direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Lanen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002194-1401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het plangebied 'de Lanen' ligt in het geldende bestemmingsplan 'De Groote Wielen'. In dat bestemmingsplan is een uitwerkingsverplichting als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening opgenomen voor de Lanen. Door de economische crisis en de daaruit voortvloeiende stagnerende woningmarkt is de realisatie van de buurt de Lanen met enkele jaren vertraagd. De vertraging is aanleiding geweest om de planvorming voor de Lanen opnieuw te bezien. Dit heeft ertoe geleid dat de eerder ingezette procedure voor het uitwerkingsplan 'de Lanen' is beëindigd en dat er een bestemmingsplan voor de Lanen wordt opgesteld.

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

De Lanen is een nieuwe woonbuurt in De Groote Wielen en ligt in het noordwesten van deze wijk. Het bestemmingsplan 'de Lanen' wordt aan de westzijde begrensd door de Blauwe Sluisweg, aan de noordzijde door de Hustenweg, aan de oostzijde door agrarisch gebied en het toekomstige centrumgebied en aan de zuidzijde door de Groote Wielenplas.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0001.jpg"

Afbeelding 1.1: Ligging plangebied in groter verband

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0002.jpg"

Afbeelding 1.2: Begrenzing plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied 'de Lanen' geldt het bestemmingsplan 'De Groote Wielen'. Het plan 'De Groote Wielen' is vastgesteld op 8 juni 2011 en bij uitspraak d.d. 25 juli 2012 van de Raad van State onherroepelijk geworden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0003.jpg"

Afbeelding 1.3: Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan 'De Groote Wielen'

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

Het plangebied ligt aan de noordwestzijde van de wijk De Groote Wielen. Op de gronden in het plangebied is zand/grond gestort. Het zand/grond is gestort ten behoeve van het ophogen van het plangebied.

Aan de noordzijde van het plangebied zijn de contouren van een voormalig agrarisch perceel nog zichtbaar. Enige tijd geleden zijn de agrarische opstallen gesloopt en de terreinverharding verwijderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0004.jpg"

Afbeelding 2.1: Luchtfoto huidige situatie

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

De ladder kent drie treden, die achter elkaar worden doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0005.jpg"

De voorgenomen ontwikkeling van het plangebied 'de Lanen' sluit als volgt aan bij de uitgangspunten van de 'ladder voor duurzame verstedelijking':

  • 1. met het voorgenomen plan wordt voldaan aan de vier speerpunten uit de Nota Wonen 2012 zoals beschreven in paragraaf 3.3.2. De speerpunten betreffen 'voldoende woningen', 'betaalbaar wonen', 'passend wonen' en 'in sterke en vitale buurten'. Het plan voorziet in de realisatie van circa 800 woningen. Hiermee kan een bijdrage worden geleverd aan een verbetering van de stagnerende woningmarkt.
  • 2. het bestemmingsplan heeft betrekking op een verdere invulling van de bestaand stedelijke locatie De Groote Wielen in Rosmalen. Hiermee wordt voldaan aan het uitgangspunt om eerst bestaande stedelijke locaties te benutten voor stedelijke ontwikkeling;
  • 3. gezien trede 2 is trede 3 niet aan de orde.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Ruimtelijke structuurvisie

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld.

De Structuurvisie RO geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-,cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

De provinciale Structuurvisie RO is een belangrijke schakel tussen de structuurvisies van het Rijk en de gemeenten op het vlak van ruimtelijke ordening. Met deze structuurvisie biedt de provincie helderheid aan gemeenten over de provinciale belangen en de wijze waarop de provincie daarbij haar instrumentarium inzet. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen.

Op de Structurenkaart van de Structuurvisie is de wijk De Groote Wielen aangeduid als 'stedelijk concentratiegebied'. Deze aanduiding houdt in dat verstedelijking is toegestaan c.q. verstedelijking daar moet worden geconcentreerd. Het plangebied 'de Lanen' ligt in De Groote Wielen. De ontwikkeling van de Lanen is in overeenstemming met (de Structurenkaart van) de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0006.jpg"

Afbeelding 3.1: Structurenkaart

Op de Visiekaart van de Structuurvisie ligt De Groote Wielen in een gebied dat wordt aangeduid als 'BrabantStad'. De vijf grote steden Tilburg, Breda, ´s-Hertogenbosch, Eindhoven en Helmond vormen samen 'BrabantStad'. De verstedelijkingsopgave voor Noord-Brabant dient in deze vijf steden plaats te vinden c.q. geconcentreerd te worden. Aangezien het plangebied 'de Lanen' in De Groote Wielen ligt, waarvoor de verstedelijkingsopgave geldt, is de ontwikkeling van de buurt de Lanen in overeenstemming met (de Visiekaart van) de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0007.jpg"

Afbeelding 3.2: Visiekaart

3.2.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant 2012

De Verordening Ruimte Noord-Brabant 2012 is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit het provinciaal beleid in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.

De Groote Wielen is op de verbeelding van de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2012 aangeduid als 'bestaand stedelijk gebied / stedelijk concentratiegebied'. Aangezien het plangebied 'de Lanen' in De Groote Wielen ligt, is de ontwikkeling van de buurt de Lanen in overeenstemming met (de verbeelding van) de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2012.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0008.jpg"

Afbeelding 3.3 Verbeelding Verordening Ruimte Noord-Brabant 2012

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie 's-Hertogenbosch 2003 'Stad tussen stromen'

De gemeente 's-Hertogenbosch heeft zijn ambities voor de komende jaren in beeld gebracht in de vorm van een Ruimtelijke Structuurvisie (vastgesteld op 17 december 2002). Deze Ruimtelijke Structuurvisie is een raamwerk en een gids voor de ruimtelijke activiteiten en investeringen van burgers, bedrijven, instellingen en overheid in de komende jaren. De visie bestrijkt de periode tot 2010 en geeft een doorkijk naar 2020.

In de Ruimtelijke Structuurvisie (RSV) is de lagenbenadering van het (voormalige) streekplan (thans geldt de Structuurvisie ruimtelijke ordening van de provincie Noord-Brabant, die op 1 oktober 2010 is vastgesteld) nader uitgewerkt. Nieuwe ontwikkelingen zullen worden afgestemd en getoetst op de specifieke onderlagen van een gebied en de laag van infrastructuur. De Ruimtelijke Structuurvisie is bedoeld om richting te geven aan de eigen stedelijke ambities, voor zover ruimtelijk relevant. Daarmee is het een paraplunota en een integratiekader voor de ruimtelijke gevolgen van deze ambities van de verschillende sectorale nota's. De Ruimtelijke Structuurvisie is ook toetsingskader en leidraad voor ruimtelijke plannen van de gemeente zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

In de Ruimtelijke Structuurvisie is over De Groote Wielen het volgende opgenomen:

  • Ten noorden van Rosmalen wordt de VINEX-wijk De Groote Wielen ontwikkeld.

Het bestemmingsplan 'de Lanen' ligt in De Groote Wielen. Daarmee is het bestemmingsplan in overeenstemming met de Ruimtelijke Structuurvisie.

3.3.2 Nota Wonen 2012

De Nota Wonen 2012, die op 11 september 2012 is vastgesteld, is uitgewerkt in 4 speerpunten van beleid:

  • voldoende woningen;
  • betaalbaar wonen;
  • passend wonen;
  • in sterke en vitale buurten.

Voldoende woningen:

De gemeente wil blijven voorzien in de (toekomstige) woningbehoefte. In de periode tot 2020 neemt de woningbehoefte toe met 5.840 woningen. De inzet is gericht op de opgave om door middel van woningbouw te voorzien in deze (toekomstige) woningbehoefte. Gezien de situatie op de woningmarkt en de onzekerheden m.b.t. afzetmogelijkheden in de koopwoningmarkt, is het echter onzeker of binnen deze periode aan deze opgave kan worden voldaan. In de woningbouwplanning moet er een realisme zijn in het bereiken van (vastgestelde) doelen: fasering in de tijd en prioritering van (haalbare) bouwplannen zullen de komende tijd noodzakelijk zijn. Er wordt voor de komende jaren ingezet op een woningproductie met een bandbreedte van 500 tot 800 per jaar, met een (na te streven) gemiddelde van 700 woningen per jaar. Dit streven zal vooral in de komende jaren veel inspanning van alle partijen vragen.

Betaalbaar wonen:

De gemeente wil voorzien in de behoefte aan betaalbaar wonen voor de doelgroep van beleid, de middeninkomensgroepen en de starters op de woningmarkt. Deze groepen zijn extra kwetsbaar op de woningmarkt omdat zij op dit moment onvoldoende mogelijkheden hebben om zelf in hun woonruimte te kunnen voorzien. De inzet van de gemeente voor de doelgroep van beleid richt zich op het realiseren van minimaal 25% van de nieuwbouw in het sociale segment en op het behoud van de huidige betaalbare sociale huurwoningvoorraad. Ten behoeve van middeninkomensgroepen en starters op de koopwoningmarkt wordt ingezet op toename van het betaalbaar woningaanbod (zowel in de huur als in de koop) en de herintroductie van de starterslening.

Passend wonen:

De gemeente wil voorzien in de groeiende behoefte aan woonzorgarrangementen door nieuwbouw, omzetting van bestaande verzorgingsplaatsen naar een zwaardere categorie en ambulante zorgverlening in de bestaande woningvoorraad.

De inzet van de gemeente is erop gericht om in samenwerking met woningcorporaties, zorg- en welzijnsinstellingen voldoende beschermde en beschutte woonvormen (zowel intramuraal als extramuraal) voor ouderen, mensen met een beperking en bijzondere doelgroepen te ontwikkelen. Tevens streeft de gemeente naar de oprichting van een Taskforce waarin partijen gezamenlijk de consequenties van het scheiden van wonen en zorg in beeld brengen en daarop gaat anticiperen.

In sterke en vitale buurten:

De gemeente wil (in brede zin) een bijdrage leveren aan het versterken van de kwaliteit van buurten en wijken. Vanuit het woonbeleid zet de gemeente in op:

  • het verbeteren van de woonkwaliteit op buurtniveau (een gedifferentieerde aanpak in basisbuurten, preventiebuurten en aandachtsbuurten, schone en veilige buurten en leven met het oog voor de ander);
  • het verbeteren van de woonkwaliteit op woningniveau (passende, aanpasbare, energiezuinige en veilige) woningen;
  • het aangaan van nieuwe samenwerkingsverbanden om het wonen in brede zin in buurten te versterken.

Het voorliggende bestemmingsplan geeft invulling aan de vier speerpunten.

3.3.3 Nota Spelen

De Nota Spelen (januari 2004) biedt het beleidskader voor buitenspelen in de gemeente 's-Hertogenbosch op de daarvoor formeel bestemde plekken in de openbare ruimte. Per wijk is/wordt hiervoor een wijkspeelplan opgesteld, dat inzicht geeft in de verschillende speelplekken die in een wijk voor de verschillende leeftijdsgroepen gerealiseerd moeten worden. Daarbij wordt onder andere rekening gehouden met bevolkingssamenstelling naar leeftijd en met de reeds aanwezige speelplekken in de wijk.

Voor wat betreft de speelplekken wordt onderscheid gemaakt in verschillende leeftijdscategorieën, aangezien elke categorie haar eigen behoeften en beperkingen heeft. Er wordt rekening gehouden met jonge kinderen van 0-6 jaar (spelen tot 100 meter van de eigen woning), met schoolkinderen van 6-12 jaar (spelen tot 400 meter van de eigen woning), en jongeren van 12-18 jaar (spelen tot circa 1000 meter van de eigen woning). Bij de uitgevoerde inventarisatie is een speelplek ingedeeld in één van de bovengenoemde leeftijdscategorieën, indien zich daar een speeltoestel bevindt dat geschikt is voor de overeenkomende leeftijdscategorie. Iedere speelplek is vervolgens voorzien van een cirkel, behorende bij de leeftijdscategorie, zodat een duidelijk beeld ontstaat van de spreiding van de speelplekken in de wijk.

In het bestemmingsplan 'de Lanen' is het beleid uit de Nota Spelen direct vertaald. De plaatsen, waar nieuwe speelplekken zijn gepland, zijn bestemd als 'Groen', 'Verkeer' en 'Wonen - 1'. Binnen deze bestemmingen zijn speelvoorzieningen (waaronder wijkspeelplaatsen) toegestaan. Hiermee kunnen de nieuwe speelplekken daadwerkelijk gerealiseerd worden.

3.3.4 Koersnota Hoofdinfrastructuur 's-Hertogenbosch

De mobiliteit van mensen en goederenvervoer groeien sterk. De grootschalige ontwikkelingen in de stad versterken die groei nog verder. De bereikbaarheid - en daarmee ook leefbaarheid en verkeersveiligheid - van 's-Hertogenbosch vragen aandacht. De gemeenteraad heeft een koers uitgezet in de vorm van de Koersnota Hoofdinfrastructuur 's-Hertogenbosch. In 2008 is het Uitwerkingsplan Koersnota Hoofdinfrastructuur vastgesteld.

De kern van de Koersnota Hoofdinfrastructuur is de geformuleerde ambitie. Wanneer we kijken naar alle verplaatsingen, is het doel om het aandeel van de auto terug te brengen van 70% naar 60%. Deze omslag komt ten gunste van het aandeel OV en fiets in de verplaatsingen, die respectievelijk van 7% naar 10% en van 23% naar 30% toenemen in 2015. De insteek van de Koersnota Hoofdinfrastructuur is als volgt:

  • ontvlechten van hoofdinfrastructuur voor auto en openbaar vervoer/ fiets;
  • het optimaal benutten van de ruit van 's-Hertogenbosch
  • bundelen van verkeer op doorstroomassen met daartussen verkeersluwe verblijfsgebieden;
  • het optimaal benutten van de ruit van 's-Hertogenbosch;
  • verkeer zonder herkomst of bestemming in de binnenstad ontmoedigen op de binnenstadsring;
  • het versterken van het verblijfsklimaat in de kom Rosmalen, mede door het terugdringen van doorgaand verkeer.

Op grond van de Koersnota Hoofdinfrastructuur zijn de volgende hoofdstructuren voor auto, OV en fiets aangewezen. Deze assen vormen het geraamte van de stad in verkeerskundig opzicht:

  • doorstroomassen gemotoriseerd verkeer;
  • doorstroomassen openbaar vervoer;
  • sternetroutes en hoofdfietsroutes.

Naast deze doorstroomassen voor het gemotoriseerd verkeer zijn er een aantal andere wegen aangewezen die ook een gebiedsontsluitende functie hebben. Alle gebiedsontsluitende wegen staan in de categoriseringskaart. Alle overige wegen zijn de verblijfsgebieden; de gemeente probeert die verblijfsgebieden verkeersluw te houden.

In het bestemmingsplan 'de Lanen' is het beleid uit de Koersnota Hoofdinfrastructuur direct vertaald. Het bestemmingsplan maakt de realisatie van verkeersluwe verblijfsgebieden planologisch mogelijk.

3.3.5 Nota Parkeernormen

Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de Nota Parkeernormen (december 2003). De nota geeft aan hoeveel parkeerplaatsen per functie en per stadsdeel gerealiseerd dienen te worden bij nieuwbouw. In de nota is vermeld dat bij nieuwe bestemmingsplannen voor enkele woonwijken, onder andere De Groote Wielen, een verhoogde parkeernorm wordt toepast.

In De Groote Wielen worden de volgende parkeernormen gehanteerd:

  • bewonersparkeren op niet toegewezen plaatsen: 1,6 parkeerplaats per woning;
  • bewonersparkeren op eigen terrein: 2 parkeerplaatsen per woning;
  • bewonersparkeren gecombineerd (1 parkeerplaats op eigen terrein): 1,8 parkeerplaats per woning;
  • bezoekersparkeren normaal: 0,3 parkeerplaats per woning;
  • bezoekersparkeren met bedrijvigheid: 0,4 parkeerplaats per woning;
  • bewonersparkeren bij woningen kleiner dan 80 m²: 1 parkeerplaats per woning;
  • bezoekersparkeren bij woningen kleiner dan 80 m²: 0,5 parkeerplaats per woning.

De parkeernormen voor De Groote Wielen zijn ook van toepassing op het plangebied van de Lanen.

Hoofdstuk 4 Beschrijving van het stedenbouwkundig plan de Lanen

4.1 Ruimtelijk concept de Lanen

Bijzonder aan het plangebied de Lanen is de sterke relatie met het landschap. Het gebied grenst aan alle zijden aan verschillende landschapstypen. Zo grenzen de west- en noordzijde aan het open rivierpolderlandschap. Aan de zuidzijde is het gebied gericht op de Groote Wielenplas en in het oosten op een polderpark. Het park maakt onderdeel uit van de uitvoering van de tweede fase ('de Noordoosthoek') 'van De Groote Wielen.

Lanen als hoofdstructuur

De bijzondere ligging aan het landschap is de inspiratiebron voor het ruimtelijke concept voor de Lanen. Het leitmotiv voor de Lanen is 'het landschap naar binnen halen': de rechtlijnige polderstructuren van het aangrenzende landschap worden doorgetrokken tot diep in de woonwijk en vormen de basis voor nieuwe lanen. Oude poldersloten worden getransformeerd in brede singels in de woongebieden, geflankeerd door stevige bomenrijen. Door het landschap als het ware naar binnen te halen en te versterken door een robuuste groen- en waterstructuur, wordt een specifieke identiteit voor de Lanen geïntroduceerd: 'groen wonen aan een laan'. Deze nieuwe lanen vormen de basis voor het stedenbouwkundige plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0009.png"

Afbeelding 4.1: Hustenweg

Koornwaardlaan en centrumlaan

Twee lanen vormen de hoofdstructuur van het stedenbouwkundige plan van de Lanen. Dit zijn de noord-zuid georiënteerde Koornwaardlaan en de oost-west georiënteerde centrumlaan. Beide lanen zijn voor autoverkeer ook de hoofdontsluiting van de buurt.

De Koornwaardlaan ligt in het verlengde van de bestaande polderlaan 'de Koornwaardstraat'. Deze route sluit aan op de Hustenweg en loopt in noordelijke richting naar de Gewande en de Maas. De centrumlaan ligt in het verlengde van de bestaande polderverkaveling. Deze laan vormt vanaf de Blauwe Sluisweg de route naar het toekomstige centrumgebied.

De inrichting van de Koornwaardlaan is geïnspireerd op de sfeer van de polderwegen met de losse boerderijen die hieraan staan. De laan krijgt een informele en dorpse uitstraling en een asymmetrisch profiel met een smalle waterloop die refereert aan de poldersloten van het aanliggende polderlandschap. De centrumlaan krijgt een meer formele en stedelijke uitstraling en een symmetrisch profiel met in het midden van het profiel een brede waterloop: 'de singel'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0010.png"

Afbeelding 4.2: Hoofdlanen

Fietslaan en groene allee

De lanenstructuur als hoofdthema voor de buurt wordt versterkt door de introductie van een tweetal extra lanen, die ook weer in het verlengde van de bestaande polderverkaveling liggen: een noord-zuid georiënteerde laan, de groene allee en de oost-westelijke fietsroute die de Lanen verbindt met de toekomstige woonbuurten ten oosten van de Lanen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0011.jpg"

Afbeelding 4.3: Twee extra lanen

Drie woonmilieu's

Op basis van de specifieke ligging in het plan zijn er drie deelgebieden te onderscheiden. Elk deelgebied ontleent zijn sfeer en identiteit aan het type landschap waar het aan ligt. Op deze manier ontstaan er drie woonmilieu's. In het noordwesten ligt een buurt die zijn identiteit ontleent aan het poldergebied. In het noordoosten ligt het parkmilieu, waar de buurt een sterke relatie aangaat met het aangrenzende polderpark. In het zuiden ontleent de buurt haar identiteit aan de aanwezige waterplas: het oevermilieu.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0012.jpg"

Afbeelding 4.4: Woonmilieu's

Versterken woonmilieus: parken

De identiteit van de woonmilieus wordt versterkt door het maken van een extra groenstructuur in de vorm van parken. De parken zijn zodanig gesitueerd en vormgegeven dat deze de relatie met het aangrenzende landschap versterken. In de polderbuurt worden twee groene wiggen gerealiseerd als vensters op het landschap. In de parkbuurt wordt het groen zodanig vormgegeven dat er eilanden in het park ontstaan en in de oeverbuurt wordt een brede oeverrand gemaakt. De parken vormen samen met de lanen de hoofdgroenstructuur. Zij zijn belangrijke plekken in de buurt waar mensen kunnen samenkomen en waar lucht en ruimte is. De parken bieden recreatieve faciliteiten op buurt- en wijkniveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0013.jpg"

Afbeelding 4.5: Groenstructuur

De Watermachine

Net als in het zuidelijke deel van De Groote Wielen wordt ook in het noordelijk deel van de wijk de Watermachine geïntroduceerd om een 'duurzaam waterbeheer' te kunnen realiseren. Doelstellingen zijn onder andere: het zo lang mogelijk vasthouden van gebiedseigen water, het aanleggen van een gescheiden watersysteem (regenwater en rioolwater) en het beleefbaar maken van water. Hiermee wordt het water een sterk structurerend middel bij de inrichting van de openbare ruimte.

In de Lanen is het zichtbare water gekoppeld aan de (hoofd)lanenstructuur. Het water speelt op deze manier een belangrijke rol in de beleving van de wijk. In de Lanen is de Watermachine als volgt zichtbaar. Vanuit de Groote Wielenplas wordt het water opgepompt in de hoger gelegen watersingel van de centrumlaan. Dit gebeurt op de overgang tussen de Lanen en het Centrum. Vervolgens stroomt het water via de singel en de waterloop in de Koornwaardlaan naar het noorden. Het water in de centrumlaan en de Koornwaardlaan is permanent en komt uit in een waterloop, de Lage Ring, aan de noord- en westzijde van de Lanen. Het (stedelijk) water uit de Lanen en het Centrumgebied wordt via deze Lage Ring naar een zuiveringsmoeras gebracht. Het moeras maakt op deze manier deel uit van het gesloten watersysteem van De Groote Wielen.

De groene allee en het park ten oosten van de Lanen hebben een waterbergende functie. In de groene allee wordt dit gerealiseerd in de vorm van een wadi.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0014.jpg"

Afbeelding 4.6: Watersysteem

Wonen aan lanen en parken

De geïntroduceerde groene en blauwe structuur zorgt voor een bijzondere woonkwaliteit in de Lanen en vormt de basis voor de situering van de woningen. De woningen worden georiënteerd op de lanen en de parken en liggen aan de randen van het gebied met uitzicht op het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0015.jpg"

Afbeelding 4.7: Wonen aan lanen en parken

Programma

De bebouwing in de Lanen bestaat vrijwel volledig uit grondgebonden woningen. De hoogte van de woningen varieert van één laag tot maximaal drie lagen met een kap of opbouw. Op de hoek tussen de Blauwe Sluisweg, de centrumlaan en de Groote Wielenplas komt een appartementengebouw met een hoogte van maximaal 4 bouwlagen als entree van de buurt. In totaal worden er ongeveer 800 woningen gerealiseerd in de Lanen, waarvan circa 40 appartementen.

Voorzieningen zoals een school, kinderopvang en winkels bevinden zich in de naastgelegen buurt het Centrum.

In de Lanen wordt ongeveer 20% aan sociale woningen gerealiseerd, 30% valt onder middeldure woningen en 50% valt onder woningen in de dure categorie.

56% van het plangebied is uitgeefbaar en 44% is openbaar.

4.2 Stedenbouwkundig plan

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0016.png"

Afbeelding 4.8: Stedenbouwkundig plan de Lanen (de uiteindelijke realisatie kan afwijken van deze afbeelding)

Poldermilieu

Het poldermilieu wordt begrensd door de Blauwe Sluisweg, de Hustenweg, de Koornwaardlaan en de centrumlaan. Van alle buurten is hier de poldersfeer het meest beleefbaar en zichtbaar. De twee langgerekte groene gebieden halen het landschap als het ware naar binnen en maken deze voelbaar en beleefbaar. De groenzones worden ingericht als een park.

Het poldermilieu heeft een overwegend oost-westgerichte verkaveling. De westelijke buitenrand, de Groene Allee en de Koornwaardlaan zijn noord-zuid georiënteerd.

De Koornwaardlaan wordt een laan met een dorps karakter. De laan krijgt een asymmetrisch profiel met aan één kant van de weg een kleine waterloop. Lage, vrijstaande en halfvrijstaande bebouwing met ruime voor- en zijtuinen en verspringende rooilijnen bepalen het beeld. De bebouwing langs de Koornwaardlaan wordt op slechts enkele plekken onderbroken door een aansluiting op de oost-west gerichte straten. Alleen ter hoogte van de fietslaan is een duidelijke onderbreking waarneembaar. De centrumlaan krijgt een meer stedelijke uitstraling met een symmetrisch profiel met singel in het middel en een vierdubbele bomenrij. Deze bestaat uit grote bomen aan weeszijden van de singel en kleinere bomen langs de woningen. De bebouwing langs de centrumlaan vormt een aaneengesloten wand, passend bij de meer stedelijke uitstraling van deze laan.

De west- en noordzijde van het poldermilieu is onderdeel van de totale buitenrand van De Groote Wielen. Langs de buitenrand komt rijzige bebouwing waardoor er een stevige bebouwingsrand ontstaat als overgang naar het landschap.

Onderdeel van het poldermilieu is een 13-tal vrije kavels. Deze worden individueel uitgegeven. De koper bepaalt zelf wie de architect en wie de aannemer wordt. Deze woningen liggen langs de fietslaan waar halfvrijstaande woningen en vrijstaande woningen worden gerealiseerd.

Aan weerszijden van de parken ligt een mix van vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengesloten woningen met ruime voortuinen. Dit levert een gevarieerd beeld op langs het park.

Het noordelijke bouwblok aan de polderrand en het zuidelijke blok aan de centrumlaan bestaan voor een groot deel uit aaneengesloten bebouwing. Dit betekent dat veel parkeerplaatsen niet op eigen terrein te realiseren zijn. Daarom is een groot deel van het parkeren in openbare parkeerkoffers op de binnenterreinen opgelost. In de rest van het gebied wordt het parkeren opgelost op eigen terrein en in langsparkeervakken langs de straten.

De meeste woningen zijn bereikbaar via de Groene Allee, de belangrijkste ontsluitingsweg van het poldermilieu. Deze laan doorkruist alle oostwest gelegen straten en is vanuit alle plekken in deze buurt goed te bereiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0017.png"

Afbeelding 4.9: Poldermilieu

Parkmilieu

Het parkmilieu grenst aan de centrumlaan, de Koornwaardlaan, de Hustenweg en het grote park. De identiteit van deze buurt wordt ontleent aan dit park, dat gekenmerkt wordt door elementen uit de polder zoals openheid, lange lijnen in de vorm van waterlopen en karakteristieke 'polderbomen' en doorzichten.

Het polderpark ligt in een van nature natter en iets lager gelegen gebied. Dat blijft in het park zichtbaar en beleefbaar. Om de sfeer van een rivierpolderpark te versterken worden soorten als wilg, els en es gebruikt.

In het park komen recreatieve faciliteiten zoals een wijkspeelplaats. Het zal tevens plaats bieden aan speelvoorzieningen voor de basisschool, die in de noordwestelijke hoek van het Centrum wordt gerealiseerd. Het park wordt in de tweede fase van De Groote Wielen gerealiseerd.

De hoofdopzet van het parkmilieu wordt bepaald door schiereilanden in het park. De Koornwaardlaan en de daaraan grenzende woningen vormen de rug van de schiereilanden. Het polderpark dringt op drie plaatsen diep het woongebied in en doorsnijdt de parkbuurt helemaal ter plaatse van de fietslaan die vanuit het westelijke poldermilieu door het park loopt.

Voor de woningen aan de Koornwaardlaan, de centrumlaan en de polderrand gelden dezelfde principe als voor de woningen in het poldermilieu (zie kopje 'Poldermilieu').

De parkrand is uniek voor het parkmilieu. Deze rand kenmerkt zich door een open bebouwing van vrijstaande en halfvrijstaande woningen die gericht zijn op het park. De woningen hebben kleine voortuinen: het park is hun voortuin. De hoek met de centrumlaan, tegenover de school (in het Centrum), heeft een meer gesloten karakter. Deze hoek is prominent zichtbaar voor verkeer dat van en naar het Centrum gaat. Daarom is het van belang dat de woningen een voorkant krijgen aan zowel de centrumlaan als het park.

De rug van de schiereilanden is een woonstraat die fungeert als de belangrijkste buurtontsluitingsweg van de parkbuurt. Vanaf deze weg lopen informele 'lussen' rondom de eilanden.

Het parkeren vindt plaats op eigen terrein, in openbare parkeerkoffers langs de buurtontsluitingsweg en in de vorm van langsparkeren aan de straten.

Onderdeel van het parkmilieu is een 9-tal vrije kavels. Deze worden individueel uitgegeven. De koper bepaalt zelf wie de architect en wie de aannemer wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0018.png"

Afbeelding 4.10: Parkmilieu

Oevermilieu

Het oevermilieu is het gebied ten zuiden van de centrumlaan en wordt verder begrensd door de Blauwe Sluisweg en de Groote Wielenplas. Uniek voor het oevermilieu zijn de twee randen (oost en zuid) die aan het water grenzen.

Aan de noordzijde van de Groote Wielenplas komt een brede openbare oever, die groen zal worden ingericht. De oeverrand wordt plaatselijk verbreed door een lichte kromming in de bebouwingslijn. Het park krijgt een open en transparante inrichting, zodat er vanuit de woningen een goed zicht is op de plas. Er komen bomen in het flauwe talud richting het water. Om het oeverpark zoveel mogelijk als een gezamenlijke buurttuin te laten functioneren komen er faciliteiten zoals zitplekken aan het water en speelvoorzieningen. Er loopt een doorgaande wandelroute door het park die naar de tegenoverliggende woonbuurt De Hoven gaat.

Het oevermilieu kenmerkt zich door drie min of meer gesloten bouwblokken. De bouwblokken worden van elkaar gescheiden door twee woonstraten die in het verlengde van de Koornwaardlaan en de groene allee liggen. Vanuit de noordelijke plandelen van de Lanen is er hierdoor contact met de Groote Wielenplas.

De woningen aan de Groote Wielenplas zijn halfvrijstaand of vrijstaand. Ter hoogte van het appartementengebouw zal aaneengesloten bebouwing worden gemaakt als overgang met dit gebouw. De woningen die direct naast de brug liggen vormen de entree van de Lanen vanuit de Groote Wielenplas. Dit betekent dat hier eveneens een meer aaneengesloten wand gemaakt zal worden en een passende hoekoplossing met een tweezijdige oriëntatie.

Om de relatie tussen de woningen en het oeverpark te versterken zullen de woningen aan de achterzijde bereikbaar zijn voor de auto. Hierdoor is het mogelijk om aan de voorzijde het park tot aan de woning te laten lopen. De woningen krijgen aan de parkzijde een bijzondere buitenruimte, in de vorm van bijvoorbeeld een veranda, met uitzicht op de Groote Wielenplas.

Voor de bebouwing aan de centrumlaan gelden dezelfde principes als voor het poldermilieu (zie kopje 'Poldermilieu').

Een verbijzondering in het oevermilieu is de kop van het woongebied waar de centrumlaan, Blauwe Sluisweg en de oeverrand bij elkaar komen. Op deze plek zullen appartementen (eventueel in combinatie met stadswoningen), worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0019.png"

Afbeelding 4.11: Oevermilieu

4.3 Architectuurthema

Identiteit van de woonbuurten

In De Groote Wielen hebben de woonbuurten elk een eigen identiteit gekregen, die tot uitdrukking komt in de stedenbouwkundige opzet, de inrichting van de openbare ruimte en de architectuur.

Grenzend aan de polder in het zuidoosten ligt de buurt De Watertuinen, met een woonvorm gericht op het water. De woonbuurten De Hoven en Broekland zijn tuinstedelijk van aard. Centraal in het plangebied ligt de Vlietdijkzone, een buurt met hogere bebouwing in het groen die een ruimtelijke koppeling tussen De Groote Wielen en Rosmalen tot stand brengt. De Lanen kan qua dichtheid en opzet ook als een tuinstedelijke woonbuurt worden gekarakteriseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0020.png"

Afbeelding 4.12: Buurtkarakteristiek

Beeldkwaliteit

Groen wonen aan lanen is het beeld dat wordt nagestreefd in de Lanen. Dit beeld varieert van statige, formele lanen met water en forse bomenrijen tot een informele fietslaan. Ook op andere plekken zullen bomen het beeld bepalen zoals in het polderpark aan de oostzijde van de Lanen en het oeverpark aan de Groote Wielenplas. De inrichting van de openbare ruimte is dan ook zeer bepalend voor de woonkwaliteit. De architectuur van de woningen wordt ingezet om dit beeld te ondersteunen.

In de beeldkwaliteit voor de Lanen is gezocht naar een sterk beeldend thema dat:

  • past bij 'groen wonen aan lanen' en een omgeving met veel groen;
  • voldoende onderscheidend is ten opzichte van de overige woonbuurten in De Groote Wielen;
  • zorgt voor voldoende samenhang binnen de buurt;
  • maar tevens voldoende ruimte geeft in het ontwerp van de woningen;
  • aantrekkelijk is voor een brede groep bewoners.

Tuindorp architectuur

Voor de Lanen is gekozen voor het thema tuindorp, dat zowel op een klassieke, traditionele als op een moderne wijze kan worden uitgewerkt.

De oorspronkelijke tuindorpen kenmerken zich door lage eengezinswoningen met een voor- en een achtertuin en een omgeving met veel groen. Vaak is er sprake van een kleinschalig en dorps karakter. Het is een ambachtelijke architectuur met veel variatie en bijzondere details en het heeft een warme en toegankelijke uitstraling.

De keuze voor de tuindorp-architectuur is gebaseerd op het principe van 'groen wonen' en de wens een romantisch en kleinschalig architectuurtype toe te passen langs de strenge en rechte verkaveling van de Lanen, zodat er voldoende intimiteit in de wijk wordt gerealiseerd. Het tegenwicht aan de strenge verkaveling wordt behalve door de architectuur ook geboden door een aantal stedenbouwkundige principes die typerend zijn voor het tuindorp zoals verspringende gevels en gedraaide kappen, wat voor een levendig straatbeeld zorgt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0021.png"

Afbeelding 4.13: Voorbeeld tuindorparchitectuur

4.4 Openbare ruimte

Groen

In de tuindorpen speelt (openbaar) groen een belangrijke rol. Het groen dient, net als in de Lanen, meerdere doelen: als ontmoetingsplek en speelplek, en om sfeer en gezondheid in de buurten te creëren.

Naast het openbare groen dragen ook de privé-tuinen voor een belangrijk deel bij aan de groene sfeer van de wijk. Bijzonder typerend voor het tuindorp zijn de brede hagen langs de voortuinen en zijtuinen. Sommige haagsoorten zijn groen in de winter. Incidenteel komen er in het tuindorp lage tuinmuren voor.

In de Lanen zal op de overgangen tussen openbaar terrein en privégebied veelal worden uitgegaan van het tuindorpprincipe van groene hagen op de erfgrens. Op de grens tussen voortuin en openbaar gebied kunnen lage hagen worden geplant en op de grens van een zijtuin met het openbaar gebied hoge hagen. In verband met privacy zullen de hoge hagen groenblijvend moeten zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0022.png"

Afbeelding 4.14: Voorbeelden overgang openbaar terrein en privéterrein

Bij de inrichting van de lanen en de openbare parken dient de tuindorpgedachte als inspiratiebron. Dit betekent een informele vormgeving met veel groen en smalle woonstraten in klinkerverharding.

In de parken worden bloeiende bomen en fruitbomen geplant als referentie naar de gemeenschappelijke groenvoorzieningen (zoals volkstuinen) zoals deze van oudsher in de tuindorpen voorkwamen. Verder wordt in aansluiting op het architectuurthema gezocht naar geborgenheid. De groengebieden kunnen beschutting bieden door een goede situering van hagen en bomen en bieden ruimte voor (spontane) spelactiviteiten.

Daarnaast zal de relatie met het polderlandschap worden gezocht door met de soortkeuze aan te sluiten op de inheemse soorten die hier voorkomen.

Het nieuwe polderpark aan de oostzijde van de Lanen is wijkoverstijgend. Het park krijgt een inrichting geïnspireerd op het aanliggende polderlandschap. In de overgangen naar het park zal wel worden aangehaakt op het architectuurthema. De kenmerkende kleinschaligheid wordt versterkt door verdichting van de parkrand, zodat er een stevige groene rand ontstaat. In deze rand is ruimte voor bloeiende boomsoorten afgewisseld met poldersoorten en heesters. De smalle woonstraat met voortuinen en hagen versterkt het groene karakter.

Verkeer

De Groote Wielen is bereikbaar via de A2, afslag Rosmalen. Het woongebied de Lanen is per auto te bereiken via de Blauwe Sluisweg en de Hustenweg. Dit is de hoofdroute, die het noordelijk deel van De Groote Wielen verbindt met het regionale netwerk. Deze gebiedsontsluitingswegen liggen aan de buitenrand van de buurt. Op deze wegen geldt op termijn een maximum snelheid van 50 km/uur. Binnen het woongebied van de Lanen hebben wegen een verblijfsfunctie en mag maximaal met 30 km/uur worden gereden.

De Lanen heeft entrees die leiden naar de twee hoofdroutes van De Lanen: de centrumlaan en de Koornwaardlaan. Vanaf deze twee lanen worden alle buurten ontsloten.

De centrumlaan heeft het meeste gewicht omdat deze laan als enige alle drie de woonmilieus ontsluit. Bovendien is deze een belangrijke route naar het toekomstige centrum ten oosten van de Lanen. De centrumlaan heeft twee eenrichtingsrijbanen die zijn gescheiden door een brede singel. Via dammen met duikers kan deze singel worden overgestoken. Op deze plekken worden het poldermilieu en het oevermilieu met elkaar verbonden.

De Koornwaardlaan biedt toegang tot het poldermilieu in het westen en het parkmilieu in het oosten. Ook deze laan heeft een waterloop. Aan de oostzijde van het water ligt de doorgaande route en aan de westzijde van het water liggen kleine ontsluitingswegen voor de daar gesitueerde woningen. De Koornwaardlaan krijgt twee duikers en een brug ter hoogte van de fietslaan. In het verlengde van de duikers en de brug liggen langzaamverkeersroutes naar het parkmilieu, waardoor het poldermilieu en het parkmilieu aan elkaar geschakeld worden. De Koornwaardlaan kruist de centrumlaan en loopt (in een ander profiel) door tot aan de plas in het oevermilieu.

De fietslaan, die het poldermilieu en het parkmilieu doorsnijdt, is onderdeel van de grotere fietsroute die door het gehele noordelijke deel van De Groote Wielen voert. De fietslaan heeft ook een functie voor autoverkeer voor de woningen in het poldermilieu. Hier wordt de laan anders vormgegeven zodat ook auto's over de laan kunnen rijden. In het parkmilieu is de fietslaan uitsluitend toegankelijk voor fietsers. De brug over het water van de Koornwaardlaan is eveneens alleen toegankelijk voor fietsers en voetgangers.

De groene allee is de belangrijkste buurtontsluitingsweg voor het poldermilieu. De laan doorkruist alle oostwest gelegen lanen, en is vanuit alle plekken in deze buurt goed te bereiken. De groene allee loopt net als de Koornwaardlaan door tot in het oevermilieu in het zuiden.

De Lanen krijgt een busverbinding naar 's-Hertogenbosch. De bushalte komt centraal in het gebied te liggen aan de Koornwaardlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0023.jpg"

Afbeelding 4.15: Verkeersstructuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0024.png"

Parkeren

Net als in de ander buurten in De Groote Wielen is de verwachting dat de toekomstige bewoners van de Lanen ongeveer twee auto's per huishouden hebben. Om toekomstige parkeerproblemen te voorkomen wordt een verruimde parkeernorm gehanteerd.

In de Lanen worden de volgende parkeernormen voor woningen gehanteerd:

  • bewonersparkeren op niet toegewezen plaatsen: 1,6 parkeerplaats per woning;
  • bewonersparkeren op eigen terrein: 2 parkeerplaatsen per woning;
  • bewonersparkeren gecombineerd (1 parkeerplaats op eigen terrein): 1,8 parkeerplaats per woning;
  • bezoekersparkeren normaal: 0,3 parkeerplaats per woning;
  • bezoekersparkeren met bedrijvigheid: 0,4 parkeerplaats per woning;
  • bewonersparkeren bij woningen kleiner dan 80 m²: 1 parkeerplaats per woning;
  • bezoekersparkeren bij woningen kleiner dan 80 m²: 0,5 parkeerplaats per woning.

Voor de niet woonfuncties worden de parkeernormen uit de Nota Parkeren gehanteerd.

In de Lanen wordt voor een deel geparkeerd in openbare parkeerhoven aan de achterzijde van de woningen of in kleine openbare parkeerkoffers langs de straat. Het behoud van de groene- en de verblijfskwaliteit van de openbare ruimte heeft een belangrijke rol gespeeld bij de keuze voor deze oplossing. In het parkmilieu zijn langs de binnenstraat en in de eilanden een aantal kleine parkeerkoffers gemaakt. In het poldermilieu wordt in de zuidelijke en noordelijke woonblokken geparkeerd in parkeerkoffers. Daarnaast wordt er geparkeerd langs de lanen en op eigen terrein.

In het oevermilieu zijn er een aantal achterstraten van waaruit een tweetal parkeerplaatsen aan de achterzijde van iedere woning (twee parkeerplaatsen per woning) zijn te bereiken. Het appartementencomplex aan de westzijde van het oevermilieu krijgt een eigen parkeerplek op het achterterrein.

Langs de centrumlaan wordt aan beide zijden van de weg geparkeerd in langsparkeervakken. Langs de Koornwaardlaan wordt aan beide zijden geparkeerd op eigen terrein. Alleen het bezoekersparkeren wordt op de openbare straat opgelost. De groene allee krijgt eenzijdig langsparkeren, waarbij er ter hoogte van de parken niet wordt geparkeerd. Ook langs de noord-zuidgelegen woonstraat in het parkmilieu en langs de noordelijk rand worden langsparkeervakken gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0025.png"

Afbeelding 4.16: Parkeren

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0026.jpg"

Spelen

In de Lanen geldt het speelbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch. Voor verschillende leeftijdsklassen zijn er speelgelegenheden. De kleinste kinderen tussen 0 en 6 jaar krijgen speelvoorzieningen die gemiddeld op een afstand van 100 meter ten opzichte van elkaar liggen. Zodoende is er voor deze kinderen altijd een speelplek dicht in de buurt van hun woning. Voor kinderen tussen 6 en 12 jaar wordt een grotere reikwijdte gehanteerd, namelijk 300 tot 400 meter. In het polderpark ten oosten van de Lanen zijn er plannen om een wijkspeelplaats te realiseren. Dit is een grote speelplaats op wijkniveau (dus voor de gehele Groote Wielen), waar speelvoorzieningen zijn voor alle kinderen (tussen 0 en 18 jaar).

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0027.png"

Afbeelding 4.17: Speelplekken

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0028.png"

Honden

In De Groote Wielen zijn er in de wijken verschillende mogelijkheden aanwezig om de honden uit te laten. In de Lanen worden er twee hondenuitrenvelden gerealiseerd en een hondenuitlaatroute. Op het uitrenveld kunnen de honden los lopen. Er komt een hondenuitrenveld langs de Lage Ring aan de westzijde van de Lanen en er komt een uitrenveld in het nieuwe park aan de oostzijde van de Lanen. De hondenuitlaatroute loopt via het (zuidelijke) groene talud van de singel in de centrumlaan langs de Lage Ring en door het polderpark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0029.png"

Afbeelding 4.18: Hondenuitlaatmogelijkheden

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0030.png"

4.5 Volkshuisvesting

Uitgangspunt van het woningbouwprogramma in de Lanen is het realiseren van een samenhangend, voldoende gesegmenteerd, gedifferentieerd en uitdagend woon- en woonomgevingaanbod. In deze buurt van De Groote Wielen wordt rekening gehouden met de wens van veel woonconsumenten naar woonmilieus in de groene buitenwijken.

Het aantal woningen dat in de Lanen wordt gebouwd, ligt waarschijnlijk rond de 800, maar is nog niet definitief. Dit wordt afgestemd op de vraag uit de markt. Dat kan ook, want de Lanen is, samen met het Centrum, de laatste woonwijk die gebouwd wordt. Als de meeste andere woonbuurten gereed zijn, wordt geïnventariseerd aan welke soort woningen de meeste behoefte is. Daarbij wordt ook gekeken naar de voorgeschreven verhoudingen tussen huur- en koopwoningen en de verschillende prijscategorieën en woningtypen.

De opzet van de buurt wordt gekenmerkt door grondgebonden woningen. Ten behoeve van de stedenbouwkundige kwaliteit wordt op markante locaties gekozen voor appartementen. De verhouding grondgebonden versus appartementen komt uit op circa 90 tot 95% grondgebonden woningen en 5 tot 10% gestapeld.

Het kader voor de differentiatie van de financieringsklassen in de Lanen is gebaseerd op de gerealiseerde verdeling van financieringsklassen in de reeds gebouwde c.q. geplande buurten in De Groote Wielen. De vastgestelde differentiatie in financieringsklassen voor de totale Groote Wielen zijn: 20% sociale woningbouw, 30% middeldure sector en 50% dure koop. Met name van belang is het behalen van het aandeel sociale woningbouw.

Een van de uitgangspunten van de nota Wonen 2012 is tevens om het woningaanbod voor 'bijzondere doelgroepen' te vergroten. Dit betekent het creëren van woningen voor mensen die specifieke zorg en/of begeleiding nodig hebben. Hiertoe worden mensen gerekend die om diverse redenen, tijdelijk of permanent, begeleiding en/of zorg nodig hebben en die daarbij een specifieke woonvraag (kunnen) hebben (bv. lichamelijk of verstandelijk gehandicapten).

De woningen moeten voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen en moeten goed bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar zijn voor iedereen conform het beleid voor aanpasbaar bouwen. Daarnaast is aanpasbaar bouwen er op gericht om woningen later gemakkelijker, en goedkoper, te kunnen aanpassen aan de levensfase en gebruikssituatie van de bewoners. Er moet voldoende flexibiliteit in het bouwprogramma zitten om ruimte te geven voor wensen op het gebied van speciale woonvormen, leefstijlen en dergelijke. Tevens moeten de woningen voldoen aan de voorwaarden met betrekking tot Duurzaam Bouwen.

Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten

5.1 Algemeen

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

Voor De Groote Wielen is onverkort het algemene milieubeleid van toepassing. Daarnaast gelden randvoorwaarden en uitgangspunten, die specifiek voor De Groote Wielen zijn opgesteld. De uitgangspunten zijn opgenomen in een raamovereenkomst die de gemeente heeft gesloten met de marktpartijen die De Groote Wielen ontwikkelen.

5.2 Bodem

Geologisch behoren deze percelen tot de jongere holocene rivierafzettingen met uitzondering van enkele pleistocene zanddonken. Uit verschillende bodemonderzoeken die ter plaatse zijn uitgevoerd blijkt dat in de grond lichte overschrijdingen aan zware metalen, PAK en minerale olie zijn gemeten. In het grondwater zijn ook lichte overschrijdingen aan zware metalen en minerale olie gemeten. Op deze grondlagen is over het gehele gebied een laag schone grond uit de Groote Wielenplas van De Groote Wielen gespoten. Rekening houdend met beide grondlagen kan geconcludeerd worden dat de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de locatie voldoende is en geen belemmering vormt voor de bouw van nieuwe woningen.

5.3 Hinder

Voor de bestaande situaties is rekening gehouden met potentiële hindercontouren van bestaande bedrijven of zijn maatregelen aan de bron genomen. In het kader van het verantwoord inpassen van gevoelige functies zijn alle (potentiële) hindercontouren onderzocht voor de toekomstige buurt de Lanen.

Voor een op afstand gelegen varkenshouderij aan de Gewande 1a te 's-Hertogenbosch is een geuronderzoek uitgevoerd: Geuronderzoek Wet Milieubeheer voor een varkenshouderij gelegen aan de Gewande 1a te 's-Hertogenbosch, rapportnummer: 3046al0110 d.d. 25 januari 2010 door G&O Consult. Uit het onderzoek blijkt dat de maatgevende woning voor de varkenshouderij ligt aan de Gewande 3. Op basis van de revisievergunning van juni 2010 is reeds sprake van een overbelaste situatie op deze bestaande woning. De berekende geurbelasting op de nieuw te realiseren woningen in de Lanen is niet hoger dan de geurbelasting op deze bestaande woning. De varkenshouder wordt dus door de te realiseren geurgevoelige objecten in de Lanen niet in zijn belangen geschaad. De woningen in de Lanen voldoen aan de streefnorm uit de gebiedsvisie geurbelasting vanuit agrarische bedrijven in de gemeente 's-Hertogenbosch (5 oue/m3). Volgens de milieukwaliteitscriteria van het RIVM is sprake van een redelijk goed woon- en leefklimaat. Aan de vaste afstanden vanuit de te realiseren woningen in de Lanen tot aan het varkensbedrijf wordt voldaan. Gelet hierop kan worden geconcludeerd dat de varkenshouder niet in zijn belangen wordt geschaad en dat een acceptabel woon- en leefklimaat gegarandeerd wordt.

Het nabij gelegen agrarische bedrijf aan de Hustenweg 11 is bestemd als 'Wonen' in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan 'Kanaalpark'. Op deze locatie wordt nog slechts hobbymatig een beperkt aantal dieren gehouden. Van een milieucirkel of het aanhouden van vaste afstanden is geen sprake meer.

5.4 Externe veiligheid

Doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van industriële activiteiten met opslag en transport van gevaarlijke stoffen. In het plangebied en de directe omgeving zijn geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn er binnen of in de directe nabijheid van de Lanen geen risicovolle bedrijven toegestaan of gevestigd, die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Ook worden op bedrijvenpark De Groote Vliet geen Bevi bedrijven toegestaan. Wel bevindt er zich op afstand van het plangebied (aan de Gewande 1a te 's-Hertogenbosch) een varkenshouderij met een bovengrondse opslag van propaan. Het plangebied de Lanen met de daarbij geplande kwetsbare objecten (woningen) bevinden zich echter op ruime afstand van de propaanopslag, zodat ruimschoots wordt voldaan aan de daarvoor geldende wettelijke contouren (afstanden) voor het plaatsgebonden risico.

Verder liggen er in het plangebied de Lanen of in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven, ondergrondse gasdrukleidingen of overige zaken die invloed hebben op het aspect van externe veiligheid.

5.5 Geluid

Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) heeft elke weg een geluidszone, tenzij de weg gelegen is binnen een woonerf of tenzij voor die weg een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Een geluidszone is het gebied aan weerszijden van een weg waarbinnen, bij vaststelling van bestemmingsplannen, uitwerkings- en wijzigingsplannen, aanleg of reconstructies van wegen, moet worden nagegaan of de geluidssituatie bij woningen of andere geluidsgevoelige functies in overeenstemming is met de geluidsvoorschriften uit de Wgh. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg, al dan niet binnen de bebouwde kom.

Bij de ontwikkeling van De Groote Wielen is rekening gehouden met de geluidszones van de hoofdinfrastructuur. Voorzien is dat door de ontwikkeling van De Groote Vliet en de woonbuurten van De Groote Wielen op termijn geluidsarm asfalt en snelheidsbeperkende maatregelen moeten worden getroffen op de Blauwe Sluisweg en de Hustenweg.

De Lanen

De Lanen wordt ontsloten door de Blauwe Sluisweg aan de westzijde van het plangebied en de Hustenweg aan de noordzijde. Op de twee genoemde wegen zal in de toekomst een maximum snelheid van 50 km/uur gelden. Alle toekomstige interne wegen in de Lanen worden ingericht als een 30 km/uur weg zoals de centrumlaan en de Koornwaardlaan. Voor 30 km/uur wegen hoeft geen akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. Behalve de Blauwe Sluisweg en de Hustenweg zijn ook de centrumlaan en de Koornwaardlaan meegenomen in het akoestisch onderzoek (oktober 2009) van Sight aangezien deze als drukke doorgaande wegen functioneren.

Blauwe Sluisweg en Hustenweg

Uit het akoestisch rapport blijkt dat op de gevel van verschillende woningen aan de Hustenweg en de Blauwe Sluisweg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. In het akoestisch onderzoek zijn maatregelen onderzocht die de geluidsbelasting op deze woningen verlagen.

De meest optimale maatregel is het verlagen van de maximum snelheid op de Blauwe Sluisweg en de Hustenweg van 70 km/uur naar 50 km/uur, gecombineerd met zeer stil asfalt (dunne deklaag type 2). Hierbij is er rekening mee gehouden dat dit stille wegdektype niet altijd mogelijk is op wegdelen met veel en wringend verkeer zoals op rotondes en kruisingen. Deze maatregel zorgt er voor dat de voorkeursgrenswaarde op geen enkel punt meer wordt overschreden.

Het streven is dat bij oplevering van de laatste woningen de maximum snelheid verlaagd is en het stille asfalt is aangebracht.

30 km/uur wegen: centrumlaan en Koornwaardlaan

Tevens is in het akoestisch onderzoek de gevelbelasting vanwege de centrumlaan en de Koornwaardlaan onderzocht. Deze wegen worden ingericht als 30 km/uur wegen. Uit de berekeningen blijkt dat de gevelbelasting vanwege de centrumlaan ten hoogste 59 dB bedraagt op de toekomstige woningen. De gevelbelasting vanwege de Koornwaardlaan bedraagt ten hoogste 53 dB. In beide gevallen is dit de gevelbelasting na aftrek van 5 dB, artikel 110g Wgh. Omdat het 30 km/uur wegen bedragen, hoeft wettelijk gezien niet te worden getoetst aan de Wet geluidhinder en dus hoeven er geen hogere waarden te worden aangevraagd.

5.6 Lucht

Bij lucht gaat het enerzijds om de productie van luchtverontreiniging als gevolg van nieuwe plannen -waarop de luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer van toepassing zijn- en om de zorg van het bouwen van kwetsbare functies in luchtbelaste zones uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Het plan De Groote Wielen is in de jaren '90 ontwikkeld; de geplande uitvoering loopt tot circa 2020. In 2006 is als gevolg van het Besluit Luchtkwaliteit 2005 onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit ten gevolge van de ontwikkeling van De Groote Wielen en een deel van het bedrijvenpark De Groote Vliet. In dit onderzoek is niet het gehele bedrijvenpark meegenomen. In 2008 is, ten behoeve van het uitwerkingsplan voor bedrijvenpark De Groote Vliet, opnieuw gekeken naar de luchtkwaliteit. Hierbij is de ontwikkeling van De Groote Wielen inclusief het gehele bedrijvenpark De Groote Vliet meegenomen. Dit onderzoek is gebaseerd op de huidige luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer.

Uit beide onderzoeken blijkt dat in de prognoses vanaf 2010 tot 2018 geen grenswaarden worden overschreden. Op twee punten vinden de grootste toenames plaats: de Blauwe Sluisweg en de Rodenborchweg. Intussen zijn de landelijke achtergrondwaarden gunstig bijgesteld (onder andere uitsluiting van zeezout) en met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit is een Rijksbrede aanpak voor sanering van de luchtkwaliteit in gang gezet. 's-Hertogenbosch doet hier aan mee. Voor 's-Hertogenbosch worden voor nu, noch voor later overschrijdingen van wettelijke normen verwacht. Voor het bestemmingsplan 'de Lanen' is het niet noodzakelijk om het onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit bij te stellen. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisering van dit bestemmingsplan.

5.7 Duurzaam bouwen

Voor het openbare gebied is het Nationale Pakket GWW van toepassing. Daarbij worden ten minste alle vaste, en kostenneutrale variabele maatregelen en variabele maatregelen toegepast alsmede de maatregelen waarvan de kosten binnen een redelijke termijn worden terugverdient. Op termijn zal de gemeentelijke 'Standaard materialen en constructies' hiervoor in de plaats komen.

Het Regionale Convenant Duurzaam Bouwen Woningbouw is integraal van toepassing op De Groote Wielen. De uitvoering van het convenant wordt gericht op de drie speerpunten energie, duurzaam waterbeheer en hout uit duurzaam beheerde bossen. In 2008 heeft de gemeente het energie en klimaatprogramma vastgesteld. De ambitie voor de bebouwde omgeving is om in 2035 klimaatneutraal te zijn. Om dit te bereiken wordt van alle partijen (gemeente, bouwers en projectontwikkelaars, bewoner en bedrijven) hun bijdrage gevraagd. Voor nieuwbouw geldt -op grond van het per 1 april 2012 gewijzigde Bouwbesluit- een energieprestatiecoëfficiënt van 0,6. Partijen worden gestimuleerd een emissiereductie van 25% CO2 ten opzichte van deze norm te bereiken. De gemeente verleent hieraan een geldelijke bijdrage.

Zonoriëntatie via de verkaveling is daarnaast ook uitgangspunt en wel tot een percentage van ongeveer 70%. Mogelijk wordt dit percentage niet in zijn geheel gerealiseerd, wat gecompenseerd kan worden door inventieve oplossingen in het ontwerp van de woningen en/of aanvullende mogelijkheden voor zonnetoepassing in de dakoplossing.

5.8 Hoogspanningslijn

Op grote afstand ten zuiden van het plangebied, langs Het Hooghemaal, bevindt zich een hoogspanningslijn met een spanning van 150 kVolt. Uit voorzorg voor mogelijke gezondheidsrisico's heeft het Rijk (het toenmalige Ministerie van VROM) in 2005 een advies vastgesteld dat geldt voor nieuwe ontwikkelingen in de buurt van bovengrondse hoogspanningslijnen. Volgens het Rijksadvies moeten nieuwe situaties, waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen en waar het magnetisch veld sterker is dan 0,4 microTesla (de zogeheten 'magneetveldzone'), zoveel mogelijk worden vermeden. Het gaat hierbij om nieuwe bestemmingsplannen die de bouw van nieuwe woningen, scholen en kinderdagverblijven mogelijk maken. Voor bestaande situaties geldt het Rijksadvies overigens niet. Bestaande situaties zijn bestaande (gebouwde) gevoelige bestemmingen én de in 2005 vigerende bestemmingsplannen. Overigens is het bestemmingsplan 'De Groote Wielen' reeds in 1999 vastgesteld en betreft in dit kader een (juridisch) bestaande situatie. Het plangebied de Lanen ligt met ca. 800 meter ver buiten het invloedsgebied (de magneetveldzone) van de hoogspanningslijn langs Het Hooghemaal.

5.9 Archeologie

Inleiding

Met de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) van 1 september 2007 behoren nieuwe bestemmingsplannen te omschrijven hoe omgegaan dient te worden met de bekende en de te verwachten archeologische waarden in het bestemmingsplangebied. Hieronder volgt een korte schets van de samenstelling en aard van de archeologische waarden. Vervolgens wordt een overzicht geboden van de randvoorwaarden, die het gemeentelijke archeologische monumentenzorgbeleid stelt aan bodemingrepen in het bestemmingsplangebied.

In 2008 is voor het gebied buiten de historische stadskern van 's-Hertogenbosch een archeologische verwachtingskaart opgesteld (afbeelding 5.1). Deze kaart vormt de basis voor het toekomstige archeologiebeleid van de gemeente. Op de kaart staan gebieden aangeven met respectievelijk lage, middelhoge en hoge verwachting. Tevens staan hier de gewaardeerde gebieden en archeologische monumenten op.

Het plangebied bevindt zich aan de oostzijde van de stad 's-Hertogenbosch, ten noorden van de oude dorpskern van Rosmalen. Het gebied bevindt zich op de overgang van de oost-west verlopende dekzandrug en het uiterwaardengebied van de Maas. Dekzandruggen maar ook de overgangszone naar de lager gelegen gebieden waren vooral in de prehistorie geliefde bewoningslocaties en vormen dan ook bij uitstek de gebieden waar veel archeologische vindplaatsen worden verwacht. Dat dit ook voor De Groote Wielen het geval was, werd duidelijk toen voorafgaand aan het bouwrijp maken van het plangebied een uitgebreid inventariserend booronderzoek naar archeologisch waardevolle terreinen plaatsvond. Tijdens dit onderzoek zijn velen tientallen vindplaatsen opgespoord en in 2001 is een aantal van deze opgegraven. Bij dit onderzoek zijn bewoningssporen aangetroffen uit de prehistorie (het Laat Neolithicum, de Midden Bronstijd en de Vroege en Midden IJzertijd; zie afbeelding 5.2). Opvallend is het vrijwel ontbreken van sporen uit de Late IJzertijd en Romeinse tijd. In totaal zijn 3 huisplattegronden en vijftien bijgebouwen aangetroffen. Alle bewoningssporen concentreren zich in het gebied direct ten noorden van de Annenburgweg, waar zich thans de weg Laaghemaal bevindt. Dit gebied vormt de overgangszone tussen de hoger gelegen dekzandrug ten zuiden van het plangebied en het lagere komkleigebied ten noorden. Uit het gebied zijn ook sporen uit de Middeleeuwen en recentere tijden bekend. Deze sporen beperken zich echter tot enkele kuilen en greppels hetgeen er op wijst dat het gebied in deze perioden vermoedelijk te nat was voor bewoning. Omdat het plangebied onderdeel uitmaakte van de Beerse Maas, de zone die bij hoge waterstanden periodiek als noodbedding van de Maas fungeerde, was permanente bewoning in het gebied tot het midden van de 20e eeuw niet mogelijk. In de 19e eeuw heeft in het gebied een eendenkooi gelegen maar daar zal in de ondergrond nog maar relatief weinig van bewaard zijn gebleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0031.png"

Afbeelding 5.1: Uitsnede archeologische verwachtingskaart ter hoogte van het plangebied.

Geel = lage verwachting; oranje = middelhoge verwachting; rood = hoge verwachting.

De gekleurde punten verwijzen naar archeologische vondsten/vindplaatsen uit verschillende perioden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0032.png"

Afbeelding 5.2: Huisplattegrond uit de Vroege IJzertijd. De groene vlakken zijn latere verstoringen.

Archeologische verwachting en conservering

Het merendeel van de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones in het plangebied is al onderzocht. Daarbij zijn de belangrijkste archeologische resten gedocumenteerd en is de informatie veilig gesteld. Voor het plangebied geldt dus dat het grotendeels 'archeologievrij' is. Een uitzondering vormen drie gebieden in het centrale en noordwestelijke deel van het bestemmingsplangebied (zie afbeelding 5.3). De gebieden 2 en 3 zijn afgedekt door een recent ophogingspakket.

In het plangebied staat een kavel aangeduid als gebied met archeologische waarde (met de meldingsnummers 380, 381; zie afbeelding 5.4). In 2001 is dit perceel archeologisch onderzocht en zijn alle archeologische waarden gedocumenteerd. Dit betekent dat in het op 8 juni 2011 vastgestelde bestemmingsplan 'De Groote Wielen' dit perceel niet meer als archeologisch waardevol gebied is opgenomen en dat de onderzoeks- en vergunningplicht (ingevolge het ontwerp bestemmingsplan 'De Groote Wielen') is komen te vervallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0033.png"

Afbeelding 5.3: Met blauwe omlijning de terreinen met een hoge archeologische verwachting waarvoor een aanlegvergunningstelsel moet worden opgenomen. De gearceerde gebieden zijn recentelijk opgehoogd.

Archeologisch monumentenzorgbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch voor het bestemmingsplangebied

De bijgevoegde kaart geeft de gebieden (afbeelding 5.3: blauwe lijn) waar in beginsel; nog maatregelen in het kader van de archeologische monumentenzorg in het bestemmingsplan opgenomen moeten worden.

Categorie 5a:

Terreinen met een hoge archeologische verwachting zonder recente ophogingspakketten (afbeelding 5.3: gebied 1).

Deze terreinen waren in het verleden geschikte locaties voor bewoning. Meestal gaat het hierbij om hogere zandruggen, donken en oeverwallen. In dit gebied zijn de lagere koppen vaak afgedekt door een laag klei. De kans op het aantreffen van goed bewaarde sporen van vroegere bewoners is daarom groot.

Ter plaatse van gebied 1 op afbeelding 5.3 is medio 2010 een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Volgens dit onderzoek zijn er geen aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen. Om die reden behoeft dit gebied geen archeologische bescherming meer door middel van een onderzoeks- en vergunningplicht. In zijn algemeenheid blijft wel gelden dat indien tijdens de werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen (geldt in feite voor alle werkzaamheden binnen De Groote Wielen), deze gemeld moeten worden aan de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) en de gemeentelijk archeoloog.

Categorie 5b:

Terreinen met een hoge archeologische verwachting met recente ophogingspakketten (afbeelding 5.3: gebied 2 en 3). Deze terreinen waren in het verleden geschikte locaties voor bewoning. Meestal gaat het hierbij om hogere zandruggen, donken en oeverwallen. In dit gebied zijn de lagere koppen vaak afgedekt door een laag klei. De kans op het aantreffen van goed bewaarde sporen van vroegere bewoners is daarom groot.

Ter plaatse van gebied 2 op afbeelding 5.3 is eind 2010 - begin 2011 een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Volgens dit onderzoek zijn er geen aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen. Gebied 3 op afbeelding 5.3 ligt in de Groote Wielenplas. In verband met het graven van de Groote Wielenplas met behulp van een zandzuiger en de kleine kans op aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen is ter plaatse van gebied 3 afgezien van archeologisch onderzoek. Gelet op het voorgaande behoeven de gebieden 2 en 3 geen archeologische bescherming meer door middel van een onderzoeks- en vergunningplicht. In zijn algemeenheid blijft wel gelden dat indien tijdens de werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen (geldt in feite voor alle werkzaamheden binnen De Groote Wielen), deze gemeld moeten worden aan de Rijksdienst voor Cultureel Erfgeod (RCE) en de gemeentelijk archeoloog.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0034.png"

Afbeelding 5.4: In donkergeel het voormalige terrein van archeologische waarde. Het terrein is in 2001 opgegraven en is daarom van de archeologische monumentenkaart afgevoerd.

5.10 Flora en fauna

Toetsingskader

De Flora- en faunawet maakt onderscheid in drie categorieën van beschermde soorten, te weten:

1   Algemene soorten   Zeer algemene soorten (genoemd in Tabel 1van de AmvB) en voor de meeste situaties vrijgesteld voor een ontheffingsaanvraag.  
2   Overige soorten   Soorten die genoemd zijn in Tabel 2 van de AmvB. Voor de meeste situaties vrijgesteld voor een ontheffingsaanvraag indien men werkt volgens een door de Minister van LNV goedgekeurde gedragscode.  
3   Soorten, genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 van de AmvB   Deze soorten genieten de zwaarste bescherming. Voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geldt ten aanzien van deze soorten dat er altijd een ontheffing moet worden aangevraagd waarvoor een uitgebreide toets geldt.  

Vogelsoorten zijn niet in de verschillende tabellen opgenomen. Alle vogelsoorten genieten in Nederland een gelijke bescherming. Algemeen geldt dat voor vogels niet snel een ontheffing nodig is indien de werkzaamheden worden verricht buiten het broedseizoen. Uitzondering hierop vormen vaste rust- en verblijfplaatsen van vogels, deze genieten jaarrond bescherming. In de praktijk worden hieronder nesten van spechten, uilen, roofvogels en in kolonies broedende vogels (o.a. Roeken en Blauwe reigers) verstaan. Samengevat kan worden geconcludeerd dat voor de meeste situaties thans een vrijstelling geldt. Voor bepaalde typen werkzaamheden geldt een vrijstelling als men handelt volgens een door de Minister van LNV goedgekeurde gedragscode. In specifieke gevallen moet een ontheffing worden aangevraagd die aan een uitgebreide toetsing wordt onderworpen.

Veldonderzoek

In opdracht van de gemeente heeft het ingenieurs- en adviesbureau Grontmij in 2007 een scan flora en fauna uitgevoerd voor De Groote Wielen. Ten behoeve van de verdere ontwikkeling van De Groote Wielen is het van belang inzicht te krijgen in de eventuele aanwezigheid van beschermde soorten flora en fauna.

Tijdens het locatiebezoek op 14 november 2007 is het plangebied van De Groote Wielen beoordeeld op de geschiktheid voor beschermde soorten planten en dieren. Dit is gebeurd op basis van de aanwezige biotopen en de habitateisen en regionale verspreiding van de verschillende beschermde soorten planten en dieren. Gezien het spoedeisende karakter is besloten om geen inventarisatiegegevens uit het gebied op te vragen. Wel is gebruik gemaakt van bestaande literatuur. In het navolgende is de quick scan kort weergegeven.

Voor de terreinen, die nog in ontwikkeling moeten worden genomen (de Noordoost Hoek) wordt aanbevolen om een reguliere scan van het natuur- en soortenbeleid uit te voeren. Op basis van beschikbare inventarisatiegegevens, gecombineerd met een veldbezoek, wordt bepaald welke beschermde soorten in het gebied voorkomen, of te verwachten zijn. Deze inschatting wordt gemaakt op basis van een deskundigenoordeel, aan de hand van de aanwezige biotopen en de habitateisen en regionale verspreiding van de verschillende beschermde soorten planten en dieren. Door deze scan op reguliere basis uit te voeren kunnen tijdig eventueel noodzakelijke maatregelen worden genomen, waarmee vertragingen in de planning kunnen worden voorkomen.

Om te voorkomen dat het plangebied tijdens de realisatiefase door beschermde soorten gekoloniseerd wordt, wordt geadviseerd om terreinen waar niet gewerkt wordt kaal en open te houden. Door deze terreinen frequent te maaien of oppervlakkig te bewerken wordt de vestiging van beschermde plantensoorten voorkomen. Daarnaast blijven deze terreinen ongeschikt als broedgebied voor vogels en leefgebied voor zoogdieren en amfibieën. De Rugstreeppad vormt hierop een uitzondering. Indien uit de inventarisaties blijkt dat deze soort momenteel niet in het gebied aanwezig is, wordt aanbevolen om in de loop van de zomer enkele nachtelijk inventarisaties uit te voeren. Rugstreeppadden zijn zeer mobiel en kunnen nieuw leefgebied snel koloniseren. Wanneer de soort in het gebied opduikt kunnen op dat moment maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat de verdere planontwikkeling gefrustreerd wordt.

Grote delen van het plangebied zijn in de huidige situatie in potentie geschikt als leefgebied voor de Rugstreeppad. Ten tijde van de uitvoering van het veldonderzoek kon de aanwezigheid van deze dieren niet worden vastgesteld omdat zij zich in hun winterslaap bevonden. Op locaties die in potentie geschikt zijn als leefgebied en waar grondwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd, wordt aanbevolen om de vrijkomende grond in depot te zetten. Door de grond oppervlakkig in een laag van maximaal 0,5 meter uit te spreiden en tot het voorjaar te laten liggen kunnen eventueel overwinterende dieren zich in het voorjaar weer uitgraven. De kans op slachtoffer is in dat geval minimaal. Indien uiteindelijk tijdens de inventarisaties in het voorjaar blijkt dat de soort niet in het gebied aanwezig is, hoeven deze maatregelen niet meer te worden getroffen.

Zand en teelaarde die in depot worden gezet dienen altijd flauwe taluds te hebben. Hierdoor wordt voorkomen dat deze door Oeverzwaluwen of IJsvogels als nestlocatie worden gebruikt. Beide soorten komen in het gebied voor en graven nestlocaties in steile oeverwanden. Indien nesten worden aangetroffen mogen in de directe omgeving gedurende het broedseizoen geen werkzaamheden worden uitgevoerd die de broedende dieren verstoren, wat grote vertragingen tot gevolg kan hebben.

Om de aanwezigheid van bijzondere beschermde soorten in beeld te brengen zijn in de loop van 2008 -ter aanvulling op de scan flora en fauna uit 2007- gerichte veldinventarisaties van enkele soorten broedvogels, van vleermuizen, amfibieën en vissen uitgevoerd door Grontmij. Daarnaast zijn in de scan aanbevelingen gedaan voor preventieve maatregelen om te voorkomen dat beschermde soorten voor vertraging in de verdere planning van werkzaamheden zorgen. In de loop van 2008 zijn deze preventieve maatregelen periodiek gecontroleerd en zijn inventarisaties uitgevoerd om te achterhalen of zich 'nieuwe' beschermde soorten in het gebied vestigen. Hieronder zijn de resultaten van deze inspecties en inventarisaties weergegeven.

Tijdens de inspecties zijn nergens werkzaamheden geconstateerd, die ontheffingsplichtig waren volgens de Flora- en faunawet. Het uilenbosje vormt het broedgebied van een Buizerd. Omdat bewoonde nesten van de Buizerd jaarrond bescherming genieten onder de Flora- en faunawet, is de kap van het bosje ontheffingsplichtig. Aangezien de kap pas na 2011 is voorzien, wordt aanbevolen om het bosje opnieuw te inventariseren om te bezien of het nest wederom bewoond wordt. Broedgevallen van spechten en uilen zijn niet in het uilenbosje geconstateerd. Het bosje lijkt in de huidige situatie als broedgebied voor deze soorten ook weinig geschikt. Rugstreeppadden zijn nergens in De Groote Wielen aangetroffen, ondanks dat er plaatselijk zeer geschikte biotopen voor deze aanwezig zijn. Andere bijzondere beschermde soorten amfibieën (tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet) zijn eveneens niet waargenomen. Er lijken ook geen geschikte biotopen voor meer kritische amfibiesoorten aanwezig zodat de vestiging op korte termijn ook niet te verwachten is. Er zijn verder ook geen andere bijzondere beschermde soorten planten en dieren in De Groote Wielen aangetroffen.

Hoofdstuk 6 Civieltechnische aspecten

6.1 Watersysteem

In De Groote Wielen geldt het concept van 'De Watermachine'. De Watermachine is de drager van de ruimtelijke structuur van De Groote Wielen en draagt bij aan het imago van de wijk. De Groote Wielen is een 'waterwijk' waarbij 'duurzaam met regenwater' wordt omgegaan. De doelstelling is om het regenwater zoveel mogelijk te bufferen, te zuiveren en op te slaan. Het relatief schone regenwater in De Groote Wielen wordt daarom niet afgevoerd via het riool naar de rioolwaterzuivering maar stroomt via een stelsel van goten en greppels naar het oppervlaktewater van de wijk. Het oppervlaktewater (Groote Wielenplas, Hoge Ring, Lage Ring, moeraszone) is op een dusdanige wijze vormgegeven dat het water hierin gezuiverd wordt. Het oppervlaktewater wordt constant rondgepompt en stroomt langzaam, zodat metalen en andere zwaardere deeltjes naar de bodem zakken. Daarnaast halen brede zones met waterplanten (riet, biezen) langs deze waterlopen en de moeraszone aan de oost en westzijde van De Groote Wielen voedingsstoffen uit het water, waardoor het water helder wordt. Net als in de rest van De Groote Wielen wordt het regenwater in de Lanen oppervlakkig en in het zicht afgevoerd. Via goten in de straat en via groene geulen stroomt het water in het zicht af naar de Lage Ring.

Het watersysteem in De Groote Wielen is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

  • Hoge Ring;
  • koppelbeken/retentiebekken, waterlopen en greppels;
  • Lage Ring;
  • reinigingsmoeras;
  • Groote Wielenplas.

In de Lanen zijn we de volgende elementen uit de watermachine terug te vinden:

Hoge Ring

De Hoge Ring loopt in de centrumlaan, van oost naar west. De Hoge Ring in de Lanen is een groene Hoge Ring. De Hoge Ring heeft een diepte van 1,10 meter en een breedte van circa 7 meter. De Hoge Ring heeft een debiet van 40 tot 60 liter/seconde. Dit water wordt uit de Groote Wielenplas gepompt. De Hoge Ring voedt de waterlopen en greppels die van zuid naar noord door de woonwijk lopen. De Hoge Ring heeft een peil 2,20 meter + NAP.

Waterloop en greppels

De waterloop loopt van zuid naar noord en wordt gevoed door het water uit de Hoge Ring. Het peil in de waterloop is 1,80-1,90 meter +NAP. De waterloop heeft een breedte van crica 8 meter en een diepte van 1,10 meter.

De greppels worden ook gevoed door het water uit de Hoge Ring. Het bodempeil van de greppels is 1,80-1,90 meter +NAP.

Lage Ring

De Lage Ring verzamelt het regenwater van de buurt vanuit de waterloop en de greppels en transporteert het water naar het zuiveringsmoeras. Het water wordt gezuiverd in het zuiveringsmoeras en wordt dan weer teruggevoerd naar de Groote Wielenplas. Op basis van monitoring van de waterkwaliteit sinds 2004 en modellering is gebleken dat het huidige zuiveringsmoeras nabij de Watertuinen in combinatie met het helofytenfilter nabij De Groote Vliet afdoende capaciteit heeft om het watersysteem van De Groote Wielen op orde te houden. Er is dan ook geen noodzaak om extra zuiverend vermogen toe te voegen aan de 'De Watermachine'. De Lanen en in de toekomst Het Centrum kunnen derhalve gebruik maken van deze reeds gerealiseerde voorzieningen.

De vorm en de afmetingen van de Lage Ring worden mede bepaald door de landschappelijke en stedenbouwkundige invulling en door de hydraulische afvoercapaciteit. De minimale waterdiepte is vanuit het aspect waterkwaliteit gesteld op 1,10 meter ter plaatse van het doorstroomprofiel. Het waterpeil ligt op circa 1,80 meter +NAP.

Groote Wielenplas

De Groote Wielenplas ten zuiden van de Lanen vormt het hart van de Watermachine. De Groote Wielenplas speelt een hoofdrol bij de benodigde buffering van water in het plan. Als het hevig regent wordt het water opgeslagen in de plas. Pas later wordt er eventueel uitgeslagen op de polder. Dus de plas is het belangrijkste deel van de waterberging. De waterstand in de plas fluctueert tussen 1,40 en 1,70 meter +NAP.

6.2 Riolering

Riolering

De Lanen krijgt in principe een vuilwaterriool waarop het huishoudelijke afvalwater en proceswater aangesloten kan worden. Het vuilwaterriool bestaat uit gresbuizen met een minimum diameter van 300 mm. De dekking op de buizen is 1,60 meter. Dit rioolstelsel krijgt een pompput met persleiding dat het water transporteert naar het rioolgemaal Slagkampweg van het Waterschap Aa en Maas. De pompput dient gesitueerd te worden aan de oostzijde van het plan. Op deze manier kan de vuilwaterafvoer van de bebouwing in het Centrum ook via deze pompput afgevoerd worden.

De neerslag die valt op daken en straten moet via 'open' voorzieningen en in het zicht worden afgevoerd naar het straatprofiel. Incidenteel worden roostergoten of riolen toegestaan. Het water zal vanaf de straat direct op het regenwaterriool, goten, waterloop of op de greppels geloosd worden.

Het nieuwe centrumgebied ten oosten van de Lanen, krijgt een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Omdat dit stelsel regenwateroverstortputten moet hebben, komt er vanuit het Centrum een regenwaterleiding. Bij de waterloop door de Lanen wordt er een regenwateroverstortput aangelegd. Op deze put sluit de regenwaterleiding aan.

Hemelwaterafvoer

Het hemelwater wordt vanaf de voorkant en achterkant van de daken naar de wegen afgevoerd. Hierbij kan worden uitgegaan van een goot met afmetingen volgens het programma van eisen (opgesteld door de gemeentelijke werkgroep infraciviel januari 2003). Dit kan worden gerealiseerd in de vorm van een goot van bijvoorbeeld 20 centimeter breed en 5 centimeter diep. Hierbij moet gedacht worden aan een minimaal verhang van 0,4%. De afmetingen van de goot moeten naar rato van de aan te sluiten oppervlakte lineair worden vergroot. Een deel van de goten wordt uitgevoerd als groene goot.

Wat betreft de hoeveelheid af te voeren water wordt uitgegaan van een bepaalde bui-intensiteit (60 l/sec/ha).

De gootbreedtes zoals die in de Lanen worden aangelegd, zijn door de volgende factoren bepaald:

  • verhard oppervlak;
  • infiltratie;
  • absorptie van de bestrating;
  • stroomrichting;
  • hellingen
  • berging.

De vorm van de afvoergoot is sterk afhankelijk van het te kiezen straatprofiel. Hierbij zijn in principe twee modellen te hanteren. Gekozen kan worden voor een afvoergoot midden in de straat met helling van de straat naar het midden of een dakprofiel of bol profiel waarbij aan weerszijden van de weg een goot komt. In het programma van eisen en handboek van 'De Watermachine' staan diverse uitwerkingsmogelijkheden verder aangegeven. Voor het gehele gebied zal overeenkomstig de buurt De Hoven eenzelfde goot worden toegepast. Dit geeft een rustiger straatbeeld en bevordert het beheer en onderhoud.

6.3 Aanleghoogte

Het bestaande maaiveld ligt ter plaatse in hoofdzaak op 2,25 meter à 2,80 meter +NAP. De kleidikte varieert van 2,50 à 1,00 meter. De kleidikte is het grootste in het noorden. In principe krijgt het gehele gebied een ophoging met grond/klei of zand tot het maximaal aangegeven peil, waarvan de bovenste meter zal bestaan uit zand. De kleilaag wordt ter plaatse van de wegen verwijderd voor zover het riolering- of wegcunet dit doorsnijdt. De grondwaterstand staat direct onder invloed van het peil op de plas. De waterstand in de plas fluctueert tussen 1,40 en 1,70 meter +NAP. De aanleghoogte van de Lanen komt minimaal op 3,25 meter +NAP daar waar gebouwd wordt. Het maximale maaiveld zal tot circa 4 meter +NAP bedragen.

Ontwateringnorm

In het algemeen kunnen de volgende ontwerpnormen gehanteerd worden:

Minimale drooglegging

  • vloerpeil gebouwen: 1 meter
  • kabels en leidingen 0,60-1,00 meter
  • wegen: 1 meter

Het niveau van de binnentuinen is zoveel mogelijk gelijk aan de maaiveldhoogte van de infrastructuur en bedraagt in principe tussen de 3,25 meter en 4,00 meter +NAP.

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

7.1 Planmethode

Het bestemmingsplan 'de Lanen' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde binnen het plangebied. Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening (RO standaarden 2012) en het Handboek digitale bestemmingsplannen van de gemeente 's-Hertogenbosch. Hierbij is gestreefd naar uniformering en standaardisering van de bestemmingen en bestemmingsregels.

7.2 Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen en de aanduidingen met kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken aangegeven. De kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken dienen in samenhang met de bestemmingsplanregels te worden gelezen.

In tegenstelling tot de meeste bestemmingsplannen in 's-Hertogenbosch kent de verbeelding van dit bestemmingsplan geen bouwvlakken. De bouwmogelijkheden zijn geregeld in de regels van het bestemmingsplan. Aan deze keuze ligt de volgende argumentatie ten grondslag.

Een onderdeel van de in het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde eisen betreft de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van een bestemmingsplan. Door de uniformering en standaardisering zijn de vormgeving en inrichting van een digitale verbeelding verschillend van een 'traditionele' analoge plankaart. Met de vormgeving en inrichting van een digitale verbeelding wordt beoogd een bestemmingsplan als een interactief plan raadpleegbaar te maken (op internet). Deze wijze van beschikbaarstelling is per 1 januari 2010 wettelijk verplicht.

7.3 Planregels

De bestemmingsplanregels zijn gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) en het Handboek digitale bestemmingsplannen van de gemeente 's-Hertogenbosch. De bestemmingsplanregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken, te weten:

  • hoofdstuk 1: inleidende regels;
  • hoofdstuk 2: bestemmingsregels;
  • hoofdstuk 3: algemene regels;
  • hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.
7.3.1 Inleidende regels

De artikelen in hoofdstuk 1 van de bestemmingsplanregels hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. Artikel 2 geeft de meet- en rekenwijze aan. Deze bepalingen gelden voor alle bestemmingen.

7.3.2 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk omvat een toelichting op de in het plangebied voorkomende bestemmingen. In het plangebied komen vijf bestemmingen voor. De in het plangebied voorkomende bestemmingen zijn 'Groen', 'Verkeer', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', en 'Wonen - 3'.

Artikel 3 Groen

De groenelementen van enig formaat zoals het park aan de oostzijde van het plangebied en de 'uitlopers' ervan hebben de bestemming 'Groen'. De kleinere groenelementen zijn niet specifiek bestemd als 'Groen'. Deze zijn echter wel mogelijk binnen de bestemming 'Verkeer' en 'Wonen -1'.

De bestemming 'Groen' maakt behalve de voor de hand liggende functies groen(voorzieningen), park, plantsoen, fietspaden, voetpaden, bermen en taluds ook de functies verblijfsgebied en water/waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk. Uit oogpunt van flexibiliteit zijn de twee laatstgenoemde functies (als hoofdfunctie) opgenomen in de bestemming 'Groen'. Verder zijn binnen de bestemming 'Groen' ondergeschikte voorzieningen zoals sportvoorzieningen, speelvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en bijbehorende verhardingen mogelijk.

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming kunnen onder voorwaarden worden gerealiseerd.

Artikel 4 Verkeer

De gronden met deze bestemming zijn primair bestemd voor voorzieningen van verkeer. De bestemming 'Verkeer' maakt bermen, taluds, fietspaden, voetpaden, groen(voorzieningen), openbaar vervoer, wegen, straten, paden, pleinen, wegverkeer en water/waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk. Verder zijn binnen de bestemming 'Verkeer' ondergeschikte voorzieningen zoals sportvoorzieningen, speelvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en bijbehorende verhardingen mogelijk.

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming kunnen onder voorwaarden worden gerealiseerd.

Artikel 5 Wonen - 1

Algemeen

De bestemming 'Wonen -1' maakt behalve de voor de hand liggende functie wonen ook de functies groen(voorzieningen), verblijfsgebied, wegen, straten, pleinen, paden en water/waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk. Uit oogpunt van flexibiliteit zijn die functies (als hoofdfunctie) opgenomen in de bestemming 'Wonen - 1'.

Hoofdgebouwen

Binnen de bestemming 'Wonen - 1' zijn vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen, geschakelde woningen, aaneengebouwde woningen en patiowoningen toegestaan alsmede gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'. Per woningtype zijn de situering en maatvoering in de regels geregeld.

De afstand van de vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag aan één zijde niet minder dan 2 meter bedragen en aan de andere zijde niet minder dan 3 meter. De afstand van halfvrijstaande en geschakelde woningen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag aan één zijde niet minder dan 3 meter bedragen. Voor woningen op hoekpercelen geldt de volgende uitzondering. Voor woningen op hoekpercelen geldt ongeacht het woningtype dat de afstand tussen de zijgevel, die grenst aan de openbare ruimte, en de zijdelingse perceelgrens ten minste 1 meter bedraagt.

De maximale diepte van vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen, geschakelde woningen en aaneengebouwde woningen bedraagt respectievelijk 13 meter, 12 meter, 12 meter en 11 meter. Met een afwijkingsmogelijkheid kan de maximale diepte voor de genoemde woningtypen met 1 meter worden vergroot. De maximale diepte van patiowoningen en gestapelde woningen wordt begrensd door de achterste perceelsgrens.

De maximale bouwhoogte van vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen, geschakelde woningen, aaneengebouwde woningen en patiowoningen bedraagt 3 bouwlagen. Voor gestapelde woningen geldt een maximale bouwhoogte van 4 bouwlagen.

Op de begane grond van gestapelde woningen (ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld') is tevens kinderopvang toegestaan. Bij een complex van gestapelde woningen zijn er meer mogelijkheden om voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein ten behoeve van kinderopvang te realiseren dan bij de andere woningtypen.

Erfbebouwing

Binnen de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en 'Wonen - 3' is de gemeentelijke erfbebouwingsregeling gelegd. De erfbebouwingsregeling regelt alle bouwmogelijkheden op een woonperceel. Om misverstanden te voorkomen met het oprichten van bouwwerken welke 'omgevingsvergunningvrij voor de activiteit bouwen' zijn, is in de erfbebouwingsregeling aansluiting gezocht bij de inhoud en terminologie van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De belangrijkste kenmerken van de erfbebouwingsregeling zijn:

  • Bebouwing op het achtererfgebied: dit betekent dat de regeling van toepassing is op het gebied op 1 meter achter de voorgevel van de woning, met uitzondering van hoekpercelen.
  • De bouwhoogte bedraagt maximaal 3,20 meter, tenzij wordt gebouwd met hellende dakvlakken: de goothoogte bedraagt dan maximaal 3,20 meter en de bouwhoogte bedraagt dan maximaal 4,50 meter.
  • Er mag maximaal 75 m² aan erfbebouwing worden opgericht, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd.

De bovengenoemde punten vormen de belangrijkste onderdelen van de erfbebouwingsregeling. Er zijn echter diverse beperkingen en afwijkingsmogelijkheden in de regels opgenomen, waardoor de genoemde onderdelen kunnen worden beperkt of uitgebreid.

Voor de bebouwing van hoekpercelen naast het hoofdgebouw is een aparte afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan opgenomen (in de woonbestemming). Dit is gedaan omdat bebouwing op hoekpercelen vaak een speciaal stedenbouwkundig karakter heeft (aanzicht vanaf zowel de voorkant als de zijkant en hoekpercelen vormen de afronding van een rij woningen) en vanuit verkeerskundig oogpunt (inkijk in de zijstraat om aanrijdingen te voorkomen).

Onder een hoekperceel wordt verstaan een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen en/of het openbaar gebied. In de onderstaande tekening wordt met de oranje/bruine kleur het te bebouwen hoekperceel naast het hoofdgebouw aangegeven zoals wordt bedoeld met de afwijkingsbevoegdheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002194-1401_0035.jpg"

Voorwaarden voor erfbebouwing op hoekpercelen:

  • de oppervlakte van de bebouwing mag maximaal 25 m² bedragen;
  • de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • de bebouwing dient te worden opgericht achter de denkbeeldige (verlengde) lijn die het snijpunt van de voorgevellijn en de zijgevellijn raakt en ligt onder een hoek van 45° ten opzichte van de voorgevellijn, maar niet door het betreffende hoofdgebouw heen gaat;
  • de voorgevel van een aangebouwd bijgebouw dient evenwijdig te zijn aan de voorgevel van de hoofdbebouwing;
  • de breedte van een aangebouwd bijgebouw bedraagt maximaal 3 meter.

Naast de bovenstaande voorwaarden kunnen er nadere eisen worden gesteld aan de minimale afstand van het bijgebouw tot de naar de openbare weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens vanuit stedenbouwkundige opzet van de omgeving, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden.

Op een hoekperceel is, net als voor woningen die niet op een hoekperceel zijn gelegen, een afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan opgenomen om onder voorwaarden voor de voorgevellijn te kunnen bouwen (bijvoorbeeld een erker).

Voorwaarden afwijkingsmogelijkheid:

  • de oppervlakte van de bebouwing mag maximaal 25 m² bedragen;
  • de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • de stedenbouwkundige opzet van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast.

De maximale oppervlakte van de bebouwing van 25 m² geldt voor het gehele voorerfgebied. Dit betekent dat de oppervlakte van alle bebouwing naast het hoofdgebouw (naast de zijgevellijn) en alle bebouwing voor de voorgevellijn tezamen niet meer dan 25 m² mag bedragen.

Artikel 6 Wonen - 2

Hoofdgebouwen

Binnen deze bestemming zijn alleen aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen (ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld') toegestaan. De situering en maatvoering van de beide woningtypen zijn in de regels geregeld.

Voor aaneengebouwde woningen op hoekpercelen geldt dat de afstand tussen de zijgevel, die grenst aan de openbare ruimte, en de zijdelingse perceelgrens ten minste 1 meter bedraagt.

De maximale diepte van aaneengebouwde woningen bedraagt 11 meter. Met een afwijkingsmogelijkheid kan de maximale diepte voor dit woningtype met 1 meter worden vergroot. De maximale diepte van gestapelde woningen wordt begrensd door de achterste perceelsgrens.

De maximale bouwhoogte van aaneengebouwde woningen bedraagt 3 bouwlagen. Voor gestapelde woningen geldt een maximale bouwhoogte van 4 bouwlagen.

Op de begane grond van gestapelde woningen (ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld') is tevens kinderopvang toegestaan. Bij een complex van gestapelde woningen zijn er meer mogelijkheden om voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein ten behoeve van kinderopvang te realiseren dan bij de andere woningtypen.

Erfbebouwing

Voor de erfbebouwingsregeling wordt verwezen naar de beschrijving bij de bestemming 'Wonen -1'.

Artikel 7 Wonen - 3

Binnen de bestemming 'Wonen - 3' zijn vrijstaande woningen en halfvrijstaande woningen woningen toegestaan. Per woningtype zijn de situering en maatvoering in de regels geregeld.

De afstand van de vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag aan één zijde niet minder dan 2 meter bedragen en aan de andere zijde niet minder dan 3 meter. De afstand van halfvrijstaande en geschakelde woningen mag aan één zijde niet minder dan 3 meter bedragen. Voor woningen op hoekpercelen geldt de volgende uitzondering. Voor woningen op hoekpercelen geldt ongeacht het woningtype dat de afstand tussen de zijgevel, die grenst aan de openbare ruimte, en de zijdelingse perceelgrens ten minste 1 meter bedraagt.

De maximale diepte van vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen en geschakelde woningen bedraagt respectievelijk 13 meter, 12 meter en 12 meter. Met een afwijkingsmogelijkheid kan de maximale diepte voor de genoemde woningtypen met 1 meter worden vergroot.

De maximale bouwhoogte van vrijstaande woningen en halfvrijstaande woningen bedraagt 2 bouwlagen.

Erfbebouwing

Voor de erfbebouwingsregeling wordt verwezen naar de beschrijving bij de bestemming 'Wonen -1'.

7.3.3 Algemene regels

In de algemene regels zijn de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels. Deze algemene regels gelden voor het gehele bestemmingsplan.

7.3.4 Overgangs- en slotregels

Dit vierde en laatste hoofdstuk bevat het overgangsrecht en de slotregel.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. In casu is deze uitzondering van toepassing. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig.

Het onderhavige plan maakt onderdeel uit van De Groote Wielen. Het betreft een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij woningbouwkavels worden verkocht aan ontwikkelaars/corporaties. De resultaten worden vastgelegd in een koopovereenkomst. Er is sprake van een sluitende grondexploitatie.

De gronden waar bouwmogelijkheden ontstaan zijn volledig in eigendom van de gemeente. Hiermee is kostenverhaal anderszins verzekerd. Geconcludeerd kan worden dat het plan financieel uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 9 Inspraak en vooroverleg

9.1 Inspraak

Ter uitvoering van de inspraakverordening is gelegenheid geboden voor inspraak. In dat kader heeft het voorontwerp uitwerkingsplan 'de Lanen' met ingang van 21 november 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft iedereen de mogelijkheid gekregen om schriftelijk of mondeling een zienswijze kenbaar te maken. Van het vorenstaande is melding gemaakt in een publicatie in De Bossche Omroep van 20 november 2011. De publicatie is tevens op 18 november 2011 op de gemeentelijke website geplaatst. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

9.2 Vooroverleg

Het voorontwerp uitwerkingsplan 'De Lanen' is op 18 november 2011 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de volgende instanties:

  • 1. provincie Noord-Brabant, directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving;
  • 2. ministerie van VROM, VROM-Inspectie;
  • 3. waterschap Aa en Maas.

Er zijn schriftelijke reacties van de provincie Noord-Brabant en het waterschap Aa en Maas ontvangen.

Provincie Noord-Brabant

Samenvatting:

De provincie heeft zich beperkt tot de vraag hoe het voorontwerp uitwerkingsplan zich verhoudt tot de provinciale belangen, die op basis van het provinciaal ruimtelijke beleid relevant zijn. Het voorontwerp uitwerkingsplan geeft de provincie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Beoordeling:

De reactie van de provincie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Waterschap Aa en Maas

Samenvatting:

Kort samengevat houdt de overlegreactie het volgende in:

  • a. Het Waterschap verzoekt leggerwatergangen als 'Water' te bestemmen. Tevens adviseert het Waterschap ten aanzien van de leggerwatergangen voor keurzones een aanduiding in de verbeelding op te nemen.
  • b. Het Waterschap verzoekt aan de oostzijde van het plangebied de aanleg van een natuurvriendelijke oever mogelijk te maken door 'natuur' in de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Water' op te nemen. Een andere mogelijkheid is om een wijzigingsbevoegdheid voor de bestemming 'Natuur' op te nemen. De natuurvriendelijke oever dient bij voorkeur 10 meter breed te zijn met een minimum van 8 meter (inclusief keurzone).
  • c. Voor wat betreft de inrichting en het bijbehorende beheer en onderhoud van de leggerwatergangenprofielen refereert het Waterschap naar de in 2004 gemaakte afspraken.
  • d. Uitstroomvoorzieningen in een leggerwatergang zijn vergunningplichtig en onder voorwaarden meldplichtig.

Beoordeling:

  • a. In de schriftelijke reactie d.d. 22 december 2011 van het Waterschap op het voorontwerp uitwerkingsplan 'de Lanen' is aangegeven dat er langs het plangebied een leggerwaterloop met aanduiding als 'ecologische verbindingszone' (EVZ) aanwezig zou zijn. Deze wordt in de reactie getoond op een kaart van de digitale watertoets. In de praktijk ligt hier echter geen waterloop meer (als gevolg van de werkzaamheden voor De Wielen) en dus ook geen leggerwaterloop. De kaart in de digitale watertoets is op deze locatie mogelijk verouderd. Aangezien er geen leggerwaterloop aanwezig is in het plangebied van de Lanen, gaan wij er vanuit dat de opmerkingen over de leggerwaterloop, ecologische verbindingszone, natuurvriendelijke oever en beheer en onderhoud niet meer van toepassing zijn. Tijdens het reguliere overleg 'Watertoets' op 26 maart 2012 heeft het Waterschap bevestigd dat abusievelijk is uitgegaan van verouderd kaartmateriaal. Het Waterschap heeft bij brief van 17 april 2012 een erratum op de eerdere overlegreactie toegezonden. Dit betekent dat aanpassing van het plan niet nodig is.
  • b. Zie beantwoording onder a.
  • c. De verwijzing wordt voor kennisgeving aangenomen.
  • d. De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.