Gemeente:
Helmond
Plannaam:
Dierdonk I
Status:
vastgesteld
IDN naam:
NL.IMRO.0794.1900BP140043-2000

Regels

 

Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap

Artikel 5 Bedrijf

Artikel 6 Bos

Artikel 7 Detailhandel

Artikel 8 Groen

Artikel 9 Maatschappelijk

Artikel 10 Natuur

Artikel 11 Sport

Artikel 12 Verkeer

Artikel 13 Verkeer- Verblijfsgebied

Artikel 14 Water

Artikel 15 Wonen

Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Artikel 17 Leiding - Water

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 18 Antidubbeltelbepaling

Artikel 19 Algemene bouwregels

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 24 Overgangsrecht

Artikel 25 Slotregel

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan

het bestemmingsplan 'Dierdonk I'van de gemeente Helmond met identificatienummer NL.IMRO.0794.1900BP140043-2000

 

bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

aan huis gebonden bedrijf

een ambachtelijk bedrijf dat, uitsluitend door de bewoner(s) van een woning, in of vanuit een (gedeelte van) een woning en/of in of vanuit een (gedeelte van) een daarbij behorend bijgebouw wordt uitgeoefend waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

 

aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat uitsluitend door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

 

aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

aanduidingsvlak

een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

 

aaneengesloten woning

woning deel uitmakend van ten minste drie middels het hoofdgebouw verbonden woningen;

 

achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw;

 

achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

 

agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt hieronder begrepen), niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, champignonkwekerij, een witlofkwekerij, een boomkwekerij, een bloembollenteeltbedrijf; alsmede het bestaande gebruik voor het houden van dieren.

 

 

 

ambachtelijk bedrijf

bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming;

 

appartement

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden bevat, dan wel een woning op een verdieping in een gebouw waarbij de begane grond een andere functie dan een woonfunctie bevat;

 

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

 

bebouwingspercentage

het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

 

bebouwingsvlak

een op de kaart als zodanig aangegeven vlak, dat niet door bebouwing mag worden overschreden, tenzij die overschrijding krachtens deze regels is of kan worden toegestaan;

 

bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, verhandelen en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, niet zijnde consumentgebonden dienstverlening, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

 

bedrijfsvloeroppervlak

het totale oppervlak van de bouwlagen van een (horeca of dienstverlenend) bedrijf, kantoor of winkel met inbegrip van de daartoe behorende magazijnruimte en overige dienstruimten;

 

beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

 

bestaand

  1. bij bouwwerken; een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, die verleend is vóór het tijdstip van het ontwerp van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;

  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

 

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak, met eenzelfde bestemming;

 

bijbouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, voorzien van de aanduiding 'bijgebouwen' waarop volgens deze regels aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

 

bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat zowel qua afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

 

 

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

bouwlaag

de begane grond of een verdieping van een gebouw; een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hier niet onder begrepen;

 

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

 

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegestaan;

 

bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

carport

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met tenminste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen niet meegerekend;

 

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden - waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop - het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inbegrepen het daarbij behorend en daaraan ondergeschikt verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse;

 

consumentgebonden dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten alsmede aan detailhandel verwante bedrijfsfuncties voor de zakelijke dienstverlening ter plaatse aan particulieren, zoals een kapsalon, schoonheidssalon, wasserette, videotheek, reisbureau;

 

dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

 

ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden op het gebied van flora, fauna en hun leefmilieu, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen in onderlinge samenhang.

 

erker

een ondergeschikte toevoeging in de vorm van een op de begane grond en buiten de gevel van een hoofdgebouw uitgebouwd gedeelte van een ruimte, meestal uitgevoerd in glas, metselwerk en/of hout;

 

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte vormt;

 

gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

 

geluidgevoelig gebouw

een woning of een ander gebouw met een geluidsgevoelige functie zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

 

gestapelde woning:

woning in een gebouw dat tenminste twee boven elkaar gelegen woningen bevat;

 

groenvoorzieningen

voorzieningen in de vorm van de aanplant van struiken en heesters, plantsoenen, parken, etcetera.

 

groothandel

het bedrijfsm1atig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

 

hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals een café, restaurant, hotel, pension en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een seksinrichting;

 

horeca I

een bedrijf dat zich uitsluitend of in overwegende mate richt op het verstrekken van consumpties al dan niet voor gebruik ter plaatse en dat een winkelondersteunende functie heeft, waaronder in elk geval begrepen een café, restaurant, cafetaria, lunchroom en snackbar en een daarbij behorende en daaraan ondergeschikte afhaalservice;

 

horeca II

een bedrijf dat zich uitsluitend of in overwegende mate richt op het bieden van gelegenheid voor spel, dans, vermaak en ontmoeting in combinatie met het verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse, met uitzondering van een speelautomatenhal. Hieronder worden in elk geval begrepen een discotheek, nachtclub, bioscoop, zalencentrum, kegelbaan;

 

kap

afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°;

 

kwetsbaar object

een object waarvoor, ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

 

landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden op het gebied van natuur en cultuur, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

 

maatschappelijke voorzieningen

openbaar bestuur, dienstverlening van overheidswege, godsdienstuitoefening, verenigingsleven, onderwijs, volksgezondheid, cultuur, kinderdagverblijf en vormen van begeleid wonen.

 

ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil;

 

overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met tenminste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen niet meegerekend;

 

pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

 

patiowoning

woning met open binnenplaats, tenminste aan drie zijden met gebouwen omsloten;

 

peil

1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.

 

perifere detailhandel

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en goederen, auto’s, boten en caravans, tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in grove bouwmaterialen (met inbegrip van tegels en bestrating), keukens en sanitair alsmede woninginrichting (met inbegrip van meubelen), die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling;

 

prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

risicovolle inrichting

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde en een richt waarde voor het risico c. q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische /pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

 

straatmeubilair

alle zodanige gebouwde bouwwerken, niet zijnde gebouwen, die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, verkeersborden, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;

 

uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

 

 

 

 

verkoopvloeroppervlak

het gedeelte van het bedrijfsvloeroppervlak van een winkel dat voor het winkelend publiek toegankelijk is, inclusief etalages, showrooms en de ruimte achter toonbanken en kassa’s;

 

voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw welke door gevelindeling als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;

 

voorgevellijn

een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

 

voorgevelbouwgrens

de naar de weg of het openbaar gebied, niet zijnde een (toegangsweg tot een) binnenterrein, gekeerde bouwgrens;

 

voorgevelrooilijn

de lijn die wordt gevormd door de voorgevel van een woning en het verlengde daarvan en die, met uitzondering van overschrijdingen die volgens deze regels zijn of kunnen worden toegestaan, door de bebouwing niet mag worden overschreden.

 

vrijstaande woning

woning, welke niet door het hoofdgebouw noch middels een aanbouw met een andere woning of ander gebouw verbonden is;

 

woning

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

 

woningtype

het type woning, zoals vrijstaande woningen, aaneengesloten woningen, halfvrijstaande woningen, geschakelde woningen, appartementen en patiowoningen;

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen

gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals

schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

de breedte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dan wel de harten van de scheidsmuren;

 

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeiboord, of een

daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

de hoogte van een bouwlaag:

tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen bouwlagen;

 

de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

 

de horizontale diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een hoofdgebouw;

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of

het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,

neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein

ter plaatse van het bouwwerk;

 

de verticale diepte van een bouwwerk:

van het peil tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergrond gelegen (deel van het) gebouw.

 

 

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m¹ bedraagt.

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart als "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor woondoeleinden met grondgebonden agrarische bedrijfsdoeleinden, niet zijnde het bedrijfsmatig houden van dieren uitgezonderd het bestaande gebruik;
met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

Op de als zodanig aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen met bijbehorende aanbouwen en/of bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming overeenkomstig de volgende regels:

  1. Per bouwperceel mag ten hoogste 1 woning worden gebouwd;

  2. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing mag niet meer bedragen dan de op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van het plan aanwezige bebouwing;

  3. geen (mest)bassins mogen worden gerealiseerd;

  4. de bebouwing is uitsluitend toegestaan mits op eigen terrein de benodigde parkeerplaatsen worden aangelegd en in stand gehouden conform de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage.

 

3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 onder d en toestaan dat geheel of gedeeltelijk wordt voorzien in de aanleg van parkeerplaatsen in het openbaar gebied, mits:

  1. door de aard van de bebouwing fysiek geen ruimte is voor de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein;

  2. ter compensatie kan worden voorzien in een parkeerplaats in de openbare ruimte;

  3. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing wordt aangetoond.

 

 

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

  2. het weiden van vee en het verbouwen van gewassen, anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat volkstuincomplexen niet zijn toegestaan;

  3. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;

  4. infrastructurele voorzieningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;

  5. waterlopen en waterbergingen;

  6. extensieve recreatie;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde; andere-werken; groenvoorzieningen; overige voorzieningen, met dien verstande dat:

  1. voeropslag, waaronder begrepen kuilvoerplaten en sleufsilo's, niet is toegestaan tenzij bestaand ten tijde tervisielegging ontwerp bestemmingsplan;

  2. voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest niet zijn toegestaan;

  3. teelt ondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan met dien verstande dat tijdelijke afdekfolies en/of lage tunnels zijn toegelaten indien daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;

  4. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als paardrijbak niet is toegestaan.

 

 

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

 

4.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat stallen en schuren die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.

 

4.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. de landschappelijke waarde van de gronden;

  2. het bebouwingsbeeld;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  6. de landschappelijke waarde.

 

 

4.4 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

 

4.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende

werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het graven of dempen van sloten en greppels;

  3. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen;

  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;

  5. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatie- leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  6. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;

  7. het aanplanten, vellen en/of rooien van bomen en beplantingen welke dieper wortelen dan 0,75 m1

 

4.4.2 Uitzondering

Het in artikel 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

4.4.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen, een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden. Onder de waarden van deze gronden worden verstaan de landschappelijke waarden als bedoeld in artikel 4.1.

 

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' wijzigen in de bestemming 'Natuur'.

 

4.5.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;

  4. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.

 

 

Artikel 5 Bedrijf

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, inclusief bij de bedrijven behorende en daaraan ondergeschikte kantoorruimte;

  2. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven, groenvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage;

  3. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogte;

  4. de bebouwing is uitsluitend toegestaan mits op eigen terrein de benodigde parkeerplaatsen worden aangelegd en in stand gehouden conform de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m¹;

  2. de bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten maximaal 5 m¹ bedraagt;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder reclamezuilen, maximaal 3 m¹ bedraagt.

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

 

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor en/of als;

  1. detailhandel, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende bedrijfsactiviteiten;

  2. perifere detailhandel of groothandel;

  3. risicovolle inrichtingen;

  4. inrichtingen die op grond van de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010 (PMV), laatstelijk gewijzigd 11 februari 2015, in bijlage 3 van de PMV zijn aangewezen als categorieën van inrichtingen die niet in een grondwaterbeschermingsgebied mogen worden opgericht of in werking gehouden indien deze zijn gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied zoals aangegeven op de bij deze regels behorende verbeelding met de aanduiding 'milieuzongrondwaterbeschermingsgebied';

  5. horeca, behoudens een kantine;

  6. kantoren, uitgezonderd kantoorruimte als bedoeld in artikel 5.1 onder a.

  7. Aan huis gebonden beroepen bij bedrijfswoningen, in het geval dat:

  1. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30% van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m²;

  2. door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;

  3. detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;

  4. de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

 

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in artikel 5.1 onder a voor bedrijven welke niet voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;

  2. bedrijven welke voorkomen in de categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving gelijkwaardig zijn aan bedrijven die vallen onder de milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  3. het bepaalde in artikel 5.2.1 onder d en toestaan dat geheel of gedeeltelijk wordt voorzien in de aanleg van parkeerplaatsen in het openbaar gebied, mits:

  1. door de aard van de bebouwing fysiek geen ruimte is voor de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein;

  2. ter compensatie kan worden voorzien in een parkeerplaats in de openbare ruimte;

  3. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing wordt aangetoond.

 

 

Artikel 6 Bos

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos, bosbouw;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden en landschappelijke waarden;

  3. groenvoorzieningen en recreatieve voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik;

  4. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;

  5. waterberging, waterlopen en waterinfiltratie.

 

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen niet worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m¹ bedragen.

 

6.3 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

 

6.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het rooien of vellen van bomen of andere houtopstanden;

 

6.3.2 Weigeringsplicht

Een omgevingsvergunning aanlegactiviteit mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en belangen behorende bij de bestemming, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

6.3.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning aanlegactiviteit is nodig voor:

  1. werken en werkzaamheden, die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. werken en werkzaamheden, die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning.

 

Artikel 7 Detailhandel

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, met dien verstande dat detailhandel uitsluitend op de begane grond is toegelaten, uitgezonderd additionele voorzieningen zoals opslagruimten en bij de detailhandel behorende en daaraan ondergeschikte kantoorruimte;

  2. consumentgebonden dienstverlening;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, groenvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage;

  3. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogte;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘plat dak’ is uitsluitend een platte afdekking toegestaan;

  5. de bebouwing is uitsluitend toegestaan mits op eigen terrein de benodigde parkeerplaatsen worden aangelegd en in stand gehouden conform de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m¹;

  2. de bouwhoogte van licht- en andere masten bedraagt maximaal 5 m¹;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 3 m¹.

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:

  1. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. horeca.

 

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 onder e en toestaan dat geheel of gedeeltelijk wordt voorzien in deaanleg van parkeerplaatsen in het openbaar gebied, mits:

  1. door de aard van de bebouwing fysiek geen ruimte is voor de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein;

  2. ter compensatie kan worden voorzien in een parkeerplaats in de openbare ruimte;

  3. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing wordt aangetoond.

 

Artikel 8 Groen

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

  2. bruggen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. waterpartijen, waterberging, waterlopen en waterinfiltratie;

  5. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

 

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m¹ en een maximale oppervlakte van 25 m²;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten en andere masten bedraagt maximaal 5 m¹;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m¹.

 

 

Artikel 9 Maatschappelijk

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke doeleinden;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' horeca I, met dien verstande dat maximaal één horecavestiging is toegestaan met een bedrijfsvloeroppervlak (bvo) van maximaal 250 m2;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven, groenvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen (al dan niet ondergronds), paden en overige verhardingen.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage;

  3. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogte;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' is uitsluitend een platte afdekking toegestaan. Daar waar geen aanduiding is aangegeven, zijn een kap en platte afdekking toegestaan;

  5. de bebouwing is uitsluitend toegestaan mits op eigen terrein de benodigde parkeerplaatsen worden aangelegd en in stand gehouden conform de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m¹;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten en andere masten bedraagt maximaal 5 m¹;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 m¹.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in dit bestemmingsplan wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten;

  2. detailhandel of groothandel;

  3. horeca, behoudens:

  1. het bepaalde in artikel 9.1 onder b;

  2. beperkte verkoop van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken in het kader van en ondergeschikt aan het functioneren van de betreffende maatschappelijke voorziening.

 

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.1 onder e en toestaan dat geheel of gedeeltelijk wordt voorzien in de aanleg van parkeerplaatsen in het openbaar gebied, mits:

  1. door de aard van de bebouwing fysiek geen ruimte is voor de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein;

  2. ter compensatie kan worden voorzien in een parkeerplaats in de openbare ruimte;

  3. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing wordt aangetoond.

 

 

Artikel 10 Natuur

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de ter plaatse voorkomende en potentiële ecologische en landschappelijke waarden;

  2. instandhouding van de geomorfologische, bodemkundige en hydrologische kenmerken;

  3. waterhuishouding in de vorm van waterverbindingen, waterlopen, waterbergingen, infiltratievoorzieningen;

  4. de ontwikkeling en versterking van de ecologische structuur alsmede de totstandkoming van een doorgaande ecologische verbinding;

  5. bruggen;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, andere werken en voorzieningen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de als zodanig bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m1 bedraagt.

 

10.3 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

 

10.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende

werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het graven of dempen van sloten en greppels;

  3. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen;

  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;

  5. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatie- leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  6. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;

  7. het aanplanten, vellen en/of rooien van bomen en beplantingen welke dieper wortelen dan 0,75 m1

 

10.3.2 Uitzondering

 

Het in artikel 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud betreffen;

  2. die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. waarvoor een vergunning (te verlenen door de minister) is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet;

  4. die worden uitgevoerd krachtens een op basis van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan.

10.3.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden. Onder de waarden van deze gronden worden verstaan de natuurlijke en landschappelijke waarde van de gronden als bedoeld in dit artikel.

 

Artikel 11 Sport

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen in de vorm van een tennispark;

  2. sportaccommodaties zoals kleedruimte en kantine, uitsluitend ten dienste van en ondergeschikt aan de sportactiviteiten;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven, groenvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage;

  3. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogte;

  4. de bebouwing is uitsluitend toegestaan mits op eigen terrein de benodigde parkeerplaatsen worden aangelegd en in stand gehouden conform de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage.

 

11.2.2 Bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m¹;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten en andere masten bedraagt maximaal 5 m¹;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 3 m¹.

 

11.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:

  1. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. detailhandel of groothandel;

  3. horeca, behoudens de beperkte verkoop van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken in het kader van en ondergeschikt aan het functioneren van de betreffende sportvoorziening.

  4. tribunes, uitgezonderd bestaande tribunes.

 

 

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

.Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.1 onder d en toestaan dat geheel of gedeeltelijk wordt voorzien in de aanleg van parkeerplaatsen in het openbaar gebied, mits:

  1. door de aard van de bebouwing fysiek geen ruimte is voor de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein;

  2. ter compensatie kan worden voorzien in een parkeerplaats in de openbare ruimte;

  3. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing wordt aangetoond.

 

Artikel 12 Verkeer

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, viaducten, bruggen, straten, voet- en fietspaden, met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

  2. parkeer- en groenvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen;

  3. geluidwerende voorzieningen;

  4. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;

  5. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m² en een maximale oppervlakte van 25 m²;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt 15 m¹;

  3. de bouwhoogte van bruggen bedraagt maximaal 25 m¹;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 3 m¹;

 

 

Artikel 13 Verkeer- Verblijfsgebied

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer;

  2. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen;

  3. geluidwerende voorzieningen;

  4. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;

  5. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m¹ en een maximale oppervlakte van 25 m²;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 8 m¹;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 3 m¹.

 

Artikel 14 Water

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterhuishouding, waterbeheer, waterberging, waterlopen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder bruggen, dammen, duikers, sluizen, kaden en vlonders;

  2. groenvoorzieningen en recreatieve voorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. ter plaats van de aanduiding 'vaarweg' tevens voor:
    waterhuishoudkundige voorzieningen in de vorm van een scheepvaartkanaal (bestaande rijksvaarweg) met bijbehorende (bouw)werken, zoals sluizen, stuwen, kaden, vlonders, bruggen ten dienste van pleziervaart, beroepsvaart en wegverkeer, alsmede waterdoorvoer ten behoeve van de waterbeheersing.

 

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen niet worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van bruggen bedraagt maximaal 25 m¹;

  3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 4 m¹.

 

Artikel 15 Wonen

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen, met dien verstande dat het bestaande aantal woningen en het bestaande woningtype gehandhaafd dient te blijven;

  2. aan huis gebonden beroepen met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.3 onder d;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, openbare nutsvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', waarbij de voorgevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens dient te worden geplaatst;

  2. de bouwgrens mag niet worden overschreden, met uitzondering van één erker per woning met een diepte van maximaal 2 m¹ mits de afstand van de erker tot de voorste perceelsgrens minimaal 2 m¹ bedraagt;

  3. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogte;

  4. een kap is verplicht met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' uitsluitend een platte afdekking is toegestaan;

  5. de bebouwing is uitsluitend toegestaan mits op eigen terrein de benodigde parkeerplaatsen worden aangelegd en in stand gehouden conform de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage.

 

15.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen';

  2. de gezamenlijke oppervlakte - voor zover niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' - mag per woning in ieder geval maximaal 60 m² bedragen dan wel maximaal 10% van het bij de woning behorende bouwperceel tot een maximum van 100 m² met dien verstande dat in ieder geval een oppervlakte van 25 m² van het bijbouwvlak onbebouwd moet blijven;

  3. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 4 m¹ achter de voorgevellijn te worden gebouwd, met uitzondering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij vrijstaande woningen;

  4. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij vrijstaande woningen dienen minimaal 10 m¹ achter de voorgevellijn gebouwd te worden, behoudens wanneer een vrijstaande woning grenst aan een niet-vrijstaande woning. In dat geval mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan die zijde tot op een afstand van 4 m¹ achter de voorgevellijn gebouwd worden;

  5. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen, behoudens een afwijkende ligging ter plaatse van de aanduidingen bouwvlak dan wel bijbouwvlak, in de zijdelingse perceelsgrens geplaatst te worden dan wel minimaal 1 m¹ daaruit, met dien verstande dat:

  1. indien de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" dan wel "bijgebouwen", direct grenzen aan gronden in gebruik voor openbare verkeersdoeleinden of openbare groenvoorziening;

  2. bij een vrijstaande woning tussen voorgevellijn en achtergevellijn voor zover de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens meer dan 4 m¹ bedraagt;

deze afstand minimaal 1 m¹ dient te bedragen;

  1. de goothoogte mag maximaal 3 m¹ bedragen;

  2. de bouwhoogte mag maximaal 3 m¹ bedragen, vermeerderd met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot een maximum van 6 m¹, met uitzondering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij patiowoningen;

  3. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij patiowoningen mag maximaal 3 m¹ bedragen.

 

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m¹ bedragen, met dien
    verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m¹ mag bedragen, mits gesitueerd op een afstand van minimaal 3 m¹ achter de voorgevellijn;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m¹ bedragen;

  3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m¹ bedragen.

 

15.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt ten minste verstaan het gebruik van bouwwerken voor:

  1. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. horeca;

  3. permanente of tijdelijke bewoning in bijgebouwen;

  4. aan huis gebonden beroepen, in het geval dat;

  1. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30% van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m²;

  2. door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;

  3. detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;

  4. de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

 

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

15.4.1 Aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 15.3 onder a voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:

  1. de woning als zodanig blijft functioneren, waarbij in ieder geval de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.) per woning maximaal 30 % van de begane grondoppervlakte en de bij de woning behorende bijgebouwen mag bedragen, met dien verstande dat het b.v.o. in ieder geval maximaal 60 m² mag bedragen;

  2. het betreft een bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  3. het niet betreft inrichtingen die op grond van de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010 (PMV), laatstelijk gewijzigd 11 februari 2015, in bijlage 3 van de PMV zijn aangewezen als categorieën van inrichtingen die niet in een grondwaterbeschermingsgebied mogen worden opgericht of in werking gehouden indien deze zijn gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied zoals aangegeven op de bij deze regels behorende verbeelding met de aanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied';

  4. door de bedrijfsuitoefening geen onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;

  5. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;

  6. de bedrijfsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

 

15.4.2 Afwijken parkeren

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2.1

onder e en toestaan dat geheel of gedeeltelijk wordt voorzien in de aanleg van parkeerplaatsen in het

openbaar gebied, mits:

a. door de aard van de bebouwing fysiek geen ruimte is voor de benodigde parkeerplaatsen op eigen

terrein;

b. ter compensatie kan worden voorzien in een parkeerplaats in de openbare ruimte;

c. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of

architectonische inpassing wordt aangetoond.

 

Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:

  1. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van bovengrondse hoogspanningsverbindingen;

  2. het beheer en onderhoud van de verbinding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

16.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  1. bouwwerken tot een maximale hoogte van 3 m¹ ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de hoogspanningsverbinding;

  2. bovengrondse hoogspanningsverbindingen met een maximale bouwhoogte van 60 m¹.

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, indien de belangen van de leidingen hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

16.4 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

 

16.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting of bomen;

  2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m1;

  3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;

  4. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

 

16.4.2 Weigeringsplicht

Een omgevingsvergunning aanlegactiviteit mag alleen en moet worden geweigerd:

  1. indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;

  2. een omgevingsvergunning aanlegactiviteit wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

 

16.4.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning aanlegactiviteit is nodig voor:

  1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

16.5 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

 

 

Artikel 17 Leiding - Water

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. een ondergrondse waterleiding;

  2. het beheer en onderhoud van de leiding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

17.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden de volgende bepalingen;

  1. er mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd;

  2. gebouwen mogen niet worden gebouwd;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 m¹.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, indien de belangen van de leidingen hierdoor niet onevenredig worden geschaad en vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

17.4 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

 

17.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, ophogen, egaliseren, afgraven, diepploegen, woelen, en mengen van gronden of anderszins wijzigen van maaiveld-, wege of terreinhoogte;

  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;

  6. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren.

 

17.4.2 Weigeringsplicht

Een omgevingsvergunning aanlegactiviteit mag alleen en moet worden geweigerd:

  1. indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;

  2. een omgevingsvergunning aanlegactiviteit wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

 

17.4.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning aanlegactiviteit is nodig voor:

  1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

17.5 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 18 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 19 Algemene bouwregels

  1. Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen, een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan.

  2. Voor het uitvoeren van ondergrondse bouwwerken, geen gebouw zijnde alsmede ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, gelden, uitgezonderd het bepaalde in de artikelen 4, 6, 10, 16, 17 van dit plan, geen nadere beperkingen.

  3. Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, uitgezonderd de zichtbare delen van de ondergrondse gebouwen;

  2. de verticale diepte mag ten hoogste 3 m¹ bedragen.

 

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

 

20.1 Algemeen

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

20.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

  2. stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

  3. stort- en/of opslagplaats van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, waaronder begrepen consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk alsmede detailhandel in consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk;

  4. het beoefenen van de modelvliegtuigsport alsmede voor het racen of crossen al dan niet in wedstrijdverband met motorvoertuigen, motoren, bromfietsen, scooters en fietsen;

  5. militaire oefeningen, uitgezonderd marsoefeningen waarbij geen motorvoertuigen worden gebruikt;

  6. een seksinrichting, dan wel ten behoeve van prostitutie;

  7. een coffeeshop;

  8. een amusementshal voor speel- en gokautomaten;

  9. een kienhal;

  10. een casino.

 

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

 

21.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van deze maten;

  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m¹, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;

  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m¹;

  4. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m¹.

 

21.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad en;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

 

22.1 Wijzigen van het plan

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad en;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

 

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

 

23.1 Vrijwaringszone - vaarweg

 

23.1.1 Algemeen

De ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' aangegeven zone dient ter bescherming van een goede en veilige doorvaart van de scheepvaart op de rijksvaarweg.
Voor vergunningplichtige activiteiten binnen deze vrijwaringszone wordt verwezen naar de Waterwet, het Waterbesluit en de Legger Rijkswaterstaatswerken, zoals deze gelden op het moment van de beslissing op een initiatief door het bevoegd gezag, Rijkswaterstaat, tevens beheerder van de rijksvaarweg.

 

23.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen er binnen de vrijwaringszone geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken gerelateerd aan of ten behoeve van de rijksvaarweg.

 

23.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.1.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, onder de voorwaarde dat deze op grond van de daar voorkomende bestemmingen zijn toegestaan en belemmeringen worden voorkomen voor:

  • de veiligheid van de scheepvaart;

  • de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;

  • het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten; de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten;

  • het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg;

zulks in overleg met, en na toestemming van, de beheerder van de rijksvaarweg.

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 24 Overgangsrecht

 

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
    mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

24.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 25 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Dierdonk I'.