Plan: | De Groote Wielen |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002048-1501 |
Toetsingskader
De Flora- en faunawet maakt onderscheid in drie categorieën van beschermde soorten, te weten:
1 | Algemene soorten | Zeer algemene soorten (genoemd in Tabel 1van de AmvB) en voor de meeste situaties vrijgesteld voor een ontheffingsaanvraag. |
2 | Overige soorten | Soorten die genoemd zijn in Tabel 2 van de AmvB. Voor de meeste situaties vrijgesteld voor een ontheffingsaanvraag indien men werkt volgens een door de Minister van LNV goedgekeurde gedragscode. |
3 | Soorten, genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 van de AmvB | Deze soorten genieten de zwaarste bescherming. Voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geldt ten aanzien van deze soorten dat er altijd een ontheffing moet worden aangevraagd waarvoor een uitgebreide toets geldt. |
Vogelsoorten zijn niet in de verschillende tabellen opgenomen. Alle vogelsoorten genieten in Nederland een gelijke bescherming. Algemeen geldt dat voor vogels niet snel een ontheffing nodig is indien de werkzaamheden worden verricht buiten het broedseizoen. Uitzondering hierop vormen vaste rust- en verblijfplaatsen van vogels, deze genieten jaarrond bescherming. In de praktijk worden hieronder nesten van spechten, uilen, roofvogels en in kolonies broedende vogels (o.a. Roeken en Blauwe reigers) verstaan. Samengevat kan worden geconcludeerd dat voor de meeste situaties thans een vrijstelling geldt. Voor bepaalde typen werkzaamheden geldt een vrijstelling als men handelt volgens een door de Minister van LNV goedgekeurde gedragscode. In specifieke gevallen moet een ontheffing worden aangevraagd die aan een uitgebreide toetsing wordt onderworpen.
Veldonderzoek
In opdracht van de gemeente heeft het ingenieurs- en adviesbureau Grontmij in 2007 een scan flora en fauna uitgevoerd voor De Groote Wielen. Ten behoeve van de verdere ontwikkeling van De Groote Wielen is het van belang inzicht te krijgen in de eventuele aanwezigheid van beschermde soorten flora en fauna.
Tijdens het locatiebezoek op 14 november 2007 is het plangebied beoordeeld op de geschiktheid voor beschermde soorten planten en dieren. Dit is gebeurd op basis van de aanwezige biotopen en de habitateisen en regionale verspreiding van de verschillende beschermde soorten planten en dieren. Gezien het spoedeisende karakter is besloten om geen inventarisatiegegevens uit het gebied op te vragen. Wel is gebruik gemaakt van bestaande literatuur. In het navolgende is de quick scan kort weergegeven.
Voor de terreinen, die nog in ontwikkeling moeten worden genomen (de Noordoost Hoek) wordt aanbevolen om een reguliere scan van het natuur- en soortenbeleid uit te voeren. Op basis van beschikbare inventarisatiegegevens, gecombineerd met een veldbezoek, wordt bepaald welke beschermde soorten in het gebied voorkomen, of te verwachten zijn. Deze inschatting wordt gemaakt op basis van een deskundigenoordeel, aan de hand van de aanwezige biotopen en de habitateisen en regionale verspreiding van de verschillende beschermde soorten planten en dieren. Door deze scan op reguliere basis uit te voeren kunnen tijdig eventueel noodzakelijke maatregelen worden genomen, waarmee vertragingen in de planning kunnen worden voorkomen.
Om te voorkomen dat het plangebied tijdens de realisatiefase door beschermde soorten gekoloniseerd wordt, wordt geadviseerd om terreinen waar niet gewerkt wordt kaal en open te houden. Door deze terreinen frequent te maaien of oppervlakkig te bewerken wordt de vestiging van beschermde plantensoorten voorkomen. Daarnaast blijven deze terreinen ongeschikt als broedgebied voor vogels en leefgebied voor zoogdieren en amfibieën. De Rugstreeppad vormt hierop een uitzondering. Indien uit de inventarisaties blijkt dat deze soort momenteel niet in het gebied aanwezig is, wordt aanbevolen om in de loop van de zomer enkele nachtelijk inventarisaties uit te voeren. Rugstreeppadden zijn zeer mobiel en kunnen nieuw leefgebied snel koloniseren. Wanneer de soort in het gebied opduikt kunnen op dat moment maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat de verdere planontwikkeling gefrustreerd wordt.
Grote delen van het plangebied zijn in de huidige situatie in potentie geschikt als leefgebied voor de Rugstreeppad. Ten tijde van de uitvoering van het veldonderzoek kon de aanwezigheid van deze dieren niet worden vastgesteld omdat zij zich in hun winterslaap bevonden. Op locaties die in potentie geschikt zijn als leefgebied en waar grondwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd, wordt aanbevolen om de vrijkomende grond in depot te zetten. Door de grond oppervlakkig in een laag van maximaal 0,5 meter uit te spreiden en tot het voorjaar te laten liggen kunnen eventueel overwinterende dieren zich in het voorjaar weer uitgraven. De kans op slachtoffer is in dat geval minimaal. Indien uiteindelijk tijdens de inventarisaties in het voorjaar blijkt dat de soort niet in het gebied aanwezig is, hoeven deze maatregelen niet meer te worden getroffen.
Zand en teelaarde die in depot worden gezet dienen altijd flauwe taluds te hebben. Hierdoor wordt voorkomen dat deze door Oeverzwaluwen of IJsvogels als nestlocatie worden gebruikt. Beide soorten komen in het gebied voor en graven nestlocaties in steile oeverwanden. Indien nesten worden aangetroffen mogen in de directe omgeving gedurende het broedseizoen geen werkzaamheden worden uitgevoerd die de broedende dieren verstoren, wat grote vertragingen tot gevolg kan hebben.
Om de aanwezigheid van bijzondere beschermde soorten in beeld te brengen zijn in de loop van 2008 -ter aanvulling op de scan flora en fauna uit 2007- gerichte veldinventarisaties van enkele soorten broedvogels, van vleermuizen, amfibieën en vissen uitgevoerd door Grontmij. Daarnaast zijn in de scan aanbevelingen gedaan voor preventieve maatregelen om te voorkomen dat beschermde soorten voor vertraging in de verdere planning van werkzaamheden zorgen. In de loop van 2008 zijn deze preventieve maatregelen periodiek gecontroleerd en zijn inventarisaties uitgevoerd om te achterhalen of zich “nieuwe” beschermde soorten in het gebied vestigen. Hieronder zijn de resultaten van deze inspecties en inventarisaties weergegeven.
Tijdens de inspecties zijn nergens werkzaamheden geconstateerd, die ontheffingsplichtig waren volgens de Flora- en faunawet. Het uilenbosje vormt het broedgebied van een Buizerd. Omdat bewoonde nesten van de Buizerd jaarrond bescherming genieten onder de Flora- en faunawet, is de kap van het bosje ontheffingsplichtig. Aangezien de kap pas in 2010 is voorzien, wordt aanbevolen om het bosje opnieuw te inventariseren om te bezien of het nest wederom bewoond wordt. Broedgevallen van spechten en uilen zijn niet in het uilenbosje geconstateerd. Het bosje lijkt in de huidige situatie als broedgebied voor deze soorten ook weinig geschikt. Rugstreeppadden zijn nergens in De Groote Wielen aangetroffen, ondanks dat er plaatselijk zeer geschikte biotopen voor deze aanwezig zijn. Andere bijzondere beschermde soorten amfibieën (tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet) zijn eveneens niet waargenomen. Er lijken ook geen geschikte biotopen voor meer kritische amfibiesoorten aanwezig zodat de vestiging op korte termijn ook niet te verwachten is. Er zijn verder ook geen andere bijzondere beschermde soorten planten en dieren in De Groote Wielen aangetroffen.