Plan: | Binnenstad |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002067-1401 |
Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte, de Planologische Kernbeslissing (PKB) Nationaal Ruimtelijk Beleid, in werking getreden. Hierin is het nationaal ruimtelijk beleid voor de periode 2004 tot 2020 met een doorkijk naar 2030 op hoofdlijnen vastgelegd.
De Nota Ruimte bevat geen concrete beleidsbeslissingen maar stelt een aantal beleidsdoelen als leidraad voor de ontwikkelingen in de komende periode. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Specifiek richt het rijksbeleid zich op:
Krachtige steden
Ten aanzien van de ontwikkeling van krachtige steden streeft het rijk naar verbetering van de leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden. Om dit te bereiken stimuleert het rijk meer variatie in het woningaanbod. Met name in de stad zijn meer hoogwaardige woonmilieus nodig. Dit vraagt enerzijds om verdichting tot hoogstedelijke milieus en anderzijds om verdunning tot groene woonmilieus.
Nationaal stedelijk netwerk Brabantstad
De nota Ruimte richt zich voor wat betreft de nationale stedelijke netwerken op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen.
Brabantstad, bestaande uit de gemeenten 's-Hertogenbosch, Tilburg, Breda, Eindhoven en Helmond, is na de Randstad het tweede nationale stedelijke netwerk van Nederland. De kracht van Brabantstad ligt in de verwevenheid van de steden met de groene ruimte. Om deze positie te behouden en te versterken is het van belang voldoende ruimte te bieden voor woningbouw, bedrijven en instellingen, de kennisinfrastructuur verder te ontwikkelen en een betrouwbare bereikbaarheid te waarborgen.
Ingevolge de nieuwe Wet ruimtelijke ordening kan de rijksoverheid ter waarborging van de nationale belangen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels stellen omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. Het kabinet heeft vastgesteld, dat deze bevoegdheid om algemene regels te stellen voor een beperkt aantal onderwerpen zou moeten ingezet. Het gaat om een negental onderwerpen, ontleend aan de Nota Ruimte. Omdat een deel van rijksbeleidskaders nog in ontwikkeling is en nieuw rijksbeleid wordt voorbereid, heeft het kabinet besloten dat de amvb gefaseerd wordt opgesteld en in werking zal treden. De eerste tranche zal naar verwachting binnenkort in werking treden. Hierin zijn naar verwachting geen onderwerpen geregeld, welke een specifieke regeling in dit bestemmingsplan behoeven.
Op 21 februari 2006 is de Nota Mobiliteit in werking getreden. De Nota Mobiliteit is feitelijk het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan en daarmee de opvolger van het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV2).
Hoofddoel van de Nota Mobiliteit is verbetering van de betrouwbaarheid van het verkeerssysteem binnen de maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving. Het handhaven en waar mogelijk verbeteren van de bereikbaarheid zal gepaard moeten gaan met het verbeteren van de leefbaarheid. Mobiliteit mag, maar niet altijd en overal. Belangrijk aandachtspunt blijft het terugdringen van het gebruik van de auto, met name op de korte ritten, door het (verder) ontwikkelen en aantrekkelijk maken van het vervoer per fiets en het openbaar vervoer.
De Nota Belvédère, beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting uit 1999, richt zich op het behoud en de versterking van de cultuurhistorische identiteit van de leefomgeving. Deze doelstelling wordt bereikt door een sterker accent te plaatsen bij het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten. De opgave ligt zowel in het stedelijk als het landelijk gebied. Het stedelijk gebied biedt kansen in het kader van herstructureringsopgaven, bijvoorbeeld door het revitaliseren van bestaande kwaliteiten.
De nota Belvédère geeft een aanzet voor een beleidssystematiek, uitgaande van gradaties in ruimtelijke dynamiek. De concrete invulling vindt plaats in het kader van de Nota Ruimte.
Het rijksbeleid beoogt een modernisering van de monumentenzorg. Belangrijk onderdeel van dit nieuwe beleid is, dat de monumentenzorg meer als onderdeel van de ruimtelijke ordening wordt beschouwd en de bescherming van cultuurhistorische waarden waar mogelijk via het bestemmingsplan wordt geregeld. In het bestemmingsplan moet zijn aangegeven, hoe het cultuurhistorisch belang is afgewogen. Het bestaande instrumentarium, zoals bijvoorbeeld de aanwijzing van monumenten en stadsgezichten, blijft behouden. De wetgever ziet het bestemmingsplan echter als integratiekader voor het beleid. In verband hiermee is het Besluit op de Ruimtelijke Ordening op 17 juni 2011 gewijzigd.
Dit bestemmingsplan is aangepast aan dit nieuwe beleid. In de paragraaf "cultuurhistorie" van deze toelichting wordt het beleid met betrekking tot cultuurhistorie en monumenten toegelicht en wordt aangegeven, hoe dit in het bestemmingsplan is verwerkt.