direct naar inhoud van Artikel 13 Wonen
Plan: Boschveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002120-1402

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens, en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'garage' uitsluitend garages en bergingen voor opslag en/of stalling van motorvoertuigen ten behoeve van de functies als bedoeld onder a;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke voorzieningen;
  • e. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen, groen en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, fiets- en wandelpaden.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd.

13.2.2 Hoofdgebouwen

Binnen deze bestemming mogen hoofdgebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de hoofdgebouwen van de woningen aaneen gebouwd te worden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' dienen de hoofdgebouwen van de woningen twee-aaneen gebouwd te worden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' dienen de hoofdgebouwen van de woningen vrijstaand gebouwd te worden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' dienen de hoofdgebouwen van de woningen gestapeld gebouwd te worden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' mag het aantal woningen in het bouwvlak niet meer bedragen dan met deze aanduiding is aangegeven;
  • h. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan in de bestemming is aangegeven;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' moet het bestaande parkeerterrein worden gehandhaafd;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakterras' is een gemeenschappelijk dakterras toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' moet een onderdoorgang ten behoeve van fiets- en wandelverkeer worden gehandhaafd.
13.2.3 Bijgebouwen

Binnen deze bestemming mogen bijgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijgebouwen in de vorm van aan- of uitbouwen van het hoofdgebouw of in de vorm van vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en binnen het achtererfgebied. Voor bijgebouwen in het bouwvlak gelden de regels in lid 13.2.2 en voor bijgebouwen in het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, gelden de regels in lid 13.2.3 onder b tot en met l;
  • b. het bebouwingspercentage van het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 50%;
  • c. het onbebouwd blijvende deel van het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, mag geen kleinere aaneengesloten oppervlakte krijgen dan 25 m²;
  • d. met inachtneming van het bepaalde onder b mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen in het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, niet meer bedragen dan 75 m²;
  • e. voor zover de oppervlakte van het bouwperceel groter is dan 750 m² en de resterende omvang van het bouwperceel achter het bouwvlak meer bedraagt dan 200 m² mag de maximale gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder d worden vermeerderd tot 10% van de omvang van het bouwperceel, tot in totaal 100 m²;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • g. indien met hellende dakvlakken wordt gebouwd, gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
    • 3. de dakhelling mag niet meer bedragen 50° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • h. gebouwen met één hellend dakvlak zijn uitsluitend mogelijk bij een aanbouw tegen de zij- en/of achterkant van het hoofdgebouw (aankappingen); hierbij gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • i. dakterrassen zijn niet toegestaan;
  • j. op het achtererfgebied van bouwpercelen met een bouwvlak met de aanduiding 'gestapeld' zijn in afwijking van het bepaalde onder a geen bijgebouwen in de vorm van aan- of uitbouwen van het hoofdgebouw of in de vorm van vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' is het bepaalde onder a tot en met i, in afwijking van het bepaalde onder j, overeenkomstig van toepassing;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' is in afwijking van het bepaalde onder a geen bebouwing toegestaan.
13.2.4 Garages

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'garage' gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • d. als in een bouwvlak een maximale bouwhoogte en/of maximale goothoogte is aangegeven, mogen de bouwhoogte en/of goothoogte in afwijking van het bepaalde onder c niet meer bedragen dan in het bouwvlak is aangegeven.
13.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn met uitzondering van erfafscheidingen uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en binnen het achtererfgebied;
  • b. het bebouwingspercentage van het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 50%;
  • c. met inachtneming van het bepaalde onder b mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen in het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, niet meer bedragen dan 75 m²;
  • d. voor zover de oppervlakte van het bouwperceel groter is dan 750 m² en de resterende omvang van het bouwperceel achter het bouwvlak meer bedraagt dan 200 m² mag de maximale gezamenlijke oppervlakte als bepaald onder c worden vermeerderd tot 10% van de omvang van het bouwperceel, tot in totaal 100 m²;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van erfafscheidingen op en voor de voorgevelrooilijn mag in afwijking van het bepaalde onder e vanaf de voet gemeten niet meer bedragen dan 1 meter;
  • g. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag in afwijking van het bepaalde onder e vanaf de voet gemeten niet meer bedragen dan 2 meter.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' is in afwijking van het bepaalde onder a geen bebouwing toegestaan.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Afwijken met betrekking tot parkeervoorzieningen
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1, mits:
    • 1. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien en
    • 2. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.
13.4.2 Afwijken met betrekking tot bijgebouwen
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.3 onder a voor het bouwen van bijgebouwen in het voorerfgebied, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken in het voorerfgebied niet meer dan 25 m² mag bedragen;
    • 2. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mogen worden aangetast;
    • 3. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet onevenredig mag worden aangetast.
    • 4. voor het bouwen naast de zijgevellijn van het hoofdgebouw op hoekpercelen gelden daarnaast de volgende voorwaarden:
      • de bijgebouwen dienen te worden opgericht achter de denkbeeldige (verlengde) lijn die het snijpunt van de voorgevellijn en de zijgevellijn raakt en die onder een hoek van 45° ten opzichte van de voorgevellijn ligt maar die niet door het bouwvlak van het betreffende hoofdgebouw heen gaat;
      • de voorgevel van een aangebouwd bijgebouw moet evenwijdig zijn aan de voorgevel van de hoofdbebouwing;
      • de breedte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter;
      • nadere eisen kunnen worden gesteld aan de minimale afstand van het bijgebouw tot de naar de openbare weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens vanuit stedenbouwkundige opzet van de omgeving, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.3 onder b, met dien verstande dat:
    • 1. slechts mag worden afgeweken ten behoeve van de bouw van een bijzondere woonvoorziening;
    • 2. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mogen worden geschaad;
    • 3. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet onevenredig mag worden aangetast.
  • c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.3 onder c, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van het achtererfgebied, niet zijnde het bouwvlak, niet meer bedraagt dan 50 m²;
    • 2. slechts mag worden afgeweken ten behoeve van de bouw van een bijzondere woonvoorziening of indien de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 40 m²;
    • 3. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mogen worden geschaad;
    • 4. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet onevenredig mag worden aangetast.
  • d. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de maten en/of percentages in lid 13.2.3, met dien verstande dat:
    • 1. er alleen mag worden afgeweken ten behoeve van een logische en zorgvuldige inpassing en/of aanpassing van een bouwplan aan de bijzondere omstandigheden van een eigen of naastgelegen bouwperceel en de daarop aanwezige bebouwing;
    • 2. de overschrijding niet meer dan 10% van de aangegeven maten en/of percentages mag bedragen, met dien verstande dat ten aanzien van de toegestane bouwhoogte als bedoeld in lid 13.2.3 onder g en h een overschrijding tot niet meer dan 5,5 meter is toegestaan voor wat betreft erfbebouwing naast en tussen hoofdgebouwen;
    • 3. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mogen worden aangetast;
    • 4. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet onevenredig mag worden aangetast.
  • e. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.3 onder i uitsluitend voor dakterrassen bij woningen waarvan de woonkamer op de verdieping is gelegen en mits geen sprake is van onevenredige privacy-aantasting.
13.4.3 Afwijken met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 13.2.5 onder a voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in het voorerfgebied, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken in het voorerfgebied niet meer mag bedragen 25 m²;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 3. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mogen worden geschaad;
    • 4. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet onevenredig mag worden aangetast.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.5 onder f en g met betrekking tot de voorgeschreven hoogtemaat voor erfafscheidingen tot respectievelijk 1,5 meter en 2,5 meter, uitsluitend voor open, pergola-achtige constructies.
13.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
    • 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
  • b. onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • c. parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.5 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. vergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.