direct naar inhoud van Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
Plan: Deuteren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002154-1501

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 Geluidszone - industrie
14.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, in aanvulling op het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein De Rietvelden - Het Ertveld op geluidsgevoelige objecten.

14.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie", de volgende regel:

  • a. een op grond van de andere aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welk aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein De Rietvelden - Het Ertveld op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
14.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie" wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

14.2 Veiligheidszone-lpg

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' dat geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogen worden opgericht in verband met de bescherming van het woon- en leefklimaat vanwege een LPG-installatie.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
14.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
  • a. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
      • het uitvoeren van grondwerken (zoals uitgraven, afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) op een diepte van meer dan 1 meter beneden peil en met een oppervlakte groter dan 100 m2.
  • b. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
      • het uitvoeren van grondwerken (zoals uitgraven, afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) op een diepte van meer dan 1 meter beneden peil en met een oppervlakte groter dan 500 m2.
14.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 14.3.1 a. tot en b genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden 1' voor de onder 14.3.1 onder a. bedoelde werken op een diepte van meer dan 1 meter beneden peil en met een oppervlakte groter dan 100 m2 een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden 2' voor de onder 14.3.1 onder b. bedoelde werken op een diepte van meer dan 1 meter beneden peil en met een oppervlakte groter dan 500 m2 een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • d. Indien onder a, danwel uit het onder b of c bedoelde rapport, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamhedenzullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders in ieder geval één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.