direct naar inhoud van Regels
Plan: Rijpelberg - Brouwhuis
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0794.1814BP170158-2001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Rijpelberg - Brouwhuis' met identificatienummer NL.IMRO.0794.1814BP170158-2001 van de gemeente Helmond;

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden bedrijf

een ambachtelijk bedrijf dat, uitsluitend door de bewoner(s) van een woning, in of vanuit een (gedeelte van) een woning en/of in of vanuit een (gedeelte van) een daarbij behorend bijgebouw wordt uitgeoefend waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.4 aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat uitsluitend door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.5 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aaneengesloten woning

woning deel uitmakend van ten minste drie middels het hoofdgebouw verbonden woningen;

1.9 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw;

1.10 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.11 ambachtelijk bedrijf

bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming;

1.12 appartement

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden bevat;

1.13 archeologisch onderzoek

inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.14 archeologische begeleiding

begeleiding uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.15 archeologische opgraving

opgraving uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie waarbij de archeologische waarden worden veiliggesteld;

1.16 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.17 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.18 bebouwingspercentage

het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.19 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, verhandelen en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, niet zijnde consumentgebonden dienstverlening, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.20 bedrijfsvloeroppervlak

het totale oppervlak van de bouwlagen van een (horeca of dienstverlenend) bedrijf, kantoor of winkel met inbegrip van de daartoe behorende magazijnruimte en overige dienstruimten;

1.21 bedrijfswoning

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het bedrijfsgebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.22 bestaand
  • 1. bij bouwwerken; een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, die verleend is vóór het tijdstip van het ontwerp van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • 2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.23 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.25 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat zowel qua afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.26 bosbouw

activiteiten die zich richten op de ontwikkeling en instandhouding van de levensgemeenschap bos ten behoeve van de doeleinden houtteelt, natuur en landschap;

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwlaag

de begane grond of een verdieping van een gebouw; een onderhuis, een geheel ofe gedeeltelijk onder peil gelegen parkeerlaag, zolderverdieping, vliering of kapverdieping worden hier niet onder begrepen;

1.30 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.31 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.32 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegestaan;

1.33 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.34 consumentgebonden dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten alsmede aan detailhandel verwante bedrijfsfuncties voor de zakelijke dienstverlening ter plaatse aan particulieren, zoals een kapsalon, schoonheidssalon, wasserette, videotheek, reisbureau;

1.35 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden - waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop - het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inbegrepen het daarbij behorend en daaraan ondergeschikt verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse;

1.36 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden op het gebied van flora, fauna en hun leefmilieu, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen in onderlinge samenhang.

1.37 extensieve dagrecreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;

1.38 erker

een ondergeschikte toevoeging in de vorm van een op de begane grond en buiten de gevel van een hoofdgebouw uitgebouwd gedeelte van een ruimte, meestal uitgevoerd in glas, metselwerk en/of hout;

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte vormt;

1.40 gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.41 gestapelde woning:

woning in een gebouw dat tenminste twee boven elkaar gelegen woningen bevat;

1.42 geschakelde woning

woning waarvan het hoofdgebouw door middel van een aan- of uitbouw verbonden is met een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;

1.43 groenvoorzieningen

voorzieningen in de vorm van de aanplant van struiken en heesters, plantsoenen, parken, etcetera;

1.44 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die geheel dan wel grotendeels afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend;

1.45 groothandel

het bedrijfsm1atig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.46 halfvrijstaande woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee via de hoofdgebouwen verbonden woningen;

1.47 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.48 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals een café, restaurant, hotel, pension en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een seksinrichting;

1.49 horeca I

een bedrijf dat zich uitsluitend of in overwegende mate richt op het verstrekken van consumpties al dan niet voor gebruik ter plaatse en dat een winkelondersteunende functie heeft, waaronder in elk geval begrepen een restaurant, cafetaria, lunchroom en snackbar en een daarbij behorende en daaraan ondergeschikte afhaalservice;

1.50 horeca II

een bedrijf dat zich uitsluitend of in overwegende mate richt op het bieden van gelegenheid voor spel, dans, vermaak en ontmoeting in combinatie met het verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse, met uitzondering van een speelautomatenhal. Hieronder worden in elk geval begrepen een café, discotheek, nachtclub, bioscoop, zalencentrum, kegelbaan;

1.51 kap

afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°;

1.52 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden op het gebied van natuur en cultuur, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.53 maatschappelijke voorzieningen

openbaar bestuur, dienstverlening van overheidswege, godsdienstuitoefening, verenigingsleven, onderwijs, volksgezondheid, cultuur, en kinderdagverblijven;

1.54 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil;

1.55 overkluisde waterloop

een niet in het landschap zichtbare ondergrondse waterloop;

1.56 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.57 patiowoning

woning met open binnenplaats, tenminste aan drie zijden met gebouwen omsloten;

1.58 peil

1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld ter plaatse van die hoofdtoegang;

1.59 perifere detailhandel

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en goederen, auto’s, boten en caravans, tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in grove bouwmaterialen (met inbegrip van tegels en bestrating), keukens en sanitair alsmede woninginrichting (met inbegrip van meubelen), die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling;

1.60 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.61 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde en een richt waarde voor het risico c. q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.62 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische / pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.63 staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.64 straatmeubilair

alle zodanige gebouwde bouwwerken, niet zijnde gebouwen, die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, verkeersborden, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;

1.65 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.66 uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.67 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw welke door gevelindeling als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;

1.68 voorgevellijn

een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.69 vrijstaande woning

woning, welke niet door het hoofdgebouw noch middels een aanbouw met een andere woning of ander gebouw verbonden is;

1.70 woning

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.71 wonen

het bewonen van een woning of als zodanig bestemd gebouw binnen de bestemming wonen;

1.72 woningtype

het type woning, zoals vrijstaande woningen, aaneengesloten woningen, halfvrijstaande woningen, geschakelde woningen, appartementen en patiowoningen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de breedte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dan wel de harten van de scheidsmuren;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een bouwlaag:

tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen bouwlagen;

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.7 de horizontale diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een hoofdgebouw;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 de verticale diepte van een bouwwerk:

van het peil tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergrond gelegen (deel van het) gebouw.

2.11 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m¹ bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, leidingen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, wegen, paden en overige verhardingen.

3.2 Bouwregels

Op de als zodanig bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met een maximale hoogte van 2 m1, met uitzondering van overkappingen.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, inclusief bij de bedrijven behorende en daaraan ondergeschikte kantoorruimte;
  • b. ter plaatse van de aanduiding: 'opslag': uitsluitend een bedrijf ten behoeve van het bedrijfsmatig aanbieden en exploiteren van opslag- en stallingsruimte aan particulieren;
  • c. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' enkel behorend bij een bedrijfsgebouw op hetzelfde perceel;
  • d. gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de rioolwaterzuivering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuivering';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven, groenvoorzieningen, leidingen en openbare nutsvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, wegen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage, met dien verstande dat: daar waar geen bebouwingspercentage is aangegeven geldt dat de oppervlakte van bedrijfsgebouwen maximaal 300 m2 per bouwperceel mag bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat wanneer de bestaande hoogte meer bedraagt, de bestaande hoogte als maximum geldt;
4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat de voorgevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens dient te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de bouwgrens mag niet worden overschreden, met uitzondering van één erker per woning met een diepte van maximaal 1,5 m1;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat wanneer de bestaande hoogte meer bedraagt, de bestaande hoogte als maximum geldt;
  • e. de kapvorm en de dakhelling zijn toegestaan als bestaand.
4.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in dezelfde zijdelingse perceelsgrens als de woningen dienen te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning maximaal 60 m2 bedragen;
  • c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 3 m1 achter de voorgevellijn te worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen die tot in de voorgevellijn gebouwd mogen worden;
  • d. de goothoogte mag maximaal 3 m1 bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag maximaal 3 m1 bedragen, vermeerderd met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot een maximum van 6 m1.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m¹, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m1 mag bedragen, mits de afstand tot de voorgevellijn minimaal 3 m1 bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten bedraagt maximaal 5 m¹;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder reclamezuilen, bedraagt maximaal 3 m¹.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor en/of als:

  • a. detailhandel, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende bedrijfsactiviteiten;
  • b. perifere detailhandel of groothandel;
  • c. risicovolle inrichtingen;
  • d. geluidhinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 derde lid van het Besluit omgevingsrecht en artikel 41, derde lid van de Wet geluidhinder;
  • e. inrichtingen die op grond van de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010 (PMV), laatstelijk gewijzigd 11 februari 2015, in bijlage 3 van de PMV zijn aangewezen als categorieën van inrichtingen die niet in een grondwaterbeschermingsgebied mogen worden opgericht of in werking gehouden indien deze zijn gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied zoals aangegeven op de bij deze regels behorende verbeelding met de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied';
  • f. horeca, behoudens een kantine;
  • g. kantoren, uitgezonderd kantoorruimte als bedoeld in artikel 4.1 onder a.
  • h. Aan huis gebonden beroepen bij bedrijfswoningen, in het geval dat:
  • 1. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30% van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m²;
  • 2. door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
  • 3. detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
  • 4. de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 4.1 onder a voor bedrijven welke niet voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;
  • b. bedrijven welke voorkomen in de categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving gelijkwaardig zijn aan bedrijven die vallen onder de milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de milieucategorie 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, inclusief bij de bedrijven behorende en daaraan ondergeschikte kantoren;
  • b. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - sport' tevens een sportcentrum;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - sport 1' tevens een sportcentrum op de eerste verdieping van het betreffende gebouw;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - abc': detailhandel in ABC (auto's, boten, caravan) - goederen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - fysiotherapeutisch centrum': tevens een fysiotherapeutisch centrum;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - telefooncentrale': tevens een telefooncentrale;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven, groenvoorzieningen, leidingen en openbare nutsvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, wegen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat wanneer de bestaande hoogte meer bedraagt, de bestaande hoogte als maximum geldt;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt 100% tenzij op de verbeelding het ter plaatse geldende 'bebouwingspercentage' is aangegeven;
  • d. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen dient minimaal 3 m¹ te bedragen;
  • e. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag maximaal 5 m1 bedragen;
5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat:
    • 1. de voorgevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens dient te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de bouwgrens mag niet worden overschreden, met uitzondering van één erker per woning met een diepte van maximaal 1,5 m1 met dien verstande dat de afstand tot de voorste perceelsgrens minimaal 2 m1 bedraagt;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat wanneer de bestaande hoogte meer bedraagt, de bestaande hoogte als maximum geldt;
  • e. de kapvorm en de dakhelling zijn toegestaan als bestaand.
5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m1 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten mag maximaal 5 m1 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder reclamezuilen, mag maximaal 3 m1 bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2.1 sub b en c tot verhoging van de maximale goot- en bouwhoogten tot maximaal 10 m1;
  • b. artikel 5.2.1 onder d voor het bouwen van gebouwen tot in één van de zijdelingse perceelsgrenzen dan wel in de achterperceelsgrens, met dien verstande dat:
    • 1. de verkeers- en brandveiligheid alsmede de brandbestrijdingsmogelijkheden zijn gewaarborgd;
    • 2. laad- en losmogelijkheden op eigen terrein voldoende zijn gewaarborgd;
    • 3. op eigen terrein voldoende ruimte aanwezig blijft dan wel is om te parkeren;
    • 4. gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. er vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaren bestaan.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor en/of als:

  • a. detailhandel, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende bedrijfsactiviteiten;
  • b. perifere detailhandel;
  • c. geluidhinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 derde lid van het Besluit omgevingsrecht en artikel 41, derde lid van de Wet geluidhinder;
  • d. inrichtingen die op grond van de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010 (PMV), laatstelijk gewijzigd 11 februari 2015, in bijlage 3 van de PMV zijn aangewezen als categorieën van inrichtingen die niet in een grondwaterbeschermingsgebied mogen worden opgericht of in werking gehouden indien deze zijn gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied zoals aangegeven op de bij deze regels behorende verbeelding met de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied';
  • e. horeca, behoudens een kantine;
  • f. kantoren, uitgezonderd kantoorruimte als bedoeld in artikel 5.1 onder a;
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 5.1 onder a voor bedrijven welke niet voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijziging

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijventerrein' wijzigen door de navolgende aanduidingen te verwijderen van de verbeelding:

  • a. 'specifieke vorm van bedrijf - fysiotherapeutisch centrum' en/of;
  • b. 'specifieke vorm van bedrijf - telefooncentrale';
  • c. 'specifieke vorm van bedrijf - sport';
  • d. 'specifieke vorm van bedrijf - sport 1';
  • e. 'specifieke vorm van detailhandel - abc'

mits voorafgaand aan de wijziging het betreffende bedrijf ter plaatse is beëindigd.

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos, bosbouw;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden en landschappelijke waarden;
  • c. extensieve dagrecreatie;
  • d. waterberging, waterlopen en waterinfiltratie.

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen niet de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 5 m1 bedragen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m¹ bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor en/of als:

  • a. als sport- en wedstrijdterrein, kampeerterrein en camping;
  • b. voor agrarische doeleinden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het rooien of vellen van bomen of andere houtopstanden;
  • b. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden;
  • c. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, parkeervoorzieningen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • g. werken en werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
6.4.2 Weigeringsplicht

Een omgevingsvergunning aanlegactiviteit mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en belangen behorende bij de bestemming, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

6.4.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is benodigd voor:

  • a. werken en werkzaamheden, die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden, die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' zijn de volgende functies toegestaan:
    • 1. detailhandel, met dien verstande dat enkel bestaande supermarkten zijn toegestaan;
    • 2. consumentgebonden dienstverlening;
    • 3. maximaal 2 horeca 1-bedrijven;
    • 4. maatschappelijke voorzieningen;
    • 5. kantoren;
    • 6. appartementen.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2' zijn alle functies genoemd onder lid a 1 t/m 6 toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. detailhandel uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', met dien verstande dat enkel bestaande supermarkten zijn toegestaan; ;
    • 2. het bruto bedrijfsvloeroppervlak maximaal 1.400 m2 mag bedragen;
    • 3. maximaal 3 horeca 1-bedrijven zijn toegestaan.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 3' zijn alleen de volgende functies toegestaan:
    • 1. maatschappelijke voorzieningen;
    • 2. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, inclusief bij de bedrijven behorende en daaraan ondergeschikte kantoren;
    • 3. kantoren.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 4' zijn alleen de volgende functies toegestaan:
    • 1. maatschappelijke voorzieningen;
    • 2. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, inclusief bij de bedrijven behorende en daaraan ondergeschikte kantoren.

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, leidingen en openbare nutsvoorziening en, tuinen en erven, waterpartijen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen, met dien verstande dat:

  • e. dat de onder sub a en b benoemde functies enkel zijn toegestaan op de begane grond behoudens additionele voorzieningen zoals opslagruimten;
  • f. het bedrijfsvloeroppervlak van bestaande detailhandel en horeca 1 mag worden uitgebreid met een oppervlakte van 20% van het bestaande bedrijfsvloeroppervlak;
  • g. de appartementen zijn uitsluitend op de verdiepingen toegelaten, uitgezonderd additionele voorzieningen zoals bergingen, fietsenstallingen en toegangen ten behoeve van de woonverdiepingen;
  • h. het bestaande aantal appartementen dient gehandhaafd te blijven;
  • i. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum' goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat wanneer de bestaande hoogte meer bedraagt, de bestaande hoogte als maximum geldt;
  • c. de voorgevel van appartementen dient in of maximaal 2 m1 achter de naar de weg gekeerde bouwgrens geplaatst te worden;
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. op en boven de gronden met de bestemming Gemengd zijn uitbouwen in de vorm van balkons of luifels en brandtrappen, eventueel buiten het bouwvlak, toegestaan, mits:
  • 1. de bouwhoogte maximaal 5 m1 bedraagt;
  • 2. de diepte van het bouwwerk/uitbouw, gemeten uit de bouwgrens, maximaal 2 m1 bedraagt;
  • 3. de bouwwerken zodanig gesitueerd worden dat er geen aantasting plaatsvindt van de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid ter plaatse en geen aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m1 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van licht- en andere masten mag maximaal 5 m1 bedragen;
  • d. de bouwhoogte van luifels mag maximaal 3 m1 bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m1 bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in dit bestemmingsplan wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, behalve ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd - 3' en 'specifieke vorm van gemengd - 4';
  • b. perifere detailhandel of groothandel;
  • c. aan huis gebonden beroepen, in het geval dat;
    • 1. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30% van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m²;
    • 2. door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
    • 3. detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
    • 4. de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.1 mits:

  • a. onder b voor de nieuwvestiging van detailhandel onder de voorwaarde dat het bestaand aantal m2 bedrijfsvloeroppervlak aan detailhandel niet mag toenemen;
  • b. onder c en d lid 2 voor bedrijven welke niet voorkomen in de milieucategorieën 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. geluidswerende voorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. waterpartijen, waterberging, waterlopen, wateropvang- en waterinfiltratievoorzieningen;
  • e. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, leidingen en openbare nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m¹ en een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en andere masten bedraagt maximaal 5 m¹;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m¹;
  • d. op overkluisde waterlopen mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca 1-bedrijven, met dien verstande dat deze functie uitsluitend op de begane grond is toegelaten, uitgezonderd additionele voorzieningen zoals opslagruimten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - café zalencentrum' tevens een café en zalencentrum;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - café' tevens een café;
  • d. bedrijfswoningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, leidingen en openbare nutsvoorziening en, tuinen en erven, waterpartijen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen, met dien verstande dat:

    • 1. het bestaande bedrijfsvloeroppervlak van horecabedrijven gehandhaafd dient te blijven;
    • 2. de bedrijfswoningen uitsluitend op de verdiepingen zijn toegestaan, uitgezonderd additionele voorzieningen zoals bergingen, fietsenstallingen en toegangen ten behoeve van de woonverdiepingen;
    • 3. per horecabedrijf maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan;
    • 4. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat wanneer de bestaande hoogte meer bedraagt, de bestaande hoogte als maximum geldt;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt 100%.
9.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goot- of bouwhoogte mag maximaal 3 m1 bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 6 m1 bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Op en boven de gronden met de bestemming Horeca zijn uitbouwen in de vorm van balkons of luifels en brandtrappen, eventueel buiten het bouwvlak, toegestaan, mits:
  • 1. de bouwhoogte maximaal 5 m1 bedraagt;
  • 2. de diepte van het bouwwerk/uitbouw, gemeten uit de bouwgrens, maximaal 2 m1 bedraagt;
  • 3. de bouwwerken zodanig gesitueerd worden dat er geen aantasting plaatsvindt van de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid ter plaatse;
  • 4. geen aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m1 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van licht- en andere masten mag maximaal 5 m1 bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m1 bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in dit bestemmingsplan wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. horeca 2, uitgezonderd een café- zalencentrum zoals bedoeld in artikel 9.1 onder b, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - café';
  • c. (perifere) detailhandel of groothandel;
  • d. aan huis gebonden beroepen, in het geval dat:
  • 1. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30% van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m²;
  • 2. door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
  • 3. detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
  • 4. de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. een crematorium en een mortuarium uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'crematorium';
  • c. een begraafplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • d. bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat:
    • 1. de bedrijfswoningen zijn uitsluitend op de verdiepingen toegestaan, uitgezonderd additionele voorzieningen zoals bergingen, fietsenstallingen en toegangen ten behoeve van de woonverdiepingen;
    • 2. per maatschappelijke voorziening is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
    • 3. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan;

Met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat wanneer de bestaande hoogte meer bedraagt, de bestaande hoogte als maximum geldt;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m1 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van licht- en andere masten mag maximaal 5 m1 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m1 bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in dit bestemmingsplan wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in 10.1;
  • b. (perifere) detailhandel of groothandel;
  • c. horeca, behoudens de beperkte verkoop van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken in het kader van en ondergeschikt aan het functioneren van de betreffende maatschappelijke voorziening.
  • d. aan huis gebonden beroepen, in het geval dat;
  • 1. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30% van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m²;
  • 2. door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
  • 3. detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
  • 4. de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie in de vorm van een dierenpark en een speeltuin;
  • b. een volkstuin uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';

Met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, sanitaire voorzieningen, groenvoorzieningen, speeltoestellen en speelvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', welk bouwvlak volledig mag worden bebouwd, tenzij het gebouwen betreft die behoren bij een volkstuinkavel, hiervoor geldt het volgende:
    • 1. de oppervlakte van een volkstuinkavel dient minimaal 50 m2 te bedragen en mag maximaal 400 m2 bedragen;
    • 2. per volkstuinkavel met een minimale oppervlakte van 200 m2 mag:
      • maximaal één gebouw worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 20 m2 en;
      • maximaal één kas worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 20 m2;
    • 3. per volkstuinkavel met een minimale oppervlakte van 100 m2 en maximaal 200 m2 mag:
      • maximaal één gebouw gebouwd worden met een maximale oppervlakte van 10 m2 en;
      • maximaal één kas gebouwd worden met een maximale oppervlakte van 10 m2;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag maximaal 3 m1 bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m);
  • c. de kapvorm en de dakhelling zijn toegestaan als bestaand;
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m1 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van licht- en andere masten mag maximaal 5 m1 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4 m1 bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m1 bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in dit bestemmingsplan wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. (perifere) detailhandel of groothandel;
  • c. horeca, behoudens een kantine bij het volkstuincomplex.

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportactiviteiten;
  • b. sportaccommodaties waaronder bestaande tribune's, kleedruimte en kantine, uitsluitend ten dienste van en ondergeschikt aan de sportactiviteiten;
  • c. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk'.

Met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, sanitaire voorzieningen, groenvoorzieningen, speeltoestellen en speelvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat wanneer de bestaande hoogte meer bedraagt, de bestaande hoogte als maximum geldt;
  • c. de kapvorm en de dakhelling zijn toegestaan als bestaand;
  • d. daar waar geen bebouwingspercentage is aangegeven geldt dat het gehele bouwvlak mag worden bebouwd.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m1 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bestaande tribunes mag maximaal 6 m1 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelinstallaties, ballenvangers en licht- en andere masten mag maximaal 15 m1 bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m1 bedragen.
12.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in dit bestemmingsplan wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. (perifere) detailhandel of groothandel;
  • c. horeca, behoudens de beperkte verkoop van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken in het kader van en ondergeschikt aan het functioneren van de betreffende sportvoorziening;
  • d. tribunes, uitgezonderd bestaande tribunes als bedoeld in artikel 12.1;
  • e. bedrijfswoningen.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, voet- en fietspaden, met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. bruggen, viaducten, (voet- en fiets)tunnels en trappen;
  • c. spoorwegen en spoorwegvoorzieningen zoals een station, wachtruimten, perrons, overkappingen, bruggen, kunstwerken, openbaar vervoersvoorzieningen, bewegwijzering, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg';
  • d. parkeer- en groenvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;
  • g. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 m1;
  • b. buiten bouwvlak zijn enkel toegestaan gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m1 en een maximale oppervlakte van 25 m1;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 14 m1 bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet zijnde railverkeer, mag maximaal 6 m¹ bedragen;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer mag maximaal 10 m¹ bedragen, waarbij in afwijking van het bepaalde in artikel 2.1 gemeten dient te worden vanaf bovenkant spoorstaaf;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m1 bedragen;
  • g. op overkluisde waterlopen mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
  • h. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 8 m¹ bedragen;
  • i. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag maximaal 6 m¹ bedragen;

Artikel 14 Verkeer- Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer;
  • b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;
  • e. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m¹ en een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 8 m¹;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 3 m¹;
  • d. op overkluisde waterlopen mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

 

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding, waterbeheer, waterberging en waterlopen;
  • b. een sluis en sluishuisje ter plaatse van de aanduiding 'sluis';
  • c. een brug ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • d. groenvoorzieningen en recreatieve voorzieningen;
  • e. oevers en bermen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'vaarweg' tevens voor: waterhuishoudkundige voorzieningen in de vorm van een scheepvaartkanaal (bestaande rijksvaarweg) met bijbehorende (bouw)werken, zoals sluizen, stuwen, kaden, vlonders, bruggen ten dienste van pleziervaart, beroepsvaart en wegverkeer, alsmede waterdoorvoer ten behoeve van de waterbeheersing;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, viaducten, dammen, duikers, sluizen, steigers en kademuren;

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • b. bruggen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding brug;
  • c. de bouwhoogte van bruggen en viaducten mag maximaal 8 m1 bedragen;
  • d. kades, vlonders en aanlegsteigers mogen niet worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 4 m¹.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • c. een bestaand ambachtelijk bedrijf ter uitsluitend plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk';
  • d. een apotheek uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - apotheek';
  • e. kleinschalig begeleid wonen voor ouderen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijzondere woonvormen';
  • f. aan huis gebonden beroepen met inachtneming van het bepaalde in artikel 16.4 onder d;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, (overkluisde) waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', waarbij de voorgevel in een naar de weg gekeerde dient te worden geplaatst en het bestaande woningtype gehandhaafd dient te blijven;
  • b. gestapelde woningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal bestaande legale woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven aantal als maximum geldt;
  • d. de bouwgrens mag niet worden overschreden, met uitzondering van één erker per woning met een diepte van maximaal 1,5 m¹ mits de afstand van de erker tot de voorste perceelsgrens minimaal 2 m¹ bedraagt;
  • e. de goot- en bouwhoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat wanneer de legaal bestaande hoogte meer bedraagt, de bestaande hoogte als maximum geldt;
  • f. de kapvorm en de dakhelling zijn toegestaan als bestaand;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de begane grond tot de bestaande vrije hoogte boven maaiveld onbebouwd te blijven.
  • h. voor nog bestaande bouwmogelijkheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' gelden de volgende nadere bepalingen:
    • 1. per aanduiding is de bouw van het maximaal aantal toegestane nieuwe woningen weergegeven, met bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 2. bij het bouwen dienen de bepalingen van dit artikel in acht genomen te worden;
    • 3. de goot- en bouwhoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen;
    • 4. na de bouw van deze woningen is dit artikel op de betreffende percelen van toepassing.
16.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte - voor zover niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' - mag per woning in ieder geval maximaal 60 m² bedragen dan wel maximaal 40% van het bij de woning behorende bouwperceel tot een maximum van 100 m² met dien verstande dat in ieder geval een oppervlakte van 25 m² ter plaatser van de gronden met de aanduiding 'bijgebouwen' onbebouwd moet blijven;
  • c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 1 m¹ achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
  • d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen, behoudens een afwijkende ligging ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen', in de zijdelingse perceelsgrens geplaatst te worden dan wel minimaal 1 m¹ daaruit, met dien verstande dat:
    • 1. indien de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen', direct grenzen aan gronden in gebruik voor openbare verkeersdoeleinden of openbare groenvoorziening;
    • 2. bij een vrijstaande woning tussen voorgevellijn en achtergevellijn voor zover de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens meer dan 4 m¹ bedraagt;

deze afstand minimaal 1 m¹ dient te bedragen;

  • e. de goothoogte mag maximaal 3 m¹ bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag maximaal 3 m¹ bedragen, vermeerderd met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot een maximum van 6 m¹.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m¹ bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m¹ mag bedragen, mits gesitueerd op een afstand van minimaal 3 m¹ achter de voorgevellijn;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m¹ bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m¹ bedragen;
  • d. op overkluisde waterlopen mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.2 d onder 1 en 2 voor het bouwen in de zijdelingse perceelsgrens, mits:

  • a. belangen van derden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de verkeersveiligheid niet in het geding komt;
  • c. er geen eigen parkeerplaats op eigen erf verloren gaat;
  • d. er vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaren bestaan.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bouwwerken voor:

  • a. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. horeca;
  • c. permanente of tijdelijke bewoning in bijgebouwen;
  • d. aan huis gebonden beroepen, in het geval dat;
    • 1. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30% van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m²;
    • 2. door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
    • 3. detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
    • 4. de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.4 onder a voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:

  • a. de woning als zodanig blijft functioneren, waarbij in ieder geval de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.) per woning maximaal 30 % van de begane grondoppervlakte en de bij de woning behorende bijgebouwen mag bedragen, met dien verstande dat het b.v.o. in ieder geval maximaal 60 m² mag bedragen;
  • b. het betreft een bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. het niet betreft inrichtingen die op grond van de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010 (PMV), laatstelijk gewijzigd 11 februari 2015, in bijlage 3 van de PMV zijn aangewezen als categorieën van inrichtingen die niet in een grondwaterbeschermingsgebied mogen worden opgericht of in werking gehouden indien deze zijn gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied zoals aangegeven op de bij deze regels behorende verbeelding met de aanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied';
  • d. door de bedrijfsuitoefening geen onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
  • f. de bedrijfsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

Artikel 17 Leiding - Hoogspanningsverbinding

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van bovengrondse hoogspanningsverbindingen;
  • b. het beheer en onderhoud van de verbinding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de verbinding.

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

17.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een maximale hoogte van 3 m¹ ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de hoogspanningsverbinding;
  • b. bovengrondse hoogspanningsverbindingen met een maximale bouwhoogte van 60 m¹.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, indien de belangen van de leidingen hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting of bomen;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m1;
  • c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • d. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
17.4.2 Weigeringsplicht

Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd:

  • a. indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
  • b. een omgevingsvergunning aanlegactiviteit wordt niet verleend nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
17.4.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
17.5 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Artikel 18 Leiding - Riool

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse rioolpersleiding;
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de verbinding.

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden de volgende bepalingen;

  • a. er mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 m¹.
18.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, indien de belangen van de leidingen hierdoor niet onevenredig worden geschaad en vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, ophogen, egaliseren, afgraven, diepploegen, woelen, en mengen van gronden of anderszins wijzigen van maaiveld-, wege of terreinhoogte;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • f. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren.
18.4.2 Weigeringsplicht

Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd:

  • a. indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
  • b. een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
18.4.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
18.5 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Artikel 19 Leiding - Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse waterleiding;
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de verbinding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

19.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden de volgende bepalingen;

  • a. er mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 m¹.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, indien de belangen van de leidingen hierdoor niet onevenredig worden geschaad en vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, ophogen, egaliseren, afgraven, diepploegen, woelen, en mengen van gronden of anderszins wijzigen van maaiveld-, wege of terreinhoogte;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • f. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren.
19.4.2 Weigeringsplicht

Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd:

  • a. indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
  • b. een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
19.4.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
19.5 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Artikel 20 Waarde - Archeologie hoog

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden verwachte hoge archeologische waarden.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden mag, in afwijking van wat elders in de regels is bepaald, niet worden gebouwd.

20.2.2 Uitzonderingen bouwverbod

Het bouwverbod geldt niet:

  • a. voor het verbouwen en/of het plegen van vervangende nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte en bouwdiepte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd;
  • b. voor het bouwen van een bijgebouw of de uitbreiding/oprichting van een hoofdgebouw met maximum oppervlakte van 100 m2 waarbij, binnen dat maximum, dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld mag worden gebouwd;
  • c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor zover er geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd met een oppervlakte van meer dan 100 m2 waarbij, binnen dat maximum, dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld mag worden gebouwd;
  • d. indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden, zulks ter beoordeling door de archeoloog:
    • 1. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
    • 3. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.
20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.2.1 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in artikel 20.1 genoemde doeleinden of van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, zulks ter beoordeling door de archeoloog, mits:

  • a. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
  • b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
  • c. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Vergunningplicht

Het is op of in deze gronden verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van diep wortelende beplantingen en bomen;
  • d. het rooien van diep wortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diep woelen, mengen van grond, diep ploegen en ontginnen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • h. het aanbrengen van verhardingen.
20.4.2 Afwegingskader vergunningen

De genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezige archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.

Indien het niet mogelijk is de door archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de aanlegvergunning het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving of een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.

20.4.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning is nodig voor werken en werkzaamheden:

  • a. ten dienste van het onderzoek naar het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden;
  • b. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,50 m worden geroerd;
  • c. die al in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. werken en werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een maximum oppervlakte van 100 m2 en dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld;
  • e. indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden, zulks ter beoordeling door de archeoloog:
    • 1. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
    • 3. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
20.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' wordt verwijderd, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden zijn veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
  • c. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse zodanig is geroerd dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
20.6 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Artikel 21 Waarde - Archeologie middelhoog

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden verwachte middelhoge archeologische waarden.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden mag, in afwijking van wat elders in de regels is bepaald, niet worden gebouwd.

21.2.2 Uitzonderingen bouwverbod

Het bouwverbod geldt niet:

  • a. voor het verbouwen en/of het plegen van vervangende nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte en bouwdiepte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd;
  • b. voor het bouwen van een bijgebouw of de uitbreiding/oprichting van een hoofdgebouw met een maximum oppervlakte van 2.500 m2 waarbij, binnen dat maximum, dieper dan 0,50 m1 ten opzichte van het maaiveld mag worden gebouwd;
  • c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor zover er geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd met een oppervlakte van meer dan 2.500 m2 waarbij, binnen dat maximum, dieper dan 0,50 m1 ten opzichte van het maaiveld mag worden gebouwd;
  • d. indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden, zulks ter beoordeling door de archeoloog:
    • 1. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
    • 3. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.
21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2.1 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in artikel 21.1 genoemde doeleinden of van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, zulks ter beoordeling door de archeoloog, mits:

  • a. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
  • b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
  • c. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Vergunningplicht

Het is op of in deze gronden verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van diep wortelende beplantingen en bomen;
  • d. het rooien van diep wortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diep woelen, mengen van grond, diep ploegen en ontginnen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • h. het aanbrengen van verhardingen.
21.4.2 Afwegingskader vergunningen

De genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezige archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.

Indien het niet mogelijk is de door archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving of archeologische begeleiding zal plaatsvinden.

21.4.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Er is geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig:

  • a. ten dienste van het onderzoek naar het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden;
  • b. het uitvoeren van werken en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,50 m worden geroerd;
  • c. die al in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. werken en werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een maximum oppervlakte van 2.500 m2 en dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld;
  • e. indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden, zulks ter beoordeling door de archeoloog:
    • 1. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
    • 3. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
21.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoog' wordt verwijderd, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden zijn veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
  • c. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse zodanig is geroerd dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
21.6 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Artikel 22 Waarde - Ecologie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de ontwikkeling van ecologische waarden en de aanleg en instandhouding van een natte en/of droge ecologische verbindingszone.

22.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald mag op deze gronden niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming met een maximale hoogte van 3 m1.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van recreatieve fiets- en wandelpaden;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. werken en werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg kunnen hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
22.3.2 Weigeringsplicht

Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkelde dan wel te ontwikkelen ecologische waarden en de doorgaande verbinding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

22.3.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is benodigd voor:

  • a. werken en werkzaamheden, die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden, die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning.
22.4 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 24 Algemene bouwregels

  • a. Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen, een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan;
  • b. Voor het uitvoeren van ondergrondse bouwwerken, geen gebouw zijnde alsmede ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, gelden, uitgezonderd het bepaalde in de artikelen 6.4, 17.4, 18.4, 19.4, 20.4, 21.4 en 22.3 van dit plan, geen nadere beperkingen;
  • c. Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, uitgezonderd de zichtbare delen van de ondergrondse gebouwen;
    • 2. de verticale diepte mag ten hoogste 3 m¹ bedragen.

 

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

25.1 Algemeen

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

25.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. stort- en/of opslagplaats van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, waaronder begrepen consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk alsmede detailhandel in consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk;
  • d. het beoefenen van de modelvliegtuigsport alsmede voor het racen of crossen al dan niet in wedstrijdverband met motorvoertuigen, motoren, bromfietsen, scooters en fietsen;
  • e. militaire oefeningen, uitgezonderd marsoefeningen waarbij geen motorvoertuigen worden gebruikt;
  • f. volkstuinen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • g. een seksinrichting, dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • h. een coffeeshop;
  • i. een amusementshal voor speel- en gokautomaten;
  • j. een kienhal;
  • k. een casino.

 

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

26.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van deze maten;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m¹, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m¹;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m¹.
26.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad en;
  • b. de belangen van het aanwezige bos en de natuur niet worden aangetast en;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;

Artikel 27 Algemene wijzigingsregels

27.1 Wijzigen van het plan

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad en;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 28 Algemene aanduidingsregels

28.1 Geluidzone - industrie
28.1.1 Algemeen

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van inrichtingen.

28.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige objecten worden gebouwd.

28.2 Milieuzone - waterwingebied
28.2.1 Algemeen

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn mede bestemd voor het behoud en herstel van de waarde van de gronden ten behoeve van de drinkwatervoorziening, waaronder begrepen de winning en bewerking van drinkwater.

28.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen, op de mede voor 'milieuzone - waterwingebied' aangewezen gronden, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,50 m;
  • b. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van en conform de bestemming, mits de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening daardoor niet wordt aangetast.
28.3 Veiligheidszone - LPG
28.3.1 Algemeen

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg.

28.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen op de gronden aangeduid met 'veiligheidszone - LPG' geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

28.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.2 en toestaan dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • a. met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
  • b. het groepsrisico wordt afgewogen en verantwoord.
28.3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het verwijderen van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg', onder de voorwaarde dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de opslag en verkoop van lpg is beëindigd.

28.4 Vrijwaringszone - vaarweg
28.4.1 Algemeen

De ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' aangegeven zone dient ter bescherming van een goede en veilige doorvaart van de scheepvaart op de rijksvaarweg.

Voor vergunningplichtige activiteiten binnen deze vrijwaringszone wordt verwezen naar de Waterwet, het Waterbesluit en de Legger Rijkswaterstaatswerken, zoals deze gelden op het moment van de beslissing op een initiatief door het bevoegd gezag, Rijkswaterstaat, tevens beheerder van de rijksvaarweg.

28.4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen er binnen de vrijwaringszone geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken gerelateerd aan of ten behoeve van de rijksvaarweg.

28.4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.4.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, onder de voorwaarde dat deze op grond van de daar voorkomende bestemmingen zijn toegestaan en belemmeringen worden voorkomen voor:

  • de veiligheid van de scheepvaart;
  • de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
  • het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten; de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten;
  • het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg;

zulks in overleg met, en na toestemming van, de beheerder van de rijksvaarweg.

 

Artikel 29 Overige regels

29.1 Parkeernormering
  • a. Bij het bouwen van bouwwerken en/of een functieverandering van een gebouw op grond van het bepaalde in dit plan dient op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd en vervolgens in stand te worden gehouden. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan de 'Beleidsregels parkeernormen Helmond 2017', als vastgesteld op 10 februari 2017, dan wel wanneer deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt voldaan aan de actuele vastgestelde nota op het moment dat de aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend. Hierbij wordt de norm berekend over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte;
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a indien in c.q. bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt aangetoond dat:
    • 1. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit,
    • 2. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte en/of laad- en losruimte wordt voorzien en daarmee onevenredige parkeeroverlast in het openbaar gebied wordt voorkomen, of;
    • 3. uit de bedrijfsvoering (aantoonbaar) blijkt dat minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 31 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Rijpelberg - Brouwhuis'.