direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf - 1
Plan: De Groote Wielen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002048-1401

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. het behoud van de aanwezige natuur- en landschapswaarden;
  • c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Binnen het bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één grondgebonden agrarisch bedrijf toegestaan.
  • b. Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
  • c. Het bebouwde oppervlakte van het bouwperceel (bedrijfsgebouwen inclusief bedrijfswoning en bijgebouwen bij de bedrijfswoning) mag niet meer bedragen dan dat ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwd oppervlak' is aangegeven.
  • d. Het oprichten van kassen is niet toegestaan.
  • e. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gerealiseerd.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte zoals aangeduid op de verbeelding, mag niet worden overschreden;
  • b. de goothoogte zoals aangeduid op de verbeelding, mag niet worden overschreden.
3.2.3 Bedrijfswoningen

Binnen deze bestemming mag een bedrijfswoning ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;
  • c. de goothoogte zoals aangeduid op de verbeelding, mag niet worden overschreden;
  • d. de bouwhoogte zoals aangeduid op de verbeelding, mag niet worden overschreden.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van mestsilo's mag maximaal 5,50 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte en de hoogte van een sleufsilo mag maximaal 1.000 m² en 1,50 meter bedragen;
  • c. de hoogte van andere silo's mag maximaal 12 meter bedragen;
  • d. de hoogte van de overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen met uitzondering van het bepaalde onder g;
  • e. de oppervlakte van de overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 10 m² bedragen;
  • f. terrein- en erfafscheidingen mogen van af de voet gemeten maximaal 1 meter hoog zijn, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder c en d en 3.2.3onder c en d voor het toestaan van een maximale goothoogte van 6,50 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter.

3.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
    • 3. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
    • 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
  • b. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor meer dan evenredige publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • c. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate op eigen terrein te worden gehandhaafd.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 onder b ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. bovengrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, voor zover geen bouwwerk zijnde, aam te brengen;
    • 2. het bebossen en planten van bomen;
    • 3. het wijzigen van waterlopen.
  • b. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:
    • 1. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van een normale agrarische bedrijfsexploitatie;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 3. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend.
  • c. De onder a bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de agrarische functies en de openheid niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Voor wat betreft de zone, gelegen langs de Hoefgraaf, zijn werkzaamheden met betrekking tot de aanleg van leidingen bovendien slechts toelaatbaar indien door de aanleg de aanwezige dan wel te ontwikkelen natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.