direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen - 1
Plan: De Overlaet
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002061-1501

Artikel 15 Wonen - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van woningen en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en daarbij behorende tuinen, erven, water, e.d.;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis' mag maximaal 100 m2 worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' tevens een toonzaal met een maximum vloeroppervlak van 50 m² en detailhandel in auto's en voor bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'garage' uitsluitend voor opslag en/of motorvoertuigenstandplaats;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens parkeervoorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erfbebouwing' uitsluitend erfbebouwing als bedoeld in lid 15.2.3;
  • g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
  • a. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' dienen de gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. Hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan middels een daartoe verleende bouwvergunning binnen het plangebied aanwezig/opgericht zijn maar niet voldoen aan dit bestemmingsplan, mogen worden gehandhaafd en opnieuw worden opgericht.
15.2.2 Hoofdbebouwing/Hoofdgebouw
  • a. Hoofdgebouwen dienen ten dienste van de bestemming, binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. Bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij anders aangegeven in de bestemming;
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de hoofdgebouwen aaneen gebouwd te worden;
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' dienen de hoofdgebouwen halfvrijstaand gebouwd te worden;
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' dienen de hoofdgebouwen vrijstaand gebouwd te worden;
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' dienen de hoofdgebouwen gestapeld gebouwd te worden;
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'geschakeld' dienen de hoofdgebouwen geschakeld gebouwd te worden;
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal hoofdgebouwen zoals aangeduid in de bestemming niet worden overschreden;
  • i. Met betrekking tot de hoogte van een hoofdgebouw geldt:
    • 1. de bouwhoogte zoals aangeduid in de bestemming, mag niet worden overschreden;
    • 2. de goothoogte zoals aangeduid in de bestemming, mag niet worden overschreden;
  • j. Ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' is hoofdbebouwing met een plat dak, met een afgetopt/afgesnoten dak of met een dak bestaande uit een combinatie van hellende en platte dakvlakken toegestaan;
  • k. Met uitzondering van het bepaalde onder j en l, moet de hoofdbebouwing worden voorzien van een tweezijdige of meerzijdige kap, met dien verstande dat de hoogte van een kap niet meer mag bedragen dan 5 meter;
  • l. Dak- en kapvormen die op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan middels een daartoe verleende vergunning zijn opgericht, maar niet voldoen aan dit bestemmingsplan, mogen worden gehandhaafd en op de betreffende percelen opnieuw worden opgericht;
  • m. Dakopbouwen die op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan middels een daartoe verleende vergunning zijn opgericht, maar niet voldoen aan dit bestemmingsplan, mogen worden gehandhaafd en op de betreffende percelen opnieuw worden opgericht;
  • n. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is het bouwen uitsluitend toegestaan vanaf een hoogte van 2,5 meter, met uitzondering van (ondergeschikte) delen ten behoeve van de onderdoorgang, waaronder kolommen, pilaren en kopgevels, mits de functie van de onderdoorgang niet wordt geschaad;
  • o. Erfbebouwing zoals bedoeld in lid 15.2.3 is tevens mogelijk binnen de op de verbeelding van dit plan aangegeven bouwvlakken, met inachtneming van het bepaalde in lid 15.2.2 onder i.
15.2.3 Erfbebouwingsregeling

Op het erf mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde en bijgebouwen in de vorm van aan- of uitbouwen van het hoofdgebouw of in de vorm van vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd, ten dienste van de bestemming. Daarbij dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' mag geen erfbebouwing worden opgericht met uitzondering van terreinafscheidingen;
  • b. met uitzondering van het hierna in lid 15.2.3 onder c bepaalde, mogen aan- of bijgebouwen uitsluitend worden opgericht achter het hoofdgebouw op het desbetreffende bouwperceel, alsook naast het hoofdgebouw mits minimaal 1 meter achter de voorgevel;
  • c. voor hoekpercelen geldt dat nieuwe bijgebouwen mogen worden gebouwd minimaal 3 meter achter de voorgevel en achter het verlengde van de naar de weg gekeerde zijgevel;
  • d. de in lid 15.2.3 onder b en c omschreven grond mag niet meer dan 50% worden bebouwd;
  • e. het onbebouwd blijvende deel van het in lid 15.2.3 onder b omschreven gedeelte van het erf mag geen kleinere aaneengesloten oppervlakte krijgen dan 25 m²;
  • f. met inachtneming van het bepaalde in lid 15.2.3 onder d mag het gezamenlijke grondoppervlak van de gebouwen niet meer bedragen dan 75 m²;
  • g. voor zover de oppervlakte van het bouwperceel groter is dan 750 m² en de resterende omvang van het bouwperceel achter het bouwvlak meer bedraagt dan 200 m² mag het in lid 15.2.3 onder f geregelde gezamenlijke grondoppervlak worden vermeerderd tot 10% van de omvang van het bouwperceel, tot in totaal 100 m²;
  • h. de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • i. indien met hellende dakvlakken wordt gebouwd, mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3 meter, de bouwhoogte niet meer dan 4,5 meter en de dakhelling niet meer dan 50° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • j. gebouwen met één hellend dakvlak zijn uitsluitend mogelijk bij een aanbouw tegen de zij- en/of achterkant van het hoofdgebouw (aankappingen); hierbij mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3 meter en de hoogte 4,5 meter;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erfbebouwing' geldt, in afwijking van het bepaalde onder h, i en j, met betrekking tot de hoogte van de erfbebouwing dat:
    • 1. de bouwhoogte zoals aangeduid in de bestemming, niet mag worden overschreden;
    • 2. de goothoogte zoals aangeduid in de bestemming, niet mag worden overschreden;
  • l. dakterrassen zijn niet toegestaan;
  • m. de hoogte van erfafscheidingen, voor zover deze als bouwwerken geen gebouwen kunnen worden aangemerkt, mag van de voet af gemeten niet meer dan 1 meter bedragen, tenzij de afscheiding wordt geplaatst achter de voorgevelrooilijn; in geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 meter bedragen.
15.2.4 Garage

Ter plaatse van de aanduiding 'garage' mogen bouwwerken worden gebouwd, die uitsluitend mogen worden gebruikt ten behoeve van opslag en/of het stallen van motorvoertuigen met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bebouwing dient te worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
  • b. bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte zoals aangeduid in de bestemming, mag niet worden overschreden;
  • d. de goothoogte zoals aangeduid in de bestemming, mag niet worden overschreden.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden;
  • f. de handhaving van de oorspronkelijke parcellering.
15.4 Ontheffing van de bouwregels
15.4.1 Ontheffing met betrekking tot parkeervoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 15.2.1 onder a, mits:

  • a. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien; en
  • b. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.
15.4.2 Ontheffing met betrekking tot de hoofdbebouwing
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 15.2.2 onder k ten behoeve van het bouwen van een lessenaarsdak, voorzover ter plaatse een kap is toegestaan, met een dakhelling van 15° tot 75° en waarvan de hoogte maximaal 5 meter mag bedragen.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 15.2.2 onder i ten behoeve van het bouwen van een dakopbouw met dien verstande dat:
    • 1. slechts ontheffing mag worden verleend voor dakopbouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakvorm';
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogste goothoogte van de in het betreffende huizenblok aanwezige dakopbouwen;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogste bouwhoogte van de in het betreffende huizenblok aanwezige dakopbouwen.
15.4.3 Ontheffing met betrekking tot de erfbouwingsregeling
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 15.2.3 onder b en c met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van de bebouwing maximaal 25 m² mag bedragen;
    • 2. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mogen worden geschaad;
    • 3. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet mag worden aangetast.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 15.2.3 onder d, met dien verstande dat:
    • 1. slechts ontheffing mag worden verleend ten behoeve van de bouw van een bijzondere woonvoorziening;
    • 2. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mag worden geschaad;
    • 3. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet mag worden aangetast.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 15.2.3 onder e, met dien verstande dat:
    • 1. het in lid 15.2.3 onder b en c omschreven gedeelte van het erf kleiner is dan 50 m²;
    • 2. slechts ontheffing mag worden verleend ten behoeve van de bouw van een bijzondere woonvoorziening of indien de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 40 m²;
    • 3. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mag worden geschaad;
    • 4. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet mag worden aangetast.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in lid 15.2.3 aangegeven maten en/of percentages, met dien verstande dat:
    • 1. de ontheffing slechts mag worden toegepast ten behoeve van een logische en zorgvuldige inpassing en/of aanpassing van een bouwplan aan de bijzondere omstandigheden van een eigen of naastgelegen bouwperceel en de daarop aanwezige bebouwing;
    • 2. de overschrijding maximaal 10% van de aangegeven maten en/of percentages mag bedragen, met dien verstande, dat ten aanzien van de in lid 15.2.3 onder i en j bepaalde maximum hoogte een overschrijding tot maximaal 5,5 meter is toegestaan voor wat betreft erfbebouwing voorzover gelegen naast en tussen hoofdgebouwen;
    • 3. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mag worden aangetast;
    • 4. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet mag worden aangetast.
  • e. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
    • 1. het bepaalde in lid 15.2.3 onder l uitsluitend voor dakterrassen bij woningen, waar de woonkamer op de eerste verdieping is gelegen en mits geen sprake is van onevenredige privacy-aantasting;
    • 2. het bepaalde in lid 15.2.3 onder m met betrekking tot de voorgeschreven hoogtemaat voor erfafscheidingen tot respectievelijk 1,5 meter en 2,5 meter, uitsluitend voor open, pergola-achtige constructies.
15.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming;
  • b. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bepaalde in lid 15.1 sub b;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
    • 4. er mag, met uitzondering van het bepaalde in lid 15.1 sub c, geen detailhandel plaatsvinden.
  • c. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten, behalve ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf'.
  • d. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd, tenzij ontheffing als bedoeld in 15.4.1 is verleend.
15.6 Ontheffing van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder lid 15.5 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
    • 5. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    • 6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
  • b. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 15.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
15.7 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1', wijzigen. De regels die daarbij in acht moeten worden genomen zijn opgenomen in lid 9.7 onder a van dit plan;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2', wijzigen met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. in het betreffende wijzigingsgebied wordt de bestemming "Groen" gewijzigd in de bestemming "Wonen - 1";
    • 2. in het betreffende wijzigingsgebied wordt de bestemming "Wonen - 1" gewijzigd in de bestemming "Groen" op de volgende plaatsen:
      • het gebied binnen een strook van 3 meter van de grens van het wijzigingsgebied welke grenst aan de woning/het perceel aan de Bruggen 42 (oostelijke grens van de wijzigingsgebied);
    • 3. er is per wijzigingsgebied één vrijstaande woning toegestaan, waarbij het bouwvlak is gelegen op:
      • minimaal 5 meter afstand van (de perceelsgrens langs) Bruggen;
      • minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrens van het perceel aan Bruggen 40;
      • minimaal 10 meter afstand van de woning op het perceel aan Bruggen 42;
      • minimaal 15 meter afstand van de noordelijke grens van het wijzigingsgebied (de grens van het wijzigingsgebied die het dichtst bij en parallel loopt aan de waterloop die achter de woningen aan de Oosteinderweg ligt);
    • 4. de breedte van het bouwvlak bedraagt maximaal 10 meter;
    • 5. de diepte van het bouwvlak bedraagt maximaal 15 meter;
    • 6. de woning bestaat uit één bouwlaag met kap;
    • 7. de goothoogte bedraagt maximaal 4 meter;
    • 8. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;
    • 9. de voorgevelrooilijn en de hoofdrichting van de nok dienen parallel aan 'Bruggen' gesitueerd te zijn;
    • 10. de woning wordt ontsloten aan 'Bruggen', waarbij er maximaal één inrit is toegestaan;
    • 11. parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd, waarbij minimaal twee volwaardige parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. Een garage telt voor ¼ parkeerplaats;
    • 12. ter bescherming van het profiel van de dijk mag het terrein, behalve voor het mogelijk maken van een inrit, niet worden opgehoogd;
    • 13. erfafscheidingen dienen in de vorm van beplanting/hagen te worden aangebracht;
    • 14. met inachtneming van het in lid 15.7 onder b bepaalde, is het bepaalde in de artikelen 9 en 15 van overeenkomstige toepassing;
    • 15. door middel van bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt de locatie geschikt is voor de beoogde bestemming en gebruik. Indien er voor een verontreiniging een saneringsnoodzaak vanuit de Wet Bodembescherming en ten behoeve van de planrealisatie bestaat, dan dient deze verontreiniging te worden gesaneerd conform de regels van de Wet bodem- bescherming;
    • 16. een geohydrologisch onderzoek moet worden verricht naar de mogelijkheden om het hemelwater af te koppelen van de riolering;
    • 17. er dient archeologisch onderzoek te worden verricht, waarbij het onderzoek zich richt op de vraag of bij de bouwplannen het archeologisch belang voldoende wordt ontzien en welke voorwaarden eventueel moeten worden gesteld ter bescherming van de archeologische waarden;
    • 18. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5', wijzigen met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. in het betreffende wijzigingsgebied wordt de bestemming "Wonen - 1" gewijzigd in de bestemming "Groen" op de volgende plaatsen:
      • het gebied binnen een strook van 5 meter van de zijdelingse grenzen van het wijzigingsgebied;
    • 2. Behalve onder de in lid 15.7 sub c onder 1 genoemde delen van het betreffende wijzigingsgebied, behoudt het wijzigingsgebied de woonbestemming, waarbij de aanwezige stroken die onbebouwd moeten blijven, vervallen;
    • 3. er is per wijzigingsgebied één vrijstaande woning toegestaan, waarbij het bouwvlak is gelegen op:
      • minimaal 5 meter afstand van de noordelijke perceelsgrens (perceelsgrens langs Bruggen);
      • minimaal 5 meter afstand van de westelijke grens van de wijzigingsgebied;
      • minimaal 5 meter afstand van de oostelijke grens van de wijzigingsbevoegdheid;
      • minimaal 10 meter afstand van de zuidelijke perceelsgrens (perceelsgrens langs de Bruggensestraat) voor de meest oostelijke wijzigingsbevoegdheid;
      • minimaal 20 meter afstand van de zuidelijke perceelsgrens (perceelsgrens langs de Bruggensestraat) voor de meest westelijke wijzigingsbevoegdheid;
    • 4. de breedte van het bouwvlak bedraagt maximaal 10 meter;
    • 5. de diepte van het bouwvlak bedraagt maximaal 15 meter;
    • 6. de woning bestaat uit één bouwlaag met kap;
    • 7. de goothoogte bedraagt maximaal 4 meter;
    • 8. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;
    • 9. de voorgevelrooilijn en de hoofdrichting van de nok dienen parallel aan 'Bruggen' gesitueerd te zijn;
    • 10. de woning dient qua schaal en uitstraling afgestemd op de bebouwing aan de Bruggen en Bruggensestraat;
    • 11. de woning wordt ontsloten aan 'Bruggen', waarbij er maximaal één inrit is toegestaan;
    • 12. parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd, waarbij minimaal twee volwaardige parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. Een garage telt voor ¼ parkeerplaats;
    • 13. ter bescherming van het profiel van de dijk mag het terrein, behalve voor het mogelijk maken van een inrit, niet worden opgehoogd;
    • 14. erfafscheidingen dienen in de vorm van beplanting/hagen te worden aangebracht;
    • 15. met inachtneming van het in lid 9.7 onder c bepaalde, is het bepaalde in de artikelen 9 en 15 van overeenkomstige toepassing;
    • 16. door middel van bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt de locatie geschikt is voor de beoogde bestemming en gebruik. Indien er voor een verontreiniging een saneringsnoodzaak vanuit de Wet Bodembescherming en ten behoeve van de planrealisatie bestaat, dan dient deze verontreiniging te worden gesaneerd conform de regels van de Wet bodem- bescherming;
    • 17. een geohydrologisch onderzoek moet worden verricht naar de mogelijkheden om het hemelwater af te koppelen van de riolering;
    • 18. er dient archeologisch onderzoek te worden verricht, waarbij het onderzoek zich richt op de vraag of bij de bouwplannen het archeologisch belang voldoende wordt ontzien en welke voorwaarden eventueel moeten worden gesteld ter bescherming van de archeologische waarden;
    • 19. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 6', wijzigen met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. in het betreffende wijzigingsgebied wordt de bestemming "Wonen - 1"gewijzigd in de bestemming "Groen"op de volgende plaatsen:
      • het gebied binnen een strook van 5 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrenzen van het wijzigingsgebied;
    • 2. behalve onder de in lid 15.7 sub d onder 1 genoemde delen van het betreffende wijzigingsgebied, behoudt het wijzigingsgebied de woonbestemming, waarbij de aanwezige stroken die onbebouwd moeten blijven, vervallen;
    • 3. er is per wijzigingsgebied één vrijstaande woning toegestaan, waarbij het bouwvlak is gelegen op:
      • minimaal 5 meter afstand van de noordelijke perceelsgrens (perceelsgrens langs Bruggen);
      • minimaal 5 meter afstand van de zijdelingse grenzen van het wijzigingsgebied;
      • minimaal 10 meter afstand van de zuidelijke grens van het wijzigingsgebied voor de meest westelijke wijzigingsbevoegdheid;
      • minimaal 15 meter afstand van de Bruggensestraat voor de meest oostelijke wijzigingsbevoegdheid;
    • 4. de breedte van het bouwvlak bedraagt maximaal 10 meter;
    • 5. de diepte van het bouwvlak bedraagt:
      • voor het meest westelijke wijzigingsgebied maximaal 10 meter;
      • voor het meest oostelijke wijzigingsgebied maximaal 15 meter;
    • 6. de woning bestaat uit één bouwlaag met kap;
    • 7. de goothoogte bedraagt maximaal 4 meter;
    • 8. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;
    • 9. de voorgevelrooilijn en de hoofdrichting van de nok dienen parallel aan 'Bruggen' gesitueerd te zijn;
    • 10. de woning wordt ontsloten aan 'Bruggen', waarbij er maximaal één inrit is toegestaan;
    • 11. parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd, waarbij minimaal twee volwaardige parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. Een garage telt voor ¼ parkeerplaats;
    • 12. ter bescherming van het profiel van de dijk mag het terrein, behalve voor het mogelijk maken van een inrit, niet worden opgehoogd;
    • 13. erfafscheidingen dienen in de vorm van beplanting/hagen te worden aangebracht;
    • 14. met inachtneming van het in lid 9.7 onder d bepaalde, is het bepaalde in de artikelen 9 en 15 van overeenkomstige toepassing;
    • 15. door middel van bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt de locatie geschikt is voor de beoogde bestemming en gebruik. Indien er voor een verontreiniging een saneringsnoodzaak vanuit de Wet Bodembescherming en ten behoeve van de planrealisatie bestaat, dan dient deze verontreiniging te worden gesaneerd conform de regels van de Wet bodembescherming;
    • 16. een geohydrologisch onderzoek moet worden verricht naar de mogelijkheden om het hemelwater af te koppelen van de riolering;
    • 17. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
    • 18. er dient archeologisch onderzoek te worden verricht, waarbij het onderzoek zich richt op de vraag of bij de bouwplannen het archeologisch belang voldoende wordt ontzien en welke voorwaarden eventueel moeten worden gesteld ter bescherming van de archeologische waarden;
    • 19. van deze wijzigingsbevoegdheid mag pas gebruik worden gemaakt nadat de milieuvergunning/vergunning voor het houden van een hondenkennel voor het perceel aan Bruggen 37 is ingetrokken.
  • e. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 7', wijzigen. De regels die daarbij in acht moeten worden genomen zijn opgenomen in lid 3.7 onder a van dit plan.
  • f. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 9', wijzigen. De regels die daarbij in acht moeten worden genomen zijn opgenomen in lid 3.7 onder b van dit plan.