Plan: | Bedrijventerrein De Rietvelden, De Vutter, Het Ertveld |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002071-1402 |
Externe veiligheid betreft het risico, dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Daarbij kan het gaan om de risico's die verbonden zijn aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt, en om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Het is een beleidsterrein, dat zich richt op rampenbestrijding maar meer nog op voorkoming van calamiteiten, en daarbij ook randvoorwaarden stelt aan ruimtrelijke ordeningsplannen. Om risico's te beperken worden afstandseisen gesteld tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten). Daarbij kan zowel sprake zijn van voorgeschreven vaste afstanden tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar objecten, als van risicocontouren - afstandseisen gerelateerd aan de kans op een calamiteit en de gevolgen daarvan - die in acht genomen moeten worden.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat op 27 oktober 2004 in werking is getreden, worden veiligheidsnormen opgelegd aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten de inrichting. Een gemeente mag uitsluitend een terrein voor een risicovolle activiteit in een inrichting als bedoeld in het Bevi bestemmen, indien de risico's daarvan voor de omgeving voldoen aan de grenswaarden van het Besluit. Daarnaast moet de gemeente beoordelen of de groepsrisico's maatschappelijk aanvaardbaar zijn.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt in een plaatsgebonden risico (PR) en een groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico (PR) is gedefinieerd als risico op een bepaalde plaats, uitgedrukt in de kans per jaar om buiten een inrichting waar gevaarlijke stoffen aanwezig (mogen) zijn, te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met die stoffen binnen die inrichting. Het maximaal toelaatbaar plaatsgebonden risico is zichtbaar te maken middels een contour op een kaart, en wordt op de verbeelding van het bestemmingsplan ook zichtbaar gemaakt in de gevallen dat deze contour de begrenzing van het eigen terrein van de inrichting overschrijdt. Het groepsrisico (GR) geeft, gelet op het aantal mensen, dat in de omgeving van een risicovolle activiteit verblijft, de kans aan dat een groep personen van tenminste een bepaalde omvang overlijdt ten gevolge van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het gaat bij het GR om het aantal mogelijke slachtoffers wanneer zich een ongeval voordoet.
Het Bevi maakt voor wat betreft de 'ontvangers' van het risico onderscheid in twee soorten objecten: kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Het onderscheid kwetsbaar/beperkt kwetsbare objecten is alleen van belang voor het plaatsgebonden risico, niet voor het groepsrisico.
De (lokale) overheid moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan verantwoording afleggen over de wijze waarop deze het GR heeft meegewogen in de besluitvorming. Ook moet die overheid verantwoording afleggen over de hoogte van het GR die het gevolg is van het bestemmingsplanbesluit. Deze waarden hebben, evenals de verantwoordingsplicht ten aanzien van het niveau van het GR, een waarborgfunctie: de grenswaarden garanderen een basisbescherming tegen de risico's vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen. De verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR leidt ertoe dat overheden openheid betrachten over de gemaakte keuzen inzake het niveau van het GR in de omgeving van een potentieel gevaarlijke inrichting. Het gebied waarvoor bij een Bevi-bedrijf het groepsrisico moet worden bepaald wordt gevormd door het zogenaamde “invloedsgebied 1 % lethaal” van de betreffende Bevi-inrichting, die door een contour rondom het bedrijf kan worden weergeven (hierna te noemen: 'invloedsgebied'). Als binnen deze contour geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn kan worden aangenomen dat aan het groepsrisico wordt voldaan. Bevi-inrichtingen mogen in elkaars nabijheid worden gevestigd. Hierbij gelden vanuit het Bevi geen normen.
Planregeling externe veiligheid
In de bestemmingsplanregeling worden nieuwe Bevi-inrichtingen toelaatbaar gemaakt op de (middel)zware deelgebieden waarop bedrijfsactiviteiten in de milieucategorieën 4.1 t/m 5.1 zijn toegestaan, mits de PR-contour van 10-6 van de bedrijfsactiviteiten binnen de terreingrenzen van de inrichting blijft, er zich binnen deze contour geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten van derden bevinden en het invloedsgebied buiten de bestemmingsvlakken "Wonen" en "Gemengd" van het bestemmingsplan blijft en niet buiten de plangrens van het bestemmingsplan treedt. Voor bestaande bedrijven waarvan de PR-contour van 10-6 al buiten de inrichtingsgrens is getreden, geldt een regime waarbij binnen de ruimere PR-contour - welke met de aanduiding veiligheidszone vastgelegd is op de verbeelding behorend bij het bestemmingsplan - de mogelijke aanwezigheid van beperkt kwetsbare functies van derden geen belemmering vormt voor wijziging van bedrijfsactiviteiten zolang de bestaande PR-contour niet wordt overschreden.Een en ander doet recht aan de bestaande vergunde situatie en past binnen de landelijke regelgeving van het Bevi.
Voor de overige deelgebieden van het bedrijventerrein (waar uitsluitend bedrijvigheid in milieucategorieën t/m 3.2 is toegestaan) is met toepassing van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid ook vestiging van Bevi-bedrijven mogelijk. Maar dan geldt het aanvullend vereiste dat het invloedsgebied wat gehanteerd wordt voor de bepaling van het groepsrisico binnen het eigen terrein van de inrichting blijft. Daarmee wordt voorzien in genoegzame vrijwaring van de reguliere woningen in het plangebied, het markt- en evenemententerrein van de Brabanthallen en alle gronden buiten het plangebied van de zwaarst mogelijke gevolgen van calamiteiten voortvloeiend uit nieuwe bedrijfsactiviteiten op het bedrijventerrein.
Tenslotte kan - onder voorwaarden - nog met afwijking van het plan toegelaten kunnen worden dat beperkt kwetsbare objecten binnen de PR-invloedssfeer van bestaande Bevi-bedrijven worden gerealiseerd. Deze mogelijkheid staat alleen open als gewichtige redenen daartoe aanleiding geven, de noodzaak van het afwijken aangetoond wordt en de PR-richtwaarde niet met een factor 10 of meer overschreden wordt. Voorts zal de besluitvorming gedragen moeten kunnen worden door een goede afweging ten aanzien van het groepsrisico. Doelstelling van de afwijkingsmogelijkheid is de gebruiksmogelijkheden van het bedrijventerrein ook in de omgeving van Bevi-inrichtingen binnen de mogelijkheden van de milieuwetgeving te optimaliseren op basis van een zorgvuldige afweging met de risicoaspecten.
De planregeling laat met deze systematiek voldoende mogelijkheden open voor vestiging van nieuwe Bevi-bedrijven op het bedrijventerrein, maar stuurt daarbij wel primair aan op vestiging van deze bedrijvigheid binnen het zwaardere deel van het bedrijventerrein, op ruime afstand van de omliggende woonwijken. Bestaande vergunningen en rechten van gevestigde bedrijven worden voorts gerespecteerd, zonder buiten de randvoorwaarden van de landelijke wetgeving te treden.
Bestaande Bevi-bedrijven
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan liggen de navolgende 7 Bevi-bedrijven. Op de verbeelding van het bestemmingsplan is de aanwezigheid van een Bevi-bedrijf middels een aanduiding aangegeven.
1: Heineken, Rietveldenweg 25
In het bedrijf vindt koeling plaats met behulp van een ammoniak koelinstallatie. Op basis van de vigerende milieuvergunning bedraagt de PR 10-6-contour circa 190 meter. Er bevinden zich binnen deze contour geen kwetsbare objecten, zodat aan de normstelling van het Bevi wordt voldaan. De GR is ruim lager dan de oriënterende waarde.
2: Possehl, De Beverspijken 3
Possehl is een galvanisch bedrijf met cyanidenhoudende procesbaden. De PR 10-6 gaat net buiten de inrichtingsgrenzen over de fietsenstalling van het naastgelegen politiebureau. Binnen de PR-contour bevinden zich geen kwetsbare objecten van derden, zodat wordt voldaan aan de normering betreffende het plaatsgebonden risico. De ligging van een beperkt kwetsbaar object - zoals het politiebureau met toebehoren - is in bestaande situaties toelaatbaar.
3: Oliecentrale Nederland B.V., Veemarktkade 12
Dit bedrijf omvat een opslagdepot van dieselolie. Het plaatsgebonden risico 10-6 blijft op eigen perceel.
4: Enthone bv, Koenendelseweg 29
Dit betreft een bedrijf voor de productie van chemicaliën. Het plaatsgebonden risico 10-6 blijft nagenoeg geheel op eigen terrein. Het invloedsgebied van de inrichting treedt wel ruim buiten de eigen perceelsbegrenzing. Op basis van het externe veiligheidsbeleid krijgt het bestaande bedrijf geen mogelijkheden voor verzwaring van haar activiteiten die leiden tot hogere veiligheidsrisico's.
5: V.d. Oetelaar, Rietveldenweg 2
Op het perceel is een LPG-tankstation aanwezig met een maximale doorzet van 1.000 m3 per jaar. Het plaatsgebonden risico 10-6 betreft vanaf het vulpunt 45 m, vanaf het reservoir 25 m en vanaf de afleverzuil 15 m. Er bevinden zich binnen deze contouren geen kwetsbare objecten, zodat aan de normstelling van Bevi wordt voldaan. De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt niet overschreden.
6: Diepop, Veemarktkade 9
In dit bedrijf vindt koeling plaats met behulp van een ammoniak koelinstallatie. Op basis van huidige milieuvergunning kent het bedrijf geen PR 10-6 contour. Groepsrisico is niet van toepassing volgens Revi.
7: Heijmans, Erveldweg 31
In dit bedrijf vindt opslag plaats van gevaarlijke stoffen (CPR15). De PR contour (10-6) blijft binnen de inrichtingsgrenzen. De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt niet overschreden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Binnen de gemeente 's-Hertogenbosch vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over de rijkswegen A59 en de A2, een provinciale weg (N279) en incidenteel over enkele lokale wegen. Uit de inventarisatie naar het vervoer van gevaarlijke stoffen in de gemeente 's-Hertogenbosch (Gemeente 's-Hertogenbosch, Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen, april 2008) en berekeningen ten behoeve van het Basisnet Weg is gebleken dat, op basis van de geïnventariseerde transportfrequenties en de daarbij behorende transportroutes, er geen knelpunten zijn met betrekking tot het plaatsgebonden risico rond de genoemde wegen in 's-Hertogenbosch. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico van de A59 wordt ter hoogte van 's-Hertogenbosch - en dus ook in het plangebied - nergens overschreden. Voor de A59 is in het kader van het Basisnet geen veiligheidszone vastgesteld, wat inhoudt dat geen beperkingen worden opgelegd aan ruimtelijke ontwikkelingen in de directe nabijheid van deze weg. Van een plasbrandaandachtsgebied is bij deze weg ter hoogte van 's-Hertogenbosch ook geen sprake (Uitvoeringskader externe veiligheid, Oranjewoud, juni 2010, projectnr. 200703).
Op basis van de aanwezige bedrijvigheid in de gemeente zijn ook schattingen gemaakt van de lokale transportstromen (zie ook het document Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen van de gemeente 's-Hertogenbosch uit 2008). Uit dit document blijkt dat over de lokale wegen nagenoeg alleen transport van brandbare vloeistoffen en LPG plaatsvindt als bevoorrading van autobrandstofverkooppunten. Door de lokalisering van de LPG-tankstations nabij de ringwegen is veelal automatisch al sprake van korte en goede verbindingswegen van- en naar de LPG-tankstationsen en met de vervoerders zijn afspraken gemaakt om ook daadwerkelijk de meest veilige weg te nemen. Bij beoordeling op basis van de VNG handreiking voor het toetsen van externe veiligheid transport is gebleken dat met de bevoorrading via de aan- en afvoerroutes geen overschrijding van de veiligheidsnormering voor plaatsgebonden risico en groepsrisico optreedt (bron: Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen 2008). Het is daarom niet zinvol geacht een lokale routering voor dit vervoer in te stellen.
Vervoer gevaarlijke stoffen over spoor
Ook rond het spoor in 's-Hertogenbosch zijn er ten aanzien van het plaatsgebonden risico geen knelpunten. Dit betekent, dat er geen overschrijding van de norm voor het plaatsgebonden risico is. Voor het groepsrisico geldt, dat uit onderzoeksresultaten blijkt, dat er in de bestaande situatie sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico voor de trajecten 's-Hertogenbosch (aansl. Diezebrug) - Vught (aansl.) en 's-Hertogenbosch (aansl. Diezebrug) - Nijmegen (rapport Gemeente 's-Hertogenbosch, Sporen in Den Bosch, Onderzoek Externe Veiligheid, augustus 2009). Hierbij is evenwel sprake is van een bestaande situatie die planologisch niet wijzigt. Voorst is op basis van berekeningen in het kader van het Basisnet afgesproken dat het spoor rond Den Bosch knelpuntvrij gemaakt wordt door maatregelen aan de bron.
Vervoer gevaarlijke stoffen over het water
Over de Maas en de Zuid-Willemsvaart vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Voor dit bestemmingsplan is alleen de Zuid-Willemsvaart relevant. Gelet op de beperkte transportintensiteiten geldt voor het gehele traject van de Zuid-Willemsvaart ter hoogte van de gemeente 's-Hertogenbosch geen 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour en blijft het groepsrisico beperkt tot ver onder de oriëntatiewaarde. In het definitief ontwerp Basisnet Water is de Zuid-Willemsvaart ter hoogte van 's-Hertogenbosch aangemerkt als zogenaamde groene vaarweg, wat inhoudt dat hierover weinig tot geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Voor groene vaarwegen gelden geen beperkingen vanuit het plaatsgebonden risico en is vanwege nauwelijks merkbare effecten voor het groepsrisico geen specifieke verantwoording benodigd op dat onderdeel.
Gastransportleidingen
Op 1 januari 2011 is het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb) in werking getreden. Het Bevb bevat een verplichting om bij aardgasleidingen met druk van 16 tot 40 bar de ligging van de leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook van ten minste 4 m aan weerszijden van de leiding c.a. vast te leggen in nieuwe bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan wordt daaraan voldaan en zijn voor de belemmeringenstroken verbodsbepalingen opgenomen ten aanzien van bouwen en het zonder omgevingsvergunning uit (laten) voeren van werken of werkzaamheden die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen. Omdat de aardgasleidingen geen plaatsgebonden risicocontour kennen en het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde blijft, worden verder geen ruimtelijke beperkingen gesteld aan de omgeving.