Plan: | Vinkel Zuid |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002296-1401 |
Op 21 maart 2006 heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Maasdonk voor Vinkel-Zuid een bestemmingsplan vastgesteld. Dit bestemmingsplan is op 9 oktober 2006 onherroepelijk geworden. Bestemmingsplannen die na 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden moeten op basis van de Wet ruimtelijke ordening binnen 10 jaar na datum onherroepelijk worden, geactualiseerd zijn. Daarom moet uiterlijk vóór 9 oktober 2016 een nieuw bestemmingsplan voor het woongebied 'Vinkel-Zuid' worden vastgesteld.
Het nieuwe bestemmingsplan voorziet in de actualisatie van het geldende bestemmingsplan. De wetgeving is in de loop der jaren gewijzigd. Wettelijk moet nu voldaan worden aan de digitaliseringsplicht en moet het bestemmingsplan aansluiten op de geldende SVBP2012. Dit zal leiden tot enkele aanpassingen in de regels van het bestemmingsplan. Uitgegaan wordt van een conserverend plan. Dat betekent dat de nieuwe regelingen niet inhoudelijk zullen wijzigen en ook geen nieuwe ontwikkelingen zullen toelaten.
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige situatie. Dan gaat het om onder meer ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Vinkel. Ook wordt in dit hoofdstuk de bestaande en vast te leggen situatie uitgebreid beschreven. In hoofdstuk 3 worden de beleidskaders behandeld. De oorspronkelijke uitgangspunten van het plan worden beschreven in hoofdstuk 4. In de hoofdstukken 5, 6 en 7 wordt ingegaan op de relevante sectorale aspecten (respectievelijk milieu, water en archeologie. In hoofdstuk 8 wordt de juridische opzet van dit bestemmingsplan beschreven, gevolgd door een toets in het kader van de economische uitvoerbaarheid in hoofdstuk 9. Tot slot zal in hoofdstuk 10 een beschrijving van de te volgen procedure worden gegeven en wordt in het kort ingegaan op de resultaten.
De kern Vinkel is een op zichzelf staande landelijke kern met ongeveer 2.300 inwoners. Zij ligt 11 kilometer ten oosten van het centrum van 's-Hertogenbosch. Ten noorden van de kern ligt het open gebied van 'het Broek', ten zuiden ligt de Groote Wetering en het gehucht Kaathoven. Via de Van Rijckevorselweg heeft de kern een directe aansluiting op de A59. Ten oosten van de kern ligt de gemeente Bernheze, ten zuiden de gemeente St. Michielsgestel.
Vinkel ligt op een overwegend oost-west georiënteerde zandrug. Aan de westzijde buigt deze af naar het zuiden. Over deze zandrug loopt het hoofd bebouwingslint Brugstraat – Lindenlaan. De hoogte ligt op ongeveer zes meter boven N.A.P.. Dit hoogteverschil is zichtbaar in het landschap en heeft ook grotendeels het landgebruik bepaald. De ontginning van de omliggende woeste gronden begon vanaf de hoge zandrug. In langgerekte kavels van hoog naar laag, begrensd door slootjes voor de afwatering ( de zogenaamde slagen), werd het woeste land ontgonnen. De kern eindigt in het zuiden abrupt voor de brug over de Groote Wetering. In het oosten loopt het stedelijk gebied diffuser richting het buitengebied.
De bebouwing is veelal met de achterzijden naar het buitengebied gericht. Daarmee loopt de kern langzaam over in het buitengebied. De geleidelijke overgang wordt versterkt door de lintbebouwing langs de Brugstraat, Lindenlaan en de Van Rijckevorselweg.
Daar waar de Brugstraat, de Lindenlaan en, haaks daarop, de Weerscheut elkaar treffen, ligt in de hoek Lindenlaan-Weerscheut het Pastoor Vogelsplein. Dit plein is in de jaren '70 van de 20ste eeuw planmatige aangelegd en is vooral bedoeld als centrale ontmoetingsplek. Hier vindt de wekelijkse markt en de jaarlijkse evenementen, zoals de kermis, plaats. Meestal wordt het plein gebruikt als parkeergelegenheid. Aan de zuidzijde van de kern is langs de Groote-wetering een ecologische verbindingszone aangegeven.
De in de kern aanwezige bebouwing heeft overwegend een landelijk karakter. De cultuurhistorische bebouwing staat vooral aan het historische lint en in de aanzet van de linten aan de twee uitvalswegen naar het noorden. Karakteristiek zijn de kerk uit 1954 (wederopbouw) met eind 19e-eeuwse pastorie, enkele (voormalige) boerderijen, voormalige winkeltjes en een boerenbondgebouw.
De uitbreidingswijken aan de kern voorziet vooral vrijstaande woningen en half vrijstaande woningen. Ten noorden van het hoofdlint Brugstraat/Lindenlaan zijn de uitbreidingswijken ruim opgezet met veel openbaar groen. Het woongebied rondom de Platanenstraat en Kastanjelaan uit '80/'90 jaren van de 20e eeuw is wat minder ruim van opzet. In deze wijk zijn ook kleinere kavels met "twee-onder-één-kap"- en seniorenwoningen te vinden. Vinkel-Zuid grenst aan de westzijde van deze wijk.
Het plangebied ligt in de zuidwest kwadrant van de kern Vinkel. Het woongebied grenst aan de noordzijde aan bestaande bebouwing aan de Brugstraat. Aan de oostzijde ligt de woonbebouwing aan de Platanenstraat en de Kastanjelaan. Ten zuiden, ten westen en ten noordwesten van het plangebied liggen agrarische gronden. Het woongebied wordt hier begrensd door een waterloop in een groene zone.
De omvang van het plangebied wordt mede bepaald door de waterloop ten westen en zuiden van de locatie. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van circa 3,42 waarvan circa 2,62 hectare door Ruimte voor Ruimte cv en circa 0,80 hectare door de gemeente Maasdonk is ontwikkeld. Het maaiveldniveau varieert van NAP+ 5,4 m in het zuidwesten tot circa NAP+ 6,2 m in het noordoostelijke deel van het plangebied. Het gemiddeld maaiveld niveau ligt op +5,64 meter NAP. Het aanlegniveau van het openbaar groen is neergelegd op +5,70 meter NAP. Het wegpeil ligt op 5,80 meter NAP. Bij de ontwikkeling van het plangebied is het bouwpeil gehanteerd van +6,10 meter boven NAP.
Vinkel Zuid is vooruitlopend op het bestemmingsplan vanaf 2004 ontwikkeld op grond van een vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO (oud). Op 21 maart 2006 is het bestemmingsplan vastgesteld. Dit bestemmingsplan is op 9 oktober 2006 onherroepelijk geworden.
In het uitbreidingsplan zijn 52 woningen ontwikkeld. Deze zijn onder te verdelen in 15 "starters"-woningen, 17 "nultreden"-woningen en 20 "Ruimte-voor-Ruimte"- woningen. De starters- en nultredenwoningen (in totaal 32 woningen) liggen aan de Bieze die loopt van de Rijshoeve naar de Kastanjelaan. De starterswoningen zijn ontwikkeld als rijwoningen en de nultredenwoningen als geschakelde woningen in één bouwlaag. De Ruimte voor Ruimte woningen (vrijstaande woningen op ruime kavels) liggen aan de Rijshoeve.
Binnen het plangebied loopt langs de Rijshoeve aan de buitenzijde over de gehele lengte een groene waterberging met een breedte van 3 meter. Een doorlopende haag scheidt de waterberging van de privétuinen. Door de waterberging en de haag heeft de straat een eenduidig en groen profiel gekregen. Dit groene beeld wordt verder ondersteund door het groen in de ruime privé-tuinen.
De Rijshoeve heeft een rijbaan van 3,5 meter breed met aan de binnenzijde een rabatstrook van 2 meter. Aan de buitenzijde ligt zoals hierboven genoemd de waterberging. De Bieze heeft een rijbaan van 5 meter breed. Aan de noordkant liggen langsparkeerstroken en een trottoir. De zuidzijde bestaat uit een groenstrook met bomen en een trottoir aan de voorzijde van de seniorenwoningen. Bij de aansluiting van de straat met de Kastanjelaan is in de groenstrook een aantal parkeerplaatsen aangelegd.
Ten westen en ten zuiden van het woongebied is een groene zone aangelegd. Deze groene zone fungeert als afronding van de kern naar het buitengebied. In dit gebied is een bestaande waterloop en onverhard pad meegenomen in het plangebied. De bestaande beplanting langs deze waterloop en bestaand pad zijn behouden gebleven. De waterloop is voorzien van flauwe, natuurvriendelijke oevers. Het onverhard pad is uitgebreid met een wandelpad langs het water dat tevens dienst doet als schouwpad. Op twee plaatsen is een verbinding tussen dit wandelpad en de nieuwe woonwijk gemaakt: langs de noordwestelijke plangrens en in de zuidwesthoek. Daarnaast was er al een verbinding richting de Kastanjelaan. De waterloop staat in verbinding met de ecologische verbindingszone langs de Groote Wetering. Volgens de stedenbouwkundige visie "Uitbreiding Vinkel" is in het gebied tussen de Brugstraat en Vinkel-Zuid en ten zuiden van de kern geen woningbouw gepland. Wel is men bezig met het oprichten van een molen in dit gebied.
Het nu geldend bestemmingsplan Vinkel Zuid is vastgesteld op 21 maart 2006 vastgesteld en op 9 oktober onherroepelijk geworden. Het is opgesteld als een ontwikkelingsplan. Volgens de Wet ruimtelijke ordening moeten bestemmingsplannen die na 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden binnen 10 jaar nadat het onherroepelijk zijn geworden geactualiseerd zijn. Dat betekent dat dit bestemmingsplan voor 9 oktober 2016 geactualiseerd moet zijn.
Volgens het geldende bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen in het plangebied aanwezig;
Ook zijn in het bestemmingsplan de volgende aanduidingen opgenomen:
In het bestemmingsplan zijn verder bouwwijze opgenomen om de verschillende klassen woningen aan te duiden:
Bebouwingsklasse A staat alleen woningen in gesloten bebouwing toe, bebouwingsklasse B staat patiobungalows toe en binnen bebouwingsklasse C, D en E zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan. In de voorschriften van het geldend bestemmingsplan worden per woningtype de bouwwijze, bebouwingspercentage per perceel, goot- en nokhoogte, nokrichting en dakhelling bepaald.
Het bestemmingsplan is opgesteld om de voorgenomen ontwikkelingen te kunnen sturen. Het nieuwe plan zal de ontstane planologische situatie conserveren.
Het nieuwe bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Dit houdt in dat er geen nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan dan alleen die welke het oude bestemmingsplan al toestond. De geldende planologische situatie, inclusief de eventueel verleende vrijstellings- en afwijkingsbesluiten zijn in dit bestemmingsplan verwerkt. Ook zal het bestemmingsplan zijn aangepast naar de actuele wettelijke standaarden (SVBP2012). Dit betekent dat de namen van enkele bestemmingen zullen wijzigen ten opzichte van het geldend bestemmingsplan.
Zo komt de bestemming 'Woondoeleinden' in het plan terug onder de bestemming 'Wonen'. De plangedeelten met de bestemming 'Groenvoorzieningen krijgen de bestemming 'Groen' en de bestemming 'Verkeersdoeleinden' wordt omgezet in de bestemming 'Verkeer'. Ook aanduiding "Infiltratievoorziening" komt in het nieuwe bestemmingsplan terug als functieaanduiding "Waterberging".
Ieder bestemmingsplan moet worden getoetst aan rijks-, provinciaal -, regionaal - en gemeentelijk beleid. Op deze manier ontstaat er een goed beeld van het kader waarbinnen het bestemmingsplan mag worden opgesteld. Het beleidskader moet een volledig beeld opleveren van het relevante planologische beleid dat voor het gebied is vastgelegd en de ruimtelijke overwegingen die binnen dit kader zijn gedaan om tot een invulling te komen.
Het voorliggend bestemmingsplan heeft echter een conserverend karakter. Het laat geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toe dan alleen die welke het geldend bestemmingsplan al toe liet. De bestaande feitelijke planologische situatie wordt gehandhaafd en van een actuele regeling voorzien die aansluit bij de meest actuele wettelijke standaarden. Bij het opstellen van het geldend bestemmingsplan Vinkel-Zuid is al uitgebreid stilgestaan bij het beleid van de verschillende overheidsinstanties dat tijdens de vaststelling gold. Omdat dit bestemmingsplan slechts een conserverend karakter heeft wordt in dit hoofdstuk alleen aangegeven welk beleid van toepassing is op het gebied en de rest van de kern Vinkel.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Met de Structuurvisie brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid:
Het laatstgenoemde nationaal belang houdt in dat bij stedelijke ontwikkelingen de ladder van duurzame verstedelijking (zoals opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) dient te worden gemotiveerd.
De actualisatie van het bestemmingsplan Vinkel Zuid heeft geen ontwikkelingen tot gevolg en treft geen nationaal belang.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Dit besluit stelt eisen aan een bestemmingsplan daar waar het gaat om gebieden van nationaal belang:
Vinkel-Zuid betreft geen gebied van nationaal belang. Het Barro stelt dan ook geen extra eisen aan het bestemmingsplan plan.
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking getreden. Hierin geeft de provincie Noord-Brabant de hoofdlijnen aan van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening haar biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch, mobiliteits-, sociaal, cultureel, milieu- en natuurbeleid. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen.
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen, zoals de concentratie van verstedelijking. De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen: regionaal samenwerken; ontwikkelen, zowel gebiedsgericht als thematisch zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de herstructurering van bedrijventerreinen; beschermen van provinciale belangen zoals zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit, door middel van de Verordening ruimte; stimuleren, door middel van subsidies en door het beschikbaar stellen van kennis en informatie. In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.
Het plangebied Vinkel-Zuid ligt volgens de Structurenkaart binnen de aanduiding "Kernen in het landelijk gebied". Binnen de aanduiding "Kernen in het landelijk gebied" is verstedelijking mogelijk. Dit bestemmingsplan laat echter geen nieuwe ontwikkelingen toe dan nu zijn toegestaan.
De Verordening Ruimte Noord-Brabant is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant hebben op 11 mei 2012 de Verordening ruimte Noord-Brabant 2012 vastgesteld.
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
Het plangebied ligt binnen de aanduiding "Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied". Het beleid van de provincie is er op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te scheppen en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden.
Hoofdregel van het beleid is dat stedelijke ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt. Alleen als daarvoor geen mogelijkheden bestaan, kan een stedelijke ontwikkeling buiten het bestaande stedelijke gebied plaatsvinden binnen daarvoor in de verordening aangeduide zoekgebieden (Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling in landelijk gebied).
De provincie ziet de stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden als ruimtelijk samenhangende verstedelijkte gebieden. Binnen deze gebieden liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Bij de begrenzing van de concentratiegebieden is aangesloten op bestaande, veelal historisch gegroeide, grote stedelijke concentraties en de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Daarnaast is de ligging aan belangrijke wegen, spoorwegen en vaarwater van belang omdat de stedelijke concentraties ook in de toekomst goed bereikbaar moeten zijn. De gebieden zijn zo ruim dat ze de komende 20 à 25 jaar voorzien in de ruimtebehoefte.
Het bundelingsbeleid heeft directe gevolgen voor de groeimogelijkheden in de kernen in het landelijke gebied. In en rondom deze kernen staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal. Voor deze kernen geldt in het algemeen dat er nieuwe woningen alleen mogelijk zijn als dat nodig is voor de natuurlijke bevolkingsgroei. Dat wil zeggen dat nieuwkomers in de kernen en vertrekkende huidige inwoners niet meetellen (migratiesaldo-nul).
Nu het plangebied binnen bestaand stedelijk gebied ligt, past het bestemmingsplan binnen het provinciaal beleid. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en laat dus geen nieuwe ontwikkelingen toe dan die al op grond van het geldend bestemmingsplan zijn toegestaan.
Sinds 1 januari 2015 maakt Vinkel deel uit van de gemeente 's-Hertogenbosch. Na deze samenvoeging is voor veel ruimtelijke aspecten het beleid van de gemeente 's-Hertogenbosch op Vinkel-Zuid van kracht geworden. In enkele gevallen is het beleid van de voormalige gemeente Maasdonk (tijdelijk) nog geldend zoals de Stedenbouwkundige visie Uitbreiding Vinkel en het GVVp.
In januari 2008 is de Stedenbouwkundige visie 'Uitbreiding Vinkel' opgesteld . Hierin zijn verschillende ontwikkelingsmogelijkheden voor de kern Vinkel verkend. In dit stuk is vastgelegd dat wordt ingezet op inbreiding en herstructurering binnen 'de kern' en voor uitbreiding te zoeken in 'de schil' tegen de kern. De stedenbouwkundige visie is op 15 april 2008 vastgesteld.
Bij de uitwerking van het verkennende deel van de studie is gekozen om in te zetten op uitbreiding aan de noordoostzijde van de kern. Dit is mede ingegeven door de ruimtelijke randvoorwaarden uit het uitwerkingsplan Maaskant (21 december 2004), welke later zijn overgenomen in de Provinciale Ruimtelijke verordening (verstedelijking, grondwaterwingebied en ecologische verbindingszone). Dit betekent dat er geen plannen zijn om ten zuiden en ten zuidwesten van het plangebied een uitbreidingsplan te ontwikkelen.
Het woonbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is vastgelegd in de Nota Wonen 2012 die is vastgesteld door de gemeenteraad op 11 september 2012. De ambitie voor het woonbeleid van 's-Hertogenbosch is het creëren van een evenwichtige woningmarkt met een gedifferentieerd en aantrekkelijk aanbod van woningen en woonmilieus zodat mensen naar tevredenheid in onze stad kunnen wonen en leven. Er wordt gestreefd naar een stad waar voldoende, betaalbare en passende woningen zijn en voldoende keuzemogelijkheden in gevarieerde en sterke buurten waarin mensen zich thuis kunnen voelen.
Deze ambitie is in de nota Wonen 2012 uitgewerkt in vier speerpunten van beleid: voldoende woningen, betaalbaar wonen, passend wonen, in sterke en vitale buurten.
De beleidsinzet van de gemeente voor woningbouw is dan als volgt:
Het bestemmingsplan Vinkel-Zuid conserveert de bestaande planologisch juridische situatie binnen het plangebied en laat geen nieuwe ontwikkelingen toe. De bestaande woningen zijn positief bestemd. Het bestaande aantal woningen is dan ook het uitgangpunt. Het bestemmingsplan laat geen splitsing van woningen toe.
De gemeente voormalige Maasdonk heeft alle wegen duurzaam veilig gecategoriseerd. Daarom vallen alle wegen binnen de bebouwde kom binnen een 30 km/uur regime. In bestaande woonwijken heeft dit o.a. geleid tot herinrichting van de straten of aanleg van extra snelheidsbeperkende voorzieningen. Vinkel-Zuid is reeds in de ontwerpfase dusdanig vormgegeven zodat zonder of met zo min mogelijk kunstmatige snelheidsbeperkende maatregelen aan dit 30 km/uur regime kan worden voldaan.
De verkavelingsopzet bevat geen lange rechtstanden van de woonstraten. Het plangebied is ook niet gelegen op een route waarover veel gemotoriseerd verkeer verwacht wordt; alleen bewoners van de woonbuurt zullen hier de wegen aandoen. Het kleine aantal woningen in het plangebied (52) heeft een beperkt aantal voertuigbewegingen. Specifieke snelheidsremmende maatregelen hoeven door de vormgeving van het openbaar gebied niet getroffen te worden.
Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de nota Parkeernormen, dat is vastgesteld d.d. 9 december 2003. De nota geeft aan hoeveel parkeerplaatsen per functie en per stadsdeel gerealiseerd dienen te worden bij nieuwbouw.
In dit bestemmingsplan is het beleid uit de Nota Parkeernormen indirect vertaald. In het bestemmingsplan zijn regels gesteld dat voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij worden de normen van de Nota Parkeernormen gehanteerd.
Op 26 januari 2010 is het Bomenbeleidsplan 's-Hertogenbosch door de raad vastgesteld. Dit beleidsplan is per 1 september 2010 en van kracht. In het Bomenbeleidsplan worden de belangrijkste bomen van de stad ingedeeld in drie categorieën: monumentale bomen, structuurbomen en sfeerbomen. Binnen het plangebied zijn in het groen dat het woongebied omzoomd karakteristieke houtopstanden aanwezig. In dit bestemmingsplan is een maatregel opgenomen waardoor deze houtopstanden worden beschermd.
Het doel van het Waterplan "Waterstad 's-Hertogenbosch" (14 juli 2009) is het bereiken van een veilig en een duurzaam watersysteem in en om 's-Hertogenbosch, waarbij zo goed mogelijk aan de wensen van alle belanghebbenden tegemoet wordt gekomen. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater.
Het Waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. Dit gemeenschappelijke beleid moet leiden tot een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem in de Groene Delta. De bijdrage aan energiebesparing vanuit het watersysteem zijn verkend met het oog op de doelstelling om in 2050 als stad klimaatneutraal te zijn. Ambities zijn hierbij verwoord naar beleid op hoofdlijnen. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGrp) is het beleid ten aanzien van afvalwater, regenwater en grondwater verder uitgewerkt.
Het waterplan bevat een uitvoeringsprogramma met concrete projecten. Dit uitvoeringsprogramma is aan de hand van de volgende tien speerpunten samengesteld:
In hoofdstuk 6 'Waterparagraaf' worden de belangrijkste beleidsuitgangspunten voor het plangebied Vinkel Zuid genoemd.
In de Nota Grondbeleid 2005 (februari 2005) stelt de Raad primair de kaders vast voor het door het college te voeren grondbeleid. Grondbeleid wordt door de gemeente 's-Hertogenbosch gezien als het beleid dat, ten behoeve van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van ruimtelijke ordening, streeft naar het creëren van ruimte voor wonen, werken, winkelen en recreëren in zowel uitleggebieden als bestaand stedelijk gebied, door het oppakken of ondersteunen van concrete ontwikkelinitiatieven.
In de Nota Grondbeleid zijn vastgelegd: de kaders voor actief en passief grondbeleid, het prijsbeleid, de financiële grondslagen, het risicomanagement en de mate waarin voorzieningen worden opgenomen in de grondexploitatie.
In het hoofdstuk 9 'Economische uitvoerbaarheid' wordt aandacht besteed aan de financieel-economische uitvoerbaarheid van dit plan.
Het bestemmingsplan “Vinkel-Zuid” betreft voornamelijk een beheersplan dat voorziet in de planologische en juridische vastlegging van de situatie, zoals deze nu grotendeels feitelijk bestaat (qua gebruik en bebouwing) en planologisch mogelijk is. Dat betekent dat het bestemmingsplan geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen toestaat.
Bij het ontwikkelen van het woongebied was de opzet dat de indeling eenvoudig leesbaar moest zijn. Het diende aan te sluiten bij de eenvoudige dorpsstructuur. Het plan beoogde een zachte, dorpse overgang van de zuidelijke dorpsrand. De ecologische zone en de ruim gesitueerde woningen met een lage goot waarborgden dit. Om harde randen naar het buitengebied te voorkomen, zijn de woningen, zoals kenmerkend is voor heel Vinkel, met de achterzijde naar buiten georiënteerd. Er is een zodanig afstand tot het westelijk dorpslint langs de Brugstraat aangehouden, zodat dit dorpslint haar zelfstandige karakter behield.
Het plangebied is in twee gebieden verdeeld. In het noordelijke plandeel, aansluitend op de bestaande bebouwing van Vinkel, is het gemeentelijke woningbouwprogramma met starters- en nultredenwoningen ontwikkeld. Het zuidelijke plandeel, dat grenst aan het buitengebied, herbergt de Ruimte Voor Ruimte-kavels. Dit zijn vrijstaande woningen op ruime kavels. De bestaande waterloop aan de buitenzijde van het plangebied is verbreed en ingebed in een natuurzone die in doorloopt naar de ecologische verbindingszone langs de Groote Wetering.
Noordelijk plandeel: Starters- en seniorenwoningen
De senioren- en starterswoningen zijn ontwikkeld in het noordelijk deel van het plangebied aan een woonstraat evenwijdig aan de Brugstraat (De Bieze). Aan de oostzijde sluit De Bieze aan op de Platanenstraat / Kastanjelaan en aan de westzijde via de Rijshoeve richting Brugstraat. Aan de noordzijde van de woonstraat zijn drie blokken van 5 geschakelde starterswoningen gerealiseerd van twee bouwlagen met een kap. Tussen deze blokjes en op de beide hoeken van het bouwblok zijn nultredenwoningen voor senioren geplaatst. Deze bestaan gedeeltelijk uit één bouwlaag en gedeeltelijk uit twee bouwlagen. Door de beide woningtypen te mengen is een afwisselend en dorps gevelbeeld onstaan.
Aan de andere zijde van de woonstraat zijn uitsluitend nultredenwoningen gesitueerd. Daarin zijn alle belangrijke ruimtes van de woning, zoals de woon- en slaapkamer en de sanitaire voorzieningen, gelijkvloers aangebracht. Aan de straatzijde is over een gedeelte van de woning een verdieping aanwezig waar extra ruimte voor bijvoorbeeld een logeerkamer aanwezig is. De seniorenwoningen beschikken allen over een achtererf van minimaal 20 m². Hoewel de woningen direct op de aangrenzende kavels aansluiten vindt er geen aantasting van de privacy plaats. De patiowoningen zijn geheel georiënteerd op de straat en op het eigen achtererf. Er zijn geen vensters aanwezig die uitkijken op de aangrenzende achtertuinen. Aan achterzijde is een achterontsluiting gerealiseerd.
Zuidelijk plandeel: Ruimte voor Ruimte woningen
In het zuidelijke gedeelte van het plangebied zijn twintig kavels voor ruime, vrijstaande Ruimte voor Ruimte woningen ontwikkeld. De woningen zijn gelegen aan een smalle rondlopende woonstraat (De Rijshoeve) die aansluit op de Brugstraat en op De Bieze waar langs de starters- en seniorenwoningen staan. Op het terrein aan de binnenzijde van de woonstraat liggen acht kavels, waarvan vijf kavels tussen de 700 en 800 m² groot zijn. De drie overgebleven kavels zijn groter dan 1.200 m².
Aan de buitenzijde zijn de woonkavels groter dan 1.000 m², met uitzondering van één kavel van circa 900 m² aan de oostzijde. De woonkavels aan de west- en zuidzijde grenzen met de achterzijden aan de natuurzone met waterloop. De kavels aan de oostzijde sluiten met de achterkanten aan op de achtertuinen van de woningen aan de Kastanjelaan.
In dit bestemmingsplan is het bestaande woongebied conserverend bestemd. Daarmee wordt de bestaande situatie beschermd. De woonfunctie wordt niet verder uitgebreid. De opzet van de wijk wordt gehandhaafd met het bestemmingsplan. In het woonbeleid wordt voor bestaande wijken gekozen voor behoud en versterking van de woonfunctie. Er zijn in het plangebied geen mogelijkheden meer voor nieuwbouw. De verschillende woningtypen in het bestaande plan, de ligging van de woningen, goot- en nokhoogte worden op de verbeelding en in de regels verwerkt. In de regels zal een meer actuele regeling voor aanbouwen en (aangebouwde) bijgebouwen worden ingevoegd. De bebouwingspercentage per type woningen komt te vervallen. In plaats daarvan worden op maat, met respect voor de bouwmogelijkheden dat het geldend bestemmingsplan biedt en wat is vergund, bouwblokken om de hoofdbebouwing in de verbeelding ingetekend.
Ook het bestaande groen en water blijft gehandhaafd. Met name de groene zone langs het woongebied fungeert als een mooi parkachtige afronding van de kern. Het groen heeft ook een waterbergingsfunctie. Het vormt ook onderdeel van de natuurzone dat net ten zuiden van het plangebied in het buitengebied is aangelegd. Ook bevat het karakteristieke houtopstanden. Om de natuurwaarde in deze zone te kunnen beschermen is in de regels van het nieuwe bestemmingsplan een maatregel opgenomen.
Een zone van 3 meter breed langs de buitenzijde van de Rijshoeve vormt een onderdeel van de waterberging. Vanuit deze zone stort bij hevige neerslag het overtollig regenwater via twee wateroverlaten op een plasdras-zone net ten zuiden van het woongebied. Vanwege de functie van dit groen is net als in het oude bestemmingsplan ook in dit bestemmingsplan een beschermingsmaatregel voor de waterberging opgenomen. Zo worden ontwikkelingen, die een gevaar kunnen vormen voor de functie van de waterberging langs de Rijshoeve, tegengegaan.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om nieuwe milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten in voorkomen worden.
In dit hoofdstuk worden de milieuaspecten beschreven. Het bestemmingsplan is een beheerplan, dat inhoudt dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in dit plan niet mogelijk worden gemaakt. Voor de reeds bestaande situaties vindt derhalve geen afweging plaats ten aanzien van de diverse milieu-items. Wel is het beheerplan gebaseerd op de meest actuele toepasselijke milieuregelgeving en richtlijnen. Landelijke regels (zoals het 'Besluit externe Veiligheid voor Inrichtingen' of 'besluit externe veiligheid buisleidingen') de kunnen in de loop der tijd zodanig zijn gewijzigd of van kracht zijn geworden dat ze een doorwerking hebben in vigerende bestemmingsplannen. Indien dit het geval is worden deze bij de aspecten nader beschouwd.
De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op grond van een 'goed woon- en leefklimaat'. Het aspect geluid kent voor een aantal bestemmingen (zoals wonen) in combinatie met een aantal typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het nieuwe ontwikkelingen in ruimtelijke plannen.
In dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen opgenomen, die een nadere afweging voor het aspect geluid vereisen. Derhalve is ook geen akoestisch onderzoek verricht. Geluidsbelasting in dit gebied door de aanwezige bedrijfsmatige/agrarische activiteiten wordt via de milieuwetgeving gereguleerd om eventuele hinder te voorkomen.
Het spreekt voor zich dat in het geval van toekomstige functiewijzigingen, de geluidsbelasting onderdeel uitmaakt van de beoordeling van dergelijke initiatieven. Voor dergelijke initiatieven worden de daarvoor nodige procedures en wettelijke bepalingen gevolgd.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen of het wijzigen daarvan is altijd de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden).
Tijdens bodemonderzoek in 2003 is in het grondwater een nikkelgehalte boven de streefwaarde aangetroffen. De aangetroffen verhoogde gehalten aan nikkel in het grondwater worden als verhoogde achtergrondgehalte beschouwd. Bij de vaststelling van het geldend bestemmingsplan is overwogen dat de aangetroffen verhoogde gehalten in het grondwater daardoor geen belemmering vormt voor de aanwezige woningbouw.
Nieuwe ontwikkelingen worden er met dit plan niet mogelijk gemaakt. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor onderhavig conserverend plan.
Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's die samenhangen met activiteiten en handelingen met gevaarlijke stoffen. Het kan hierbij gaan om inrichtingen (bedrijven) waarin gevaarlijke stoffen worden gebruikt of opgeslagen, maar ook door het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, water, spoor of ondergrondse buisleidingen.
De normering van risico's is tweeledig, namelijk een grenswaarde (strikte wettelijke norm) voor het Plaatsgebonden risico (PR) en de oriëntatiewaarde van het Groepsrisico (GR). Zowel het PR als GR zijn een maat voor de veiligheidsrisico's op de leefomgeving, waarbij het PR is te vertalen naar een veiligheidsafstand waarbij wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarde van 1 kans op de 1 miljoen jaar dan men komt te overlijden als gevolg van een calamiteit of ramp met gevaarlijke stoffen. Het GR is daarentegen de kans dat grotere groepen slachtoffers vallen en daarmee is het een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR geldt een oriënterende waarde van 1. Een toename of overschrijding van de zogenaamde oriëntatiewaarde van het groepsrisico dient verantwoord te worden.
Bedrijven
Binnen het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die risicovol of relevant zijn met betrekking tot handelingen met gevaarlijke stoffen. Op circa 300 meter ten zuidwesten en buiten het plangebied (aan de Brugstraat 82) bevindt zich een tankstation voor de verkoop van brandstoffen voor motorvoertuigen. Sinds 2013 is hier geen opslag en verkoop meer van LPG. Het plangebied ligt ver buiten de PR-contouren van het tankstation. Verder zijn geen andere inrichtingen in de buurt aanwezig waar wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen die een effect zouden kunnen hebben op het plangebied.
Transport
Buiten het plangebied bevindt zich een transportroute van gevaarlijke stoffen, namelijk op circa 1800 meter ten noorden van het plangebied de A59. De A59 kent geen PR die buiten het tracé komt. Gelet hierop en op de afstanden tot aan het plangebied gelden er voor wat betreft het PR geen belemmeringen vanuit deze transportroute met gevaarlijke stoffen. Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen ondergrondse risicovolle buisleidingen die relevant zijn voor betreffend plan.
Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden voor het PR.
Binnen het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats die het GR zouden kunnen beïnvloeden. Het GR binnen het plangebied ligt momenteel onder de oriënterende waarde van 1. Aangezien er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt met onderhavig plan hoeft geen onderzoek of verantwoording van het GR plaats te vinden. Vanzelfsprekend zal bij eventuele toekomstige ontwikkelingen waarbij sprake kan zijn van een significante toename van het aantal personen op een locatie, het GR worden beschouwd. Indien zulke initiatieven zich voordoen, worden de daarvoor nodige procedures en wettelijke bepalingen gevolgd.
De externe veiligheid vormt geen belemmering voor het onderhavig conserverend bestemmingsplan.
Bij lucht gaat het enerzijds om de productie van luchtverontreiniging als gevolg van nieuwe plannen – waarop de luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer van toepassing zijn – als om de zorg van kwetsbare functies in luchtbelaste zones uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Via wet- en regelgeving wordt een goede luchtkwaliteit gereguleerd om burgers te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. Hiertoe zijn normen opgenomen die gelden bij gevoelige objecten zoals woningen. De normen voor luchtkwaliteit staan in de Wet milieubeheer onder titel 5.2 (luchtkwaliteitseisen).
Binnen het plangebied worden geen directe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, zodat een luchtonderzoek of toets aan de geldende grenswaarden hier niet aan de orde is. Voor wat betreft de kwaliteit van de lucht blijkt uit het gemeentelijk luchtsoftware programma 'PROMIL-Spatial' dat de aanwezige concentraties van de 2 relevantie stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijnstof) beiden onder 25 microgram/m3 (jaargemiddeld) liggen. Hiermee liggen de concentraties ver onder de wettelijke grenswaarden (van 40 micogram/m3). De luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is voor wat betreft de stoffen NO2 en PM10 daarmee goed te noemen voor de bestaande woningen.
Buiten het plangebied zijn diverse bedrijfsmatige activiteiten aanwezig. Het gaat hier om diverse lichte en agrarische bedrijvigheid, alsook wat detailhandels en horeca. De aard van de bestaande en toelaatbare bedrijvigheid wordt passend geacht in deze gemengde woonomgeving. Daarbij gelden voor bedrijfsactiviteiten diverse regels en normen (volgens het “Besluit Algemene Regels voor inrichtingen milieubeheer”) om hinder en milieugevaar te voorkomen. Een hinderlijke situatie is er niet aanwezig. Nieuwe bedrijfsmatige activiteiten worden met dit plan niet mogelijk gemaakt.
De buiten het plangebied aanwezige agrarische bedrijvigheid veroorzaakt geur in meer of mindere mate. In onderhavig plan worden geen extra of andere ontwikkelingen mogelijk gemaakt dan reeds bestemd, zodat een toetsing van het aspect geur aan normen of richtlijnen niet aan de orde is. Wel wordt hier de kwaliteit van het woon- en leefklimaat beschreven. Voor de herziening in 2011 van de gemeentelijke geurverordening Wet geurhinder en Veehouderij (van de toenmalige gemeente Maasdonk) is de geursituatie in 2011 in beeld gebracht (achtergrond) van de aanwezige agrarische bedrijvigheid binnen die gemeente (zie twee figuren). Hieruit blijkt dat zowel het huidige als toekomstige woon- en leefklimaat ten aanzien van geur binnen het plangebied 'goed' te noemen is. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen bij agrarische bedrijven zullen de wettelijke bepalingen en nodige procedures worden gevolg alsook worden aangesloten bij het gemeente geurbeleid.
Geur vormt geen belemmering voor onderhavig conserverend plan.
![]() |
![]() |
Figuur: achtergrondsituatie geur vergund | Figuur: achtergrondsituatie geur toekomst |
Water is een belangrijk element in de ruimtelijke ordening. Het zorgt niet alleen voor bepaalde beperkingen maar biedt ook kansen binnen en buiten het plangebied. Voorliggend bestemmingsplan legt de huidige situatie vast, waarbij geen nieuwe ontwikkelingen zijn gepland. In onderstaande tekst is beschreven wat de beleidsdoelen zijn op het gebied van water bij huidige en toekomstige ruimtelijke plannen.
Integraal waterbeheer beoogt een duurzaam en veerkrachtig watersysteem, waarbij kansen worden benut en functies zoveel mogelijk worden gecombineerd. Op 14 juli 2009 stelde de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch het waterplan 'Waterstad 's-Hertogenbosch' vast. Het doel van dit waterplan is het bereiken van een veilig en een duurzaam watersysteem in en om 's-Hertogenbosch, waarbij zo goed mogelijk aan de wensen van alle belanghebbenden tegemoet wordt gekomen. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater.
Het plangebied is gelegen in het beheergebied van waterschap Aa en Maas.Het beleid van het waterschap Aa en Maas staat beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021. Daarin stelt het de doelstellingen die het waterschap nastreeft in die periode en hoe het waterschap die doelstellingen wil gaan halen. Met nog meer oog voor de omgeving wil het waterschap het waterbeheer van de afgelopen jaren doorzetten. Bij het uitvoeren van zijn watertaken wil het werken aan een veilige, gezonde, duurzame leef- woon- en werkomgeving in zijn beheergebied. Dit wil het waterschap doen door de bestaande infrastructuur van het watersysteem en de afvalwaterketen zo efficiënt mogelijk te onderhouden en te beheren. Vergunningverlening en handhaving blijft het waterschap zo efficiënt mogelijk uitvoeren. Hierbij zoekt het waterschap naar de optimale balans tussen vooraf meedenken en goede afspraken maken waar dat kan (preventie) en achteraf optreden waar dat moet (repressie). De uitvoering van zijn basistaken is volgens het waterschap nodig om de gewenste verbeteringen in het watersysteem en de afvalwaterketen door te kunnen voeren.
In het waterbeheerplan van Waterschap Aa en Maas zijn 8 uitgangspunten geformuleerd:
Wateroverlastvrij bestemmen
Bij de locatiekeuze voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de norm uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). In eerste instantie zal bij de locatiekeuze van een ontwikkeling gezocht moeten worden naar een plek 'die hoog en droog genoeg' is. Mocht dit echter niet mogelijk of wenselijk zijn, dan zal in de compenserende of mitigerende sfeer gezocht moeten worden naar maatregelen die het gewenste beschermingsniveau tegen wateroverlast helpen realiseren. Liever nog dan mitigeren of compenseren, wordt bij voorkeur gebouwd op locaties die als gevolg van hun ligging nú al voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige functie.
Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater
Het streefbeeld is het afvoeren van het vuile water via de riolering en het binnen het plangebied verwerken van het schone hemelwater. Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse kan een compromis gesloten worden, waarbij de minimale inzet (in bestaand bebouwd gebied) is om het vuile en het schone water gescheiden aan te bieden op het (reeds aanwezige) gemengde rioolstelsel. Het waterschap zal echter niet akkoord gaan met de aanleg van nieuwe gemengde rioolstelsels.
Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik - infiltratie - buffering -afvoer”
In aansluiting op het landelijke beleid (NW4, WB21) hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen “hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer” (afgeleid van de trits “vasthouden - bergen - afvoeren”) doorlopen. Hergebruik van hemelwater wordt voornamelijk overwogen bij grootschalige voorzieningen als scholen, kantoorgebouwen ed. Voor particuliere woningen wordt dit niet gestimuleerd.
Binnen grondwaterbeschermingsgebieden kunnen door de grondwaterbeheerder (provincie) aanvullende kwalitatieve eisen gesteld worden in de Provinciale Milieu Verordening. Ook kan een vergunning nodig zijn van de grondwaterbeheerder.
Hydrologisch neutraal ontwikkelen
Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de natuurlijke GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) niet verlaagd worden en mag bijvoorbeeld bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied de oorspronkelijke landelijke afvoer in de normale situatie niet overschreden worden. Het waterpeil sluit aan bij optimale grondwaterstanden en in poldergebieden worden seizoensfluctuaties toegestaan.
Water als kans
"Water” wordt door stedenbouwkundigen bij inrichtingsvraagstukken vaak benaderd als een probleem (“er moet ook ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur”). Dat is erg jammer, want “water” kan ook een meerwaarde geven aan het plan, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de belevingswaarde van water. Zo is 'wonen aan het water' erg gewild, een mooie waterpartij met bijbehorend groen wordt door vele inwoners gewaardeerd.
Meervoudig ruimtegebruik
“Er moet ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur”. Maar door bij de inrichting van een plangebied ruimte voor twee of meer doeleinden te gebruiken, is het “verlies” van m2 als gevolg van de toegenomen ruimtevraag vanuit water te beperken. Zo is het in bepaalde gevallen mogelijk om het flauwe talud ook te gebruiken als onderhoudsstrook. Flauwe taluds geven veel ruimte voor buffering van water, maar zijn ook te gebruiken voor recreatieve doeleinden (een fietspad dat af en toe niet te gebruiken is).
Voorkomen van vervuiling
Bij de inrichting, het bouwen en het beheer van gebieden wordt het milieu belast. Vanuit zijn wettelijke taak ten aanzien van het waterkwaliteitsbeheer streeft het waterschap ernaar om nieuwe bronnen van verontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen. Deze bronaanpak is ook verwoord in het Emissiebeheersplan. Het waterschap besteedt hier reeds aandacht aan in de fase van de watertoets, zodat dit aspect als randvoorwaarde kan worden meegenomen in het verdere ontwerpproces.
Waterschapsbelangen
Er zijn 'waterschapsbelangen' met een ruimtelijke component. Dit betreft het volgende:
Indien deze belangen een rol spelen in het ruimtelijke plan dan zou hieraan in de toelichting, de voorschriften en de plankaart aandacht besteed moeten worden.
Ruimtelijke vertaling van beleid
Dit bestemmingsplan betreft een conserverend plan. Bij toekomstige ontwikkelingen welke binnen dit bestemmingsplan passen, is het van belang om eerdergenoemde uitgangspunten op het gebied van water mee te nemen in de planvorming. Hieronder staat verwoord hoe dit in de bestaande situatie van het plangebied wordt uitgewerkt.
Afkoppelen op oppervlaktewater en groenzones
Voor alle nieuwbouwplannen, renovaties en sloop- en nieuwbouwplannen is de voorkeur dat het hemelwater door de initiatiefnemer gescheiden aangeboden te worden op de perceelsgrens of op eigen perceel wordt verwerkt. Wanneer vervuilende activiteiten plaatsvinden op het perceel of erf van de eigenaar dient dit hemelwater eerst te worden gezuiverd. Dit kan door middel van een zuiverende voorziening, zoals een lamellenfilter of een bodempassage.
Bergingsopgave
In het plangebied zal bij ruimtelijke plannen waarbij een verhardingstoename plaatsvindt hydrologisch neutraal ontwikkeld moeten worden. Bij verdere verharding van de kavels zijn de eigenaren zelf verantwoordelijk voor het realiseren van voldoende berging van hemelwater. De bergingsopgave dient berekend te worden met de zogenaamde HNO-tool van Waterschap Aa en Maas. In het kader van de gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen wordt aanbevolen om groen en duurzaam te bouwen, met behulp van groene daken of andere isolerende materialen.
Afvalwater
Afvalwater dient gescheiden te worden aangeboden.
Bouwmaterialen
Uit zorg voor een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater moet bij her- en nieuwbouw worden afgezien van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen in daken, gevels, verhardingen en regenwatervoorzieningen (goten en leidingen).
Verwerking regenwater
In het gebied ligt gemiddelde grondwaterstand op +5,0 meter NAP. Gelet op de redelijk doorlatendheid van de bodem is voor een duurzaam watersysteem gekozen waarbij het schone hemelwater dat in het plangebied valt in de locale ondergrond wordt geïnfiltreerd. Het infiltratiesysteem bestaat uit een waterberging in de vorm van een wadi die parallel loopt aan de weg door het plangebied. De waterberging is opgedeeld in een aantal segmenten wat wordt ingegeven door de opritten naar de percelen. De segmenten staan met elkaar in verbinding door onder de opritten een duiker aan te leggen met een diameter van 300 mm. De waterberging heeft de mogelijkheid om bij zeer hevige neerslag over te storten op een tweetal noodoverlaten op het oppervlaktewater.
Het hemelwater afkomstig van de daken en wegen die gelegen zijn aan de waterberging wordt door middel van oppervlakkige afvoer het hemelwater naar de waterberging getransporteerd. Door het zichtbaar laten afstromen van het hemelwater naar de waterberging worden de bewoners zich er van bewust dat er op een andere, duurzame manier met het hemelwater wordt omgegaan. Bewoners hebben naar eigen inzicht op eigen terrein invulling aan de afstroming van het water gegeven. Daarbij is het ook een optie om het hemelwater op perceelsniveau te hergebruiken door bijvoorbeeld grindkoffers of een regenton. Het inzetten van een dergelijk systeem heeft echter geen invloed op het duurzaam watersysteem dat is aangelegd.
De gemeentelijke woningbouw in het plangebied grenst niet aan een waterberging. Om het hemelwater toch in de waterberging te krijgen is aan beide zijden, parallel aan de weg een lijnontwatering met aangebracht. Deze lijnontwatering is overeenkomstig een leiding met een doorsnee van 300 mm.
De waterberging heeft een bovenbreedte van 3 meter en een maximale diepte van 0,5 meter. De lengte bedraagt circa 425 m. Conform het normaalprofiel heeft de waterberging dan een totale inhoud van circa 530 m³. Ter plaatse van de inritten is de waterberging dicht en er is derhalve geen berging en infiltratie op deze plekken. Uitgaande van een reductie van 4 meter per inrit en 20 opritten bedraagt de netto inhoud van de waterberging 430 m³.
De waterberging heeft, middels verlaagd aangelegde paden, twee noodoverlaten. Dit houdt in dat bij zwaardere buien water uit het systeem overstort op een plasdras-zone dat net ten zuiden van het woongebied ligt.
Gelet op het versteend oppervlakte dat het binnen het bestemmingsplan mogelijk is, moet het infiltratiesysteem een bergingscapaciteit hebben van 372 m³. De ruimte van 430 m³ in de waterberging is dus ruimschoots toereikend. Dit bestemmingsplan laat geen extra ontwikkelingen in het plangebied toe waardoor het versteend oppervlakte zal toenemen. Mocht de noodoverlaten onverhoopt niet functioneren dan heeft de waterberging zelfs voldoende ruimte om deze extra hoeveelheid water tijdelijk te bufferen.
Voor een goede functionering van dit watersysteem is het noodzakelijk dat de waterberging niet wordt verkleind, danwel de afvoer bij zwaardere buien niet wordt belemmerd. In het geldend bestemmingsplan zijn de locatie van de inritten vastgelegd. Onder deze inritten zijn doorgangen aangebracht, zodat bij zware regenbuien het regenwater naar de noodoverlaten kan doorstromen. Ongewenste ontwikkelingen die het functioneren van de waterberging kunnen belemmeren worden in dit bestemmingsplan niet toegestaan.
Riolering
De vuilwaterafvoer is aangesloten op het gemengde rioolstelsel in de Brugstraat en de Kastanjelaan.
Het betreft een conserverend bestemmingsplan. Er worden met dit plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De hoeveelheid verharding wijzigt niet. vandara dat er dus ook geen opgave voor (meer) waterberging. Bij eventuele ontwikkelingen en daarmee te wijzigen plannen, gelden en hanteren we het op dat moment actuele hemelwaterbeleid van de gemeente en de op dat moment actuele Keur van het Waterschap.
Op de locatie Vinkel-Zuid heeft in verband met de geplande uitbreiding van een nieuwbouwwijk een Aanvullend Archeologisch Onderzoek plaatsgevonden (Archol BV, april 2003) . Op basis van een uitgevoerd booronderzoek had Bilan (2002) hiertoe advies gegeven omdat zij meende op een groot deel van het terrein een intact bodemprofiel, afgedekt door een oud esdek, aangetroffen te hebben. Helaas toonde het proefsleuvenonderzoek aan dat deze conclusie grotendeels niet houdbaar bleek.
Slechts op een klein deel, in het noorden van het terrein, bleek een redelijk intact bodemprofiel bewaard te zijn. Ook hier zorgden zandwinningskuilen echter voor een sterke aantasting van het sporenvlak. Het overige deel van het terrein bleek een afgetopt bodemprofiel te tonen. Dit betekent dat direct onder de donkere bouwvoor reeds geel tot wit zand (de C-horizont) werd aangetroffen en dat de scheiding tussen beide lagen zeer scherp was. In het oosten van het terrein bleken de verstoringen zelfs tot meer dan een meter diep te gaan, waarbij donkere grond uit de bouwvoor en het voorheen aanwezig esdek verticaal de grond in zijn gewerkt. Dit fenomeen lijkt voor een deel de gekarteerde fluvioperiglaciale afzettingen te verklaren, hoewel mogelijk direct ten westen van de door het terrein lopende sloot een oude beekbedding is aangetroffen. Hoewel er voorheen een esdek op het terrein aanwezig moet zijn geweest is dit feitelijk nergens meer bewaard.
Wel tonen de aangetroffen vondsten aan dat dit vanaf de 14e /15e eeuw ontwikkeld moet zijn. Indien er in het verleden bewoning op het terrein zou hebben plaatsgevonden zouden daarvan alleen de diepstee sporen, zoals waterputten, bewaard zijn gebleven. Zelfs die hoeven echter in het oosten van het terrein niet meer verwacht te worden. Het feit dat geen materiaal is gevonden dat van voor de late middeleeuwen stamt, wijst er echter op dat indien het terrein gebruikt is, dit gebruik niet intensief zal zijn geweest. Wanneer de landschappelijke ligging van het terrein hierbij betrokken wordt, blijkt dat de locatie tegen de rand van de dekzandrug, waar Vinkel op gebouwd is, ligt. In het noorden van het terrein is nog net een strook stevig dekzand aangetroffen, maar het grootste deel van het terrein ligt in een veel nattere landschappelijke zone, aan de voet van die dekzandrug. Zoals gebleken is zijn die geïsoleerde dekzandruggen zelf wel intensief gebruikt gedurende de hele prehistorie, en zelfs tot op de dag van vandaag. Daarvoor kan gewezen worden op de grafheuvel en bewoningssporen die opgegraven zijn op de geïsoleerde zandkap van Kaathoven en op de vondsten aangetroffen bij de aanleg van het sportpark van Vinkel, en natuurlijk op de ligging van Kaathoven en Vinkel zelf. De nattere zones zijn echter voornamelijk voor de jacht, de veeteelt, het sprokkelen en kappen van hout uit elzenbroekbossen en voor het offeren aan de "natuurgeesten" gebruikt. Dit extensieve gebruik van deze landschappelijke zones heeft natuurlijk maar een zeer dunne spreiding van sporen achtergelaten. Zeker op dit soort zwaar verstoorde terreinen is de kans daar ook maar iets van terug te vinden erg gering.
Groot was dan ook de verrassing toen toen bij de ontwikkeling van het gebied alsnog sporen van bebouwing werd aangetroffen. De locatie van deze sporen lag net tussen twee proefsleuven van het Aanvullens Archeologisch onderzoek in. De vondst is gemeld bij de provincie, het toenmalig bevoegd gezag, die de vondst nader heeft onderzocht, in kaart gebracht en geïnventariseerd. De sporen van de bebouwing bleken van een schaapskooi te zijn uit de 17e eeuw.
Nu de archeologische waarde van het plangebied voorafgaand aan de ontwikkeling van het woongebied is onderzocht en de bodeminformatie al in een inventarisatie veilig is gesteld, is er geen noodzaak meer in het bestemmingsplan hier bodembeschermende maatregelen voor op te nemen.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de verbeelding en de regels.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
Het bestemmingsplan 'Vinkel-Zuid' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het gebruik en het bouwen van gronden en bouwwerken binnen het plangebied. Het plan conserveert de bestaande juridisch planologische mogelijkheden. De gebruiks- en bouwmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan zijn zo veel als mogelijk overgenomen.
Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd is hierbij naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels. Hiervoor is aansluiting gezocht bij andere gemeentelijke bestemmingsplannen.
In paragraaf 8.2 wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen voorliggend bestemmingsplan.
De regels van het bestemmingsplan zijn verdeeld in vier hoofdstukken:
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. Artikel 2 geeft de meet- en rekenwijze aan. Deze bepalingen gelden voor alle bestemmingen. De bepalingen, welke verplicht gesteld zijn en opgenomen in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012), zijn overgenomen in de regels.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsbepalingen
Hieronder wordt een toelichting gegeven op de bestemmingsregels.
Bestemming Groen
De bestaande groenstructuur binnen het plangebied krijgt de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn twee aanduidingen opgenomen: de aanduiding 'natuur' en een functieaanduiding 'waterberging'. Binnen deze aanduidingen worden ontwikkelingen die de natuurwaarden kunnen aantasten en het functioneren van deze waterberging kunnen belemmeren zonder omgevingsvergunning van het college niet toegestaan.
Bestemming Verkeer
De woonstraten hebben in dit bestemmingsplan ook de bestemming 'Verkeer' gekregen.
Bestemming Wonen
De woningen in de woonwijk hebben de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming is wonen de hoofdfunctie. Binnen de woonbestemming is wel de uitoefening van een aan huis verbonden beroepsactiviteit toegestaan, mits deze ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent onder meer dat maximaal 35% van de oppervlakte van de begane grond van de opstallen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroepsactiviteit. Daarnaast zijn aan het wonen gerelateerde ondergeschikte functies als parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen e.d. ook toegestaan.
Het bestemmingsplan maakt in de bestemming 'Wonen' onderscheid tussen verschillende woningtypologieën. Hiermee kan sturing worden gegeven aan de ruimtelijke impact van verschillende woningtypologieën op de omgeving. Deze ruimtelijke impact komt tot uiting in de bouwmassa (hoogte en situering), maar ook in het aantal woningen. De woningdichtheid is van invloed op de parkeerbehoefte en daarmee op de parkeerdruk en de leefbaarheid in de omgeving.
In het bestemmingsplan zijn alleen grondgebonden woningen toegestaan. Grondgebonden woningen zijn rechtstreeks toegankelijk op straatniveau en één van de bouwlagen sluit aan op het maaiveld. Deze zijn onderverdeeld in verschillende typen: vrijstaand, twee-aan-een, geschakeld of aaneengebouwd.
Het bouwen van hoofdgebouwen is uitsluitend toegestaan binnen de op de verbeelding opgenomen bouwvlakken. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Voor de hoofdgebouwen is een maximale goothoogte en een maximale bouwhoogte op de verbeelding opgenomen.
Binnen de woonbestemming is de binnen de gemeente gebruikelijke erfbebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van aan- en bijgebouwen.
In het kader van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de financieel-economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan te worden aangetoond. In dit onderzoek zijn alle kosten en opbrengsten binnen de bestemmingsplangrens meegenomen.
Bestemmingsplan 'Vinkel-Zuid' is een conserverend plan. Dit betekent dat de bestaande planologische situatie wordt vastgelegd in een nieuw bestemmingsplan. Bij het actualiseren van bestemmingsplannen, waarvan in dit geval ook sprake is, wordt zoveel mogelijk gebruikt gemaakt van een bepaalde standaard om voor vergelijkbare gebieden te komen tot een uniforme regeling en een zelfde rechtspositie voor belanghebbenden. Daarbij wordt rekening gehouden met de in de loop der tijd gewijzigde planologische inzichten en (woon)behoeften.
Concluderend kan worden gesteld dat de ruimtelijke planvorming zoals neergelegd in dit bestemmingsplan financieel economisch uitvoerbaar is.
Onder dit hoofdstuk is het eindverslag Vooroverleg en Inspraak gevoegd.
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van de Inspraakverordening voor iedereen ter inzage gelegd vanaf 15 februari 2016 gedurende een periode van zes weken. Iedereen is in deze periode in de gelegenheid gesteld schriftelijk of mondeling inspraakreacties op het voorontwerp in te dienen. Tijdens deze periode is op 26 maart 2016 een pro forma inspraakreacties ingediend. Deze inspraakreactie is op 1 april aangevuld met inhoudelijke gronden.
Natuurwaarde groenzone
In het oude bestemmingsplan zijn geen beschermingsmaatregelen opgenomen voor de Groenzone dat ten westen en ten zuiden het woongebied afscheidt van het buitengebied. Deze zone heeft door de aanwezige houtopstanden, waterloop en het plasdrasgebied volgens inspreekster een bepaalde natuurwaarde. Zij spreekt haar zorg uit dat zonder beschermingsmaatregelen het gevaar bestaat dat deze waarden worden aangetast. Zij stelt voor deze zone de bestemming 'Natuur' te geven. Ook is zij van mening dat deze groenzone onderdeel uit maakt van de waterberging. Ook voor deze functie dient de zone een bescherming te krijgen.
Overwegingen 'natuurwaarde groenzone'
In de toelichting staat over het bewuste groen vermeld dat deze fungeert als een mooi parkachtige afronding van de kern. Het fungeert onder meer als recreatief verblijfsgebied. Daarnaast ligt in de zone een ontsluitingsweg van de Brugstraat naar aanliggende gronden in het gebied. Daarom heeft de zone in het voorliggende bestemmingsplan de bestemming 'Groen' gekregen.
De groenzone bevat ook karakteristieke houtopstanden. Deze houtopstanden werden bij de ontwikkeling van het woongebied als karakteristiek groen in het plan opgenomen. Volgens het gemeentelijk Bomenbeleidsplan moeten deze karakteristieke houtopstanden worden beschermd. Bovendien grenst het groen aan de natuurzone dat net ten zuiden van het plangebied in het buitengebied is aangelegd.
Ofschoon de hoofdfunctie van de zone recreatief parkachtig afschermend groen is, heeft het ook een zekere natuurwaarde. Dit betreft met name het gebied ten zuiden van het woongebied dat aan de natuurzone grenst. Hier bergt zich ook het overtollige hemelwater vanuit het plangebied. Ter bescherming van deze waterbergingsfunctie heeft de zone in het ontwerp ook de aanduiding 'waterberging' gekregen.
De inspraakreactie is dan ook terecht. In het ontwerp bestemmingsplan heeft de groenzone ten westen en ten zuiden van het woongebied de functieaanduiding 'natuur' gekregen. Voor deze aanduiding is ter bescherming van de natuurwaarde en de houtopstanden in de regels een vergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden niet zijnde bouwen opgenomen (artikel 3.4). Door te werken met een functieaanduiding 'natuur' binnen de bestemming 'Groen' wordt de natuurwaarde beschermd, maar doen we bovendien recht aan de andere functies die de groenzone nu ook heeft.
De groenzone doet ook dienst als waterberging. De werking daarvan moet ook hier worden beschremd. Om die reden is in het ontwerpbestemmingsplan de groenzone ook onder de aanduiding 'waterberging' gebracht. Voor de functieaanduiding 'waterberging' is in de regels een beschermingsmaatregel opgenomen (artikel 3.3).
Gebruik pad en mogelijkheid tot bebouwing in groenzone
De bestemming 'Groen' laat in het voorontwerpbestemmingsplan fiets- en wandelpaden toe. Inspreekster stelt voor alleen onverharde wandelpaden toe te staan om zoveel mogelijk rust in het gebied te creëren en de natuurwaarde in stand te houden en te respecteren. Bebouwing moet volgens inspreekster in elke vorm worden voorkomen om de ecologische zone zoveel mogelijk tot zijn recht te laten komen in zijn natuurwaarde.
Overwegingen 'gebruik pad en bebouwing binnen de bestemming groenzone'
Het nu geldend bestemmingsplan heeft de groenzone de bestemming 'Groenvoorziening'. Binnen deze bestemming is toegestaan: "groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige werken, één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals infiltratie/retentievoorzieningen, langzaamverkeersverbindingen inritten voor woningen en speelvoorzieningen."
Het huidige bestemmingsplan laat al 'langzaamverkeersverbindingen' zoals wandel- en fietspaden toe. Ter ontsluiting van de aanliggende percelen vanaf de Brugstraat dient het pad ook voor enig ander verkeer geschikt te blijven. Het alleen toestaan van wandelpaden in het gebied is een beperking ten op zichten van de mogelijkheden die het huidige bestemmingsplan biedt. Bovendien zou het de bereikbaarheid van de aanliggende percelen kunnen schaden.
Ook laat het huidige bestemmingsplan binnen de bestemming 'Groenvoorziening' bebouwing toe welke ten dienste staan van de bestemming, zonder deze te specificeren. Er worden slechts voorbeelden genoemd. De hoogte van deze bebouwing is maximaal 3 meter, met dien verstande dat de hoogte van openbare verlichting maximaal 8 meter mag bedragen. Er is geen maximum aan oppervlakte opgenomen.
Het nu voorliggend bestemmingsplan specificeert wel de bebouwing die is toegestaan binnen de bestemming 'Groen'. Naast een maximum hoogte stelt het plan nu ook een maximale oppervlaktemaat aan de bebouwing.
Verkeer en parkeren
Inspreekster constateert dat er teveel hinderlijk geparkeerd wordt in de Rijshoeve op plekken waar het niet gewenst is. Zij is van mening dat er een parkeerverbod moet komen langs de Rijshoeve.
Artikel 4.1 lid e laat allerlei ondergeschikte voorzieningen toe. De verkeersfunctie kan daardoor worden belemmerd. Ook staat artikel 4.2.2 binnen de bestemming bouwwerken geen gebouwen toe. Dit is niet gewenst. Het oude bestemmingsplan liet binnen de bestemming alleen straatverlichting van maximaal 8 meter toe.
In artikel 5.2 ontbreekt binnen de bestemming wonen de parkeernorm die wel in Vinkel Zuid was opgenomen.
Overwegingen 'verkeer en parkeren'
In het bestemmingsplan worden geen verkeersmaatregelen vastgelegd. Een parkeerverbod kan dan ook niet in het bestemmingsplan worden geregeld.
In het geldend bestemmingsplan mag binnen de bestemming 'Verkeersdoeleinden' al bebouwing worden opgericht die ten dienste staan van deze bestemming. In het artikel worden als voorbeelden telefooncellen en trafo's genoemd. Het artikel in het nu geldend bestemmingsplan sluit de plaatsing van bouwwerken zoals genoemd in artikel 4.1 lid e en artikel 4.2.2 van het voorliggend bestemmingsplan niet uit. Er mag van uit worden gegaan dat de bouwwerken niet zo worden geplaatst dat dit een belemmering voor het verkeer zal veroorzaken. De hoogte van 10 meter van straatverlichting is tegenwoordig een algemene maximale standaard maat.
In artikel 5.2 van het ontwerpbestemmingsplan is opgenomen dat het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein moeten voldoen aan de gemeentelijke parkeernota 2003. Dit komen neer op 2 parkeerplaatsen voor vrijstaande woningen en 1,5 parkeerplaatsen aan-een-gebouwde-woningen. Deze normen zijn ook opgenomen in het geldende bestemmingsplan.
Definities en begripsbepalingen
Inspreekster stelt ten behoeve van de leesbaarheid voor die definities die niet in de planregels voorkomen niet in artikel 1 'Begrippen' op te nemen.
Overweging 'definities en begripsbepalingen'
In het voorontwerp zijn inderdaad een aantal begrippen onder artikel 1 opgenomen die niet relevant zijn voor het plangebied. Deze zijn in het ontwerp uit artikel 1 gehaald. Die definities welke nu in het ontwerp zijn opgenomen hebben directe en indirecte banden met de planregels van het bestemmingsplan.
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten binnen bestemming 'Wonen'
Artikel 5.1 van het voorontwerpbestemmingsplan laat bedrijfsmatige- en beroepsactiviteiten in woningen toe. In het geldende bestemmingsplan is alleen aan huis gebonden beroepen toegestaan. De Rijshoeve is een rustige woonstraat waar bedrijfsmatige en beroepsactiviteiten zoveel mogelijk moet worden vermeden. Bedrijfsmatige activiteiten zouden niet toegestaan moeten worden.
Artikel 5.5 lid b onder 3 staat aangegeven dat inrichtingen die in de zin van de Wet milieubeheer vergunningplichtig zijn volgens de Wabo niet zijn toegestaan. Inspreekster stelt voor alleen bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten toe te staan.
Artikel 5.6 geeft een mogelijkheid binnen de bestemming 'Wonen' onder voorwaarden ook publieksaantrekkende beroeps en bedrijfsactiviteiten toe te staan. Volgens inspreekster is deze ontwikkeling niet gewenst. Dit soort activiteiten passen volgens haar niet in een rustige woonomgeving. Zij voorziet dan meer parkeerproblemen.
Overwegingen 'beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten binnen bestemming 'Wonen''
Beroeps- of bedrijfsactiviteiten die geen schade veroorzaken aan de woonfunctie van een woongebied moeten in beginsel aan huis kunnen plaatsvinden. De beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten moeten dan wel passen binnen de definitie zoals omschreven in artikel 1.3 van het bestemmingsplan. Deze definitiebepaling stelt al beperkingen aan de 'aan huis verbonden beroeps of bedrijfsactiviteiten' zodat de woonfunctie van de omgeving niet wordt aangetast. In artikel 5.5 lid b worden aan deze activiteiten nadere voorwaarden aan verbonden. Om onduidelijkheid te voorkomen is sublid 3 van dit artikel gewijzigd. Er zijn in dit voorliggend bestemmingsplan alleen bedrijfsmatige activiteiten binnen de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, of daaraan vergelijkbaar, toegestaan.
Artikel 5.5 lid c van het voorliggend bestemmingsplan laat geen publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe. Toch is het voorstelbaar om dit soort functies, mits goed ingepast, goed te verantwoorden is binnen een woonbestemming. Artikel 5.6 geeft een mogelijkheid om, mits voldaan wordt aan de in dit artikel gestelde strenge voorwaarden, medewerking aan vestiging publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteiten binnen de woonbestemming te verlenen. Het betreft hier een afwijkingsbevoegdheid. Zo mag volgens de voorwaarden verbonden aan deze bevoegdheid het beoogd gebruik niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse. Met deze voorwaarden wordt uitgesloten dat door de toevoeging van deze functie parkeerproblemen ontstaan.
Ook dient het beoogd gebruik te passen in de een woonomgeving. Het bestemmingsplan staat publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten dus niet direct toe. Over een verzoek moet altijd een afweging plaatsvinden.
Bestemmingsplanregels 'Wonen', afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
In artikel 5.2.2 lid f is een afstand tussen vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelsgrens aan beide zijden van 3 meter opgenomen. In het geldende bestemmingsplan is dit verschillend. Over het algemeen is dit 5 meter.
Overweging 'Bestemmingsplanregels 'Wonen', afstand tot de zijdelingse perceelsgrens'
Voor de vrijstaande woningen aan de Rijshoeve zijn op de verbeelding bouwvlakken aangegeven waarbinnen volgens artikel 6.2.2 lid a het hoofdgebouw moet worden opgericht. Nu het hoofdgebouw niet buiten het bouwvlak mag worden gebouwd is artikel 6.2.2 alleen van toepassing als het bouwvlak die minder op 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens ligt. Op deze manier blijft de hoofdbebouwing een gepaste afstand van de zijdelingse perceelsgrens.
Bestemmingsplanregels 'Wonen', bijgebouwenregeling
De bijgebouwenregeling in het nieuwe bestemmingsplan is ruimer dan die in het geldend bestemmingsplan.
Overweging 'Bestemmingsplanregels 'Wonen', bijgebouwenregeling
De bijgebouwenregeling is ten opzichte van het geldende bestemmingsplan verruimd. Dit heeft onder meer te maken met de veranderde wetgeving en het vergunningsvrij bouwen. Hierdoor is binnen de bestemming 'Wonen' meer toegestaan dan ten tijde van de vaststelling van het geldende bestemmingsplan. Om enigszins te kunnen sturen is in de bijgebouwenregeling het totale achtererfgebied meegenomen.
Waterparagraaf
Paragraaf 6.1 van de Waterparagraaf is heel erg algemeen. Alleen in paragraaf 6.2 is de uitwerking specifiek.
Overweging 'Waterparagraaf'
In paragraaf 6.1 wordt het gemeentelijk waterbeleid neer gezet. In 6.2 wordt de waterverwerking in het plangebied beschreven. In de conclusie wordt aangegeven of er mogelijk vanwege het gemeentelijk beleid nog aanpassingen dienen plaats te vinden.
Op basis van de inbreng tijdens de inspraak is het ontwerp bestemmingsplan op onderdelen aangepast. Aan de bestemming 'Groen' ten westen en ten zuiden van het woongebied zijn de aanduidingen 'natuur' en 'waterberging' toegevoegd. In de regels verbonden aan de bestemming 'Groen' zijn aan de aanduidingen 'natuur' en 'waterberging' beschermingsmaatregelen verbonden (artikel 3.3 en artikel 3.4).
Artikel 5.2 is aangevuld met een verwijziging naar de gemeentelijke parkeernota (artikel 5.2.1).
Begrippen die geen directe of indirecte band hebben met de planregels in het bestemmingsplan zijn uit de begripsbepaling (artikel 1) gehaald.
In artikel 5.5 lid 3 sub b is gewijzigd zodat voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten alleen bedrijfsmatige activiteiten binnen de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, of daaraan vergelijkbaar, is toegestaan.
Voor het overige biedt de ingekomen inspraakreactie geen aanleiding tot wijzigingen.
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan op 11 februari 2016 toegezonden aan:
Op 11 februari 2016 heeft de provincie aangegeven geen aanleiding tot het maken van opmerkingen op het voorontwerpbestemmingsplan gevonden. Daarmee kan het wettelijk overleg met de Provincie als afgerond worden beschouwd .
Het Waterschap constateert dat in het plangebied een waterberging is aangelegd op basis van de HNO-tool. Deze is voor HNO-toolbegrippen overgedimensioneerd. Nieuwe ontwikkelingen zullen echter, voor zover van toepassing, door het waterschap hydrologisch worden getoetst aan de Rekenregel (huidige Keur). Voor het plangebied betekent dit dat er voor nieuwe ontwikkelingen een wateropgave van 0,06m/m² is vereist vanaf 2.000m² verhardingstoename. Hierdoor zullen de grenzen van de overcapaciteit van de waterberging in combinatie met het voorgenomen gemeentelijke hemelwaterbeleid, dat binnenkort naar verwachting wordt vastgesteld, sneller worden bereikt.
Het Waterschap heeft geen inhoudelijke opmerkingen op het voorontwerpbestemmingsplan. Het voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. De inbreng van het Waterschap geeft dan ook geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen of niet verder in procedure te brengen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 2 mei 2016 zes weken ter visie gelegen. Binnen deze termijn is één schriftelijke zienswijze. Deze zienswijze is samengevat en beantwoord in het bij dit bestemmingsplan behorende "Nota zienswijzen bestemmingsplan 'Vinkel Zuid'". De ingekomen zienswijze is gedeeltelijk gegrond en gaf aanleiding tot het gedeeltelijk gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan.