Plan: | Coudewater |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002161-1501 |
Het plangebied van Coudewater is oorspronkelijk een poldergebied. Het maaiveld loopt af vanaf de A59 noordkant naar het zuiden; het Slagenlandschap. Het maaiveld daalt van 5,5 – 6,2 meter NAP naar 4 - 4,5 meter NAP.
De grondwaterstanden zijn in kaart gebracht in het 'Advies voor het bouwrijp maken GGZ Coudewater'. Daaruit blijkt dat de GHG op het Landgoed zich 0,3 tot 1 meter onder het maaiveld bevindt, overwegend rond de 0,5 meter onder maaiveld. De GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand) bevindt zich 2,5 tot 3 meter onder maaiveld. Uit de berekening blijkt verder dat de GHG in het Slagenlandschap het maaiveldniveau kan bereiken. Er zijn geen metingen en berekeningen uitgevoerd voor het volledige Slagenlandschap. Het grondwater van zowel de deklaag (freatisch grondwater) als het eerste watervoerend pakket stroomt globaal in noordwestelijke richting.
Bodemopbouw en infiltratiecapaciteit
De bodem bestaat over het algemeen uit homogene goed doorlatende zanden. Plaatselijk kunnen er dunne leemlenzen in voorkomen. De doorlatendheid van de grond wordt geschat op meer dan 1 meter per dag, hetgeen de ondergrond geschikt maakt voor infiltratie.
Oppervlaktewater
Het plangebied ligt langs de Groote Wetering (zuidgrens plangebied). Aan elke zijde hiervan ligt een bermsloot. De brede watersloot in het zuiden van het Landgoed staat in directe verbinding met het water in de bermsloten. Het maximale peil in de bermsloten bedraagt 3,80 meter boven NAP en het normaalpeil is gelijk aan 3,50 meter boven NAP (bron: waterschap Aa en Maas). De watergangen in het plangebied wateren af via een stuw op de Kleine Wetering aan de oostkant, waarna het water uitgemalen wordt naar de Groote Wetering.
Riolering
De bebouwing in het gebied is via een persleiding aangesloten op het riool van Rosmalen.
Afbeelding 25: Afwateringsgebieden met streefpeilen en bijbehorende kunstwerken in het plangebied.
In het gebied bevinden zich nog andere waterstaatkundige elementen, zoals:
Met deze elementen dient rekening te worden gehouden bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
6.4 Ruimtelijke vertaling van beleid
Dit bestemmingsplan betreft een conserverend plan. Bij toekomstige ontwikkelingen welke binnen dit bestemmingsplan passen, is het van belang om eerdergenoemde uitgangspunten op het gebied van water mee te nemen in de planvorming. Wanneer er woningen of wegen worden ontwikkeld moet met het watervraagstuk expliciet rekening worden gehouden. Hieronder is verwoord hoe dit in onderhavig plan kan worden uitgewerkt.
Gescheiden houden van waterstromen
Voor alle nieuwbouwplannen, renovaties en sloop- en nieuwbouwplannen dient overtollig hemelwater door de initiatiefnemer gescheiden aangeboden te worden op de perceelsgrens. Dit zal in het omringende gebied direct verwerkt worden.
Onderhavig plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en derhalve is er geen sprake van een verhardingstoename. Bij ruimtelijke ontwikkelingen welke binnen het bestemmingsplan passen, zoals sloop-nieuwbouw dient echter wel de bergingsopgave te worden gerealiseerd binnen het bouwplan, zodat hydrologisch neutraal ontwikkeld wordt. De bergingsopgave dient berekend te worden met de zogenaamde HNO-tool van Waterschap Aa en Maas.
Grondwater
Voor ruimtelijke plannen in dit gebied geldt dat de grondwaterstand niet verlaagd mag worden, gezien de natuurdoelstellingen die op het gebied rusten. De mogelijke aanleg van een golfbaan leidt tot een noodzakelijke ophoging van een deel van dit gebied, hetgeen mogelijk conflicteert met de functies 'natte natuur' en/of waterberging. Een kwalitatief goed gebied kan dan alleen ontstaan met een goed ontwerp en een zorgvuldige inpassing van de golfbaan.
Afvalwater
Bij nieuwe ontwikkelingen kan afvalwater worden aangeboden op de perceelsgrens, waar het wordt aangesloten op de drukriolering. De kosten van mogelijke extra drukriolering zijn voor de ontwikkelaar.
Bouwmaterialen
Uit zorg voor een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater moet bij her- en nieuwbouw worden afgezien van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen in daken, gevels, verhardingen en regenwatervoorzieningen (goten en leidingen).