weg toegankelijk zijn;
  • na gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid in de bestemming 'Wonen' is het bepaalde ten aanzien van gebruik en bebouwing zoals opgenomen voor de bestemming 'Wonen' in het vigerende bestemmingsplan zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing;
  • door middel van een bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt de locatie geschikt is voor de beoogde bestemming en gebruik. Indien er voor een verontreiniging een saneringsnoodzaak vanuit de Wet bodembescherming en ten behoeve van de planrealisatie bestaat, dan dient deze verontreiniging te worden gesaneerd conform de regels van de Wet bodembescherming;
  • een geohydrologisch onderzoek moet worden verricht naar de mogelijkheden om het hemelwater af te koppelen van de riolering;
  • er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen (onder andere stank- en of hindercirkels, belemmeringen o.g.v. Wet geluidhinder en Algemene richtlijn betreffende lichthinder).

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie

2.1 Ruimtelijke-functionele structuur

2.1.1 Buurtschap Kruisstraat en omgeving

Buurtschap Kruisstraat is een kleinschalige historische lintbebouwing aan de oostzijde van Rosmalen. De ligging in het buitengebied van Rosmalen en de begrenzing aan het bedrijventerrein Kruisstraat zijn bepalend voor de karakteristiek van het gebied en de kwaliteit van de overgangen. De diversiteit aan landschapsvormen en structuren van de aangrenzende omgeving draagt bij aan het ontstaan van interessante fysieke en functionele relaties van het buurschap met de omgeving maar ook voor diversiteit en afwisseling van overgangen.

Aan de west- en zuidwestzijde van het buurtschap ligt het waardevolle landschap van het Sprokkelbosch. Het landschap van Sprokkelbosch is een oorspronkelijke en gemeenschappelijke kamp die nog bewaard is gebleven en welke van hoge kwaliteit is. Deze begrenzing zorgt voor een kwalitatieve overgang van het buurtschap richting het buitengebied van Rosmalen. Sprokkelbosch fungeert als een belangrijke verbindingszone tussen het buurtschap en Rosmalen. Tevens is dit een belangrijk uitloopgebied voor de inwoners van buurtschap Kruisstraat. Het zuidwestelijk gelegen gebied heeft een agrarisch karakter en is nagenoeg onbebouwd. De lintbebouwing van het buurtschap Kruisstraat is onderdeel van een groter historische bebouwingslijn welke Rosmalen via de buurtschap fysiek met de oostelijk gelegen woonkernen van Nuland en Geffen verbindt.

De relatie met het noordelijk gelegen polderlandschap komt tot uiting door de aanwezige openheid in de lintbebouwing en waardevolle doorkijklijnen. Om een aaneengesloten landschappelijk raamwerk te kunnen realiseren dient deze openheid in de toekomst behouden te blijven en waar mogelijk sterker te worden. Bij verdere ontwikkeling van het buurtschap is het belangrijk dat deze openheid versterkt wordt en de bestaande doorzichten naar zowel het zuiden als het noorden behouden blijven.

2.1.2 Ruimtelijke situatie Buurtschap Kruisstraat

Het huidige bebouwingsbeeld van Buurtschap Kruisstraat dateert grotendeels uit de periode 1875-1945. De historische ontwikkeling is nog goed zichtbaar. De lintbebouwing is duidelijk herkenbaar gebleven.
De structuur van het buurtschap Kruisstraat bestaat slechts uit twee hoofdstraten, de Kruisstraat en de Vliertwijksestraat. De bebouwingsstructuur in de vorm van de individuele lintbebouwing is herkenbaar gebleven, echter voor wat de opzet van de bebouwing betreft zijn de twee linten zeer verschillend.

Langs de Kruisstraat, waar de bebouwing van oorsprong voornamelijk een agrarische functie had, bestond deze vanaf de zeventiende eeuw voornamelijk uit zogenaamde kruk- en T-boerderijen. Hiervan is een gedeelte bewaard gebleven. Op enkele plaatsen is de relatie tussen de lintbebouwing en de omringende open landbouwgrond intact gebleven en levert dit mooie vergezichten op. De bebouwing kenmerkt zich door losse schakels die schijnbaar willekeurig zijn gesitueerd. Er is geen sprake van een strakke rooilijn, maar meer van een willekeurig verloop. Dit heeft te maken met het feit dat het beloop van de weg Kruisstraat aanvankelijk werd bepaald door natuurlijke omstandigheden. De weg is later rechtgetrokken, waardoor de woningen anders ten opzichte van de weg zijn komen te staan.

Bijzonder is verder dat de boerderijen in het plangebied op enige afstand van de weg zijn gelegen. Zij zijn van oorsprong aan de dijk gelegen. De dijk is in de loop der jaren afgegraven, maar de woningen zijn op relicten van de dijk blijven staan. Nu lijkt het daarom alsof ze als het ware op terpen in het landschap staan. Aan de Kruisstraat was tevens de kapel gelegen die later een functie als school heeft gehad. De kapel verdween, waardoor Kruisstraat nu één van de weinige kerkloze buurtschappen is.

De Vliertwijksestraat bevindt zich van oorsprong achter de dijk. De huidige Vliertwijksestraat en voormalige Kruisstraatse Dijk had voornamelijk een vervoersfunctie tussen de Maas en de Graafsebaan/Napoleonsroute. Enkele panden temidden van dit lint vormen momenteel door hun éénlaagse bebouwing met mansarde-kap een uitzondering maar referen aan de oorspronkelijke bebouwing en functie. Na 1945 is de lintbebouwing verdicht. De bebouwing is in vergelijking met de Kruisstraat meer in één lijn gesitueerd. Hoewel het hier bijna uitsluitend particuliere bebouwing betreft is er een sterke overeenkomst tussen de panden uit de zestiger jaren. Het merendeel van de losse bebouwing wijkt qua voorgevelrooilijn, goothoogte, dakvlak en omvang nauwelijks van elkaar af.

In noordelijke richting gaat de Vliertwijksestraat over in de Grintweg. Hieraan zijn slechts enkele, deels karakteristieke, woningen gelegen. Ook hier is sprake van verdichting. Na de bebouwing volgt het weidse uitzicht over de polder.

In westelijke richting is later de nieuwbouwwijk Eikenhof gebouwd. Deze wijk is echter nooit in volle omvang gerealiseerd.

Naast de wijk Eikenhof ligt sportpark Eikenhage met bijbehorend clubgebouw. Het komgebied aan de noordzijde heeft ondanks de ruilverkaveling nog steeds een open grasland karakter met smalle langgerekte percelen haaks op de dijk.

Aan de zuidzijde is het karakter meer aangetast door de aanleg van het bedrijventerrein en het verdwijnen van de houtwallen. De omgeving van de buurtschap Kruisstraat wordt gekenmerkt door zijn relatief grootschalige bedrijventerrein dat ten zuiden van het woongebied ligt. Op het bedrijventerrein hebben zich vele lokale ondernemers gevestigd. Helaas is de uitstraling van het bedrijventerrein richting de buurtschap van geringe kwaliteit. Dit heeft enerzijds te maken met de omvang van de bebouwing, maar ook met de buitenopslag. Hierdoor is sprake van aantasting van de karakteristieke rand. Door de aanwezigheid van dit bedrijventerrein is er aan de zuidzijde van de buurtschap geen sprake meer van vergezichten. Afgezien van het bedrijventerrein in het zuiden is het karakter van de bebouwing grotendeels intact gebleven. Langs de Kruisstraat bevinden zich diverse waardevolle boerderijcomplexen, maar ook karakteristieke dorpsbebouwing.

2.1.3 Functionele situatie Buurtschap Kruisstraat

Buurtschap Kruisstraat bestaat met name uit percelen met een woonbestemming. In het bestemmingsplan 'Buurtschap Kruisstraat' uit 2006 is geconcludeerd dat er binnen de buurtschap bebouwingsmogelijkheden zijn, omdat het buurtschap, als onderdeel van de gemeente 's-Hertogenbosch, is aangemerkt als stedelijke regio. Vanuit het beleid van zowel de hogere overheden als vanuit het gemeentelijk beleid is verder bepaald dat, mede door haar bijzondere cultuurhistorische waarde, de buurtschap als stedenbouwkundige entiteit voor de lange termijn gewaarborgd dient te blijven. Functioneel blijft de buurtschap een kleine nederzetting met beperkte woningbouwmogelijkheden. De omvang van de woningbouw is niet taakstellend, maar blijft beperkt tot inbreidingen die de structuur versterken, dan wel geen afbreuk doen aan de structuur. Deze visie is in het bestemmingsplan dat het plan van 2016 heeft opgevolgd doorgezet. Onder andere zijn de eerder niet gebruikte wijzigingsbevoegdheden voor woningbouw uit dat plan overgenomen. De wijzigingsbevoegdheid op basis waarvan dit wijzigingsplan is opgesteld betreft ook een dergelijke wijzigingsbevoegdheid.

In Buurtschap Kruisstraat worden verder de volgende niet-woonfuncties van elkaar onderscheiden:
- Bedrijf;
- Agrarisch;
- Agrarisch bedrijf;
- Horeca;
- Maatschappelijk;
- Sport;
- Gemengd.

De overig ondersteunende bestemmingen zijn:
- Groen;
- Bedrijf - nutsvoorziening;
- Verkeer.

De bebouwing binnen het Buurtschap heeft zich in de loop der jaren niet alleen verdicht. De van oorsprong overwegende agrarische functie is ook voor een groot deel getransformeerd naar een woonfunctie. Diverse functies, waaronder de bakkerij, de kruidenier en de school zijn verdwenen. In de buurtschap zijn geen detailhandel en onderwijsvoorzieningen meer aanwezig. Aan de Kruisstraat zijn een restaurant/café en een snackbar gevestigd. Langs de Kruisstraat, de Vliertwijksestraat en de Grintweg zijn diverse bedrijven gevestigd, waarvan een gering aantal nog steeds agrarisch. De verschillende bedrijven komen verspreid langs deze straten voor.

2.2 Huidige situatie plangebied

In de huidige situatie fungeert het plangebied in zijn totaliteit als woonperceel behorende bij Kruisstraat 44. Links binnen het plangebied is sprake van een vrijstaande woning met voor- en achtertuin inclusief bijgebouw. Rechts binnen het plangebied is sprake van een 'open' terrein voorzien van gras (zijtuin bij de woning aan Kruisstraat 44).

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bebouwingslint Kruisstraat en wordt aan beide zijden omgeven door een vrijstaande woning van één laag met kap. Deze woningen hebben (met uitzondering van de woning links naast het plangebied) net als de meeste bebouwing in het bebouwingslint een kaprichting evenwijdig aan de straat.

2.3 Toekomstige situatie plangebied

In het plangebied is rechts naast de bestaande woning ter plaatse van het 'open' terrein de realisatie van een vrijstaande woning voorzien. De voorgevel van de nieuwe woning komt in het verlengde te liggen van de bestaande woning aan Kruisstraat 44. Ten opzichte van de woning aan Kruisstraat 46 zal de nieuwe woning meer teruggelegen zijn. De variatie die hierdoor ontstaat is passend in de lintstructuur die het bebouwingslint kent.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002417-1401_0003.jpg"

Afbeelding 2.1 Situering nieuwe woning

De nieuwe woning wordt in één laag met kap uitgevoerd. De maximaal toegestane goothoogte ligt daarbij op ongeveer de helft van de verdieping (hoogte van 4 meter), wat typerend is voor meer woningen in het lintdorp Kruisstraat en ook in Rosmalen en omgeving. Voor wat betreft de bouwhoogte is een hoogte van niet meer dan 9 meter toegestaan. De kap van de woning is haaks op de straat georiënteerd. Er is een afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrenzen aangehouden. De diepte van het hoofdgebouw is 10 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002417-1401_0004.jpg"

Afbeelding 2.2 Voorgevel nieuwe woning

Onderdeel van het wijzigingsplan is ook het verkleinen van het bouwvlak dat nu aanwezig is voor de woning aan Kruisstraat 44. Het nieuwe bouwvlak kan namelijk alleen toegevoegd worden als het bestaande bouwvlak verkleind wordt. Dit zorgt niet voor feitelijke wijzigingen aan de bestaande woning, want sprake is van een bouwvlak dat een groter oppervlak heeft dan de woning zelf.

Het uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat de nieuwe vrijstaande woning past binnen de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in bestemmingsplan ‘Buurtschap Kruisstraat 2016’. Hierna is het bouwplan voor de nieuwe vrijstaande woning aan de voorwaarden getoetst:

  • de woning moet zich qua maat, schaal en bebouwingsstructuur voegen in de omgeving; De positionering, hoogte en omvang van de woning is vergelijkbaar met andere bebouwing in het lint. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
  • de diepte van de bouwperceel bedraagt minimaal 25 meter; De diepte van het bouwperceel betreft circa 40 meter. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
  • de diepte van de voortuin bedraagt minimaal 5 meter, tenzij de ligging van de aangrenzende panden aanleiding geeft voor een andere diepte; De diepte van de voortuin bedraagt 9,1 meter. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
  • de diepte van het bouwvlak is 10 meter; De diepte van het bouwvlak is 10 meter. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
  • de diepte van het achtererf bedraagt minimaal 10 meter; De diepte van het achtererf bedraagt 30,9 meter. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
  • de breedte van de bouwperceel bedraagt ter hoogte van de voorgevelrooilijn minimaal 16 meter; De breedte van het bouwperceel bedraagt 16 meter. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
  • de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 meter; De afstand tussen het hoofdgebouw en de erfgrenzen bedraagt aan beide zijden 3 meter. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
  • de breedte van de woning inclusief het bijgebouw bedraagt maximaal 10 meter; De breedte van de woning bedraagt 10 meter. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
  • de goothoogte bedraagt maximaal 4 meter; Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
  • de woning moet worden voorzien van een kap waarbij de hoogte van de kap maximaal 5 meter bedraagt; De hoogte van de kap bedraagt 5 meter. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
  • wat betreft de omvang van het bouwvlak c.q. de bouwvlakken en de maximum bouwhoogte dient rekening te worden gehouden met de in de directe omgeving aanwezige bebouwing; Het bouwvlak is qua grootte en ligging vergelijkbaar met de nabijgelegen bouwvlakken. Ook de bouwhoogte is vergelijkbaar met in de omgeving gelegen woningen. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
  • de woning(en) dient/ dienen direct vanaf de openbare weg te worden ontsloten en zich te oriënteren op de openbare ruimte; Dit is het geval. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde. 
  • het parkeren dient op eigen terrein volgens de gemeentelijke normen te worden opgelost en moet direct vanaf de openbare weg toegankelijk zijn; Voor de nieuwe woning worden op eigen terrein twee parkeerplaatsen aangelegd. Deze parkeerplaatsen zijn gesitueerd rechts langs de gevel achter elkaar. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
  • na gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid in de bestemming 'Wonen' is het bepaalde ten aanzien van gebruik en bebouwing zoals opgenomen voor de bestemming 'Wonen' in het vigerende bestemmingsplan zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing; De regels voor 'Wonen' zoals in dit wijzigingsplan opgenomen zijn - voor zover mogelijk en van toepassing - overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde. 
  • door middel van een bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt de locatie geschikt is voor de beoogde bestemming en gebruik. Indien er voor een verontreiniging een saneringsnoodzaak vanuit de Wet bodembescherming en ten behoeve van de planrealisatie bestaat, dan dient deze verontreiniging te worden gesaneerd conform de regels van de Wet bodembescherming; Door middel van een bodemonderzoek is aangetoond dat de locatie geschikt is voor de beoogde bestemming. Het bodemonderzoek is bijgevoegd bij deze toelichting. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
  • een geohydrologisch onderzoek moet worden verricht naar de mogelijkheden om het hemelwater af te koppelen van de riolering; Er is geen geohydrologisch onderzoek uitgevoerd, omdat voor deze locatie al voldoende informatie beschikbaar is over de waterdoorlatendheid van de bodem en de gemiddeld hoogste grondwaterstand. Het hemelwater wordt niet afgevoerd via de riolering, maar op/ via het eigen perceel geinfiltreerd. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde. 
  • er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen (onder andere stank- en of hindercirkels, belemmeringen o.g.v. Wet geluidhinder en Algemene richtlijn betreffende lichthinder). Er is geen sprake van enige milieuhygienische belemmeringen. De motivatie hiervoor komt verderop in deze toelichting aan de orde. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.

Geconcludeerd kan worden dat het bouwplan past binnen de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid en de mogelijkheden van het vigerend bestemmingsplan ‘Buurtschap Kruisstraat 2016’.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Milieu

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Met de Structuurvisie brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan.

In de SVIR heeft het Rijk drie Rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie Rijksdoelen worden 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Een van deze belangen is 'zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen' en die vult de wetgever in met de Ladder voor duurzame verstedelijking. Deze 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste vastgelegd in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro): 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

Allereerst is hier de vraag aan de orde in hoeverre hier sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In het Bro (artikel 1.1.1, lid 1, onder i) is voor stedelijke ontwikkeling een definitie opgenomen: "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".

Het begrip 'woningbouwlocatie', zoals opgenomen in de definitie is niet nader gedefinieerd in het Bro. Het moet echter gaan om een ruimtelijke ontwikkeling van enige omvang. Uit de jurisprudentie die is verschenen sinds de inwerkingtreding van de ladder blijkt dat de Afdeling een zekere ondergrens stelt aan ontwikkelingen wanneer het gaat om de beoordeling of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Zo heeft de Afdeling ten aanzien van woningbouwplannen geoordeeld dat de realisatie van 1 woning (AbRvS 14 januari 2014, nr. 201308263/2/R4), 4 woningen (AbRvS 27 augustus 2014, nr. 201311233/1/R4), 6 woningen, waarvan 3 rechtstreeks bestemd en 3 eerst na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid (Vz AbRvS 4 juni 2014, nr. 201401129/1/R4) of 10 woningen, behoudens samenhang met een groter woningbouwproject (AbRvS 4 maart 2015, nr. ECLI:NL:RVS:2015:653), niet zijn aan te merken als een stedelijke ontwikkeling.

Uit de diverse uitspraken blijkt dat voor woningbouw de minimumomvang ligt rond de 10 woningen. In dit geval gaat het om het toestaan van één nieuwe wooneenheid. Omdat het plan dermate kleinschal is (één woning, < 10 woningen) betreft het hier geen stedelijke ontwikkeling zoals beodeld in de Bro, zodat de ladder niet doorlopen hoeft te worden.

Onderhavige ontwikkeling is niet in strijd met zowel de SVIR als artikel 3.1.6 Bro.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

De structuurvisie 2010 - partiële herziening 2014 (Sv 2014) betreft een herziening van de op 1 oktober 2010 vastgestelde Structuurvisie ruimtelijke ordening. De partiële herziening is door Provinciale Staten van Noord-Brabant op 7 februari 2014 vastgesteld en is in werking getreden op 19 maart 2014.

De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 weer, met een doorkijk naar 2040. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie is in de partiële herziening doorvertaald in de regels van de Verordening ruimte 2014 (Vr 2014). Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen, zoals de concentratie van verstedelijking. De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen: regionaal samenwerken; ontwikkelen, zowel gebiedsgericht als thematisch zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de herstructurering van bedrijventerreinen; beschermen van provinciale belangen zoals zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit, door middel van de Verordening ruimte; stimuleren, door middel van subsidies en door het beschikbaar stellen van kennis en informatie. In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.

Op de Structurenkaart is het plangebied aangeduid als 'stedelijk concentratiegebied'. Binnen de stedelijke concentratiegebieden liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Het initiatief is niet strijdig met de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

3.2.2 Verordening ruimte

In de Verordening ruimte zijn regels opgenomen waarvan de provincie het belangrijk vindt dat deze door iedere gemeente worden toegepast bij ruimtelijke besluiten. Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:

  • ruimtelijke kwaliteit;
  • stedelijke ontwikkelingen;
  • natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
  • agrarische ontwikkelingen, waaronder de intensieve veehouderij;
  • overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.

In de Verordening ruimte staat opgenomen dat een bestemmingsplan (alsook een ander ruimtelijk besluit) dat voorziet in een stedelijke ontwikkeling uitsluitend is gelegen in bestaand stedelijk gebied (artikel 4.2).

Op de kaart behorende bij de provinciale verordening is het plangebied aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied'. Zie afbeelding 3.1 voor een uitsnede van de kaart ter hoogte van het plangebied. Het plangebied is gelegen ter hoogte van het blauwe pijltje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002417-1401_0005.jpg"

Afbeelding 3.1 Uitsnede kaart Verordening ruimte

Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling; uiteraard binnen de grenzen van wetgeving en de regionale afspraken. Wel is een aantal bepalingen opgenomen over zorgvuldig ruimtegebruik en de verantwoording die de provincie daarover vraagt aan gemeenten. Zo schrijft de Verordening ruimte voor dat de toelichting bij een bestemmingsplan (of wijzigingpslan) gelegen in bestaand stedelijk gebied dat voorziet in nieuwbouw van woningen een verantwoording moet bevatten over de wijze waarop:

  • a. de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg worden nagekomen;
  • b. de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de afspraken bedoeld onder a, en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw.


Onderhavige ontwikkeling is onderdeel van de capaciteit die voor Kruisstraat (19 woningen per 1-1-2018) is opgenomen op het meest actuele overzicht potentiële woningbouwcapaciteit dat voor de gemeente 's-Hertogenbosch is opgesteld en is afgestemd in regionaal verband.

De Verordening ruimte schrijft verder voor dat rekening gehouden moet worden met de bevordering van ruimtelijke kwaliteit (artikel 3.1, zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit). De toelichting bij een bestemmingsplan (of wijzigingsplan) dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling bevat een verantwoording dat:

  • het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, waaronder in ieder geval een goede landschappelijke inpasbaarheid;
  • toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.

Het plan is gelegen in de bebouwde kom van Kruisstraat. Door hier één woning toe te voegen is dergelijk ruimtebeslag niet op een uitbreidingslocatie benodigd. Het plangebied is zowel links als rechts als aan de voorzijde reeds ingekapseld door bestaande bebouwing. De nieuwe woning wordt in duurzame materialen en energiezuinig uitgevoerd en is qua architectuur, vorm, massa en materiaalgebruik passend in het landschap en de omgeving. Onder paragraaf 3.1 'Rijksbeleid' wordt nader ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking. Verder wordt rekening gehouden met alle van toepassing zijnde milieuaspecten, waarop in één van de volgende hoofdstukken van deze toelichting nader ingegaan wordt.

Het initiatief is niet strijdig met de Verordening ruimte.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Ruimtelijke StructuurVisie 's-Hertogenbosch

In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke Structuurvisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. De Ruimtelijke Structuurvisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid. De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 à 20 jaar. De structuurvisie bestaat uit het Ruimtelijk Casco, een visie geformuleerd op het plangebied. Een ruimtelijke analyse van de stad en het gemeentelijk beleid vormen de input voor deze visie. De visie formuleert de ontwikkelingskoers, beschrijft een wensbeeld van de stad voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, en tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkeling. Zo wordt bepaald waar strakke contouren ter bescherming van kwetsbare waarden liggen en kansen voor ontwikkeling. En worden locaties aangeduid waar deze ontwikkeling tegen randvoorwaarden mogelijk zijn en afweegbare gebieden voor uitbreidingen en intensiveringen aangewezen. Het ‘ruimtelijk motto’ van compacte, complete en contrastrijke stad als het uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de stad blijft gehanteerd, in de overtuiging dat dit de juiste basis biedt voor een duurzame ruimtelijk hoofdstructuur.

De RSV vermeldt dat het buurtschap Kruisstraat onderdeel uitmaakt van één van de historische dorpskernen die 's-Hertogenbosch rijk is en daarmee een beschermd dorpsgezicht is.

Onderhavig initiatief doet geen afbreuk aan het beschermd dorpsgezicht.

3.3.2 Nota Wonen

Het woonbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is vastgelegd in de Nota Wonen 2012 die is vastgesteld door de gemeenteraad op 11 september 2012. De ambitie voor het woonbeleid van 's-Hertogenbosch is het creëren van een evenwichtige woningmarkt met een gedifferentieerd en aantrekkelijk aanbod van woningen en woonmilieus zodat mensen naar tevredenheid in onze stad kunnen wonen en leven. Er wordt gestreefd naar een stad waar voldoende, betaalbare en passende woningen zijn en voldoende keuzemogelijkheden in gevarieerde en sterke buurten waarin mensen zich thuis kunnen voelen.

Deze ambitie is in de nota Wonen 2012 uitgewerkt in vier speerpunten van beleid: voldoende woningen, betaalbaar wonen, passend wonen, in sterke en vitale buurten.

De beleidsinzet van de gemeente voor woningbouw is dan als volgt:

  • voorzien in de toekomstige woningbehoefte door te streven naar de realisatie van gemiddeld 700 (met een bandbreedte van 500 tot 800) nieuwe woningen per jaar in de periode tot 2030;
  • voorzien in de behoefte aan voldoende betaalbaar wonen voor specifieke doelgroepen door minimaal 25% van de nieuwbouw in het sociale segment (huur en koop) te realiseren. Dit percentage kan per woningbouwlocatie verschillen, van maatwerk kan sprake zijn;
  • het vergroten van de woningdifferentiatie en -variatie in buurten en wijken, waardoor enerzijds het soms eenzijdige woningaanbod in buurten wordt doorbroken en anderzijds de keuzemogelijkheden voor woonconsumenten worden vergroot.
  • het innemen van een positieve en proactieve houding t.o.v. (kansrijke) initiatieven, door (binnen wettelijke kaders) meer ruimte te bieden, meer flexibiliteit en maatwerk te leveren bij bouwplanontwikkeling;
  • woonconsumenten meer mogelijkheden geven om hun woonwensen te realiseren door middel van o.a. (collectief) particulier opdrachtgeverschap.

Ook zijn Prestatieafspraken Wonen gemaakt, waarin woningcorporaties elk jaar afspraken hebben gemaakt met gemeenten, en is in maart 2016 het Sociaal Woonakkoord gesloten. Via deze afspraken wordt mede richting gegeven aan het woningbouwprogramma, en de uitvoering van het woonbeleid.

Daarnaast is begin april 2017 de Woonagenda 2017/2018 door de gemeenteraad vastgesteld. Het betreft de actualisatie van het woonbeleid zoals geformuleerd in de Nota Wonen. De belangrijkste uitgangspunten van de Woonagenda zijn:

  • Opgave 1 - Versnellen van de woningproductie en slim programmeren van nieuwe woonmilieus;
  • Opgave 2 - Betaalbaar en bereikbaar wonen: balans op de woningmarkt in een ongedeelde stad;
  • Opgave 3 - Bestaande woningen verduurzamen en wijken vitaal houden;
  • Opgave 4 - Samen zorgen: passend woonzorgaanbod in een inclusieve samenleving.

Onder het versnellen van de woningproductie wordt specifiek uitgegaan van een productie van 8.000 woningen in de koop -en huursector tot en met 2025.

Dit onderhavige wijzigingsplan draagt bij aan verschillende onderdelen van de Woonagenda. Zoals woningproductie en de woonconsument de mogelijkheid geven om hun woonwens te realiseren. 

3.3.3 Nota parkeernormering 2016

Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de Nota Parkeernormen, dat is vastgesteld in september 2016. De nota geeft aan hoeveel parkeerplaatsen per functie en per stadsdeel gerealiseerd dienen te worden bij nieuwbouw.

Dit plan is in overeenstemming met de Nota Parkeernormering. In de regels van dit wijzigingsplan is opgenomen dat minimaal twee volwaardige parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd. De bestaande woning beschikt reeds over twee parkeerplaatsen. In geval van de nieuwe woning worden twee parkeerplaatsen achter elkaar aan de rechterzijde naast de woning gerealiseerd. Daarmee voldoet het plan aan de minimale parkeernormen voor dit type woning op deze locatie. 

3.3.4 Welstandsnota

Op 17 mei 2011 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Actualisering Welstandsnota 2011 vast. In de welstandsnota is het kader voor het welstandsbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch neergelegd. Doel van de welstandsnota is het vertalen, waarborgen en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit door middel van transparante, objectieve en daarmee voor een ieder begrijpelijke criteria. Het welstandsbeleid vormt daarbij de basis voor een actief, inspirerend en open architectuurbeleid conform de doelstellingen van de wetgever.

In de Welstandsnota is in het deelgebied Rosmalen Centrum/Noord welstandsbeleid opgenomen voor het plangebied. De Kruisstraat wordt voornamelijk bepaald door het historisch bebouwingslint de Kruisstraat. Hieruit is de geschiedenis van het buurtschap duidelijk af te lezen. Niet alleen de structuur van het lint, maar ook de bebouwing die hier gevestigd is, is over het algemeen cultuurhistorisch zeer waardevol. Voor het historische lint Kruisstraat geldt daarom een bijzonder welstandsniveau. Het bijzonder welstandsniveau dient ter bescherming van de herkenbaarheid van de (historische) structuur en het daarmee gepaard gaande karakter van de bebouwing.

Onderhavig nieuwbouwplan is in juli 2018 in de welstandscommissie besproken, waar het ontwerpplan onder voorwaarden akkoord is bevonden. De kleuren en materialisering moeten later nog ter goedkeuring voorgelegd worden aan de welstandscommissie.

3.3.5 Archeologiebeleid en cultuurhistorie

Archeologie
De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Dit beleid is op 15 juni 2010 vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart. De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket). Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen. Wel zal bij m.e.r. plichtige projecten en projecten die onder de Tracéwet vallen nader onderzoek worden verlangd.

Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch heeft het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde. Afbeelding 3.2 betreft een uitsnede van de archeologische verwachtingskaart ter hoogte van het plangebied. Het plangebied is gelegen in het donkeroranje/-roze gedeelte ten noordoosten van nummer 445 binnen de rode contour.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002417-1401_0006.jpg"

Afbeelding 3.2 Uitsnede archeologische verwachtingswaardekaart

Een hoge archeologische verwachtingswaarde betekent dat zonder archeologische inventarisatie geen bouwwerkzaamheden zijn toegestaan die een grondoppervlakte betreffen groter dan 50 m2 en meer dan 0,5 meter onder maaiveld. Voor de bestaande woning vormt dit geen belemmering. Die woning is reeds gebouwd en er wordt geen bebouwing toegevoegd. Voor de nieuw te bouwen woning is dit echter anders. Deze woning omvat een grotere en diepere oppervlakte dan zonder archeologische inventarisatie mag worden bebouwd. Er is nog niet in beeld gebracht wat de archeologische waarden ter plaatse van het plangebied zijn. De dubbelbestemming in het kader van het beschermen van de archeologische waarden zoals ook in het vigerende bestemmingsplan is opgenomen blijft dus aanwezig. Eventuele archeologische waarden zijn beschermd.

Cultuurhistorie

Bouwhistorische waarden
De buurtschap wordt typologisch gekenmerkt door de lintbebouwing aan weerszijden van de Kruisstraat, de oude doorgaande weg in oost-westelijke richting langs de dijk, in aansluiting op de naastgelegen kernen Bruggen en Heeseind. Als kern van de buurtschap (en het plangebied) kan worden beschouwd het kruispunt van deze doorgaande weg met die in noord-zuidelijke richting, respectievelijk de Grintweg naar het noordelijke komgebied bij de kern Het Wild, de Vliertwijksestraat in zuidelijke richting naar het dekzandgebied bij Sprokkelbosch.

Zie onderstaande afbeelding waarop de structuurbepalende elementen in de omgeving van het plangebied zijn weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002417-1401_0007.jpg"

Afbeelding 3.3 In het groen structuurbepalende elementen in de omgeving van het plangebied.

In het plangebied zijn geen structuurbepalende elementen aanwezig.

Overige cultuurhistorische elementen
Behalve de archeologische en bouwhistorische kenmerken van het bestemmingsplangebied moeten ook de overige cultuurhistorische aspecten zoals historisch geografische elementen in het bestemmingsplan (of wijzigingsplan) worden betrokken. De gemeente 's-Hertogenbosch heeft hiertoe voor de hele gemeente een inventarisatie van zichtbare cultuurhistorische elementen/relicten laten uitvoeren.1 Op basis van de inventarisatie is een aantal belangrijke cultuurhistorische gebieden en structuren onderscheiden. Deze vormen samen de cultuurhistorische hoofdstructuur van de gemeente en dienen bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen te worden meegenomen en meegewogen. De gemeente is ook voornemens om de cultuurhistorische inventarisatie uit te werken in een cultuurhistorisch beleid. Vooruitlopend hierop is voor bestemmingsplan Buurtschap Kruisstraat bekeken welke cultuurhistorische elementen van belang zijn.

De Kruisstraat maakt onderdeel uit van de dijk Orthen–Bruggen–Kruisstraat die feitelijk de zuidelijke grens van de Beerse Maas vormt en vermoedelijk al dateert uit de 14e eeuw. De dijk fungeerde nog lang als waterkerende dijk. De wielen ter hoogte van natuurgebied De Herven geven een goede aanwijzing dat dit niet altijd even vanzelfsprekend was. Ter hoogte van Buurtschap Kruisstraat valt het oorspronkelijke dijklichaam niet samen met de Kruisstraat zelf. De dijk lag net ten noorden van de doorgaande weg en plaatselijk zijn nog dijkrestanten zichtbaar. De meeste bebouwing bevond zich tussen de dijk en de weg. Een groot aantal boerderijen ligt op terpen.

De Kruisstraat zet zich in oostelijke richting voort buiten de gemeentegrens. Naar het westen toe sluit het aan op de bebouwde kom van Rosmalen maar is daar nog wel herkenbaar als oude doorgaande route waarlangs zich lintbebouwing bevindt. Naar het noorden toe grenst de Kruisstraat aan het laaggelegen en open overlaatgebied. Het overlaatgebied Beerse Maas wordt ruwweg begrensd door de Kruisstraat in het zuiden en de Hertogswetering in het noorden. Vanwege de functie als overlaat is het gebied tot en met de Tweede Wereldoorlog vrijwel onbebouwd gebleven. Op historische kaarten zijn ten westen van het plangebied wel verschillende eendenkooien zichtbaar. Om de stroom van het water zo min mogelijk te belemmeren waren geen heggen of houtwallen aanwezig. In de jaren '50 van de vorige eeuw heeft, nadat de Beerse Overlaat buiten werking was gesteld in het gebied ruilverkaveling plaatsgevonden. Daarbij zijn percelen samen gevoegd en zijn verspreid boerderijen gebouwd. Zowel rond de boerderijen als langs enkele doorgaande wegen is beplanting aangebracht.

Naar het zuiden toe grenst het aan het essencomplex Sprokkelbosch dat een nauwe relatie heeft met de Kruisstraat. Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat dit gebied al in de IJzertijd bewoond is geweest. Vervolgens lijkt er pas weer sprake van bewoning vanaf de 18e eeuw. Dit laatste is vooral opmerkelijk omdat algemeen wordt aangenomen dat het essencomplex van Sprokkelbosch e.o. is ontstaan vanaf de 13e eeuw door regelmatige bemesting van de akkers met een mengsel van mest en heideplaggen. De bemesting was noodzakelijk omdat de zandgrond van nature niet vruchtbaar genoeg was. Vanwege een bevolkingstoename vanaf de 13e eeuw was de druk op de landbouwgrond hoog was waardoor permanent gebruik van de akkers cruciaal was. Het akkerperceel breidde zich bovendien uit over de oude woonplaatsen heen. De bebouwing verschoof hierdoor naar de randen van de akkers. Door de bemesting ging het maaiveld van de akkers geleidelijk omhoog zodat er sprake is van 'bolle akkers'. De opkomst van de kunstmest aan het einde van de 19e eeuw maakte een einde aan de noodzaak van de plaggenbemesting. Voor het essencomplex van het Sprokkelbosch geldt dat de randen van het complex weliswaar relatief hoog liggen maar dat het centrale deel van het gebied juist relatief laag ligt. Het is de vraag of de grote hoogteverschillen in het huidige maaiveld samenhangen met het oorspronkelijke reliëf van het dekzand in de ondergrond of dat er sprake is van menselijk ingrijpen. Op historische kaarten uit de 19e eeuw is duidelijk te zien dat de grote, laaggelegen percelen in gebruik zijn als hakhoutbos. Dit verklaart ook de naam Sprokkelbosch.

Naar het oosten toe grenst de Kruisstraat aan het industrieterrein Kruisstraat.

3.3.6 Waterplan

Op 31 januari 2017 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch het Waterplan "Waterstad 2016 - Beleidsplan voor een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem" vastgesteld. Het doel van het waterplan is een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem te bewerkstelligen in de gemeente 's-Hertogenbosch. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater.

Het Waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. De acties die door gemeente en waterschappen worden uitgevoerd, zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma dat loopt van 2016 tot 2020. Er wordt ingezet op het treffen van specifieke maatregelen om het watersysteem robuuster en aantrekkelijker te maken, en op het nog meer versterken van de integratie met andere beleidsvelden.

In het voorliggend plan wordt rekening gehouden met bovenstaand beleid, onder meer door te voorzien in voldoende waterberging, zie hiervoor hoofdstuk Hoofdstuk 5 Waterparagraaf.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

4.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende wijzigingsplan. Tussen milieuaspecten en ruimtelijke ordening bestaat een duidelijke relatie. De milieukwaliteit vormt namelijk een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies (zoals woningen). Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende of hinderlijke situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Natuur

De bescherming van de natuur in Nederland vindt plaats door Europese en nationale wetgeving en is vervat in de Wet natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen soortbescherming en gebiedsbescherming. Deze staan los van elkaar en hebben ieder hun eigen werking.

Gebiedsbescherming
Er zijn geen natuurgebieden in het kader van de Wet natuurbescherming (Natura 2000-gebieden) in de invloedsfeer van het plangebied aanwezig.

Soortenbescherming
De soortenbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende diersoorten en vaatplanten. In het plangebied leven en foerageren waarschijnlijk geen beschermde soorten, omdat het plangebied hiervoor geen geschikt habitat herbergt. Het plangebied bestaat uit een grasveld dat regelmatig wordt gemaaid. Er zijn verder twee notenbomen aanwezig, er zal geen beplanting worden verwijderd . Er is geen bebouwing aanwezig, er hoeft niet gesloopt te worden.

In het plangebied is sprake van gras dat met regelmaat wordt gemaaid, daarom is het niet te verwachten dat er beschermde soorten in aanwezig zijn. Het plangebied fungeert mogelijk als foerageergebied voor vleermuizen. De ontwikkeling doet daar niks aan af. Er is in de omgeving voldoende foerageergebied aanwezig. In het plangebied zijn enkele bomen aanwezig, die blijven bestaan. Effecten op beschermde gebieden en soorten wordt door de realisatie van de nieuwe woning niet verwacht.

4.3 Bedrijvigheid & milieuzonering

Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde wijze (door afstand of bouwkundige maatregelen) gesitueerd worden. Enerzijds dient milieuzonering om hinder als gevolg van bedrijven te voorkomen en anderzijds dient het om bedrijven hun activiteiten te kunnen laten uitvoeren binnen de gangbare (hinder)normen. Om dit zorgvuldig af te wegen en te verantwoorden is de VNG-Handreiking "Bedrijven en milieuzonering" gehanteerd.

Op ietwat meer dan 30 meter, ten zuid-oosten van de positie van de nieuwe woning bevindt zich een perceel met gronden bestemd voor bedrijven in de categorie 1 en 2, alsook bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn. Voor dit type bedrijvigheid dient conform de VNG-handreiking een afstand van minimaal 30 meter te worden aangehouden om eventuele hinder ter plaatse van de nieuwe woning te voorkomen. Deze afstand kan worden gerespecteerd. Daarbij bevinden zich binnen deze afstand aan aantal bestaande woningen die reeds bepalend en beperkend zijn voor de hinderuitstraling van de aanwezige bedrijven. Bedrijven zijn verplicht zich te houden aan de hindernormen uit het Activiteitenbesluit. Voldoen aan de hindernormen dient onacceptabele hinder te voorkomen.

De nabij bestemde bedrijfspercelen vormen derhalve geen knelpunt voor realisatie van de nieuwe woning op beoogde locatie. Verder zal de geplande woning de belangen van de reeds bestemde bedrijvigheid niet schaden.

4.4 Geluid

Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op grond van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geluid kent voor een aantal bestemmingen (zoals wonen) in combinatie met een aantal typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Onderhavig wijzigingsplan maakt een nieuwe geluidsgevoelige bestemming mogelijk in de vorm van 1 grondgebonden woning. De Kruisstraat betreft echter een 30 km/h weg. 30 km/h wegen zijn geen wegen die een zone (=aandachtsgebied) hebben zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder ("zones langs wegen"). De normen uit de Wet geluidhinder, en daarmee eventueel te verlenen 'hogere waarden' zijn hier formeel niet van toepassing.

Het aspect geluid (wegverkeerslawaai) vormt formeel geen belemmering voor onderhavig plan.

4.5 Geur

Veehouderijen veroorzaken in het algemeen geur vanwege de dierenverblijven en agrarische bedrijfsstoffen, zoals opslag van mest in mestbassins. Gezien de typering van het plangebied, bebouwingslint waar agrarische bedrijven en andere bestemmingen elkaar afwisselen, is geur hier een relevant aspect. Geur kan in de leefomgeving in meer of minder mate hinder veroorzaken en kan om die reden ook gezondheidsrisico's met zich meebrengen. De geuremissie verspreidt zich via de lucht en op de woon- en leefomgeving wordt een geurbelasting veroorzaakt. Er dient een acceptabel woon- en leefklimaat aanwezig te zijn, maar tevens mogen omliggende (agrarische) bedrijven niet in hun bedrijfsontwikkeling(en) worden belemmerd.

Geurbelasting kan op twee manieren worden uitgedrukt. Voor de geurbelasting van landbouwhuisdieren waarvoor geen zogenaamde geuremissiefactor is aangewezen, zijn er vaste afstanden vastgesteld. Onder geurbelasting als gevolg van een intensieve veehouderij waar landbouwhuisdieren worden gehuisvest met een geuremissiefactor verstaan we de hoeveelheid geur, uitgedrukt in odourunits per kubieke meter lucht, die op een geurgevoelig object, zoals een woning 'terecht' komt. Deze hoeveelheid kan in situaties worden berekend met het wettelijk vastgestelde luchtmodel V-stacks. De afstand tussen geuremitterende bedrijven en geurgevoelige bestemmingen is daarbij van grote invloed. Tevens dient de voorgrondbelasting - zoals deze veroorzaakt kan worden door één individueel veebedrijf - als ook de achtergrondgeurbelasting worden beschouwd. De achtergrondgeurbelasting is de cumulatieve geurbelasting welke wordt veroorzaakt door intenzieve veehouderijen die binnen een contour van 2 kilometer rond het plangebied zijn gelegen. Zowel de voorgrond - als ook de achtergrondgeurbelasting op een plangebied is relevant voor een beoordeling van het woon- en leefklimaat en dient beschouwd te worden om bijvoorbeeld woningbouw te realiseren. Geur van veehouderijen heeft dus gevolgen voor het woon- en leefklimaat van mensen en voor het gebruik van de ruimte.

Veehouderijen moeten voor wat betreft geur van dierenverblijven voldoen aan de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) en aan de in het Activiteitenbesluit genoemde minimaal aan te houden afstand(en) tot geurgevoelige objecten. Verder dienen op grond van de Wet milieubeheer de best beschikbare technieken te worden toegepast. Het Activiteitenbesluit geeft ook minimaal aan te houden afstanden tot geurgevoelige objecten voor opslagen van agrarische bedrijfsstoffen, zoals vrij liggende mestbassins en mestplaten. Voldoen aan de gestelde afstanden of aan het regime van de Wgv dient ter voorkoming van geurhinder.

De gemeente 's-Hertogenbosch hanteert voor wat betreft de achtergondgeurbelasting (odeurunits) de normen uit de provinciale regels, zoals die in de Verordening Ruimte zijn vastgelegd. Voor het plangebied geldt de norm van 20 Ou/m3.

Ten aanzien van de voorgrondgeurbelasting en vaste afstanden biedt de Wgv de mogelijkheid aan gemeenten om in afwijking van de wettelijk gestelde geurnorm afwijkende geurnormen vast te stellen om zodoende maatwerk te kunnen leveren voor de betreffende omgeving. Op 21 mei 2008 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch een geurverordening "Verordening geurhinder en veehouderij gemeente 's-Hertogenbosch 2008"vastgesteld met afwijkende geurnormen. In artikel 2 van de geurverordening is de woonomgeving waarin het plangebied is gelegen aangeduid als Gebied 1. In artikel 3 onder b is voor dat gebied de geurnorm voor de voorgrondgeurbelasting op 4 Ou/m3 gesteld. In artikel 4 van de geurverodening is vastgesteld dat de zogenaamde wettelijke vaste afstand kan worden gehalveerd. Voor het plangebied geldt een vaste afstand van 25 meter.

4.5.1 Beoordeling voorgrondgeurbelasting en beperking omliggende veehouderijen

Onderhavige ontwikkeling betreft het oprichten van een geurgevoelig object (woning). In de omgeving van het plangebied is één i.v.m. geur relevant object gelegen. Het gaat om de melkrundveehouderij met vrouwelijk jongvee aan Kruisstraat 52. Binnen dit bedrijf zijn geen dieren vergund die in Ou/m3 zijn uit te drukken en alleen dieren waarvoor vaste afstandsnormen gelden. Voor dit agrarische bedrijf geldt een wettelijke vaste afstand van 50 meter aangezien de ligging van het plangebied volgens de geurverordening is aangemerkt als zijnde niet bebouwde kom. Op basis van de geurverordening mag de wettelijke norm voor vaste afstand worden gehalveerd. Rekening dient daarom te worden gehouden met een vaste afstand van 25 meter tussen het agrarische bouwvlak en het bouwvlak van de nieuwe woning. Aan deze afstand wordt voldaan. Daarbij kan worden opgemerkt dat zich andere geurgevoelige objecten tussen het nieuw op te richten object en de melkrundveehouderij bevinden, zodat de komst van het nieuwe geurgevoelige object zeker niet een eventuele ontwikkeling van de melkrundveehouderij zal beperken. Voldaan wordt aan de vereisten in het kader van de voorgrondbelasting en het bedrijf wordt niet in haar bedrijfsvoering belemmerd. Andere veehouderijzen zijn op ruimschoots voldoende afstand gelegen.

4.5.2 Beoordeling achtergrondgeurbelasting

In de directe nabijheid van het plangebied is slechts één veehouderijbedrijf (Kruisstraat 52) gelegen. Het betreft een veehouderij waar geen dieren zijn vergund die zijn uit te drukken in Ou/m3. Om deze reden dan ook niet relevant voor de bepaling van de achtergrondgeurbelasting. De dichtstbijzijnde intensieve veehouderij met dieren uit te drukken in Ou/m3 in de omgeving is op ca. 600 meter gelegen. Vanwege deze ruime afstand tot het plangebied en de zeer geringe vergunde geuremissie in Ou/m3 is deze niet relevant voor de individuele geurbeoordeling. Zij zijn wel bekeken in het kader van de achtergrondgeurbelasting. In de omgeving zijn slechts melkveehouderijen gelegen, waarvan er enkele ook ondergeschikt daaraan dieren houden waarvoor geuremissiefactoren gelden. De vaste afstanden zijn in die gevallen echter maatgevend. Omdat die intensieve veehouderijen op grote afstand van het plangebied zijn gelegen kan bij voorbaat worden gesteld dat ruimschoots wordt voldaan aan de norm voor achtergrondgeurbelasting. Het is niet zinvol om de gecumuleerde geurbelasting in beeld te brengen. Gesteld kan worden dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Geur vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. De voorgenomen ontwikkeling belemmert omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering dan wel ontwikkelingsmogelijkheden. Ter plaatse van het plangebied kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

4.6 Bodem

Bij plannen en ontwikkelingen, het daarvoor opstellen van bestemmingsplannen of het wijzigen daarvan is altijd de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Derhalve dient de bodemkwaliteit binnen het plangebied bekend te zijn. Hiermee kan worden beoordeeld of de aanwezige bodemkwaliteit wel of niet geschikt is voor de toekomstige bestemming.

In de zomer van 2018 is het plangebied onderzocht (Verkennend bodemonderzoek Kruisstraat 44 te Rosmalen, buro bodeminzicht, d.d. 2 juli 2018, nummer B2107). Uit het bodemonderzoek, dat als bijlage bij dit wijzigingsplan is gevoegd, blijkt dat de grond hier licht verontreinigd is met koper, kwik, lood, zink, cadmium, PAK, PCB en minerale olie; het grondwater is licht verontreinigd met barium.  De verontreinigingen zijn vermoedelijk gerelateerd aan de aanwezigheid van puin in de bodem. De resultaten geven geen aanleiding tot nader onderzoek.

Uit de totale beoordeling blijkt dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling met de functie 'wonen'. In geval van grondverzet van de locatie moet rekening gehouden worden met de beperkte her-toepassingsmogelijkheden van de grond op basis van het Besluit bodemkwaliteit.

4.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen als gevolg van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportroutes (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten. De belangrijkste zijn:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten (zoals woningen, ziekenhuizen, scholen) geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren, winkels en bedrijfsgebouwen) geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Tot slot wordt in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening ' (art. 3.1 Wro) getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit.

4.7.1 Beleidsvisie externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch

De gemeente 's-Hertogenbosch beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid (Uitvoeringskader externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch, deel A t/m C). Hierin zijn aanvullende kaders gegeven voor de integrale aanpak van externe veiligheid. Voor ontwikkelingen bevat deze beleidsvisie ook een kleurenkaart van het gemeentelijk gebied, waarin is met een kleur (groen, oranje of rood) is aangegeven welke objecten (kwetsbaar, beperkt kwetsbaar of extra kwetsbaar) juist wel (groen), niet (rood) of onder voorwaarden (oranje) toelaatbaar zijn.

De beoogde ontwikkeling vindt plaats in een groen gebied (buiten de 325 meter van het spoor en de wegen). Kwetsbare objecten zijn hierin toegestaan.

4.7.2 Beschouwing risicobronnen

Hieronder is een uitsnede opgenomen van de risicokaart. De locatie van de woning is met een groene pijl weergegeven.

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's die samenhangen met activiteiten en handelingen met gevaarlijke stoffen. Het kan hierbij gaan om inrichtingen (bedrijven) waarin gevaarlijke stoffen worden gebruikt of opgeslagen, maar ook door het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, water, spoor of ondergrondse buisleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002417-1401_0008.jpg"

Afbeelding 4.1 Uitsnede risicokaart september 2018

Beoogde woning ligt op ruimte afstand van risicobronnen als transportroutes (over water, spoor of weg) en inrichtingen, ook buiten de invloedgebieden van deze bronnen.

Voldaan wordt aan het belangrijke PR. Aangezien de ontwikkeling buiten invloedgebieden van risicobronnen plaatsvindt, is er geen invloed op het aanwezige GR. Een nadere verantwoording van het GR is derhalve niet nodig.

4.7.3 Veiligheidsregio

In overleg met de regionale brandweer is besloten dat voor ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied buiten 325 meter van relevante transportroutes (wegen of spoorwegen) geen aanvullende eisen vanuit externe veiligheid meer worden gesteld. Tevens is in het kader van de verantwoording van het GR niet meer nodig is om voor dergelijke ontwikkelingen advies in te winnen bij de regionale brandweer (Veiligheidsregio). Een advies van de Veiligheidsregio is derhalve niet gevraagd en betrokken.

4.7.4 Conclusie

Het wijzigingsplan voldoet aan de belangrijke grenswaarde voor het PR en aan de aanvullende kaders die zijn vastgelegd in het Uitvoeringskader externe veiligheid van de gemeente 's-Hertogenbosch. Uit het voorgaande blijkt dat het GR als gevolg van dit plan niet wijzigt en derhalve geen belemmering hoeft te zijn voor het plangebied. Aanvullende veiligheidseisen zijn conform de afspraken met de Veiligheidsregio niet nodig en niet gesteld gezien de grote afstanden tot het spoor en de Rijksweg.


Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor onderhavig plan.

4.8 Luchtkwaliteit

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; PM2,5 fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden. Vooral de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn vaak beperkend bij ruimtelijke plannen. Uitgangspunt is dat een ruimtelijke plan (een project) niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.

Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit is geregeld in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)”. De grens NIBM voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 ligt vanaf 1 augustus 2009 op 1,2 ìg/m3. De grens waarbij een plan als gevolg van extra verkeer niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ligt op meer dan 1600 vervoersbewegingen (van auto's) per etmaal. Het aantal vervoersbewegingen als gevolg van onderhavige plan; een enkele woning ligt beduidend lager dan genoemde grens. Uitgaande van een worst-case uiterst maximum van 10 extra motorvoertuigwegingen per woning in deze landelijke omgeving per etmaal (conform CROW, verkeersgeneratie woon- en werkgebieden), toont de NIBM-tool aan dat dit verkeer niet in betekenende mate bijdraagt bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarom hoeft onderhavig plan formeel niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Vanuit de wetgeving bestaat dan ook geen bezwaar tegen onderhavig plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002417-1401_0009.jpg"

Afbeelding 4.2 NIBM-tool, september 2018

Zoals gezegd is een formele toets aan de kwaliteitsnormen hier niet aan de orde, echter is in het kader van 'goede ruimtelijke ordening' de luchtkwaliteit wel beschouwd. Uit de landelijke Monitoringstool blijkt dat de jaargemiddelde concentraties van de relevante stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijn stof) in dit gebied (Bruggen, Kruisstraat) onder respectievelijk 25 en 20 µg/m3 liggen. Hiermee wordt in ruime mate voldaan aan de wettelijke maximale grenswaarden (van 40 µg/m3). Verder is de heersende jaargemiddelde concentratie PM2,5 (de fijnere fractie van fijn stof) hier beneden 13 microgram/m3. Hiermee wordt ruim voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarde van 25 microgram/m3. Naar verwachting nemen deze concentraties in de toekomst verder af door nationale en lokale maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit.


De luchtkwaliteit vormt geen knelpunt vormt voor de realisatie van het wijzigingsplan.

4.9 Energie & duurzaamheid

Binnen de gemeente 's-Hertogenbosch is ons klimaat- en energiebeheer een belangrijk speerpunt. De ambitie is om als stad in 2050 klimaatneutraal te zijn. In 2035 dient de bebouwde omgeving klimaatneutraal te zijn. De gemeentelijke energie-ambitie en -doelstellingen zijn vastgelegd in het Energie-transitieprogramma 's-Hertogenbosch 2016-2020, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2017.

Voor energie als speerpunt van het gemeentelijk milieubeleid, wordt voor nieuwbouw van woningen gestimuleerd voor te sorteren op ten minste de energieprestatie-eisen zoals deze al in 2020 voor nieuw te bouwen woningen zullen zijn, namelijk BENG (Bijna Energie Neutraal Gebouw). Sinds 1 juli 2018 worden nieuwe woningen (en andere kleinverbruikers) volgens de wet zonder aardgas-aansluiting gebouwd. Aangezien in onderhavig geval de aanvraag om omgevingsvergunning vóór de datum 1 juli 2018 is aangevraagd, wordt deze conform het oude regime beoordeeld en kan en mag de woning nog worden gebouwd met een aardgas-aansluiting. Los van de legitieme aardgas-aansluiting is op bouwplanniveau onderzocht in hoeverre wordt aangesloten bij de vastgestelde doelstellingen van energiezuinig bouwen. In onderhavige woning worden (al in de bouwfase) diverse voorbereidingen getroffen om in een later stadium alsnog op eenvoudige wijze over te stappen op een aardgasloos concept. Verder wordt met een compacte bouwwijze, optimale isolatieschil (van dak, wand, vloer en raampartijen), duurzaam opgewekte energie (zonnepanelen), buffertank voor de opslag van warmte een EPC behaald van 0,24, hetgeen lager, en daarmee energiezuiniger is dan de nu wettelijke EPC-eis van 0,4.

In de plannen wordt voldoende aandacht besteed aan energie & duurzaamheid.

4.10 Gezondheid

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor bij de uitbreiding van veehouderijen of een ontwikkeling van milieugevoelige functies in de omgeving van veehouderijen. Het betreft specifiek de aspecten endotoxinen en geitenhouderijen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

4.10.1 Endotoxinen

Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen kunnen voor komen in fijnstof afkomstig van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 EU/m³ voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode.
Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.

Het plan omvat één nieuw gevoelig object. In een straal van 600 meter rondom het plangebied zijn geen veehouderijen gelegen met de relevante diersoorten. De werkelijke afstand tot de relevante intensieve veehouderijen bedraagt meer dan de afstand bijhorende bij de advieswaarde van 30 EU/m³. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van endotoxinen.

4.10.2 Geitenhouderijen

Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

Het plan omvat één nieuw gevoelig object en is buiten de 2 km contour van een geitenhouderij gelegen. Het plan heeft daarmee geen effect op de volksgezondheid en de geitenhouderij wordt niet benadeeld. Het woon- en leefklimaat wordt acceptabel geacht.

4.10.3 Spuitzones

In de omgeving van het plangebied liggen geen gronden waarbij mogelijk sprake is van een spuitzone. Het aspect spuitzone vormt geen belemmering voor het plan.

4.10.4 Het plan

Onderhavige plan maakt zelf geen bron mogelijk die eventuele gezondheidsrisico's voor de omgeving veroorzaakt.

Op de plannen zijn geen verhoogde risico's voor de volksgezondheid van toepassing. Het plan zelf maakt geen bron mogelijk die eventuele gezondheidsrisico's voor de omgeving veroorzaakt.

4.11 Milieueffectrapportage

4.11.1 Inleiding

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. ook drempelwaarden opgenomen. Met ingang van 16 mei 2017 is de m.e.r.-regelgeving gewijzigd. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu. De initiatiefnemer van een activiteit die m.e.r.-beoordelingsplichtig is, moet dat voornemen schriftelijk sturen naar het bevoegd gezag. Deze stap is geregeld in artikel 7.16 Wm en is niet nodig als het bevoegd gezag zelf initiatiefnemer is. De mededeling is vormvrij, maar vindt doorgaans plaats in de vorm van een zogenoemde aanmeldingsnotitie. In een dergelijke aanmeldingsnotitie wordt de informatie opgenomen op basis waarvan het bevoegd gezag (binnen 6 weken na indienen) kan bepalen of al dan niet de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Daarbij moet worden aangesloten bij de beoordelingscriteria van bijlage III bij de Europese richtlijn. Deze beoordelingscriteria betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft niet gepubliceerd te worden.

4.11.2 Aanmelding en besluit

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de toevoeging van 1 woning. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' van toepassing is.

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen aan de orde, die een milieueffectrapportage rechtvaardigen. Dit blijkt tevens uit de milieuparagraaf van dit bestemmingsplan (hoofdstuk 5). Het bevoegd gezag heeft derhalve besloten dat geen milieueffectrapportage hoeft te worden gemaakt.

Voor het plan wordt geen milieueffectrapportage gemaakt.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Watertoets algemeen

Ruimte maken voor water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de Startovereenkomst Waterbeheer op 14 februari 2001 door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen, werd de watertoets van toepassing verklaard op ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

De watertoets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is het evenwichtig meewegen van de waterbelangen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits- als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij belangrijk. Kansen worden benut en functies zoveel mogelijk gecombineerd.

De beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan 2016. Hierin staat het voornemen in 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem te ontwikkelen voor nu en in de toekomst. In het Waterplan 2016 is het 'Hemelwater uitvoeringsbeleid' vastgelegd. In 2017 in een hemelwater-verordening. De afspraken uit de watertoets worden in een waterparagraaf vastgelegd.

5.2 Uitgangspunten voor integraal waterbeheer

De uitgangspunten bij het toetsen van ruimtelijke plannen zijn:

  • Gescheiden houden van vuil (afval)water en schoon hemelwater;
  • Voorkomen van vervuiling van water;
  • Voor schoon hemelwater gelden de afwegingsstappen: hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer;
  • Hydrologisch neutraal ontwikkelen (HNO). Zodat een ontwikkeling niet leidt tot een hydrologische achteruitgang zowel in als buiten het plangebied. Ook mogen er geen hydrologische knelpunten ontstaan voor huidige en vastgelegde toekomstige landgebruiksfuncties. Concreet betekent dit dat:
  • De afvoer uit het gebied niet groter wordt dan in de referentiesituatie;
  • De grondwateraanvulling in het plangebied gelijk blijft of toeneemt;
  • Grond- en oppervlaktewaterstanden in de omgeving gelijk blijven, of verbeteren voor de huidige en toekomstige landgebruiksfuncties;
  • (grond)waterstanden in het plangebied aansluiten op de (nieuwe) functie(s) van het plangebied;
  • Het plangebied zo wordt ingericht dat de hydrologische gevolgen van vastgestelde toekomstige ontwikkelingen in de omgeving niet leiden tot knelpunten in het plangebied.


Daarnaast kan water als kans worden gezien voor meervoudig ruimtegebruik en vergroting van de beleving van water. Deze uitgangspunten dragen bij aan een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem.

5.3 Waterparagraaf

De huidige toestand betreft voor het gedeelte waar de nieuwe woning komt een onverhard perceel. Met onderhavig plan wordt het perceel grotendeels verhard. Deze verharding betreft in totaal 231 m2, bestaande uit bouwwerken à 136 m2 en bestrating à 95 m2. Compensatie van deze verharding vindt plaats in de vorm van hemelwaterberging. Deze bedraagt hier 14 m3 (0,06 m keer 231 m2). Deze berging wordt gerealiseerd op eigen terrein in de vorm van ronde infiltratie-kratten aan de linkervoorzijde van de nieuwe woning. Het hemelwater wordt naar deze kratten geleid, opgevangen, tijdelijk vastgehouden, waarna het langzaam kan infiltreren in de bodem. Een overstort voor het hemelwater is aangesloten op de hemelwaterafvoer. De afvoer van het (overtollige) hemelwater en het vuilwater worden met het plan gescheiden aangeboden tot aan de perceelgrens.

Hoofdstuk 6 Juridisch bestuurlijke aspecten

Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de verbeelding en de regels.

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op afzonderlijke bestemmingen.

6.1 Planmethode

Het wijzigingsplan 'Kruisstraat Rosmalen naast nr. 44' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het gebruik en het bouwen van gronden en bouwwerken binnen het plangebied. Voor de gebruiks- en bouwmogelijkheden is zoveel mogelijk aangesloten bij de wijzigingsbevoegdheid en de bestemming 'Wonen' uit het vigerende bestemmingsplan.

Bij het opstellen van voorliggend wijzigingpslan ise veneens aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd wordt naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels.

In paragraaf 6.2 wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen het wijzigingsplan.

6.2 Opzet van de planregels

De regels van het wijzigingsplan zijn als volgt ingedeeld:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels. De inleidende regels lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten die moet worden gehanteerd.
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels geven voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming, bouwregels, nadere eisen, specifieke gebruiksregels en afwijkingsmogelijkheden.
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels. De algemene regels bevatten algemene - voor alle of meerdere bestemmingen geldende - regels.
  • Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregel(s). De overgangsregels bevatten de regels van het overgangsrecht. De slotregel is de titel van het wijzigingsplan.  
6.2.1 Inleidende regels

De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op de toepassing van de regels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. Artikel 2 geeft de meet- en rekenwijze aan. Deze bepalingen gelden voor alle bestemmingen. De bepalingen, die verplicht gesteld zijn en opgenomen in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012), zijn overgenomen in de regels.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hieronder wordt een korte toelichting gegeven op de bestemmingsregels.

Bestemming - Wonen

Het gehele plangebied kent deze bestemming. Binnen deze bestemming is de woonfunctie de hoofdfunctie. Per bouwvlak is de woningtypologie en de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven. Het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd.

De afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen mogen niet minder bedragen dan aan beiden zijden drie meter voor vrijstaande woningen.

Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn binnen deze bestemming toegestaan als ondergeschikte functie aan de hoofdfunctie. Hierbij zijn de voorwaarden opgenomen dat maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning gebruikt mag worden tot ten hoogte van in totaal 50 m². Daarnaast dient degene die de woning uitvoert, de bewoner van de woning te zijn en mag er geen detailhandel plaatsvinden. Het is enkel toegestaan om lichte bedrijfsactiviteiten uit te voeren die niet onder een inrichting vallen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.

Daarnaast zijn aan het wonen gerelateerde ondergeschikte functies als parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en dergelijke ook toegestaan.

Iedere woning in het buurtschap Kruisstraat moet worden voorzien van een kap.

Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2

In het wijzigingsplan is een regeling opgenomen ter bescherming van de te verwachten archeologische waarden. Waar de verwachtingswaarde hoger is, worden strengere eisen gesteld aan het uitvoeren van werkzaamheden onder maaiveld dan waar de verwachtingwaarde lager is.

Er is één dubbelbestemmingen opgenomen waarbij een de volgende oppervlaktemaat en/of diepte geldt.

Dubbelbestemming   Minimale oppervlakte   Minimale diepte  
Waarde - Archeologie 2   50 m²   0,5 meter  
6.2.3 Algemene regels

In de algemene regels zijn de anti-dubbeltebepaling, de algemene bouwregels en gebruiksregels alsmede de algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze bepalingen gelden voor het gehele wijzigingsplan.

6.2.4 Overgangs- en slotbepaling(en)

In dit hoofdstuk zijn tot slot de algemene, overgans- en slotregels opgenomen, die voor het gehele wijzigingsplan gelden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

In het kader van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de financieel-economische uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan te worden aangetoond. Onderhavig wijzigingsplan bevat een bouwplan. Het bouwplan vindt plaats op particulier eigendom en op particulier initiatief. Kostenverhaal als bedoeld in artikel 6.12 Wro is hierbij aan de orde. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten op basis waarvan het kostenverhaal is zekergesteld.

Gesteld kan worden dat de ruimtelijke planvorming zoals neergelegd in dit wijzigingsplan in financieel-economisch opzicht haalbaar c.q. uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Inleiding

In dit hoofstuk wordt aandacht besteed aan de maatschappelijke uitvoerbaarheid: de procedure met als doel het wijzigen van de bestemming ter plaatse van het plangebied.

8.2 Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerpwijzigingsplan Kruisstraat Rosmalen naast nr. 44 toegezonden aan:

  • Provincie Noord-Brabant

Het ontwerpwijzigingsplan Kruisstraat Rosmalen naast nr. 44 geeft de Provincie Noord-Brabant geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Voor kennisgeving aangenomen.

  • Waterschap Aa en Maas

Het waterschap geeft aan geen opmerkingen te hebben op het ontwerpwijzigingsplan Kruisstraat Rosmalen naast nr. 44.

Voor kennisgeving aangenomen.

8.3 Zienswijzen

Dit wijzigingsplan is op particulier initiatief tot stand gekomen. De initiatiefnemers hebben op 1 oktober 2018 met de omwonenden een omgevingsdialoog gevoerd. Hier zijn de plannen uitgelegd en was er voor de omwonenden de gelegenheid tot het stellen van vragen. De reacties van de omwonenden waren positief. Het verslag van de omgevingsdialoog is toegevoegd als bijlage bij deze toelichting.

Omdat een omgevingsdialoog is gevoerd heeft het college van B&W besloten het wijzigingsplan niet als voorontwerp ter inzage te leggen, maar direct als ontwerpwijzigingsplan. Conform artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening is het ontwerpwijzigingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kon iedereen een zienswijze over het ontwerpwijzigingsplan naar voren brengen. Er zijn geen zienswijzen ingebracht.