Gemeente:
Helmond
Plannaam:
Brandevoort II - Liverdonk Oost I
Status:
vastgesteld
IDN naam:
NL.IMRO.0794.2100BPU150034-2000

REGELS

 

Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Nadere regels

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

Artikel 5 Wonen

Artikel 6 Leiding - Gas

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGEL

Artikel 9 Slotregel

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan

het uitwerkingsplan Brandevoort II - Liverdonk Oost I met identificatienummer NL.IMRO.0794.2100BPU150034-2000 van de gemeente Helmond;

 

 

Artikel 2 Nadere regels

De voorschriften van het bestemmingsplan "Brandevoort II" zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

  1. de algemene regels en overgangs- en slotregels, zoals opgenomen in hoofdstuk 3 en 4 van dit uitwerkingsplan, zijn aangepast aan de Wet ruimtelijke ordening en van toepassing zijn;

  2. de term voorschriften, zoals gehanteerd op basis van de oude "Wet op de Ruimtelijke Ordening", gelijkgesteld wordt met de term regels, zoals gehanteerd op basis van de huidige "Wet ruimtelijke ordening";

  3. de term vrijstelling, zoals gehanteerd in het bestemmingsplan "Brandevoort II" gelijkgesteld wordt met de term afwijken.

 

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

  2. speelvoorzieningen, waterpartijen en waterinfiltratie;

  3. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, (fiets)paden en overige verhardingen.

 

3.2 bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m2;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten en andere masten mag maximaal 6 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen;

  4. op overkluisde waterlopen mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2 onder c voor de hoogte van kunstwerken, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

 

 

 

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer-verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer;

  2. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen;

  3. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;

  4. evenementen;

  5. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2 bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m²;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 8 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m.

 

 

 

 

 

 

Artikel 5 Wonen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor woondoeleinden in de vorm van vrijstaande-, dubbele-, en meer dan twee aaneengebouwde woningen, een en ander met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, (overkluisde) waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

 

5.2 bouwregels

 

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. hoofdgebouwen die vallen binnen de geurcontour van het bedrijf aan de Kranenbroek 1, mogen pas worden gebouwd, indien de omgevingsvergunning voor milieu van het bedrijf aan de Kranenbroek 1 is ingetrokken en de bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;

  2. de goothoogte bedraagt minimaal de ter plaatse aangegeven 'minimum goothoogte' en maximaal de ter plaatse aangegeven 'maximum goothoogte'.

  3. de afstand van woningen tot de openbare ruimte bedraagt tenminste 5 m;

  4. de afstand van woningen tot de achterste perceelsgrens bedraagt tenminste 5 m;

  5. de afstand van een niet aangebouwde zijde van een volledig vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;

  6. ter plaatse van de aanduiding [kap] dienen woningen te worden uitgevoerd met een kap;

  7. een bouwperceel behorende bij een woning mag ten hoogste worden bebouwd: bij een bouwperceel groter of gelijk aan 300 m2 tot ten hoogste 40%; bij een bouwperceel tot 300 m2 tot ten hoogste 60% tot een maximum van 120 m2.

 

5.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor een voorgevel van de woning of in het verlengde daarvan worden gebouwd';

  2. indien bijgebouwen en aanbouwen naast of aan de woning worden gebouwd, bedraagt de afstand tussen bijgebouwen, aanbouwen en de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan tenminste 4 m;

  3. de afstand van bijgebouwen en aanbouwen tot de zijdelingse perceelsgrens of een watergang bedraagt tenminste 3 m respectievelijk 5 m;

  4. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en aanbouwen per woning bedraagt ten hoogste 60 m2 met dien verstande dat het van toepassing zijnde maximum zoals aangegeven in artikel 5.2.1. onder g niet wordt overschreden;

  5. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen tenminste 4 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd;

  6. de goothoogte respectievelijk nokhoogte van bijgebouwen en aanbouwen bedraagt ten hoogste 3 m respectievelijk 6 m.

 

5.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m mag bedragen, mits de afstand tot de voorgevellijn minimaal 3 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.

 

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 voor wonen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde onder 5.2.1 onder c voor het bouwen op een kortere afstand dan 5 m;

  2. van het bepaalde in 5.2.2 onder b. tot een afstand van 0 m;

  3. van het bepaalde onder 3.2.2 onder d. voor de bouw van bijgebouwen ten behoeve van kantoor en/of praktijkruimte ten behoeve van het vrije beroep tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 100 m2 met dien verstande dat:

  1. een bebouwingspercentage van het bouwperceel van ten hoogste 40 % in acht genomen wordt;

  2. er geen onevenredige verkeersoverlast te verwachten is en er aan de geldende parkeernorm wordt voldaan;

  1. het bepaalde in artikel 3.2.1. onder f voor het toestaan van een grotere goothoogte dan bestaand en/of van een afwijkende kapvorm/dakhelling om te voldoen aan de eisen van de bouwregelgeving of ten behoeve van een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing;

  2. het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in de zijdelingse perceelsgrens, mits:

  1. deze in de zijdelingse perceelsgrens worden geplaatst, danwel minimimaal 1 m daaruit;

  2. belangen van derden niet onevenredig worden aangetast;

  3. de verkeersveiligheid niet in het geding komt;

  4. er geen eigen parkeerplaats op eigen erf verloren gaat;

  5. er vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaren bestaan;

  1. het bepaalde in artikel 3.2.3 onder a voor het toestaan van een hogere bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen achter de achtergevel of in het verlengde daarvan. De bouwhoogte mag dan maximaal 1,5 m bedragen.

 

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt ten minste verstaan het gebruik van bouwwerken voor:

  1. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. horeca;

  3. permanente of tijdelijke bewoning in bijgebouwen;

  4. beroepsuitoefening aan huis, in het geval dat;

  1. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30 procent van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m²;

  2. door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;

  3. detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;

  4. de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

 

 

 

Artikel 6 Leiding - Gas

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' bestemde gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:

  1. de bescherming, aanleg en/of instandhouding van ondergrondse gastransportleidingen;

  2. het beheer en onderhoud van de leiding;

  3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.

 

6.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd bouwwerken tot een maximale hoogte van 3 m¹ ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de ondergrondse gastransportleiding.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, indien de veiligheid van de leidingen hierdoor niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten. Vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de betreffende beheerder.

 

6.4 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

 

6.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en ophogen van gronden;

  2. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals (licht)masten, wegwijzers en straatmeubilair;

  3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;

  6. het permanent opslaan van goederen.

Een aanlegvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingenbeheerder.

 

6.4.2 Weigeringsgrond

Een omgevingsvergunning aanlegactiviteit mag alleen en moet worden geweigerd:

  1. indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;

  2. een omgevingsvergunning aanlegactiviteit wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

 

6.4.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning aanlegactiviteit is nodig voor:

  1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;

  3. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

 

6.5 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

  1. De voor Leiding-Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden (dubbelbestemming) zijn primair bestemd voor hoogspanningsverbindingen, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming Leiding-Hoogspanningsverbinding samenvallen, en zijn vervat in de artikelen 3 (Groen), 4 (Verkeer-Verblijfsgebied), en 5 (Wonen).

 

Bebouwingsregels

2. Op de als zodanig aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van hoogspanningsleidingen, met dien verstande dat de hoogte van de hoogspanningsmasten niet meer dan 60 m bedraagt.

 

Afwijken van de bouwregels

3. Het bevoegd gezag kan vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor de oprichting van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde krachtens de in lid 1 genoemde artikelen, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de energievoorziening, gehoord de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf;

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

 

 

8.1 Vrijwaringszone- straalpad

 

De gronden ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone straalpad" zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een straal verbinding.

 

 

8.2 Bouwregels

 

In afwijking van het bepaalde in deze regels mag ter plaatse van deze aanduiding niet hoger worden gebouwd dan 71m ten opzichte van NAP.

 

 

8.3 Afwijking van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 2 voor het bouwen in overeenstemming met de bestemming, mits het advies is verkregen van de beheerder van de straalverbinding.

 

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGEL

 

 

Artikel 9 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het uitwerkingsplan Brandevoort II - Liverdonk Oost I.