Plan: | Kerkstraat 42 Nuland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002350-1401 |
In de toelichting wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke en milieuhygiënische effecten van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. In de toelichting moet dus blijken hoe het initiatief zich verhoudt – zowel in negatieve als positieve zin – tot de aanwezige functies en waarden op het plangebied en de directe omgeving ervan. In dit kader worden, behalve het ruimtelijk-planologische beleid en de stedenbouwkundige toets, alle ruimtelijke en milieukundige aspecten nader beschouwd.
De gemeente 's-Hertogenbosch heeft een verzoek ontvangen om medewerking te verlenen aan herstructurering/inbreiding op het perceel Kerkstraat 42 te Nuland. Volgens het geldend bestemmingsplan Kernen Maasdonk ligt op het perceel een woonbestemming voor één vrijstaande woning. Op één van de voormalige agrarische bijgebouwen op het perceel ligt een bedrijfsbestemming voor een timmerbedrijf. Het verzoek voorziet in de bouw van drie nieuwe vrijstaande woningen en twee aaneengesloten woningen. Het voornemen past niet in het vigerende bestemmingsplan. De gemeente heeft aangegeven dat een bestemmingsplan opgesteld moet worden om het plan mogelijk te maken.
Met dit bestemmingsplan biedt de gemeente 's-Hertogenbosch de planologische en juridische ruimte om het plan te realiseren.
In de volgende hoofdstukken wordt aandacht besteed aan de verschillende aspecten van de ruimtelijke onderbouwing. Hoofdstuk 2 geeft de bestaande situatie weer en het toekomstige plan. Het geldende beleid wordt uiteengezet in hoofdstuk 3. Voor een uitgebreide beschrijving van de milieuhygiënische aspecten zoals geluidshinder, bodemonderzoek, archeologie en waterhuishouding wordt verwezen naar hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan. In hoofdstuk 7 zal na de inspraakprocedure ingegaan worden op het resultaat van het vooroverleg en de inspraak.
Het plangebied is gelegen aan de oostzijde van de Kerkstraat, in het noorden van de bebouwde kom van Nuland (zie onderstaande afbeeldingen).
Afbeelding 1: ligging plangebied Afbeelding 2: luchtfoto plangebied
Op het perceel was voorheen een agrarisch bedrijf gevestigd. Hiervan resten nog de agrarische bedrijfsgebouwen en de boerderijwoning die inmiddels een burgerwoning is. In één van de voormalige agrarische bijgebouwen vestigde zich een timmerbedrijf. Het plangebied ligt in een omgeving waarin overwegend woningen staan.
Afbeelding 3: de bestaande situatie in vogelvlucht
Nu geldt voor het plangebied het bestemmingsplan "Kernen Maasdonk". Dit plan is op 14 februari 2006 door de gemeenteraad vastgesteld en op 26 september 2006 goedgekeurd door gedeputeerde staten. Het plan is op 1 augustus 2007 onherroepelijk geworden.
In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Wonen – W1' (vrijstaand) en de bestemming 'Bedrijven – B(t)' (timmerbedrijf). Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weer.
Afbeelding 4: uitsnede geldende bestemmingsplan Kernen Maasdonk
De initiatiefnemer is voornemens om de bestaande boerderijwoning te splitsen in twee burgerwoningen. De bestaande opstallen op het terrein worden gesloopt en hiervoor in de plaats worden drie vrijstaande woningen gebouwd. De huidige bedrijfsbestemming op een gedeelte van het perceel komt te vervallen. Hiermee wordt een duidelijke kwaliteitsslag gemaakt voor de woonomgeving en vindt er een goede inpassing plaats binnen die woonomgeving. Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van de nieuwe situatie:
Afbeelding 5: impressie nieuwe situatie.
Afbeelding 6: impressie nieuwe situatie in vogelvlucht
Op 13 maart 2012 is het vaststellingsbesluit zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden.
Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Het hoofdthema van de SVIR is: "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig".
De structuurvisie geeft een visie voor Nederland tot het jaar 2040. Er zijn in de structuurvisie drie hoofddoelen opgenomen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Deze doelen zijn:
Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, is een nieuwe aanpak in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid geformuleerd. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en werkt aan eenvoudigere regelgeving. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies.
Voor een goed werkende woningmarkt blijft het Rijk de rijksdoelstellingen voor heel Nederland benoemen. Deze doelstellingen zijn: de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. De programmering van verstedelijking wordt overgelaten aan provincies en (samenwerkende) gemeenten. Gemeenten zorgen voor de (boven)lokale afstemming van woningbouw- programmering, binnen de provinciale kaders, en uitvoering van de woningbouwprogramma's. Provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren. De gebruiker staat centraal.
Eén van de dertien nationale belangen heeft betrekking op 'zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen'. Het Rijk behartigt dit belang met de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Deze 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste vastgelegd in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro):
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
Omdat het betrekking heeft op een woning(bouw)locatie, wordt het onderhavige plan gezien als een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1 Bro). Er is sprake van een bestemmingsplan waarbinnen (bedrijfs)bebouwing wordt gesloopt en op hetzelfde perceel vier nieuwe woningen worden gerealiseerd.
De regionale woningbouwafspraken zijn vastgelegd in de Regionale Agenda's Wonen, onderdeel van het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO). 's-Hertogenbosch maakt deel uit van het RRO Noordoost-Brabant. In de Regionale Agenda Wonen voor Noordoost-Brabant d.d. 17 december 2014 is de woningbouwopgave in de gemeente 's-Hertogenbosch begroot op 6.805 woningen in de periode 2014-2024. In de hele regio Noordoost-Brabant gaat het in deze periode om een opgave van 18.900 woningen. Voor de lange termijn - tot 2030 - bedraagt de opgave een kleine 30.000 woningen. Hiertegenover staat een potentiële (netto) woningbouwcapaciteit in de gemeente 's-Hertogenbosch van in totaal circa 8.400 woningen. Hiervan zijn circa 4.000 woningen harde plancapaciteit. Het voorgenomen initiatief voorziet, gelet op de harde plancapaciteit in verhouding tot de woningbouwopgave tot 2024 en daarna, in een behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. De woningen worden bovendien gerealiseerd binnen het bestaand stedelijk gebied. Het project voldoet aan de vereisten van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Sinds de vaststelling in 2010 hebben provinciale staten diverse besluiten genomen die een verandering brengen in de provinciale rol en sturing of van provinciaal beleid. Deze besluiten zijn vertaald in de 'Structuurvisie RO 2010 – partiële herziening 2014'. Provinciale staten hebben niet een geheel nieuwe visie opgesteld, omdat de bestaande structuurvisie recentelijk is vastgesteld en de visie en sturingsfilosofie voor het overgrote deel nog actueel zijn. Onder anderen de 'Transitie van stad en platteland, een nieuwe koers', het intrekken van de reconstructie- en gebiedsplannen en de 'transitie naar een zorgvuldige veehouderij 2020' zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025 weer, met een doorkijk tot het jaar 2040. De kwaliteiten binnen de provincie Noord-Brabant zijn sturend bij de te maken ruimtelijke keuzes. Deze ruimtelijke keuzes zijn van provinciaal belang en zijn geformuleerd als:
De structuurvisie is opgebouwd uit 2 delen (A en B) en een uitwerking. Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: 'samenwerken aan kwaliteit'. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren. Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: 'samenwerken aan kwaliteit'. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
In deel B beschrijft de provincie 4 ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken. Daarnaast bevat de Structuurvisie een aantal kaartbeelden (ontwikkelingsbeelden; structurenkaart; kenmerken en ambities van de gebiedspaspoorten). De kaarten ondersteunen de visie van de provincie op de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant. Er gaat echter geen directe werking uit richting gemeentelijke besluitvorming. Als de provincie het van belang vindt dat een aanduiding doorwerkt naar gemeentelijke besluitvorming, dan wordt hiervoor het instrument verordening ingezet. Kaarten die deel uitmaken van een verordening hebben wel doorwerking naar gemeentelijke besluitvorming. De Structuurvisiekaarten geven een (abstracte) basis voor de aanduidingen op kaarten van de Verordening Ruimte.
De onderstaande afbeelding toont een uitsnede uit de Structurenkaart bij de SVRO. Het voorliggend plangebied is (in oranje) aangeduid als 'Stedelijk concentratiegebied'.
Afbeelding 7: uitsnede Structurenkaart Provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
De provincie vindt het belangrijk dat bij de opgave voor wonen en werken het accent sterk wordt gelegd op de te ontwikkelen kwaliteiten, de inzet op herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied. De provincie wil dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed worden benut, inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen. Het 'aansnijden van nieuwe ruimte' voor verstedelijking wordt in samenhang bezien met deze mogelijkheden. Zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte betekent ook dat er aandacht is voor de kwalitatieve vraag naar woon- en werklocaties.
Door de ontwikkeling van dit project verdwijnt bestaande bedrijfsbebouwing uit een omgeving waar vooral gewoond wordt. De bestaande woonbebouwing wordt gesplitst in twee woningen. Deze ontwikkeling levert hier in bestaande stedelijk gebied een aanzienlijke kwaliteitswinst. Hiermee is het plan in overeenstemming met de provinciale structuurvisie.
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is nader uitgewerkt in de Verordening ruimte. In de Verordening ruimte zijn kaderstellende elementen uit het provinciaal beleid vertaalt in regels die van toepassing zijn op gemeentelijke bestemmingsplannen. Provinciale staten hebben de Verordening ruimte Noord-Brabant 2014, hierna de Verordening ruimte genoemd, vastgesteld op 10 juli 2015. Deze verordening is op 15 juli 2015 in werking getreden.
De woningen liggen in een gebied dat is aangeduid als bestaand stedelijk gebied ('stedelijk concentratiegebied). De provincie ziet de stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden als ruimtelijk samenhangende verstedelijkte gebieden. Binnen deze gebieden liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Bij de begrenzing van de concentratiegebieden is aangesloten op bestaande, veelal historisch gegroeide, grote stedelijke concentraties alsmede de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Voor het optimaal benutten van het bestaand stedelijk gebied ligt het accent op inbreiden en herstructureren.
Het doorzicht dat als 'Agrarisch met waarden' is bestemd, is groen gearceerd aangeduid als 'Groenblauwe mantel'. De groenblauwe mantel is bedoeld voor de bescherming en ontwikkeling van natuur- en waterfuncties. Nieuwe ontwikkelingen zijn daarom binnen de groenblauwe mantel slechts beperkt mogelijk. Dit deel van het plangebied is dan ook niet betrokken bij de woningbouwontwikkeling en de natuur- en waterfuncties zijn in dit bestemmingsplan expliciet gewaarborgd.
Afbeelding 8: Uitsnede kaart provinciale Verordening ruimte 2015
In 2000 werd stedenbouwkundig geconcludeerd dat deze locatie geschikt was voor herstructurering. Door het verdwijnen van twee voormalige agrarische bedrijfsgebouwen kan het straatbeeld worden verbeterd. In plaats daarvan zouden er ter plaatse van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing drie woningen kunnen worden ontwikkeld. De locatie is op 14 februari 2006 bij de vaststelling van het geldend bestemmingsplan Kernen Maasdonk door de gemeenteraad opgenomen in de lijst van inbreidings- en herstructureringslocaties. Hierin werd het perceel aangemerkt als potentiële herstructureringslocatie voor de bouw van een drietal nieuwe woningen. Gelet op de planologische mogelijkheid om de bestaande boerderijwoning te splitsen geeft dit een potentieel van vijf woningen op het perceel (twee in het bestaande woonboerderij en drie nieuwe woningen volgens de lijst van inbreiding en herstructureringslocaties).
Figuur 9: uitsnede kaart lijst van inbreidings- en herstructureringslocaties.
Op 11 september 2012 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Nota Wonen 2012 vast. Conform deze nota streeft de gemeente naar een evenwichtige woningmarkt met voldoende, goede, betaalbare en passende woningen, nu en in de toekomst, en naar sterke en leefbare buurten waar mensen zich thuis voelen. In het licht van de economische omstandigheden ten tijde van de vaststelling en de verwachte groei van het inwonertal is de ambitie geformuleerd om de positie van 's-Hertogenbosch als een van de aantrekkelijkste woonsteden te behouden. Conform de Nota Wonen 2012 moeten tot 2030 nog zo'n 9.800 woningen worden toegevoegd (zie paragraaf 2.1 'ladder voor duurzame verstedelijking'). De problemen op de woningmarkt ten tijde van de vaststelling van de nota kunnen alleen gezamenlijk worden aangepakt, samen met bouwbedrijven, woningcorporaties, maatschappelijke organisaties en met inwoners en bedrijven uit de stad. Dit is het belangrijkste uitgangspunt van de Nota Wonen 2012. In de nota zijn vier speerpunten geformuleerd: voldoende woningen bouwen, inzetten op betaalbaar wonen, inzetten op passend wonen en het maken van sterke en leefbare buurten. De vier speerpunten zijn vertaald in een aantal concrete doelen, waaronder:
Op 3 april 2017 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Woonagenda 2017/2018 vast. De speerpunten en doelstellingen uit de Nota Wonen 2012 zijn daarin nog steeds van toepassing. Daarnaast speelt de Woonagenda in op nieuwe ontwikkelingen, actualiseert ze het gemeentelijk woonbeleid en formuleert ze een ambitie waar de stad komende jaren op inzet. De ambitie is vertaald in vier hoofdopgaven:
Deze opgaven zijn uitgewerkt in een aantal deelopgaven en een actieprogramma. Mrt de realisatie van vier extra woningen op deze inbreidings- en herstructureringslocatie voldoet het plan aan de opgave die de Woonagenda 2017/2018.
Het perceel Kerkstraat 42 ligt volgens de gemeentelijke Welstandsnota in een gebied met welstandsniveau 1. Dit betekent dat te zijner tijd dat een bouwplan voor deze locatie door de gemeentelijk Monumenten- en Welstandscommissie aan redelijke eisen van welstand moet worden getoetst.
In 2009 is het integraal Dorpsontwikkelingsplan (iDop) voor de kern Nuland opgesteld. In dit iDop wordt een visie gegeven op het landschap in de omgeving, de opbouw van het dorp zelf en het verbeteren van de openbare ruimte. Ook wordt ingegaan op de inwoners en het sociale leven in Nuland. Het beleid met betrekking tot wonen, werken, verkeer, recreatie en het buitengebied rondom Nuland komen ook aanbod. De bouw van vier nieuwe woningen draagt bij aan het verbeteren van het woningaanbod in de kern en aan het draagvlak voor het voorzieningenniveau. Het heeft dan ook een positieve invloed op de realisatie van de visie in het iDop.
Het plan gaat uit van twee nieuwe vrijstaande woningen aan de Kerkstraat die straks een vanzelfsprekend onderdeel zijn van het bestaande bebouwingslint. Achter deze woningen komt, in de tweede lijn, een 'schuurwoning' met zicht op het achterliggende open buitengebied. Dit perceel is met een oprijlaan bereikbaar. Op de plek van de bestaande woonboerderij zal of - in de stijl van het huidige gebouw - een nieuw gebouw met een gelijkwaardig volume worden gebouwd, bestaande uit twee woningen, of zal de bestaande boerderij worden gerenoveerd en gesplitst in twee woningen.
De korrel van de nieuwe woningen aan de Kerkstraat zal aansluiten op de omliggende woonbebouwing. Ze worden uitgevoerd in één (of anderhalve) bouwlaag met kap en sluit daarmee aan op de omliggende bebouwing. De nokrichtingen van de nieuwe vrijstaande woningen staan, zoals het merendeel van de bestaande woningen aan de Kerkstraat in Nuland, haaks op de weg. De nokrichting van de achterliggende schuurwoning ligt enigszins parallel aan de Kerkstraat. Deze woning zal een uitstraling krijgen als een schuur behorende bij de boerderij op het voorerf.
De ruimtelijke ontwikkeling dient praktisch uitvoerbaar te zijn. In dit kader is het noodzakelijk om aandacht te besteden aan alle ruimtelijke en milieuhygiënische (deel)aspecten. Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De beleidsvelden groeien naar elkaar toe en het onderscheid is vaak ook niet meer goed aan te geven. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies, zoals bedrijfsactiviteiten, ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies, zoals woningen.
Deze paragraaf gaat in op de milieuhygiënische en ruimtelijke aspecten die van belang zijn voor de voorgenomen ontwikkeling. De resultaten van de kwalitatieve onderzoeken naar de milieukundige haalbaarheid worden beschreven en er wordt aan de andere – ruimtelijk relevante – waarden en omgevingsaspecten, zoals verkeer, parkeren en mobiliteit, getoetst. De thema's die aan bod komen, hebben direct of indirect betrekking op de voorgenomen planontwikkeling.
Bij de realisatie van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen, in de nabijheid van wegen dient in het bestemmingsplan aandacht besteed te worden aan de akoestische omstandigheden. De gevels van de woningen ondervinden namelijk een geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer en het railverkeer in de omgeving.
De verplichting tot uitvoering van een akoestisch onderzoek is vastgelegd in de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. De Wet geluidhinder geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan, indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
De Wet geluidhinder bepaalt in hoeverre het bouwen op een locatie is toegestaan, het Bouwbesluit bevat onder meer eisen die aan de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van het gebouw worden gesteld. Deze worden onder meer bepaald door de hoogte van de geluidbelasting, het type buitengeluid en de gebruiksfunctie.
Volgens artikel 74 lid 1 van de Wet geluidhinder (Wgh) heeft elke weg een geluidzone, tenzij de weg gelegen is binnen een woonerf of voor die weg een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Een geluidzone is het gebied aan weerszijden van een weg waarbinnen - bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een afwijking van een bestemmingsplan en bij de aanleg of reconstructie van wegen - moet worden nagegaan of de geluidsituatie bij woningen of andere geluidgevoelige functies in overeenstemming is met de geluidvoorschriften uit de Wgh. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg, al dan niet binnen de bebouwde kom. Het projectgebied ligt in de geluidzone van de Kerkstraat.
De gezoneerde Kerkstraat grenst aan het projectgebied en wordt niet afgeschermd door gebouwen. Econsultancy heeft akoestisch onderzoek verricht (Akoestisch onderzoek Kerkstraat 42 te Nuland, rapportnummer 15071619-D1, 5 december 2016). De geluidsbijdrage van deze weg op drie van de woningen ligt boven de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Deze bedraagt maximaal 57 dB.
Om een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde te voorkomen kunnen bron- en/of overdrachtsmaatregelen worden toegepast of maatregelen bij de ontvanger. Gezien de beperkte schaal van dit project is het om financiële, stedenbouwkundige en/of verkeerskundige redenen niet mogelijk of gewenst (effectieve) maatregelen te treffen die de geluidbelastingen terugbrengen tot een waarde die, ter plaatse van de nieuwe woningen, lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor deze woningen is ontheffing van de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai nodig. Met betrekking tot de geprojecteerde woning moet een verzoek om hogere grenswaarde worden ingediend tot maximaal 57 dB. De berekende waarden blijven binnen de maximaal toe te kennen ontheffingswaarde van 63 dB op grond van de Wgh.
Gemeente 's-Hertogenbosch hanteert voor de invulling van de bevoegdheid om van voorkeursgrenswaarden af te wijken de Nota Hogere Grenswaarden Geluid. Deze nota beschrijft onder welke voorwaarden afgeweken kan worden van de ambitiewaarde voor een bepaald gebied. Het projectgebied ligt in een gebied dat wordt getypeerd als 'buiten centrum'. De ambitiewaarde voor dat gebiedstype is de geluidsklasse 'redelijk rustig' (tussen 48 en 53 dB) en de bovengrens voor de ontheffing hogere grenswaarde is 'zeer onrustig' (58 dB). Uit de berekeningen blijkt dat de hoogst berekende geluidbelasting 57 dB bedraagt en dat de bovengrens bij de woning niet wordt overschreden.
De Nota Hogere Grenswaarden Geluid eist in dit geval ook een geluidluwe gevel. De woningen beschikken allemaal over een geluidsluwe gevel waaraan geluidgevoelige ruimten kunnen worden gesitueerd. Ook beschikken de woningen over een geluidluwe buitenruimte.
Uit de berekeningen van het railverkeerslawaai blijkt dat voor 4 woningen de hoogst berekende geluidbelasting 56 dB bedraagt. De in de Wgh genoemde voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt overschreden bij 4 van de woningen. Gezien de beperkte schaal van dit plan is het niet mogelijk of gewenst om vanwege financiële, stedenbouwkundige en/of verkeerskundige redenen (effectieve) maatregelen te treffen die de geluidbelastingen terugbrengen tot een waarde die, ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen, lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB ten gevolge van het railverkeer. Voor deze woningen zal een derhalve een hogere waarde dienen te worden vastgesteld. Bij de vijfde woning wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 68 dB wordt bij geen enkele woning overschreden.
De geluidsklasse “redelijk rustig” (Lden t/m 55 dB), zijnde de ambitie voor buiten centrum, wordt bij vier woningen licht (1 dB) overschreden. De bovengrens van 68 dB wordt bij geen enkele woning overschreden. In alle gevallen wordt voldaan aan het criterium met betrekking tot een 'geluidluwe gevel'.
Bij de aanvraag om omgevingsvergunning moet worden aangetoond dat aan de geluideisen van afdeling 3.1 van het Bouwbesluit wordt voldaan. De karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructies moet worden bepaald conform NEN 5077. Hierbij wordt uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting zonder aftrek van 5 dB. Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen is een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd. In deze situatie betekent dit dat de hoogst berekende geluidbelasting voor het bepalen van de geluidwering van de gevel 62 dB bedraagt. Bij deze geluidbelasting moet de minimale geluidwering 29 dB bedragen. Als hieraan wordt voldaan is uit akoestisch oogpunt sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen.
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden.
Hiervoor wordt in het algemeen gebruikt gemaakt van de categorie-indeling op basis van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" uit 2012. In deze brochure worden richtafstanden gegeven van functies op o.a. gevoelige bestemmingen.
Deze brochure kan ook omgekeerd worden toegepast. De bestaande bedrijven hebben invloed tot op een bepaalde afstand. Indien binnen die afstand de gevoeligheid verandert, heeft dat invloed op een bestaand bedrijf. In het kader dit onderzoek wordt bezien welke bedrijven in de omgeving aanwezig zijn wiens invloedgebied reikt tot de nieuwe gevoelige bestemmingen. Voor zover dit van toepassing is dient vervolgens bezien te worden welke invloed er te verwachten is.
Er is door middel van een bureau-inventarisatie onderzocht wat de huidige en toekomstige activiteiten in de directe omgeving van het plangebied zijn. Uit deze inventarisatie blijkt dat er mogelijk relevante bedrijven in de omgeving aanwezig zijn, namelijk:
De tegenover liggende bedrijvigheid voor "centrumvoorzieningen (C)" sluit aan bij de VNG categorie-indeling voor functiemenging. Dit betekent dat die activiteiten zijn toegelaten met een zodanige milieubelasting dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen kunnen worden uitgevoerd. Verder bevinden er zich een aantal woningen rondom, zoals de bestaande woning op het perceel Kerkstraat 42, die al maatgevend zijn voor het aanwezige bedrijf alsook beperkend voor eventuele wijzigingen van het bedrijf. De afstand van de nieuwe woningen tot de inrichting is ten minste even groot als de kortste afstand tot de meest nabije woning. Gelet op de aanwezigheid van deze al milieubeperkende objecten, kan worden gesteld dat ook qua omliggende bedrijvigheid in het plangebied een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
Op het achterperceel van Kerkstraat 11 te Nuland ligt de bestemming 'Bedrijven' met de subbestemming 'scooterreparatiebedrijf'. Ter plaatsen was een scooterreparatiebedrijf met beperkte detailhandel toegestaan. Volgens de bijlagen van de voorschriften van het bestemmingsplan "Staat van bedrijfsactiviteiten" valt dit bedrijf onder categorie 2 met een indicatieve hindercirkel van maximaal 30 meter. Het plangebied ligt buiten deze zone.
Bovendien is voor het achterperceel Kerkstraat 11 een nieuw bestemmingsplan in procedure gebracht. Daarin wordt voor de bouw van een woning de bedrijfsbestemming wegbestemd. Door deze herziening komt de bedrijfsbestemming te vervallen.
Op deze locatie is in het verleden een milieuvergunning afgegeven voor een rundveebedrijf. Door wijziging in de wetgeving is het bedrijf onder het Activiteitenbesluit komen te vallen. Daarmee is de vergunningplicht komen te vervallen. Tijdens een milieucontrole is vastgesteld, dat op de locatie Kerkstraat 46 Nuland bedrijfsmatig geen vee meer wordt gehouden. Uit gesprekken met de eigenaren van de locatie Kerkstraat 46 kwam naar voren dat het rundveebedrijf al een geruime tijd niet meer aanwezig is. De voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden nu anders gebruikt. Nu op de locatie al meer dan 3 jaar bedrijfsmatig geen vee meer houdt, komt de toestemming om deze bedrijfsactiviteiten uit te voeren te vervallen. Daarmee vervalt ook de hindercirkel vanuit deze locatie. Ook zal bij de actualisatie van het bestemmingsplan Kom Nuland de bestemming worden veranderd.
In één van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen van Kerkstraat 46 aan de Singel (Singel 2a) is een aannemersbedrijf gevestigd. De toekomstige aangrenzende bedrijvigheid voor "Bouwnijverheid (aannemersbedrijven)" sluit aan bij de VNG categorie-indeling voor functiemenging. Dit betekent dat die activiteiten zijn toegelaten met een zodanige milieubelasting dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen kunnen worden uitgevoerd. Er worden binnen het invloed gebied nieuwe gevoelige functies bestemd die tegen hinder beschermd moeten worden of de belangen van bedrijven kunnen schaden. Binnen onderhavig plangebied wordt de aard van de bestaande en toelaatbare bedrijvigheid acceptabel geacht in de reeds bestaande en toekomstige omgeving. Daarbij gelden voor bedrijfsactiviteiten diverse wettelijke regels en normen (volgens het “Besluit Algemene Regels voor inrichtingen milieubeheer”). Aanwezige en toekomstige bedrijven zijn verplicht zich hieraan te houden om hinder en milieugevaar naar de woon- en leefomgeving toe te voorkomen.
Door Econsultancy is een verkennend bodemonderzoek en een verkennend onderzoek asbest in bodem uitgevoerd voor de initiatieflocatie. Het onderzoeksrapport, d.d. 9 oktober 2015, met als kenmerk 15071616, is integraal als bijlage bij deze toelichting gevoegd (bijlage *).
De bodem bestaat voornamelijk uit matig siltig, matig fijn tot matig grof zand en is bovendien tot maximaal 1,5 m -mv zwak humeus. De bovengrond is plaatselijk zwak tot matig betonhoudend, zwak baksteen- en/of slakhoudend.
De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met minerale olie, PCB en/of PAK. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. In het grondwater zijn geen verontreinigingen geconstateerd.
Verder zijn er over het gehele terrein asbestverdachte/-houdende (plaat)materialen op het maaiveld aangetroffen. Er zijn nog verplicht sanerende maatregelen noodzakelijk voordat de bodem geschikt is voor de geplande herontwikkeling. Hiervoor zal middels handpicking door een erkend bedrijf, het asbestverdachte en asbesthoudende materiaal van de locatie moeten worden verwijderd. Na de sanering is de locatie geschikt voor het beoogde gebruik.
In de bovengrond is enkel ter plaatse van grondmengmonster ASB-MM2 analytisch zowel hechtgebonden als niet-hechtgebonden asbest geconstateerd. Het gewogen asbestgehalte bedraagt 3,1 mg/kg d.s. en overschrijdt de helft van de interventiewaarde niet. Bij de herontwikkeling van de plaatselijk licht asbesthoudende bovengrond is het goed om rekening te houden met de maatschappelijke aanvaardbaarheid met de betrekking tot de functie wonen. Bij grondwerkzaamheden hoeven geen verplichte specifieke maatregelen te worden genomen ten aanzien van de asbesthoudende bovengrond, maar is wel sterk aan te bevelen.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving voor het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden.
De gemeente heeft onderzoek uitgevoerd naar de risico's als gevolg van gevaarlijk transport over de weg, het spoor en over het water. Doel is zorg te dragen voor het feit dat geen onnodig hoge risico's worden gelopen. Naar voren is gekomen dat gevaarlijk transport het spoor relevant is. Transport over de weg en het water zijn niet relevant.
Het plangebied ligt op meer dan 150 meter afstand van de spoorlijn Nijmegen-'s-Hertogenbosch. De spoorlijn is opgenomen in het Basisnet Spoor. Uit het hoofdrapport blijkt, dat er langs deze route plasbrandaandachtsgebied en geen 10-6/jr plaatsgebonden risicocontour ligt.
De spoorlijn loopt ter hoogte van het plangebied door het buitengebied van de gemeente den Bosch (voormalige gemeente Maasdonk). Het aantal woningen en andere bebouwing (binnen een strook van 200 meter aan weerszijden van de spoorlijn) is beperkt.
Aannemelijk is dat het aantal aanwezigen minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde bedraagt. Het plan voorziet in de realisatie van 4 nieuwe woningen. Het gemiddeld aantal aanwezigen per woning bedraagt 2,4 personen. Hiervan is 50% aanwezig in de dagperiode en 100% aanwezig in de nachtperiode. Geconcludeerd kan worden dat door het plan het aantal aanwezigen toeneemt met 4,8 personen in de dagperiode en 9,6 aanwezigen in de nachtperiode. Aannemelijk is dat hierdoor het aantal aanwezigen binnen het aandachtsgebied van de spoorlijn minder dan 10% zal toenemen.
Op basis van de Risicokaart van de provincie Noord-Brabant kan worden geconcludeerd dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichting ligt. Het plangebied ligt derhalve niet binnen PR-contouren en GR-invloedsgebieden van risicovolle (Bevi)inrichtingen. Externe veiligheid als gevolg van inrichtingen is niet relevant.
In of in de directe nabijheid van het te ontwikkelen gebied is geen ondergrondse leiding aanwezig, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Externe veiligheid als gevolg van ondergrondse transportleidingen is niet relevant.
Op basis van gegevens van de gemeente en de risicokaart van de provincie Noord-Brabant kan worden vastgesteld dat er geen belastende bedrijven/activiteiten aanwezig zijn. Geconcludeerd kan worden dat externe veiligheid geen belemmeringen oplevert.
Gemeente 's-Hertogenbosch wil een voortrekkersrol blijven spelen op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling. De speerpunten van het gemeentelijk energie- en duurzaamheidsbeleid zijn energie(neutraal), integraal waterbeheer en duurzaam hout. Op basis van dit beleid sluit de gemeente voor woningbouw en voor de ontwikkeling van commerciële ruimten aan bij de wettelijk eisen op dit gebied (de EPC-norm) in combinatie met de toepassing van duurzame (energie)bronnen. Het integraal waterbeheer vereist dat in de bouw geen uitlogende materialen worden gebruikt. Ten aanzien van duurzaam hout met het FSC-keurmerk of het PEFC-keurmerk (SFI, CSA en ATFS), niet zijnde MTCS, wordt toegepast.
De waterparagraaf is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening is gehouden met de waterhuishoudkundige aspecten en het beleid van de waterbeheerders (Waterschap Aa en Maas en de gemeente 's-Hertogenbosch).
Uitgangspunt van de waterparagraaf is dat een ruimtelijk besluit of plan geen slechtere waterhuishoudkundige situatie oplevert dan in het bestaande beleid is vastgelegd.
Met het opstellen van de waterparagraaf wordt beoogd dat water expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing wordt genomen. Concreet betekent dit dat onderzocht wordt hoe in het toekomstige plan op een duurzame wijze wordt omgegaan met hemelwater. Uiteindelijk moet het resultaat hydrologisch neutraal zijn. De waterparagraaf vormt een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing waarin met name de wijze wordt beschreven hoe de afvoer van hemelwater van daken en verhardingen plaats zal vinden.
De waterparagraaf is opgesteld door Econsultancy te Boxmeer. Het rapport, d.d. 7 oktober 2015, kenmerk 15081747, is integraal als bijlage bij deze toelichting gevoegd (bijlage *).
De onderzoekslocatie (± 3.300 m²) ligt aan de Kerkstraat 42, gelegen aan de noordzijde van de kern van Nuland in de gemeente 's-Hertogenbosch (zie bijlage 1). Het perceel, waar de onderzoekslocatie deel van uitmaakt, is kadastraal bekend gemeente Nuland, sectie B, nummer 5002.
Volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland zijn de coördinaten van de onderzoekslocatie
X = 158.050, Y = 415.890 en bevindt het maaiveld zich op een hoogte van circa 6 m +NAP.
Volgens historisch kaartmateriaal uit de periode 1899-1991 was de locatie reeds bebouwd met een (woon)boerderij. De omgeving was destijds hoofdzakelijk in agrarisch gebruik en werd extensief bewoond. Tot op heden is dit gebruik van de onderzoekslocatie niet wezenlijk veranderd.
De onderzoekslocatie is momenteel bebouwd met een woonboerderij (± 175 m²) en een viertal opstallen (2 maal ± 210 m², ± 75 m² en ± 125 m²). Het overige terreindeel is deels voorzien van een klinkerverharding (± 730 m²) en deels in gebruik als (sier-)tuin en deels als weide.
Het plangebied maakte voorheen onderdeel uit van de gemeente Maasdonk. Per 1 januari van dit jaar is de gemeente Maasdonk opgeheven en valt momenteel onder de gemeente 's-Hertogenbosch. In overleg met de gemeente 's-Hertogenbosch, is gebleken dat tot het moment dat er voor 's-Hertogenbosch en Maasdonk nog geen gezamenlijk hemelwaterbeleid is vastgesteld, het waterbeleid van de (voormalige) gemeente Maasdonk nog van kracht is.
In het waterbeleid staat vermeld dat bij alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente al het verhard oppervlak afgekoppeld dient te worden. In aanvulling daarop dient tevens bij alle ruimtelijke ontwikkelingen de initiatiefnemer 10% van het bestaande verharde oppervlakte extra mee te rekenen bovenop het aantal nieuwe verharde m2 voor het bepalen van de bergingsopgave. Bij nieuwbouwgebieden en bij herinrichting van de openbare ruimte zal het regenwatersysteem zo gedimensioneerd worden dat het NBW-midden scenario 2050 verwerkt kan worden zonder dat er water op straat blijft staan.
De onderzoekslocatie is momenteel bebouwd met een woonboerderij (± 175 m²) en een viertal opstallen (2 maal ± 210 m², ± 75 m² en ± 125 m²).
Het overige terreindeel is deels voorzien van een klinkerverharding (± 730 m²) en deels in gebruik als (sier-)tuin en deels als weide. De initiatiefnemer is voornemens een groot deel van de bestaande bebouwing te slopen, waarna in totaal 5 woonkavels worden gerealiseerd (zie bijlage 2 en 3).
Op basis van het document "haalbaarheidsstudie woningbouw a.d. Kerkstraat 42 te Nuland" van tim architecten, daterend 27-03-2015, wordt voor het toekomstig verhard oppervlak uitgegaan dat 50% van de totale kaveloppervlakten verhard zal zijn. De toename van het verhard oppervlak in de toekomstige situatie bedraagt circa 125 m2. Op basis van het beleid van de gemeente dient in totaal rekening gehouden te worden met en af te koppelen verhard oppervlak van 1.650 m2.
Uitgaande van het toekomstig verhard oppervlak en het beleid van de gemeente bedraagt wateropgave voor het plan 70 m3 (1.650 m2 x (25,8 mm +0,7 mm x 24)).
In de toekomstige situatie zal het schone hemelwater (zogenaamde hemelwaterafvoer; HWA) van bebouwingen verhardingen niet op het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) worden aangesloten maar separaat binnen de plangrenzen worden verwerkt conform de uitgangspunten van de waterbeheerder.
Dit betekent dat bij de verdere planuitwerking water expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing wordt genomen en dat hemelwater op een duurzame wijze wordt verwerkt. De ontwikkeling zal daarmee hydrologisch neutraal zijn. In de toekomstige bergings- c.q. infiltratievoorziening dient in ieder geval 70 m3 geborgen te kunnen worden.
Binnen de onderzoekslocatie (3.300 m2) is in principe voldoende ruimte aanwezig om de waterbergingsopgave te kunnen bergen.
Ten aanzien van de omgang met hemelwater zijn meerdere mogelijkheden van toepassing:
In het bestemmingsplan kunnen binnen de bestemming 'Wonen' ook water en watervoorzieningen worden aangebracht.
In de Kerkstraat is een gemengd riool gelegen. Ten aanzien van de toekomstige situatie zal de ontwikkeling zorgen voor (geringe) een toename in het aanbod van vuilwater op het riool. In overleg met de gemeente 's-Hertogenbosch zal tijdens de verdere planvorming de mogelijkheden omtrent en de wijze waarop en hoe aangesloten kan worden op de riolering nader besproken moeten worden.
Op basis van de randvoorwaarden en uitgangspunten is de ontwikkeling in zowel ruimte als tijd waterneutraal uit te voeren. Er worden dan ook vanuit het oogpunt van de waterhuishouding geen belemmering verwacht ten aanzien van de bestemmingswijziging en de uitvoering van het plan.
De Flora- en faunawet heeft tot doel in het wild levende planten en dieren te beschermen met het oog op de instandhouding van soorten. Deze wet heeft de beschermingsregels, zoals die ook in de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn opgenomen, overgenomen en op de Nederlandse situatie toegepast.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan waarbij functies gewijzigd worden, moet worden voorkomen dat conflicten met de Flora- en faunawet ontstaan en dient dus vooraf een beoordeling in het kader van de Flora- en faunawet plaats te vinden.
Door Econsultancy te Boxmeer is een QuickScan Flora en Fauna verricht: rapportnummer 15071618, d.d. 5 oktober 2015. Het onderzoek bestaat uit een veldonderzoek en een bureauonderzoek. Het rapport is integraal als bijlage bij deze toelichting gevoegd (bijlage *).
Natuurbeschermingswet 1998
De onderzoeklocatie is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000-gebied of Beschermd Natuurmonument. Het meest nabijgelegen onderdeel van een conform de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd gebied bevindt zich op circa 9 kilometer afstand ten noorden van de onderzoeklocatie. Zie onderstaande afbeelding.
Afbeelding 10: Ligging natura 2000 gebieden (rode punt is ligging plangebied)
Natuurnetwerk Nederland
Het onderzoeksgebied is niet gelegen in een gebied dat is aangewezen als deel van het Nationaal Natuurnetwerk. De meest nabijgelegen onderdelen zijn gelegen op ongeveer 280 meter ten zuidwesten van de onderzoekslocatie. Zie onderstaande afbeelding.
Afbeelding 11: Ligging (delen) Natuurnetwerk
Groenblauwe mantel
De onderzoekslocatie zelf maakt geen deel uit van de Groenblauwe mantel. De Groenblauwe mantel grenst wel direct aan de onderzoekslocatie. Op onderstaande afbeelding is de ligging van de onderzoekslocatie ten opzichte van de Groenblauwe mantel weergegeven.
Afbeelding 12: Ligging groenblauwe mantel provinciale Verordening ruimte
Het onderzoek heeft verder tot doel om in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep.
In onderstaande tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Flora- en faunawet voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
Voorafgaand en tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden zal het bepaalde in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen, hetgeen in dit geval goed mogelijk is:
Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling is de verwachting dat de wijziging van het bestemmingsplan uitvoerbaar is.
Op 20 september 2017 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch het Bomenbeleidsplan 2017 vastgesteld. Bomen zijn belangrijk voor ’s-Hertogenbosch. Met het Bomenbeleidsplan staat de gemeente een evenwichtige omgang met groen en bomen voor. In het bomenbeleidsplan worden de bomen in de gemeente ingedeeld in vier categorieën: 1. monumentale houtopstanden; 2. waardevolle houtopstanden; 3. structuren; 4. sfeervlakken. Op de 'Groene Kaart 's-Hertogenbosch' zijn deze bomen aangeduid. De regelgeving voor deze bomen is verankerd in de Bomenverordening 2017.
Op de (voorlopige) Groene Kaart 's-Hertogenbosch is de Kerkstraat als structuur aangeduid: de straat en zijn bomen vormen een waardevol structuur, worden intensief gebruikt door de bewoners van Nuland en vormen de eerste indruk voor bezoekers. Het perceel zelf maakt deel uit van een sfeervlak. Sfeervlakken zijn gebieden waar houtige gewassen zoals bomen bepalend zijn voor de beleving van het gebied. Bomen in een structuur met een minimale stamomtrek van 35 cm op 1,30 meter hoogte en bomen in een sfeervlak met een minimale stamomtrek van 100 cm op 1,30 meter hoogte mogen niet zonder vergunning worden geveld. Op het perceel Kerkstraat 42 staan niet zulke of anderszins waardevolle bomen; een bomeneffectanalyse is dan ook niet nodig.
De bestaande woonboerderij is gebouwd in 1948 in het kader van de wederopbouw. In en om Nuland staan meer van deze wederopbouw boerderijen omdat de kern Nuland in de Tweede Wereldoorlog bij de bevrijding grotendeels was verwoest. Het pand heeft geen monumentale status. Ook beide voormalige agrarische bedrijfsgebouwen zijn niet monumentaal. De woonboerderij draagt wel bij aan het dorpskarakter van de kern.
Bezien wordt of de bestaande woonboerderij in een gesplitste vorm kan worden behouden. Bij nieuwbouw zal rekening worden gehouden met de vorm en de karakteristieken van het bestaande pand.
Econsultancy heeft op 14 en 15 september 2015 een archeologisch bureauonderzoek en op 1 oktober 2015 een inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) door middel van boringen uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen sloop van de huidige bebouwing en vervolgens de realisatie van vijf woonkavels. De rapportage, kenmerk 15071617, d.d. 14 september 2015, is integraal als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd (bijlage *).
Het plangebied is gelegen aan de Kerkstraat 42 te Nuland in de gemeente 's-Hertogenbosch.
Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Maasdonk (de gemeente waar Nuland toebehoorden tot de gemeentelijke herindeling begin 2015) ligt de gehele onderzoekslocatie in een gebied met een onbekende archeologische verwachting. Op basis van deze verwachting is kort overleg geweest met de gemeente-archeoloog van 's-Hertogenbosch, de heer S. Molenaar. De gemeente-archeoloog heeft aangegeven dat de planlocatie zal moeten worden onderzocht door middel van een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek.
Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de archeologische verwachtingswaarde is binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta (1992), is men verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren.
Doel van het bureauonderzoek is een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied op te stellen. Dit wordt uitgevoerd door middel van het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden.
Het inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen door middel van boringen. Het veldonderzoek is erop gericht om inzicht te krijgen in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied. Tevens zullen, indien mogelijk, kansrijke en kansarme zones worden geïdentificeerd.
Gespecificeerde archeologische verwachting
De archeologische verwachting voor het Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum is laag, voor het Neolithicum tot en met de Romeinse tijd middelhoog en voor de periode Middeleeuwen - Nieuwe tijd hoog.
Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) blijkt dat de bodemopbouw plaatselijk verstoord is (bij boringen 1 tot 160 cm onder maaiveld, bij boring 4 tot 150 cm onder maaiveld. Boring 5 is gestuit op60 cm onder maaiveld. Bij boringen 2, 3 en 6 zit onder het esdek nog een B-horizont waarvan de top geroerd is. (Zie onderstaande afbeelding voor boringen).
Afbeelding 13: locatie boringen bestemming 'Wonen'
Daar waar het bodemprofiel is verstoord, binnen het noordwestelijk deel van het plangebied, kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer in situ worden verwacht.
Gebaseerd op de bouwhistorische gegevens geldt dit ook voor de grote schuren in de noordwestzijde van het plangebied. Probleem is echter dat binnen het zuidelijke deel van plangebied vanaf de eerste kwart van de 19e eeuw een erf heeft gelegen, waarschijnlijk staat de huidige woning bovenop de oude woning en dit zal tot bodemverstoring binnen dat deel van het plangebied geleid hebben maar dit kan ook archeologie zijn. Doordat hier niet uitgesloten kan worden dat er nog archeologische waarden aanwezig zijn blijft voor dit deel van het plangebied de verwachting voor Middeleeuwen-Nieuwe tijd gehandhaafd.
Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek adviseert Econsultancy om het niet vrijgegeven deel van het plangebied nader te onderzoeken door middel van een IVO karterende en waarderende fase, proefsleuven (IVO-P). Mocht het huidige woonhuis gesloopt worden dan is het advies om deze sloop archeologisch te begeleiden om te kijken of er nog resten van eerdere bebouwing aanwezig zijn.
Behoud van eventueel aanwezige archeologische waarden is mogelijk als er archeologievriendelijk gebouwd wordt (op schroefpalen) en er niet dieper ontgraven wordt dan 80 cm onder het huidige maaiveld. Als het niet mogelijk is om archeologie vriendelijk te bouwen is, gezien de geringe diepteligging en de kwetsbaarheid van de archeologische resten, vervolgonderzoek noodzakelijk.
Bovenstaand advies vormt een selectieadvies. De resultaten van onderhavig onderzoek dienen te worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente 's-Hertogenbosch). Het bevoegd gezag neemt vervolgens een selectiebesluit.
Het bevoegd gezag (gemeente 's-Hertogenbosch) heeft ingestemd met het advies van Econsultancy om een vervolgonderzoek uit te laten voeren. Het bevoegd gezag heeft besloten om een proefsleuvenonderzoek uit te laten voeren in een onverstoord deel van een bouwkavel en bij de boerderij om een indicatie te krijgen van de archeologische waarden om en onder de huidige bebouwing.
Ten behoeve van het proefsleuvenonderzoek is door Econsultancy een Programma van Eisen opgesteld: rapportnummer 1850.001, d.d. 23 juni 2016. Dit rapport is integraal als bijlage bij deze toelichting gevoegd. De gemeente heeft hiervoor op 24 juni 2016 akkoord gegeven (zie bijlagen). Op onderstaande afbeelding is het proefsleuvenplan aangegeven:
Afbeelding 14: locatie proefsleuven
Het proefsleuvenonderzoek is gericht op de bouwkavels die ontwikkeld worden en dan met name die bouwkavels waar een onverstoorde bodemopbouw verwacht gaat worden. Hierom zijn twee proef-sleuven aangelegd. Bij het aanleggen van proefsleuf 1 bleek echter dat de bodemopbouw anders in elkaar zat dan uit de resultaten van het booronderzoek aanvankelijk leek. In het plangebied is een haarpodzol aanwezig, waarvan de top op circa 40 cm -mv lag. In proefsleuf 2 is de laag van ca 1 m dik wel aangetroffen en het bleek hier zogenaamde zandwinningsbanen te gaan, die vermoedelijk dateren in de 20e eeuw. Er zijn geen sporen en of vondsten aangetroffen.
Op de locatie Kerkstraat 42 zijn op 14 juli 2016 twee proefsleuven aangelegd van ieder 30 m² op de locatie van twee van de vijf bouwblokken. De bestrating op de locatie van deze twee proefsleuven was vooraf verwijderd door de eigenaar van de grond. De sleuven konden niet geheel aangelegd worden in verband met de aanwezigheid van een gasleiding in het westen van de werkputten. Hierdoor is 20 m² minder aangelegd.
De proefsleuven zijn in één vlak onderzocht. Het vlak is in de top van de natuurlijke ondergrond aangelegd op de diepte van circa 60 cm (werkput 1) en 120 cm (werkput 2) beneden het maaiveld. De vlakaanleg heeft laagsgewijs plaatsgevonden tot op het vlakniveau waarop de grondsporen zichtbaar werden en het vlak te interpreteren was (de C-Horizont). Alle sporen zijn ingemeten met de gps en gedocumenteerd. Er zijn geen vondsten aangetroffen. Van beide werkputten is een profiel gedocumenteerd.
Afbeelding 15: onderzochte locaties
In het PvE zijn de onderzoeksvragen gesteld waarop het proefsleuvenonderzoek antwoord zou moe-en geven. In dit hoofdstuk zal getracht worden dat te realiseren. De resultaten van het onderzoek kunnen echter niet op alle vragen een antwoord geven. Daarom worden hier alleen de vragen overgenomen uit het PvE die beantwoord kunnen worden.
Op de resterende vragen kan geen antwoord worden gegeven als gevolg van het ontbreken van archeologische waarden in de proefsleuven.
Zijn er archeologische resten in de bodem aanwezig?
Er is een kuil en mogelijke ontzandingsbanen in werkput 2 aangetroffen. Deze kunnen echter als niet behoudens waardig worden aangemerkt.
Zo ja, wat is de aard, omvang, ouderdom, herkomst, kwaliteit en locatie van de archeologische resten (horizontaal en verticaal)?
De twee sporen hebben waarschijnlijk te maken met het erf dat hier in de 20e eeuw gestaan heeft. De ontzandingsbanen zullen grote delen van het terrein verstoord hebben.
Hebben de archeologische waarden een relatie met uit de omgeving bekende archeologische of historische locaties en welke is dat?
Nee
Is sprake van (een) behoudens waardige vindplaats(en)?
Nee
Indien er geen archeologische resten worden aangetroffen, wat is de reden voor de afwezigheid van archeologisch resten?
Vermoedelijk zijn alle archeologische waarden van het historische erf verdwenen bij het graven van de zandwinnigsbanen en andere ingrepen in het terrein (septic tanks, mestkelders e.d.).
Econsultancy adviseert om de bouwblokken vrij te geven voor ontwikkeling wat betreft archeologie.
De gemeente 's-Hertogenbosch heeft het selectieadvies overgenomen en het volgende gesteld:
"Op basis van het eerdere selectieadvies en de resultaten van het proefsleuvenonderzoek kunnen we de geplande bouwblokken (rood) inderdaad vrijgeven. Ook de zones die eerder al waren vrijgegeven op basis van het booronderzoek (zwart: teveel verstoord) horen daar ook bij.
Afbeelding 16: kaart behorende bij het selectieadvies
De zone daarbuiten blijft een archeologische dubbelbestemming houden en daar gaan we uit van een onderzoeksplicht voor ingrepen groter dan 50 m² en dieper dan 90 cm¹ beneden het bestaande maaiveld. De dubbelbestemming archeologie zal voor het hele plangebied behouden blijven."
Het bovenstaande selectieadvies wordt in het bestemmingsplan door het opnemen beschermingsmaatregelen verwerkt.
Op 21 september 2016 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de “nota parkeernormering 2016”, inclusief een methode voor het berekenen van het aantal parkeerplaatsen met behulp van de parkeerbalans, vast. Het doel van deze nota is het ontwikkelen van eenduidige parkeernormen die in de hele gemeente toegepast kunnen worden, waarbij evenwicht wordt gezocht tussen enerzijds de vraag naar parkeerplaatsen en anderzijds de kwaliteit van de openbare ruimte.
Het perceel ligt volgens de “nota parkeernormering 2016” in het gebied “Rest bebouwde kom (overige kernen)” (zone 5). De voorgenomen type woningen zijn groter dan 150m². De “nota parkeernormering 2016” geeft aan dat per woning op eigen terrein 2 realistische parkeerplaatsen nodig zijn.
Uit de beschrijving van het bouwvoornemen volgt dat er voldoende ruimte is op de percelen om voor de nieuwe woningen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aan te leggen. In de voorschriften zijn voorwaardelijke verplichtingen opgenomen dat in voldoende mate in parkeerplaatsen op eigen terrein zal moeten worden voorzien en zal moeten behouden. Het project voldoet daarmee aan de gemeentelijke 'nota parkeernormering 2016'.
Wat betreft mobiliteit en infrastructuur vinden er geen grote veranderingen plaats. De ontsluiting in de nieuwe situatie rechtstreeks vindt plaats op de Kerkstraat. Na realisatie van het bouwplan zal het aantal verkeersbewegingen door de toevoeging van de vier woningen niet significant toenemen ten opzichte het huidige niveau. Vandaar dat wordt gesteld dat door het initiatief geen significante toename van de verkeersintensiteit/-druk gaat plaatsvinden.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden ter vervanging van het Besluit luchtkwaliteit 2005. De nieuwe Wet luchtkwaliteit ziet op een actualisatie van de luchtkwaliteitseisen, zoals opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer.
Het project zelf biedt geen mogelijkheden om overschrijdingen teniet te doen, noch staat het project het bereiken van de algemene doelstelling voor luchtkwaliteit in de weg. Voor projecten van geringe omvang geldt bovendien op grond van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en op grond van het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) dat hiervoor geen afzonderlijke luchtkwaliteit toets nodig is.
Dit is het geval als aannemelijk is dat een project een toename van de concentratie van fijnstof (PM 10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof.
In de ministeriële Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) van 31 oktober 2007 worden enkele concrete projecten of activiteiten genoemd waarbij het voorgaande in ieder geval van toepassing is en waarvoor dus geen specifieke luchtkwaliteit toets hoeft te worden uitgevoerd. Dit geldt bijvoorbeeld voor kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van minder dan 100.000 m² of woningbouwprojecten van niet meer dan 1500 woningen.
Onderhavig plan voorziet in een vijftal woning. Gezien de beperkte omvang hiervan draagt deze "niet in betekenende mate" bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een Luchtkwaliteitonderzoek is derhalve niet nodig. Het plan is niet in strijd met de Wet luchtkwaliteitseisen.
De bestemming Agrarisch met waarden is gegeven aan het onbebouwde agrarisch gebied. Doel is het behouden van het karakter van het aanwezige landschap en behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
Binnen de bestemming moet een aanlegvergunning worden aangevraagd voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden, geen gebouwen zijnde. Het betreft dan bijvoorbeeld het weghalen van bestaand houtgewas of het vergraven van de gronden. Voor het uitvoeren van normaal onderhoud/gebruik hoeft geen vergunning te worden aangevraagd.
Het bestemmingsplan maakt in de bestemming 'Wonen' onderscheid tussen verschillende woningtypologieën. Hiermee kan sturing worden gegeven aan de ruimtelijke impact van verschillende woningtypologieën op de omgeving. Deze ruimtelijke impact komt tot uiting in de bouwmassa (hoogte en situering), maar ook in het aantal woningen. De woningdichtheid is van invloed op de parkeerbehoefte en daarmee op de parkeerdruk en de leefbaarheid in de omgeving.
Om te voorkomen dat de woningdichtheid in een wijk te groot wordt, maakt de gemeente in bestemmingsplannen onderscheid tussen grondgebonden en gestapelde woningen. Grondgebonden woningen zijn rechtstreeks toegankelijk op straatniveau en één van de bouwlagen sluit aan op het maaiveld. Deze zijn in dit bestemmingsplan onderverdeeld in twee verschillende typen: vrijstaand en twee-aaneen.
Gestapelde woningen zijn geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning gelegen. Gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan, indien dit middels een aanduiding op de verbeelding is aangegeven. Hiermee wordt voorkomen dat grondgebonden woningen kunnen worden verbouwd tot gestapelde woningen.
Voor het realiseren van erfbebouwing op zijerven van hoekpercelen is een aparte afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan opgenomen. Dit is gedaan omdat hoekpercelen met de daarop aanwezige hoofdbebouwing zeer (beeld)bepalend kunnen zijn voor de bebouwingskarakteristiek van de aanwezige stedenbouwkundige opzet. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat de percelen overhoeks (van twee zijden) waarneembaar zijn en de bebouwing bijzonder van aard kan zijn. Verder geldt dat vanuit verkeersveiligheid erfbebouwing op hoekpercelen niet wenselijk kan zijn.
Onder een zijerf wordt verstaan een gedeelte van een perceel gelegen naast een woning en aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied. In het onderstaande figuur wordt met de oranje/bruine kleur het te bebouwen hoekperceel aangegeven in een standaard situatie.
Voorwaarden voor erfbebouwing op hoekpercelen:
Naast de bovenstaande voorwaarden kunnen er nadere eisen worden gesteld aan de minimale afstand van het bijgebouw tot de naar de openbare weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens vanuit stedenbouwkundige opzet van de omgeving, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden.
Op een hoekperceel is, net als voor woningen die niet op een hoekperceel zijn gelegen, een afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan opgenomen om onder voorwaarden voor de voorgevellijn te kunnen bouwen (bijvoorbeeld een erker).
Voorwaarden voor de afwijkingsmogelijkheid:
De maximale oppervlakte van de bebouwing van 25 m² geldt voor het gehele voorerfgebied. Dit betekent dat de oppervlakte van alle bebouwing naast het hoofdgebouw (naast de zijgevellijn) en alle bebouwing voor de voorgevellijn tezamen niet meer dan 25 m² mag bedragen.
Het bestemmingsplan heeft een regeling ter bescherming van de te verwachten archeologische waarden in een dubbelbestemming vastgelegd. De regeling stelt eisen aan het uitvoeren van werkzaamheden onder maaiveld. In het bestemmingsplan zijn hiervoor de volgende oppervlakte en diepte maten opgenomen.
Dubbelbestemming | Minimale oppervlakte | Minimale diepte |
Waarde - Archeologie- 1 | 50 m² | 0,9 meter |
Het bouwvoornemen dient ingevolge artikel 6.2.1 Bro lid a te worden beschouwd als een bouwplan in het kader van artikel 6.12 lid 1 Wro. Ingevolge dit artikel dient de gemeenteraad voor het voornemen een exploitatieplan vast te stellen. De gemeenteraad kan op grond van artikel 6.12 lid 2 sub a Wro hiervan afwijken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins is verzekerd. De gemeente is in overleg met initiatiefnemer om tot een anterieure overeenkomst te komen. Daarin wordt de toerekening van de kosten, verbonden aan het bouwvoornemen, geregeld. Het verhaal van kosten van de grondexploitatie is daarmee anderszins geregeld waardoor er geen grondexploitatieplan nodig is.
Om de economische uitvoerbaarheid te waarborgen, dient inzicht te worden verkregen of in onderhavige situatie sprake is van planschade. Eventuele tegemoetkomingen in de planschade die uit de herziening van het bestemmingsplan voortvloeien, zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Het aspect planschade is in de anterieure overeenkomst meegenomen.
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan is volgens de gemeentelijke Inspraak verordening, gelegenheid tot inspraak geboden. Ook heeft in deze fase het overleg ex artikel 3.1.1. Bro met diensten van het Rijk en de Provincie en met betrokken maatschappelijke organisaties plaatsgevonden.
De resultaten van zowel de Inspraak en het Vooroverleg zijn in paragraaf 7.1.1 en 7.1.2. verwerkt.
Het voorontwerp bestemmingsplan 'Kerkstraat 42 Nuland' heeft van 27 maart 2017 tot 8 mei 2017 zes weken ter visie gelegen. Binnen deze termijn is via een hoorzitting één mondelingen inspraakreactie ingediend. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt. De indieners van de inspraakreactie gaven aan deze schriftelijk te willen aanvullen. Binnen de gestelde termijn is echter geen schriftelijke aanvulling meer ingediend.
Inhoud inspraakreactie en antwoord
1. Inspraakreactie: Insprekers geven aan bezwaar te hebben tegen de op het achterperceel geprojecteerde woning. Woningen staan in de Kerkstraat in de eerst lijn aan de straat niet op achterpercelen. De geprojecteerde woning past volgens insprekers dan ook niet in stedenbouwkundig opzet van de straat. Door de woning verwachten insprekers hinder als bijvoorbeeld inkijk op het perceel. Naast het perceel van insprekers is een inrit naar de woning op het achterperceel gepland. Ook hier verwachten zij hinder van.
Antwoord: Stedenbouwkundig gezien zijn woningen in de tweede lijn in principe niet gebruikelijk. Neemt niet weg dat hier om specifieke redenen een uitzondering worden gemaakt. Er moet dan sprake zijn van kwaliteitsverbetering en de woning op het perceel moet dan wel een relatie krijgen met de weg.
In het verleden is aangegeven dat op het perceel Kerkstraat 42 in Nuland herstructurering kan plaatsvinden in de vorm van drie nieuwe woningen. Bovendien kon de bestaande woonboerderij worden gesplitst zodat op het perceel vijf woningen kunnen worden gerealiseerd. Om het karakteristieke doorzicht vanaf de Kerkstraat op het achterliggende landschap (rechts van de woonboerderij tegenover de Heijcamp) te kunnen behouden is het niet langer wenselijk hier een nieuwe woning te realiseren. Daarom is er voor gekozen om één woning achter de eerste lijn te projecteren.
Door de woning in de tweede lijn en de inrit naar het zuiden te verschuiven komen deze verder van het perceel van insprekers te liggen. Daarmee komt de mogelijke inkijk vanuit de woning en de mogelijke hinder door de inrit naar de woning voor de insprekers te vervallen. De woning in de tweede lijn komt in het verlengde van de inrit te liggen waardoor deze vanaf de straat zichtbaar wordt. Hiermee ontstaat de wenselijke relatie van de woning met de weg. De situering en de verbeelding zijn in de ontwerpfase hierop aangepast. Ter behoud van het doorzicht rechts van de woonboerderij is het bestemmingsplangebied in het ontwerp bestemmingsplan uitgebreid met dit perceel en heeft het de bestemming “Agrarisch met waarde” gekregen. Zodoende kan het terrein niet verder worden bebouwd of afgehekt.
2. Inspraakreactie: Het achtererf van perceel Kerkstraat 42 Nuland 1,5 meter hoger dan het achtererf van hun woonperceel. Daardoor zal er meer hinder ontstaan door hooge beplanting en bebouwing op het perceel. Omdat hun perceel ten noorden van het plangebied ligt verwachten zijn door bebouwing en beplanting meer schaduw in hun tuin.
Antwoord: Het geconstateerde hoogteverschil is een bestaande situatie. De mogelijke hinder die dit met zich mee kan brengen, kan zich dus nu al voordoen. In de huidige situatie is immers ook beplanting en bebouwing toegestaan die schaduw op het perceel van insprekers zouden kunnen veroorzaken. Door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen wordt deze situatie niet verslechterd. Door de draaiing en verschuiving van de woning in de tweede lijn richting het zuiden wordt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens vergroot en neemt mogelijke inkijk vanuit de woning af.
Conclusie inspraakverslag
De inspraakreactie is serieus meegenomen bij de planvorming. De opzet voor het ontwerp bestemmingsplan is dusdanig aangepast dat de kwaliteitsslag (doorzicht naar het open landschap) gegarandeerd is. De woning op de tweede lijn en de bijbehorende inrit zijn in het ontwerp bestemmingsplan richting het centrum van het plangebied verschoven, waardoor deze verder van het perceel van insprekers zijn geprojecteerd. Hierdoor blijft de mogelijke inrichting tot een minimum beperkt.
Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg op 24 maart 2017 voor een reactie aan de provincie Noord Brabant en het Waterschap Aa en Maas toe gezonden. De provincie heeft op 24 maart 2017 in het kader van het voorontwerp bestemmingsplan aangegeven geen aanleiding te hebben gevonden om opmerkingen over het plan te maken. Het Waterschap Aa en Maas reageerde op 27 maart 2017 dat zij na het lezen van de toelichting op het gebied van water geen op- of aanmerkingen heeft op dit plan. Hiermee is het vooroverleg afgerond. Het plan hoeft naar aanleiding van het vooroverleg niet te worden aangepast.