Planteksten
Op deze pagina vindt u de planteksten behorende bij het plan Brandevoort Oost - Aardenburg.Regels
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: plan het bestemmingsplan “Brandevoort Oost - Aardenburg” van de gemeente Helmond; aan huis gebonden bedrijf een ambachtelijk bedrijf dat, uitsluitend door de bewoner(s) van een woning, in of vanuit een (gedeelte van) een woning en/of in of vanuit een (gedeelte van) een daarbij behorend bijgebouw wordt uitgeoefend waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt; aan huis gebonden beroep een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat uitsluitend door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt; aanbouw een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; aanduidingsvlak een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens; aaneengesloten woning woning deel uitmakend van ten minste drie middels het hoofdgebouw verbonden woningen; achtergevel een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw; achtergevellijn denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen; bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; bebouwingspercentage het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; bebouwingsvlak een op de kaart als zodanig aangegeven vlak, dat niet door bebouwing mag worden overschreden, tenzij die overschrijding krachtens deze regels is of kan worden toegestaan. bestaand bij bouwwerken; een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, die verleend is vóór het tijdstip van het ontwerp van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald; bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald; bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak; bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0794.2100BP120019- met de bijbehorende regels en bijlagen; bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak, met eenzelfde bestemming; bijbouwvlak een geometrisch bepaald vlak, voorzien van de aanduiding 'bijgebouwen' waarop volgens deze regels aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan; bijgebouw een vrijstaand gebouw dat zowel qua afmetingen als in functioneel op-zicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; binnenterrein een aan alle zijden, behoudens toegangswegen, grotendeels door zij- of achtergevels van bebouwing omsloten terrein; bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; bouwgrens de grens van een bouwvlak; bouwlaag de begane grond of een verdieping van een gebouw; een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hier niet onder begrepen; bouwperceel een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; bouwperceelsgrens de grens van een bouwperceel; bouwvlak een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan; bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; carport open, doch overdekte plaats voor het stallen van een personenauto, ten hoogste slechts aan één zijde geheel of gedeeltelijk van een wand voorzien; erker een ondergeschikte toevoeging in de vorm van een op de begane grond en buiten de gevel van een hoofdgebouw uitgebouwd gedeelte van een ruimte, meestal uitgevoerd in glas, metselwerk en/of hout; gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte vormt; gebruiken het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven; groenvoorzieningen voorzieningen in de vorm van de aanplant van struiken en heesters, plantsoenen, parken, etcetera. hoofdgebouw gebouw dat zowel functioneel als voor wat betreft de afmetingen bepalend is voor de bestemming; kap afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°; landschappelijke waarden de aan een gebied toegekende waarden op het gebied van natuur en cultuur, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur; omgevingsvergunning aanlegactiviteit een vergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening; ondergronds bouwwerk een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil; peil voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan de hoofdtoegang aansluitende afgewerkte terrein; prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; seksinrichting een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische /pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; staat van bedrijfsactiviteiten een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen; uitbouw een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; uitvoeren het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven voorgevel op de openbare ruimte gerichte gevels van een gebouw welke door gevelindeling als meest representieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt; voorgevellijn een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen; voorgevelbouwgrens de naar de weg of het openbaar gebied, niet zijnde een (toegangsweg tot een) binnenterrein, gekeerde bouwgrens; voorgevelrooilijn de lijn die wordt gevormd door de voorgevel van een woning en het verlengde daarvan en die, met uitzondering van overschrijdingen die volgens deze regels zijn of kunnen worden toegestaan, door de bebouwing niet mag worden overschreden. vrijstaande woning woning die noch middels het hoofdgebouw noch middels een aan- of uitbouw met een andere woning of ander gebouw is verbonden; wijziging een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze wet luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan; woning een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden; Artikel 2 Wijze van meten 2.1 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: breedte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dan wel de harten van de scheidsmuren; de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. hoogte van een bouwlaag: tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen bouwlagen; horizontale diepte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een hoofdgebouw; verticale diepte van een bouwwerk: van het peil tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergrond gelegen (deel van het) gebouw. de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine 2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 Bos 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor: behoud en/of herstel van bos en bebossing met een specifieke landschappelijke en cultuurhistorische waarde; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - 1' en 'specifieke vorm van bos - 2' boswoningen; waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap. 3.2 bouwregels 3.2.1 Boswoningen boswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - 1' en 'specifieke vorm van bos - 2' en 'bouwvlak'; de voorgevel dient in een naar de weg gekeerde bouwgrens te worden geplaatst; de bouwgrens mag niet worden overschreden, met uitzondering van één erker per woning met een diepte van 1,5 m mits de afstand van de erker tot de voorste perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt; aantal bouwlagen, maximale goothoogte, maximale bouwhoogte, kapvorm en dakhelling aangegeven op de verbeelding; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - 2' dient de omvang van een perceel ten minste 900 m2 te bedragen; per woning dienen twee parkeerplaatsen op eigen terrein gesitueerd te worden. 3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij boswoningen Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij boswoningen gelden de volgende bepalingen: aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen'; aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen, behoudens een afwijkende ligging ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen', in de zijdelingse perceelsgrens geplaatst te worden dan wel minimaal 1 m daaruit, met dien verstande dat: indien het ter plaatse aangeduide 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen', direct grenst aan gronden in gebruik voor openbare verkeersdoeleinden of openbare groenvoorziening; bij een vrijstaande woning tussen voorgevellijn en achtergevellijn voor zover de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens meer dan 4 m bedraagt; deze afstand minimaal 1 m dient te bedragen; de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen; de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen, vermeerderd met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot een maximum van 6 m. 3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van licht- en andere masten mag maximaal 6 m bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen; c . de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' met een maximale hoogte van 2 m, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erfafscheiding'. Hier is een erfafscheiding op een aarden wal toegestaan met een maximale hoogte van 1,5 m. De hoogte van de aarden wal en erfafscheiding mag samen niet meer dan 3 m bedragen. 3.3 Specifieke gebruiksregels Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 3.1 van dit plan wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor: sport- en wedstrijdterrein, kampeerterrein en camping; agrarische doeleinden. 3.4 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit 3.4.1 Vergunningsplicht Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit van burgemeester en wethouders op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden; het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, parkeervoorzieningen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen; het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen; het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen; werken en werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling. 3.4.2 weigeringsgrond Een omgevingsvergunning aanlegactiviteit moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk of de werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen. 3.4.3 Uitzondering Geen omgevingsvergunning aanlegactiviteit is nodig voor: werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; werken of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning; werken of werkzaamheden die plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen". Artikel 4 Groen 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor: groenvoorzieningen, bermen en beplanting; waterpartijen en waterinfiltratie; leidingen en openbare nutsvoorzieningen; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, (fiets)paden en overige verhardingen. 4.2 bouwregels Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m2; de bouwhoogte van lichtmasten en andere masten mag maximaal 6 m bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen; op overkluisde waterlopen mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. 4.3 Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2 onder c voor de hoogte van kunstwerken, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is. Artikel 5 Verkeer 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor: wegen en straten en voet- en fietspaden, met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer; parkeer-, en groenvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen; geluidwerende voorzieningen; water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen; leidingen en openbare nutsvoorzieningen; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 5.2 bouwregels Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: gebouwen mogen niet worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m²; de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 14 m bedragen; de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag maximaal 5 m bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen. Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor Verkeer-verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor: wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer; parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen; waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen; leidingen en openbare nutsvoorzieningen; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 6.2 bouwregels Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m²; b. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 8 m bedragen; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m. HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS Artikel 7 Antidubbeltelbepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 8 Algemene bouwregels Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen, een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan. Voor het uitvoeren van ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde alsmede ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, gelden, uitgezonderd het bepaalde in de artikelen 14 t/m 17 van dit plan, geen nadere beperkingen. Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen: ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitgezonderd de zichtbare delen van de ondergrondse gebouwen en parkeergarages; de verticale diepte mag ten hoogste 3 m bedragen. Artikel 9 Algemene gebruiksregels 9.1 Gebruiksverbod Het is verboden de in het plan begrepen gronden en/of de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en). Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan: een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; een gebruik van gronden en/of bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, waaronder begrepen consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk alsmede detailhandel in consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk een gebruik van gronden v oor: volkstuinen; het beoefenen van de modelvliegtuigsport alsmede voor het racen of crossen al dan niet in wedstrijdverband met motorvoertuigen, motoren, bromfietsen, scooters en fietsen; militaire oefeningen, uitgezonderd marsoefeningen waarbij geen motorvoertuigen worden gebruikt; een gebruik van gronden en/of bouwwerken voor: een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie; een coffeeshop; een amusementshal voor speel- en gokautomaten; kienhal; casino en hiermee gelijk te stellen vormen van horeca, verkoop en amusement. Artikel 10 Algemene aanduidingsregels 10.1 Vrijwaringszone - straalpad 10.1.1 Aanduidingsomschrijving De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een straalverbinding. 10.1.2 bouwregels In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels mag niet hoger worden gebouwd dan 71 m ten opzichte van NAP. 10.1.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1.2 voor het bouwen in overeenstemming met de bestemming, mits advies is verkregen van de beheerder van de straalverbinding. Artikel 11 Algemene afwijkingsregels 11.1 Algemene ontheffingsregels Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van: in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10 procent van deze maten; de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing; de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m; de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m. 11.2 Voorwaarden Een omgevingsvergunning om af te wijken van de in lid 1 opgenomen regels kan slechts worden verleend, mits: de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad. Artikel 12 Overige regels 12.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven (artikel 9 Woningwet) buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen; de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer; de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; de ruimte tussen bouwwerken in verband met de brandveiligheid en bereikbaarheid door hulpdiensten. HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 13 Overgangsrecht 13.1 Overgangsrecht bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; het tenietgaan als gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 13.2 Overgangsrecht gebruik Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. Artikel 14 Slotregel Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Brandevoort Oost - Aardenburg".
mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.