direct naar inhoud van Regels
Plan: Kom Nuland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002315-1401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kom Nuland met identificatienummer NL.IMRO.0796.0002315-1401 van de gemeente 's Hertogenbosch;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aaneengebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer woningen, niet zijnde gestapelde woningen;

1.8 agrarisch bedrijf:

inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;

1.9 agrarisch technisch hulpbedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking;

1.10 agrarisch verwant bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.11 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage:

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden;

1.14 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.15 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting rechtstreeks verband houdt met voor de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw kan zijn een aangebouwd bijgebouw in de vorm van een aanbouw of een uitbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw;

1.20 boerderijsplitsing:

het opdelen, binnen de bestaande (hoofd) bouwmassa, van een boerderij (gebouw) in niet meer dan 2 woningen of een in de regels aangegeven ander maximum aantal woningen.

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 dakopbouw:

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel;

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.31 ecologische waarden en kenmerken

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, mate van stilte, donkerte, openheid, landschapsstructuur en belevingswaarde;

1.32 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 geschakelde woning:

een woning die met een andere woning verbonden is door middel van aan- of bijgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen;

1.35 gestapelde woning:

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.36 hoekperceel:

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied;

1.37 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.38 horeca:
  • horeca van categorie 1: een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies en hotels;
  • horeca van categorie 2: het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke);
  • horeca van categorie 3: een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, waaronder feestzalen;
  • horeca van categorie 4:

1. elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;

2. inrichtingen waarin een speelautomatenhal zoals bedoeld in de wet op de kansspelen wordt uitgeoefend, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.39 huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner in de woning;

1.40 hydrologische waarde:

gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied;

1.41 kamerbewoning:

het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimten (kamers) waarbij voorzieningen worden gedeeld, veelal ten behoeve van kamerverhuur.

1.42 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf;

1.43 kampeerterrein:

terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, dat is bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.44 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.45 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.46 landschappelijke waarden en kenmerken:

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.47 lessenaarsdak:

een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;

1.48 luifel:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat maximaal 3 wanden mag hebben en dat aan de voorzijde in ieder geval geen wand heeft.

1.49 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorziening;

1.50 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.51 nieuwvestiging:

vestiging op een locatie die volgens het geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een (bouwvlak op een) bestaand bouwperceel of de (af)splitsing van een (bouwvlak op een) bestaand bouwperceel;

1.52 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.53 omschakeling:

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm;

1.54 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 35% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.55 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.56 opgetilde kap:

een kap waarbij tussen het hoogste punt van de bovenste bouwlaag en de punten waar de kap op het gebouw rust, nog bebouwing in verticale zin aanwezig is; er is slechts sprake van een opgetilde kap als het aantal bouwlagen zoals aangeduid reeds aanwezig is;

1.57 opslag:

(binnen) opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;

1.58 overig agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt;

1.59 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.60 prostitutie:

het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander;

1.61 recreatiebedrijf:

aaneengesloten terrein ten behoeve van de bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van dag- of verblijfsrecreatie, met de daarbij behorende voorzieningen;

1.62 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.63 supermarkt:

een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotmiddelen;

1.64 twee-aaneenwoning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee woningen, niet zijnde gestapelde woningen;

1.65 veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;

1.66 verkoopvloeroppervlakte:

in een detailhandelsvestiging voorkomende hoeveelheid bedrijfsvloeroppervlakte, gemeten in m² op de vloer van de bedrijfsruimte, ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het leveren van aanverwante diensten;

1.67 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond en de verdieping(en) met inbegrip van beneden peil gelegen bouwdelen;

1.68 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.69 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.70 voorgevelrooilijn

langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

1.71 webwinkel:

een bedrijf dat zich toelegt op het (doen) leveren van goederen op schriftelijke, telefonische of elektronische order van klanten en dat op de bedrijfslocatie geen directe contactmogelijkheden (balie, showroom, afhaalcentrum) met klanten biedt;

1.72 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.73 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;

1.74 zijgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
  • a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • b. de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap.
2.4 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.5 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk of ingeval dat geen gevelvlakken of scheidingsmuren aanwezig zijn, de oppervlakte vanaf de buitenzijde van het dak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.9 peil:
  • a. voor een hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen: de hoogte van de kruin van de aan het bouw perceel grenzende weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar een veehouderij niet is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal één bedrijfswoning;
  • c. permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals paden, wegen, parkeervoorzieningen, verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen en erven, terrein, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt de volgende regels:

  • a. voor het bouwen geldt algemeen dat in of op deze gronden uitsluitend voor deze bestemming mag worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak is bebouwing voor niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • c. gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte is 6 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte is 10 meter.
3.2.3 Bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij'

De oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning, mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' ten hoogste de omvang hebben van de gebouwen die:

  • a. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren;
  • b. of gebouwd mogen worden krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning;
  • c. of zijn gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan.
3.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale inhoud van een bedrijfswoning is 750 m³;
  • b. de maximale goothoogte is 6 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte is 10 meter.
3.2.5 Erfbebouwing bij woningen

Voor de binnen deze bestemming toegelaten woningen zijn de regels in 18.2.3, 18.4.1, 18.4.1 en 18.4.2 van overeenkomstige toepassing.

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen is 2 meter, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. (sleuf)silo's en mest opslagplaatsen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte van silo's, niet zijnde mestsilo's en sleufsilo's is 8 meter;
    • 2. de maximale goothoogte van mestsilo's is 5,5 meter;
    • 3. de maximale bouwhoogte van mestsilo's is 8 meter;
    • 4. de maximale bouwhoogte van sleufsilo's is 2,5 meter;
  • c. de maximale hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is 1 meter.
3.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij'

De oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'veehouderij' mag ten hoogste de omvang hebben van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde die:

  • a. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren;
  • b. of gebouwd mogen worden krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning;

of zijn gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan.

3.2.8 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. onder hoofd- en bijgebouwen mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- danwel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.6 onder a voor het bouwen van terreinafscheidingen met een hoogte van 3 meter, mits deze niet is gesitueerd voor de voorgevel van de bedrijfswoning en hierdoor het stedenbouwkundig en landschappelijk beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Gebruiksregels bedrijfswoning
  • a. de bedrijfswoning als bedoeld in lid 3.1 moet ten dienste staan van het agrarisch bedrijf waartoe deze behoort.
  • b. op een bedrijfswoning als bedoeld in lid 3.1 zijn de regels zoals opgenomen in 18.1, 18.5 en 18.6 overeenkomstig van toepassing
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' wordt verwijderd als de betreffende veehouderij ter plaatse is beëindigd dan wel niet feitelijk aanwezig is en is ter plaatse omgeschakeld naar een agrarische bedrijfsvoering niet zijnde een veehouderij.

3.5.2 Wijzigen naar bestemming 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - 1, Agrarisch met waarden - 2, Agrarisch met waarden- 3, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen;
  • b. het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beëindigd;
  • c. hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden redelijkerwijs niet langer mogelijk is;
  • d. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 100 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing, ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m²;
  • f. de vestiging van de woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  • h. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.5.3 Boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de splitsing van de voormalige agrarische bedrijfswoning in twee woningen indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. Splitsing is alleen toegestaan indien het agrarische bedrijf wordt beëindigd.
  • b. Wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - 1', 'Agrarisch met waarden - 2', 'Agrarisch met waarden- 3', waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
  • c. De bouwmassa van het te splitsen hoofdgebouw dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m3.
  • d. Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 400 m3.
  • e. Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet worden aangetast. Beoordeling vindt plaats door een ter zake deskundige organisatie.
  • f. De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • g. De nieuwe woningen dienen aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • h. Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer voormalige bedrijfsgebouwen c.q. bijgebouwen dan 80 m² per woning, mag bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte van de woning tot een maximum van 1000 m³ in totaal, ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m².
3.5.4 Wijziging ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van het vestigen van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven, als vaststaat dat:

  • a. het agrarische bedrijf is beëindigd;
  • b. hergebruik van de gronden voor agrarische doeleinden redelijkerwijs niet langer mogelijk is;
  • c. het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot;
  • d. de oppervlakte aan bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht wordt tot 400 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd moeten te blijven;
  • e. op omliggende woonpercelen een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd is;
  • f. de beoogde bedrijvigheid geen onevenredige aantasting veroorzaken aan de gebruiksfunctie op aangrenzende percelen;
  • g. voor het bedrijf voldoende parkeergelegenheid voor auto's op eigen terrein is overeenkomstig de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016;
  • h. als de onder f genoemde beleidsregels zijn gewijzigd, met die wijziging rekening is gehouden;
  • i. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. de opslag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeeft, in relatie tot de aard van de omgeving en de weg waaraan de locatie gelegen is.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  • b. groen(voorzieningen);
  • c. verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en archeologische waarden en kenmerken van deze gronden;
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. in of op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd;
  • b. in of op deze gronden mag niet ondergronds worden gebouwd.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het vergraven, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van bedrijfspaden met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 200 m²
4.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.3.1 vervatte is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen of;
  • b. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat moment geldende/aangevraagde vergunning.
4.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden en de werken voor de naast gelegen gebieden geen onvenredig nadelige gevolgen hebben.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid
4.4.1 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming Natuur ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en natuur-, en/of landschapscompensatie buiten de Ecologische HoofdStructuur (EHS);
  • b. de wijziging pas plaatsvindt op aanvraag van de eigenaar of nadat de aankoop/overdracht verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
  • c. de wijziging pas plaatsvindt als er sprake is van concrete inrichting en zicht op uitvoering;
  • d. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorieën A en B of daarmee vergelijkbaar uit de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemening' die als bijlage bij deze regels hoort, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' één bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf' uitsluitend een bouwbedrijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' uitsluitend een hoveniersbedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt moterbrandstoffen zonder lpg' uitsluitend een verkooppunt voor moterbrandstoffen exclusief de verkoop van LPG, niet-zelfstandige kantoren, een autowasplaats en ondergeschikte detailhandel in de vorm van een pompshop;
  • f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen en overige bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt algemeen dat in of op deze gronden uitsluitend voor deze bestemming mag worden gebouwd.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd, tenzij anders aangegeven in de bestemming;
  • c. de maximale goothoogte is op de verbeelding aangegeven;
  • d. de maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals een fietsenberging, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 per bouwperceel; de maximale bouwhoogte van deze gebouwen is 3 meter;
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 meter;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' is een luifel / overkapping toegestaan met een maximale bouwhoogte van 6 meter.
5.2.4 Erfbebouwing bij woningen

Voor de binnen deze bestemming toegelaten woningen zijn de regels in 18.2.3, 18.2.4, 18.4.1 en 18.4.2 van overeenkomstige toepassing.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt moterbrandstoffen zonder lpg' gelden in afwijking van 5.2.3 de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten is 6 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van een luifel of overkapping is 6 meter en deze is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is 4 meter.
5.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. de bedrijfswoning als bedoeld in 5.1 moet ten dienste staan van het bedrijf waartoe deze behoort;
  • b. op een bedrijfswoning als bedoeld in lid 5.1 zijn de regels zoals opgenomen in 18.1, 18.5 en 18.6 overeenkomstig van toepassing
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijziging voor wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft en als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging is alleen toegestaan als het bedrijf ter plaatse is beëindigd;
  • b. hergebruik van de gronden voor bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs niet langer mogelijk is;
  • c. de oppervlakte bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 100 m², waarbij eventuele cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gehandhaafd dient te blijven;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing, ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte van de woning tot een maximum van 850 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m²;
  • e. de vestiging van de woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  • f. de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  • g. voor de extra woning voldoende parkeergelegenheid voor auto's op eigen terrein kan worden gerealiseerd overeenkomstig de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016;
  • h. als de genoemde beleidsregels onder g wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast', tevens een zendmast voor mobiele telecommunicatie;
  • c. ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt algemeen dat in of op deze gronden uitsluitend voor deze bestemming mag worden gebouwd.

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte is 4 meter.
6.2.3 Bouwwerk, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van een zendmast voor mobiele telecommunicatie ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' is 40 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 meter;
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 7 Centrum

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel en aan detailhandel gerelateerde diensten;
  • b. dienstverlening;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. sport en sportvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'horecabedrijven van categorie 2' tevens horecabedrijven in categorie 2;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'horecabedrijven van categorie 3' tevens horecabedrijven in de categorie 3;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' is een supermarkt toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen' tevens wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen-1' tevens wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens, uitsluitend op de verdieping;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeer- en verkeersvoorzieningen.

met dien verstande dat de functies a t/m g alleen op de begane grond mag plaatsvinden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt algemeen dat in of op deze gronden uitsluitend voor deze bestemming mag worden gebouwd.

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders aangegeven in de bestemming;
  • c. indien er een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen mag het aantal woningen niet meer bedragen dan het maximaal aangegeven aantal wooneenheden;
  • d. de maximale goothoogte is op de verbeelding aangegeven;
  • e. de maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven;
7.2.3 Erfbebouwing bij woningen

Voor de binnen deze bestemming toegelaten woningen zijn de regels in 18.2.3, 18.2.4 , 18.4.1 en 18.4.2 van overeenkomstige toepassing.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 meter.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de situering van het laden en lossen op het perceel.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Algemeen

Op een woning als bedoeld in lid 7.1 zijn de regels zoals opgenomen in 18.1, 18.5 en 18.6 overeenkomstig van toepassing.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijking voor de vestiging van een horecabedrijf

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van 7.1 onder e en f en een nieuw horecabedrijf vestigen zonder dat er sprake is van één van beide aanduidingen of een horeca-aanduiding die niet passend is, mits:

  • a. voldoende parkeerplaatsen voor auto's op eigen terrein aanwezig zijn conform de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016;
  • b. als de beleidsregels onder a wijzigen, dan wordt met die wijziging rekening gehouden;
  • c. een goed woon- en leefklimaat op omliggende woonpercelen gegarandeerd blijft;
  • d. geen onevenredige hinder wordt toegebracht aan het woonmilieu of de gebruiksfunctie op de aangrenzende percelen.

Artikel 8 Cultuur en Ontspanning

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sauna;
  • b. welness;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1', een horecabedrijf van categorie 1 als bedoeld in artikel 1.38, voor zover ondergeschikt en ten dienste van de sauna en welness;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal één bedrijfswoning;
  • e. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals sportvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, en dergelijke.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt algemeen dat in of op deze gronden uitsluitend voor deze bestemming mag worden gebouwd.

8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders aangegeven in de bestemming;
  • c. de maximale goothoogte is op de verbeelding aangegeven;
  • d. de maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven;
8.2.3 Erfbebouwing bij woningen

Voor de binnen deze bestemming toegelaten woningen zijn de regels in 18.2.3, 18.2.4 , 18.4.1 en 18.4.2 van overeenkomstige toepassing.

8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 meter.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Algemeen

Op een woning als bedoeld in lid 8.1 zijn de regels zoals opgenomen in 18.1, 18.5 en 18.6 overeenkomstig van toepassing.

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ondergeschikte horeca', ondergeschikte horeca tot een maximale oppervlakte van 200 m²;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens;
  • d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt algemeen dat in of op deze gronden uitsluitend voor deze bestemming mag worden gebouwd.

9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders aangegeven in de bestemming;
  • c. de maximale goothoogte is op de verbeelding aangegeven;
  • d. de maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven;
9.2.3 Erfbebouwing bij woningen

Voor de binnen deze bestemming toegelaten woningen zijn de regels in 18.2.3, 18.2.4 , 18.4.1 en 18.4.2 van overeenkomstige toepassing.

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 meter;
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de situering van het laden en lossen op het perceel.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Algemeen

Op een woning als bedoeld in lid 9.1 zijn de regels zoals opgenomen in 18.1, 18.5 en 18.6 overeenkomstig van toepassing.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen(voorziening);
  • b. park;
  • c. plantsoen;
  • d. fiets- en voetpaden en langzaam verkeer;
  • e. parkeren;
  • f. uitritten;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bos' bossen en bebossing, met behoud van de natuurlijke, landschappelijke, ecologische en/of cultuurhistorische waarden;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', specifiek voor de bescherming en instandhouding van de aanwezige houtwal;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - bergbezinkbassin', specifiek voor de bescherming en instandhouding van een ondergronds bergbezinkbassin;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groene singel' houtwallen en overige beplantingselementen voor behoud en bescherming van de afschermende functie en/of cultuur historische waarden van de houtwallen en beplantingselementen;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groene singel 1', specifiek een groene singel;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - grondwal', specifiek een grondwal;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - schietvereniging', een schietvereniging als nevenfunctie;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - waterberging 1', specifiek voor de bescherming en instandhouding van de infiltratievoorziening;
  • p. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals sportvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, verhardingen, terrassen en standplaatsen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt algemeen dat in of op deze gronden uitsluitend voor deze bestemming mag worden gebouwd.

10.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte is 4 meter.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van groen - groene singel' en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - bos'

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groene singel' geldt dat de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde 1 meter is;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - bos' geldt dat de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde 1 meter is en voor wat betreft erfafscheidingen 3 meter is.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is 5 meter;
  • b. De maximale bouwhoogte van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer is 10 meter.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijken met betrekking tot gebouwen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 10.2.2 en toestaan dat een gebouw al dan niet buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 30 m2 bedraagt;
  • b. de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 4 meter bedraagt;
  • c. geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.5 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - bergbezinkbassin' op de verbeelding mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die de waterbergende werking van deze voorziening zouden kunnen belemmeren;

10.5.1 Landschappelijke inpassing

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-nieuw' mogen uitsluitend ten behoeve van de horecafunctie (inclusief parkeren) worden gebruikt indien op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-landschappelijke inpassing' een groenstrook is aangelegd en in stand wordt gehouden conform het inrichtingsplan zoals gevoegd bij het bestemmingsplan Kernen Maasdonk, herziening hotel Nuland.

10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.6.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de in deze bestemming bedoelde gronden, de volgende werken of werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van de gronden behoudens t.b.v. de aanleg en het beheer van de infiltratievoorziening;
  • b. het verwijderen en / of aanbrengen van bomen en opgaande beplanting;
  • c. het aanleggen, verbreden of verharden van paden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. de aanleg of verwijdering van kabels en leidingen.
10.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 10.6.1 vervatte verbod geldt niet:

  • a. voorzover het werkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning is verleend;
  • b. voorzover het werkzaamheden betreft die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. indien de werken en werkzaamheden het normale onderhoud en/of bos- en landschapsbeheer betreffen.
10.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.6.1 mag alleen worden verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de retentie en infiltratiemogelijkheden van de gronden;
  • b. geen afbreuk plaatsvindt van de afschermende werking van het groen.

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': horecabedrijven in de categorie 2 als bedoeld in 1.38;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3': horecabedrijven in de categorie 3 als bedoeld in 1.38 ;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - nieuw' de nadere bestemmingsomschrijving als bedoeld in 11.1.1;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting' een seksinrichting;
  • b. maximaal één bedrijfswoning per bestemmingsvlak;
  • c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
11.1.1 Nadere detaillering bestemmingsomschrijving
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - nieuw zijn de gronden bestemd voor:
    • 1. horeca;
    • 2. speelautomatenhal;
    • 3. zorghotel;
    • 4. evenementen;
    • 5. detailhandel;
    • 6. sport- en/of fitnessruimte, zwembad en sauna.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - nieuw' zijn de volgende voorwaarden verbonden:
    • 1. de bruto vloeroppervlakte die ten behoeve van een speelautomatenhal wordt gebruikt, mag niet groter zijn dan 1200 m²;
    • 2. de onder horeca in categorie 4 (1) genoemde omschrijving voor discotheken en dancings is uitgesloten: elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, is niet toegestaan;
    • 3. zorghotelfuncties zoals sport- en revalidatie zijn uitsluitend toegestaan in ondergeschikte vorm;
    • 4. evenementen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van veilingen, modeshows, demonstraties, presentaties, tentoonstellingen, beurzen, conferenties en dergelijke;
    • 5. detailhandel is toegestaan bij evenementen zoals genoemd onder 4, onder de voorwaarde dat dit producten betreft die normaal niet in de winkel te verkrijgen zijn en dat er slechts producten worden verkocht door aanbieders zonder commercieel oogmerk dan wel door meerdere gelijkwaardige en onafhankelijke aanbieders die elders een volwaardige detailhandelsvestiging exploiteren. Daarnaast is vliegende verkoop toegestaan, met dien verstande dat dti uitsluitend na verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.5.1 mag plaatsvinden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt algemeen dat in of op deze gronden uitsluitend voor deze bestemming mag worden gebouwd.

11.2.2 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij anders aangegeven in de bestemming;
  • c. de bouwhoogte zoals aangeduid in de bestemming, mag niet worden overschreden;
  • d. de goothoogte zoals aangeduid in de bestemming, mag niet worden overschreden;
11.2.3 Erfbebouwing woningen
  • a. voor de binnen deze bestemming toegelaten woningen zijn de regels in 18.2.3, 18.2.4 , 18.4.1 en 18.4.2 van overeenkomstige toepassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en het naastliggende bouwvlak enkel bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning met een maximum van 90 m² mogen worden opgericht.
11.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van gebouwen;
  • b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds tot maximaal 3 m ondergronds;
  • c. op deze plaats wordt tevens verwezen naar de bepalingen uit de Provinciale Milieu Verordening (in verband met het grondwaterbeschermingsgebied) die van toepassing zijn.
11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van masten ten behoeve van de verlichting en vlaggenmasten is 8 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 meter.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Algemeen
  • a. de bedrijfswoning als bedoeld in lid 11.1 moet ten dienste staan van het bedrijf waartoe deze behoort.
  • b. op een woning als bedoeld in lid 11.1 zijn de regels zoals opgenomen in 18.1, 18.5 en lid 18.6 overeenkomstig van toepassing.
11.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte;
  • b. een stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • d. (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in 11.1.1 ;
  • e. een seksinrichting dan wel een prostitutiebedrijf.
11.4.3 Landschappelijke inpassing

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-nieuw' mogen uitsluitend ten behoeve van de horecafunctie (inclusief parkeren) worden gebruikt indien op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-landschappelijke inpassing' een groenstrook is aangelegd en in stand wordt gehouden conform het inrichtingsplan zoals gevoegd bij het bestemmingsplan Kernen Maasdonk, herziening hotel Nuland.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Omgevingsvergunning vliegende verkoop

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1.1 onder 5 teneinde detailhandel in de vorm van vliegende verkoop toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de aangeboden goederen behoren niet tot het cruciale boodschappenaanbod in het plangebied Kom Nuland;
  • b. maximaal 1 maal per kalenderjaar vindt een vliegende verkoop plaats voor branches die wel in het plangebied Kom Nuland verkrijgbaar zijn, maar niet behoren tot het cruciale boodschappenaanbod;
  • c. in totaal zijn maximaal 12 'vliegende verkopen' per kalenderjaar toegestaan, van maximaal 2 aaneengesloten dagen;
  • d. deze omgevingsvergunning behoeft slechts éénmaal per jaar te worden aangevraagd, waarbij de voorwaarde geldt dat de aanvrager een melding doet voorafgaand aan ieder moment waarop vliegende verkoop zal plaatsvinden.
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
11.6.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding wetgevingszone - wijzigingsgebied zijn burgemeester en wethouders bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming te wijzigen teneinde de bebouwde oppervlakte van het hotel en de bijbehorende functies te kunnen vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte bedraagt niet meer dan 8 meter;
  • b. aangetoond is dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • c. aangetoond is dat wordt voorzien in voldoende waterberging;
  • d. aangetoond is dat voldaan wordt aan de milieukundige aspecten;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en en de belangen van derden;
  • f. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is.

Artikel 12 Kantoor

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt algemeen dat in of op deze gronden uitsluitend voor deze bestemming mag worden gebouwd.

12.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd, tenzij anders aangegeven in de bestemming;
  • c. de maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven;
  • d. de maximale goothoogte is op de verbeelding aangegeven;
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 meter;
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend een begraafplaats;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bergbezinkbassin', specifiek voor de bescherming en instandhouding van een ondergronds bergbezinkbassin;
  • e. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals sportvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt algemeen dat in of op deze gronden uitsluitend voor deze bestemming mag worden gebouwd.

13.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders aangegeven in de bestemming;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeentewerf' mag ook op de gronden buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte zoals aangeduid in de bestemming, mag niet worden overschreden;
  • e. de goothoogte zoals aangeduid in de bestemming, mag niet worden overschreden;
13.2.3 Erfbebouwing bij woningen

Voor de binnen deze bestemming toegelaten woningen zijn de regels in 18.2.3, 18.2.4 , 18.4.1 en 18.4.2 van overeenkomstige toepassing.

13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 meter.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Algemeen

Op een woning als bedoeld in lid 13.1 zijn de regels zoals opgenomen in 18.1, 18.5 en 18.6 overeenkomstig van toepassing.

Artikel 14 Recreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' recreatieve voorzieningen in de vorm van een kinderboerderij;
  • c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals speelvoorzieningen, verkeer- en parkeervoorzieningen, groen- en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt algemeen dat in of op deze gronden uitsluitend voor deze bestemming mag worden gebouwd.

14.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' tevens buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de maximale oppervlakte van de onder b bedoelde gebouwen is 225 m²;
  • d. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders aangegeven in de bestemming;
  • e. de maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven;
  • f. de maximale goothoogte is op de verbeelding aangegeven.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 3 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van kunstobjecten en bouwwerken voor verlichting is 10 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van speelvoorzieningen is 6 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 meter.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en sportvoorzieningen;
  • b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt algemeen dat in of op deze gronden uitsluitend voor deze bestemming mag worden gebouwd.

15.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders aangegeven in de bestemming;
  • c. de maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven;
  • d. de maximale goothoogte is op de verbeelding aangegeven;
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van lichtmasten is 15 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van sport en speelvoorzieningen is 6 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 meter;
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en wegverkeer;
  • b. fiets- en voetpaden en langzaam verkeer;
  • c. verblijfsgebied en verblijf;
  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - bergbezinkbassin', specifiek voor de bescherming en instandhouding van een ondergronds bergbezinkbassin;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - cng compressietank' een compressietank;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - reclamemast' een reclamemast, mits hiervoor een omgevingsvergunning als bedoeld in 16.4.1 is verleend;
  • i. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, standplaatsen en terrassen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt algemeen dat in of op deze gronden uitsluitend voor deze bestemming mag worden gebouwd.

16.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders aangegeven in de bestemming;
  • c. de bouwhoogte zoals aangeduid in de bestemming, mag niet worden overschreden;
  • d. de goothoogte zoals aangeduid in de bestemming, mag niet worden overschreden;
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van kunstobjecten en bouwwerken voor verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer is 10 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van een vlaggenmast is 6 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 5 meter;
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Afwijken van de gebruiksregels
16.4.1 Reclamemast

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in 16.1 onder g kan worden verleend indien:

  • a. de reclamemast voldoet aan het bepaalde in de publicatie 'objecten langs autosnelwegen' van Rijkswaterstaat;
  • b. de reclamemast voldoet aan de gemeentelijke beleidsnota 'reclame- en aanduidingsmasten langs de A59', zoals vastgesteld op 11 april 2006 door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk;
  • c. de maximale bouwhoogte van een reclamemast is 25 meter;
  • d. de omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat Rijkswaterstaat schriftelijk om advies is gevraagd.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals groen en groenvoorzieningen, sportvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, verhardingen, taluds, bermen, oeverbeschoeiingen, kademuren.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt algemeen dat in of op deze gronden uitsluitend voor deze bestemming mag worden gebouwd.

17.2.2 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.

17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de maximale bouwhoogte 3 meter is.

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens;
  • b. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 18.5.8 ;
  • c. huisvesting in verband met mantelzorg;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' een geluidswerende voorziening;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1' uitsluitend bijgebouwen als bedoeld in 18.2.3;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone' zijn de gronden tevens bestemd voor het beheer en onderhoud van de waterloop;
  • h. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en groenvoorzieningen, parkeer- en verkeersvoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mag uitsluitend voor deze bestemming worden gebouwd.

18.2.2 Hoofdbebouwing/Hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders aangegeven in de bestemming;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee-aaneen woningen worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dient de gevel als dove gevel te worden gebouwd en in stand te worden gelaten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' is het oprichten van een woning enkel toegestaan als de geluidswerende voorziening van minimaal 3,20 meter en maximaal 3,50 hoogte is gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  • i. het maximaal aantal woningen is één per bouwvlak, tenzij op de verbeelding met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het meerdere is aangegeven;
  • j. de minimale afstand van de hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens is:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' aan beide zijden 3 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' aan één zijde 3 meter;
  • k. de maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven;
  • l. de maximale goothoogte is op de verbeelding aangegeven;
  • m. ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofdgebouwen.
18.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen binnen het bouwvlak en in het achtererfgebied worden gebouwd;
  • b. voor bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gelden de bouwregels in 18.2.2;
  • c. voor bijgebouwen en overkappingen in het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, gelden de regels onder d tot en met k;
  • d. het maximale bebouwingspercentage van het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, is 50%;
  • e. van het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, moet een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 25 m² onbebouwd blijven;
  • f. de maximale gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken in het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, is 75 m², onverminderd van het bepaalde onder d;
  • g. als de oppervlakte van het bouwperceel groter is dan 750 m² en de oppervlakte van het bouwperceel achter het bouwvlak groter is dan 200 m², dan is de maximale gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken in het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, 10% van de oppervlakte van het bouwperceel, tot in totaal 100 m², onverminderd van het bepaalde onder d;
  • h. de maximale bouwhoogte is 3 meter;
  • i. als met hellende dakvlakken wordt gebouwd, is de maximale goothoogte 3 meter, de maximale bouwhoogte 5 meter en de maximale dakhelling 50°;
  • j. bijgebouwen en overkappingen met één hellend dakvlak mogen uitsluitend worden gebouwd als een aanbouw tegen de zij- en/of achterkant van het hoofdgebouw (aankapping); hierbij is de maximale goothoogte 3 meter, de maximale bouwhoogte 5 meter en moet het hoogste punt tegen de zij- en/of achterkant van het hoofdgebouw worden gesitueerd;
  • k. dakterrassen zijn niet toegestaan.
18.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen, met uitzondering van erfafscheidingen, uitsluitend binnen het bouwvlak en in het achtererfgebied worden gebouwd;
  • b. het maximale bebouwingspercentage van het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, is 50%;
  • c. de maximale gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken in het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, is 75 m², onverminderd van het bepaalde onder b;
  • d. als de oppervlakte van het bouwperceel groter is dan 750 m² en de oppervlakte van het bouwperceel achter het bouwvlak groter is dan 200 m², dan is de maximale gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken in het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, 10% van de oppervlakte van het bouwperceel, tot in totaal 100 m², onverminderd van het bepaalde onder b;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' mag een luifel worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  • f. de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen op en voor de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 1 meter;
  • g. de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn is vanaf de voet gemeten 2 meter;
  • h. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 meter;
  • i. de bouwhoogte van de geluidswerende voorziening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' is minimaal 3,20 meter en maximaal 3,50 meter.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden;
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.4.1 Bijgebouwen en overkappingen
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.3 onder a voor het bouwen van bijgebouwen in het voorerfgebied met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken in het voorerfgebied maximaal 25 m² mag bedragen;
    • 2. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mogen worden geschaad;
    • 3. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet onevenredig mag worden aangetast.
    • 4. voor het bouwen naast de zijgevellijn van het hoofdgebouw op hoekpercelen gelden daarnaast de volgende voorwaarden:
      • de bijgebouwen dienen te worden opgericht achter de denkbeeldige (verlengde) lijn die het snijpunt van de voorgevellijn en de zijgevellijn raakt en ligt onder een hoek van 45° ten opzichte van de voorgevellijn, maar niet door het bouwvlak van het betreffende hoofdgebouw heen gaat;
      • de voorgevel van een aangebouwd bijgebouw dient evenwijdig te zijn aan de voorgevel van de hoofdbebouwing;
      • de maximale breedte van een aangebouwd bijgebouw bedraagt 3 meter;
      • nadere eisen kunnen worden gesteld aan de minimale afstand van het bijgebouw tot de naar de openbare weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens vanuit stedenbouwkundige opzet van de omgeving, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.3 onder b, met dien verstande dat:
    • 1. slechts mag worden afgeweken ten behoeve van de bouw van een bijzondere woonvoorziening;
    • 2. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mag worden geschaad;
    • 3. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet onevenredig mag worden aangetast.
  • c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 18.2.3 onder f, met dien verstande dat:
    • 1. het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, kleiner is dan 50 m²;
    • 2. slechts mag worden afgeweken ten behoeve van de bouw van een bijzondere woonvoorziening of indien de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 40 m²;
    • 3. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mag worden geschaad;
    • 4. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet mag worden aangetast.
  • d. Het bevoegd gezag kan voor een aanbouw in de vorm van een erker afwijken van het bepaalde in lid 18.2.3 onder a, als bij het verlenen van de omgevingsvergunning vast staat dat:
    • 1. de horizontale diepte van de aanbouw niet meer dan 1,25 m bedraagt;
    • 2. bij een hoofdgebouw in één bouwlaag de bouwhoogte van de uitbouw maximaal gelijk is aan de hoogte van deze ene bouwlaag;
    • 3. bij een hoofdgebouw in twee bouwlagen de bouwhoogte van de uitbouw maximaal gelijk is aan de hoogte van de tweede bouwlaag;
    • 4. bij een uitbouw in één bouwlaag de uitbouw een breedte heeft van maximaal 80% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 5. bij een uitbouw in twee bouwlagen de uitbouw een breedte heeft van maximaal 30% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 6. de afstand van de uitbouw tot de naar de openbare weg gekeerde perceelsgrens of -grenzen niet minder dan 2,00 m bedraagt;
  • e. Het bevoegd gezag kan voor een aanbouw in de vorm van een 'erker om de hoek' afwijken van het bepaalde in lid 18.2.3 onder a en b, als bij het verlenen van de omgevingsvergunning vast staat dat:
    • 1. de horizontale diepte van de aanbouw niet meer dan 1,25 m is;
    • 2. de bouwhoogte van de uitbouw maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de uitbouw een breedte heeft van maximaal 80% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 4. de afstand van de uitbouw tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 2 m is;
    • 5. de afstand van de uitbouw tot de naar de openbare weg gekeerde bestemmingsgrens, niet zijnde een zijdelingse perceelsgrens, niet minder dan 2,00 m is;
  • f. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de in 18.2.3 aangegeven maten en/of percentages, met dien verstande dat:
    • 1. er alleen mag worden afgeweken ten behoeve van een logische en zorgvuldige inpassing en/of aanpassing van een bouwplan aan de bijzondere omstandigheden van een eigen of naastgelegen bouwperceel en de daarop aanwezige bebouwing;
    • 2. de overschrijding maximaal 10% van de aangegeven maten en/of percentages mag bedragen, met dien verstande, dat ten aanzien van de onder 18.2.3 onder g en h bepaalde maximum hoogte een overschrijding tot maximaal 5,5 meter is toegestaan voor wat betreft erfbebouwing voorzover gelegen naast en tussen hoofdgebouwen;
    • 3. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mag worden aangetast;
    • 4. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet onevenredig mag worden aangetast.
  • g. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de het bepaalde in 18.2.3 onder i voor dakterrassen bij woningen, waar de woonkamer op de eerste verdieping is gelegen en er geen sprake is van onevenredige privacy-aantasting.
18.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde of overkappingen
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 18.2.4 onder a voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in het voorerfgebied, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken in het voorerfgebied maximaal 25 m² mag bedragen;
    • 2. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter bedraagt;
    • 3. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mag worden geschaad;
    • 4. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet onevenredig mag worden aangetast.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.4 onder e en f met betrekking tot de voorgeschreven hoogtemaat voor erfafscheidingen tot respectievelijk 1,5 meter en 2,5 meter, uitsluitend voor open, pergola-achtige constructies.
18.5 Specifieke gebruiksregels
18.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten die publieksaantrekkend zijn;
  • b. kamerbewoning;
18.5.2 Voorwaardelijke verplichting geluidswerende voorzieningen

Onder een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van de gebouwen voor wonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting', tenzij geluidswerende maatregelen zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.

18.5.3 Voorwaardelijke verplichting dove gevels

Onder een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van de gebouwen voor wonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel', tenzij een dove gevel aan de naar de Rijksweg gekeerde gevel op de verdieping is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

18.5.4 Voorwaardelijke verplichting kappen op bijgebouwen

Onder een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van de gebouwen voor wonen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'kap' de bijgebouwen, die mede dienen te afscherming van het geluid, zijn voorzien van een kap.

18.5.5 Voorwaardelijke verplichting grondwal

Onder een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van de gebouwen voor wonen, tenzij in de bestemming 'Groen' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - grondwal' een grondwal, die mede dient ter afscherming van het geluid, is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

18.5.6 Voorwaardelijke verplichting groene singel

Onder een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van de gebouwen voor wonen, tenzij in de bestemming 'Groen' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groene singel' een groene singel is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

18.5.7 Voorwaardelijke verplichting groen

Onder een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van de gebouwen voor wonen, tenzij in de bestemming 'Groen' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groene singel 1' een groene singel is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

18.5.8 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als bedoeld in 18.1 onder b moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. de beroeps- of bedrijfsactiviteit moet ondergeschikt zijn aan de woonfunctie: maximaal 35% van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen samen mag voor de beroeps- of bedrijfsactiviteit worden gebruikt, tot in totaal 50 m2;
  • b. de beroeps- of bedrijfsactiviteit moet naar aard, omvang en uitstraling passen in de woonomgeving;
  • c. de beroeps- of bedrijfsactiviteit mag niet vergunningplichtig zijn volgens artikel 2.1 lid 1 sub e van de Wabo en niet meldingplichtig volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer;
  • d. degene die de beroeps- of bedrijfsactiviteit uitoefent, moet bewoner van de woning zijn;
  • e. horeca en detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van beperkte detailhandel als ondergeschikte functie van de beroep- of bedrijfsactiviteit en onder de voorwaarde dat te koop aangeboden goederen en/of producten een relatie hebben met de beroeps- of bedrijfsactiviteit.
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.5.1 voor het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis, onder de voorwaarden als bepaald in 18.5.8 en onder de voorwaarde dat het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeers- en parkeersituatie.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.5.8 onder c voor het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit die meldingplichtig is volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer, onder de voorwaarde dat de beroeps- of bedrijfsactiviteit naar aard, omvang en uitstraling past in de woonomgeving: bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de afwijking moet vaststaan dat een goed woon- en leefklimaat op omliggende woonpercelen gegarandeerd is.
18.7 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van woningsplitsing

Ter behoud van kenmerkende panden binnen de kern zijn burgemeester en wethouders bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen voor de realisering van één extra grondgebonden woning in de vorm van woningsplitsing binnen een bestaand woongebouw als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de extra woning wordt gerealiseerd binnen het bestaande hoofdgebouw en bouwvlak;
  • b. bij splitsing maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 300 m3;
  • c. het bestaande architectonische karakter van het gebouw en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet worden aangetast; beoordeling vindt plaats door een ter zake deskundige organisatie;
  • d. de woningsplitsing moet ter plaatse stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn;
  • e. de extra woning past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • f. voor de extra woning vast staat dat er ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd met het oog op eventuele in de omgeving aanwezige (agrarische)bedrijven en verkeershinder
  • g. de extra woning ook op het gebied van externe veiligheid verantwoord is;
  • h. voor de extra woning voldoende parkeergelegenheid voor auto's op eigen terrein kan worden gerealiseerd overeenkomstig de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016
  • i. als de genoemde beleidsregels wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden;
  • j. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu of gebruiksfunctie op aangrenzende percelen.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.

19.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 50 m² en meer dan 0,50 m beneden maaiveld.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 19.2 en toestaan dat onder maaiveld gebouwd, mits:

  • a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
  • b. indien uit het onder 19.3 sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder 19.3 sub b bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk
19.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden groter dan 50 m² en dieper dan 0,50 m beneden maaiveld, zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage;
  • b. graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. aanleggen van leidingen groter dan 50 m² dieper dan 0,50 m beneden maaiveld;
  • d. slopen van bouwwerken en/of funderingen;
  • e. alle overige bodemverstorende werkzaamheden groter dan 50 m² en dieper dan 0,50 m beneden maaiveld, die de archeologische waarden kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
19.4.2 Uitzonderingen

Het verbod onder lid 19.4.1 geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en beheer van de leiding betreffen;
  • b. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn;
  • c. die mogen worden uitgevoerd op grond van een geldige vergunning.
  • d. als op grond van de Erfgoedwet, de Monumentenwet of de Monumentenverordening een vergunning is vereist of als overige bepalingen van de Monumentenwet van toepassing zijn op grond van een aanwijzing als archeologisch monument.
  • e. die door deskundigen worden verricht in het kader van archeologisch onderzoek als bedoeld onder lid 19.4.3 onder b.
19.4.3 Toelaatbaarheid

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning als bij de verlening daar van vaststaat dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
  • b. op basis van een archeologische onderzoek een door deskundigen opgesteld rapport is overlegd, waarin de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
  • c. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld en naar het oordeel van het bevoegd gezag een rapport onder b is niet nodig; het bepaalde in lid 19.4.4 is overeenkomstig van toepassingen .
19.4.4 Stellen van voorwaarden

Als uit het rapport als genoemd in lid 19.4.3 onder b of uit andere beschikbare informatie als genoemd in lid 19.4.3 lid c blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de werken of werkzaamheden of het slopen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog.
19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, als uit een nader archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.

20.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan, die een grondoppervlakte betreffen groter dan 100 m² en meer dan 0,5 m beneden maaiveld.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 20.2 en toestaan dat onder maaiveld gebouwd, mits:

  • a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
  • b. indien uit het onder 20.3 sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder 20.3 sub b bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk
20.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden groter dan 100 m² en dieper dan 0,50 m beneden maaiveld, zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage;
  • b. graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. aanleggen van leidingen groter dan 100 m² en dieper dan 0,50 m beneden maaiveld;
  • d. slopen van bouwwerken en/of funderingen;
  • e. alle overige bodemverstorende werkzaamheden groter dan 100 m² en dieper dan 0,50 m beneden maaiveld, die de archeologische waarden kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
20.4.2 Uitzonderingen
  • a. die het normale onderhoud en beheer van de leiding betreffen;
  • b. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn;
  • c. die mogen worden uitgevoerd op grond van een geldige vergunning.
  • d. als op grond van de Erfgoedwet, de Monumentenwet of de Monumentenverordening een vergunning is vereist of als overige bepalingen van de Monumentenwet van toepassing zijn op grond van een aanwijzing als archeologisch monument.
  • e. die door deskundigen worden verricht in het kader van archeologisch onderzoek als bedoeld onder lid 20.4.3 onder b.
20.4.3 Toelaatbaarheid

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning als bij de verlening daar van vaststaat dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
  • b. op basis van een archeologische onderzoek een door deskundigen opgesteld rapport is overlegd, waarin de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
  • c. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld en naar het oordeel van het bevoegd gezag een rapport onder b is niet nodig; het bepaalde in lid 20.4.4 is overeenkomstig van toepassingen.
20.4.4 Stellen van voorwaarden

Als uit het rapport als genoemd in lid 20.4.3 onder b of uit andere beschikbare informatie als genoemd in lid 20.4.3 lid c blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de werken of werkzaamheden of het slopen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, als uit een nader archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene bouwregels

  • a. Bij de toepassing van de bouwregels in dit plan worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1 meter.
  • b. Bouwwerken die op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan met een daartoe verleende vergunning binnen het plangebied aanwezig of opgericht zijn of kunnen worden opgericht maar die in strijd zijn met dit bestemmingsplan, worden geacht aan dit bestemmingsplan te voldoen.
  • c. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016.
  • d. Als de beleidsregels als bedoeld onder b wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden de binnen dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met de bestemmingen van dit plan.
  • b. Het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bestemmingen in dit plan is uitsluitend toegestaan als voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd en gehandhaafd, overeenkomstig de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormering 2016.
  • c. Als de beleidsregels als bedoeld onder b wijzigen, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Artikel 24 Algemene aanduidingsregels

24.1 Grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

24.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.2.1 Verbod uitvoeren werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning het volgende werk, geen bouwwerk zijde, of werkzaamheden ter plaats van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' uit te voeren:

  • a. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;
  • b. het uitvoeren van diepe grondbewerkingen;
  • c. het verrichten van bodemonderzoek;
  • d. het infiltreren van water;
  • e. het uitvoeren van werken in het kader van ontwatering, bronnering of grondwaterwinning;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse leidingen, constructies en apparatuur.
24.2.2 Weigeringsgronden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 24.2.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van het grondwater voor de drinkwatervoorziening en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

24.2.3 Advies

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 24.2.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover advies heeft ingewonnen van het waterwinbedrijf, tenzij voor het werk, geen bouwwerk zijnde, al een vergunning op grond van de Provinciale Milieu Verordening is verleend.

24.2.4 Uitzondering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 24.2.1 is niet vereist voor:

  • a. werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  • b. werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat moment geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

  • a. Het bevoegd gezag kan, mits het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast, met een omgevingsvergunning afwijken van de regels en de verbeelding:
    • 1. voor een vermeerdering of vermindering van maten en normen tot 10% van die maten en normen;
    • 2. voor een geringe afwijking van plaats en richting van bestemmingsgrenzen als dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waarin een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
    • 3. voor een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer tot een bouwhoogte van 10 meter;
    • 4. voor een grotere bouwhoogte van gebouwen vanwege plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, onder de volgende voorwaarden:
      • de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging is 10% van het dakoppervlak;
      • de maximale hoogte van de plaatselijke verhoging is 4 meter.
  • b. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in Artikel 23, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
26.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Het gebruik van het pand aan de Rijksweg 34 ter plaatse van de bestemming 'Groen' als woning, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - Persoonsgebonden overgangsrecht' , mag door huidige bewoners worden voortgezet. Zodra een huidige bewoner het gebruik staakt vervalt zijn recht op bewoning van het pand.
Onder huidige bewoners wordt in dit kader verstaan: de personen die ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen op het adres Rijksweg 34.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kom Nuland.