direct naar inhoud van Regels
Plan: Heiakker I
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0794.1400BP170154-2000

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder: 

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Heiakker I' met identificatienummer NL.IMRO.0794.1400BP170154-2000 van de gemeente Helmond;

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden bedrijf

een ambachtelijk bedrijf dat, uitsluitend door de bewoner(s) van een woning, in of vanuit een (gedeelte van) een woning en/of in of vanuit een (gedeelte van) een daarbij behorend bijgebouw wordt uitgeoefend waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.4 aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat uitsluitend door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.5 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aanduidingsvlak

een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

1.9 aaneengesloten woning

woning deel uitmakend van ten minste drie middels het hoofdgebouw verbonden woningen;

1.10 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw; 

1.11 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.12 archeologisch onderzoek

inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.13 archeologische begeleiding

begeleiding uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.14 archeologische opgraving

opgraving uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie waarbij de archeologische waarden worden veiliggesteld;

1.15 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.17 bebouwingspercentage

het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.18 bebouwingsvlak

een op de kaart als zodanig aangegeven vlak, dat niet door bebouwing mag worden overschreden, tenzij die overschrijding krachtens deze regels is of kan worden toegestaan;

1.19 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, verhandelen en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, niet zijnde consumentgebonden dienstverlening, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.20 bedrijfsvloeroppervlak

het totale oppervlak van de bouwlagen van een (horeca of dienstverlenend) bedrijf, kantoor of winkel met inbegrip van de daartoe behorende magazijnruimte en overige dienstruimten;

1.21 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.22 bestaand
  • a. bij bouwwerken; een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, die verleend is vóór het tijdstip van het ontwerp van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.23 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak, met eenzelfde bestemming;

1.25 bijbouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, voorzien van de aanduiding 'bijgebouwen' waarop volgens deze regels aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

1.26 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat zowel qua afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwlaag

de begane grond of een verdieping van een gebouw; een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hier niet onder begrepen;

1.30 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.31 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.32 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegestaan;

1.33 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inbegrepen het daarbij behorend en daaraan ondergeschikt verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse;

1.35 erker

een ondergeschikte toevoeging in de vorm van een op de begane grond en buiten de gevel van een hoofdgebouw uitgebouwd gedeelte van een ruimte, meestal uitgevoerd in glas, metselwerk en/of hout;

1.36 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte vormt;

1.37 gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.38 geluidgevoelig gebouw

een woning of een ander gebouw met een geluidsgevoelige functie zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.39 gestapelde woning

woning in een gebouw dat tenminste twee boven elkaar gelegen woningen bevat;

1.40 geschakelde woning

woning waarvan het hoofdgebouw door middel van een aan- of uitbouw verbonden is met een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;

1.41 groenvoorzieningen

voorzieningen in de vorm van de aanplant van struiken en heesters, plantsoenen, parken, etc.;

1.42 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.43 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals een café, restaurant, hotel, pension en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een seksinrichting;

1.44 kap

afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°;

1.45 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.46 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil;

1.47 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.48 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met tenminste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen niet meegerekend;

1.49 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.50 patiowoning

woning met open binnenplaats, tenminste aan drie zijden met gebouwen omsloten;

1.51 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
1.52 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.53 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.54 staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.55 straatmeubilair

alle zodanige gebouwde bouwwerken, niet zijnde gebouwen, die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, verkeersborden, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

1.56 twee-aaneen gebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;

1.57 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.58 uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.59 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw welke door gevelindeling als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;

1.60 voorgevellijn

een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.61 voorgevellijn

de lijn die wordt gevormd door de voorgevel van een woning en het verlengde daarvan en die, met uitzondering van overschrijdingen die volgens deze regels zijn of kunnen worden toegestaan, door de bebouwing niet mag worden overschreden.

1.62 vrijstaande woning

woning, welke niet door het hoofdgebouw noch middels een aanbouw met een andere woning of ander gebouw verbonden is;

1.63 wonen het gehuisvest zijn in een (bedrijfs)woning;
1.64 woning

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

  • b. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • c. de breedte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dan wel de harten van de scheidsmuren; 

  • d. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • e. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 

  • f. de hoogte van een bouwlaag:

tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen bouwlagen;

  • g. de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine; 

  • h. de horizontale diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een hoofdgebouw;

  • i. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

  • j. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

  • k. de verticale diepte van een bouwwerk:

van het peil tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergrond gelegen (deel van het) gebouw.

 

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. speelvoorzieningen, waterpartijen en waterinfiltratie;
  • d. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' open onverharde verbindingen worden gerealiseerd met een minimale breedte van 9,5 m.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3,5 m en een maximale oppervlakte van 15 m2;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en andere masten bedraagt maximaal 8 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:

  • a. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. detailhandel of groothandel;
  • c. horeca.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 onder b en c voor een bouwhoogte tot maximaal 10 m, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de ter plaatse voorkomende en potentiële ecologische en landschappelijke waarden;
  • b. instandhouding van de geomorfologische, bodemkundige en hydrologische kenmerken;
  • c. waterhuishouding in de vorm van waterverbindingen, waterlopen, waterbergingen, infiltratievoorzieningen;
  • d. de ontwikkeling en versterking van de ecologische structuur alsmede de totstandkoming van een doorgaande ecologische verbinding;
  • e. bruggen;
  • f. bestaande infrastructurele voorzieningen;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, andere werken en voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de als zodanig bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m1 bedraagt.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven of dempen van sloten en greppels;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatie- leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
  • g. het aanplanten, vellen en/of rooien van bomen en beplantingen welke dieper wortelen dan 0,75 m1.
4.3.2 Uitzondering

Het in artikel 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. waarvoor een vergunning (te verlenen door de minister) is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet;
  • d. die worden uitgevoerd krachtens een op basis van de Wet natuurbescherming vastgesteld beheersplan.
4.3.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daaraan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden. Onder de waarden van deze gronden worden verstaan de natuurlijke en landschappelijke waarde van de gronden als bedoeld in dit artikel.

Artikel 5 Sport

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportactiviteiten;
  • b. horeca, uitsluitend ten dienste van en ondergeschikt aan de hoofdfunctie, in de vorm van een kantine;
  • c. kleedkamers en toiletgebouwen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zoals tribunes, tuinen en erven, leidingen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en paden en overige verhardingen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. gebouwen zijn toegestaan ten behoeve van al dan niet overdekte sportactiviteiten;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. tribunes mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tribune';
  • e. de maximum bouwhoogte van tribunes bedraagt niet meer dan 6 m;
  • f. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' toegestane goothoogte;
  • g. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' toegestane bouwhoogte;
  • h. gebouwen mogen worden afgedekt met een kap.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m, met dien verstande dat uitsluitend open draadafscheidingen zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van ballenvangers, vlaggen- en lichtmasten bedraagt maximaal 15 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 4 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:

  • a. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals genoemd in de als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);
  • b. detailhandel;
  • c. horeca, behoudens horeca als toegestaan ingevolge artikel 5.1 onder b.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 ten behoeve van een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang, mits:

  • a. door de bedrijfsuitoefening geen onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat en;
  • b. de bedrijfsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt en;
  • c. de omgevingsvergunning stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten en voet- en fietspaden, met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. parkeer- en groenvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;
  • e. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m2;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 8 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt maximaal 5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 2 m.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer;
  • b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;
  • d. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m2;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 8 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 2 m.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding, waterbeheer, waterberging en waterlopen;
  • b. groenvoorzieningen en recreatieve voorzieningen;
  • c. oevers en bermen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vaarweg' tevens voor: waterhuishoudkundige voorzieningen in de vorm van een scheepvaartkanaal (bestaande rijksvaarweg) met bijbehorende (bouw)werken, zoals sluizen, stuwen, kaden, vlonders, bruggen ten dienste van pleziervaart, beroepsvaart en wegverkeer, alsmede waterdoorvoer ten behoeve van de waterbeheersing;
  • f. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, viaducten, dammen, duikers, sluizen, steigers en kademuren;

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • b. bruggen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • c. de bouwhoogte van bruggen en viaducten mag maximaal 8 m1 bedragen;
  • d. kades, vlonders en aanlegsteigers mogen niet worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 4 m¹.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. aan huis gebonden beroepen met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.4 onder d;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, tuinen en erven, leidingen, openbare nutsvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. gestapelde woningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' worden gebouwd, met een maximum van 18 gestapelde woningen;
  • c. geschakelde woningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld' worden gebouwd;
  • d. vrijstaande woningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' worden gebouwd;
  • e. twee-aaneen gebouwde woningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' worden gebouwd;
  • f. aaneengebouwde woningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' worden gebouwd;
  • g. de breedte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 5 m;
  • h. de diepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 12 m;
  • i. de bouwgrens mag niet worden overschreden, met uitzondering van een gemetseld kader met een diepte van maximaal 2 m mits de afstand van de erker tot de voorste perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
  • l. de afstand tussen vrijstaande woningen en de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 3 m. 
9.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag per woning in ieder geval maximaal 60 m2 bedragen dan wel maximaal 40% van het bij de woning behorende bouwperceel tot een maximum van 100 m2 met dien verstande dat in ieder geval een oppervlakte van 25 m2 van het bouwvlak onbebouwd moet blijven;
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen, behoudens een afwijkende ligging ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', in de zijdelingse perceelsgrens geplaatst te worden dan wel minimaal 1 m daaruit, met dien verstande dat:
    • 1. indien de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' direct grenzen aan gronden in gebruik voor openbare verkeersdoeleinden of openbare groenvoorziening;
    • 2. bij een vrijstaande woning tussen voorgevellijn en achtergevellijn voor zover de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens meer dan 4 m bedraagt;
    • 3. deze afstand minimaal 1 m dient te bedragen;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m, vermeerderd met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot een maximum van 6 m, met uitzondering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij patiowoningen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m bedraagt, mits gesitueerd op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevellijn;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 5 m;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.1 onder a ten behoeve van een vermindering van de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens met maximaal 1 m, mits dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt ten minste verstaan het gebruik van bouwwerken voor:

  • a. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);
  • b. horeca;
  • c. permanente of tijdelijke bewoning in bijgebouwen;
  • d. aan huis gebonden beroepen, in het geval dat:
    • 1. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30% van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m2;
    • 2. door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
    • 3. detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
    • 4. de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.3 onder a voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:

  • a. de woning als zodanig blijft functioneren, waarbij in ieder geval de bedrijfsvloeroppervlakte (hierna: b.v.o) per woning maximaal 30 % van de begane grondoppervlakte en de bij de woning behorende bijgebouwen mag bedragen, met dien verstande dat het b.v.o. in ieder geval maximaal 60 m2 mag bedragen;
  • b. het betreft een bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);
  • c. door de bedrijfsuitoefening geen onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
  • e. de bedrijfsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

Artikel 10 Waarde - Archeologie hoog

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden verwachte hoge archeologische waarden.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden mag, in afwijking van wat elders in de regels is bepaald, niet worden gebouwd.

10.2.2 Uitzonderingen bouwverbod

Het bouwverbod geldt niet:

  • a. voor het verbouwen en/of het plegen van vervangende nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte en bouwdiepte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd;
  • b. voor het bouwen van een bijgebouw of de uitbreiding/oprichting van een hoofdgebouw met een maximum oppervlakte van 100 m2 waarbij, binnen dat maximum, dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld mag worden gebouwd;
  • c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor zover er geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd met een oppervlakte van meer dan 100 m2 waarbij, binnen dat maximum, dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld mag worden gebouwd;
  • d. indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden, zulks ter beoordeling door de archeoloog:
    • 1. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
    • 3. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.1 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in artikel 10.1 genoemde doeleinden of van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, zulks ter beoordeling door de archeoloog, mits:

  • a. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
  • b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
  • c. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Vergunningplicht

Het is op of in deze gronden verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van diep wortelende beplantingen en bomen;
  • d. het rooien van diep wortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diep woelen, mengen van grond, diep ploegen en ontginnen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • h. het aanbrengen van verhardingen.
10.4.2 Afwegingskader vergunningen

De genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezige archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.

Indien het niet mogelijk is de door archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de aanlegvergunning het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving of archeologische begeleiding zal plaatsvinden.

10.4.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Er is geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig:

  • a. ten dienste van het onderzoek naar het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden;
  • b. het uitvoeren van werken en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,50 m worden geroerd;
  • c. die al in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. werken en werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een maximum oppervlakte van 100 m2 en dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld;
  • e. indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden, zulks ter beoordeling door de archeoloog:
    • 1. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
    • 3. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' wordt verwijderd, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden zijn veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
  • c. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse zodanig is geroerd dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
10.6 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

  • a. Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen, een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan.
  • b. Voor het bouwen c.q. uitvoeren van ondergrondse bouwwerken, geen gebouw zijnde alsmede ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, gelden geen nadere beperkingen.
  • c. Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, uitgezonderd de zichtbare delen van de ondergrondse gebouwen;
    • 2. de verticale diepte mag ten hoogste 3 m bedragen.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. stort- en/of opslagplaats van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, waaronder begrepen consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk alsmede detailhandel in consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk;
  • d. het beoefenen van de modelvliegtuigsport alsmede voor het racen of crossen al dan niet in wedstrijdverband met motorvoertuigen, motoren, bromfietsen, scooters en fietsen;
  • e. militaire oefeningen, uitgezonderd marsoefeningen waarbij geen motorvoertuigen worden gebruikt;
  • f. een seksinrichting, dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • g. een coffeeshop;
  • h. een amusementshal voor speel- en gokautomaten;
  • i. een kienhal;
  • j. een casino.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen, in afwijking van het bepaalde in de bouwregels per bestemming, geen woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen worden opgericht of geluidsgevoelige terreinen worden gerealiseerd. Deze bepaling is niet van toepassing indien een hogere grenswaarde voor de geluidsbelasting is vastgesteld, welke is gelegen tussen de 50 en 55 dB(A).

14.2 Veiligheidszone - gasverdeelstation
14.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasverdeelstation' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in verband met het gasverdeelstation.

14.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in artikel 14.2.1 genoemde functies.

14.2.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 14.2.1 en 14.2.2 voor het toestaan van de in artikel 14.2.2 genoemde functies en het bouwen van gebouwen ten behoeve van die functies, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

14.2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de aanduiding 'veiligheidszone - gasverdeelstation' mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de betreffende risicovolle inrichting wordt beëindigd.

14.3 Vrijwaringszone - vaarweg
14.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van een goede en veilige doorvaart van de scheepvaart op de rijksvaarweg, alsmede het in stand houden en beheren van de rijksvaarweg.

Voor vergunningplichtige activiteiten binnen deze vrijwaringszone wordt verwezen naar de Waterwet, het Waterbesluit en de Legger Rijkswaterstaatswerken, zoals deze gelden op het moment van de beslissing op een initiatief door het bevoegd gezag, Rijkswaterstaat, tevens beheerder van de rijksvaarweg.

14.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen er binnen de vrijwaringszone geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken gerelateerd aan of ten behoeve van de rijksvaarweg.

14.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.3.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, onder de voorwaarde dat deze op grond van de daar voorkomende bestemmingen zijn toegestaan en belemmeringen worden voorkomen voor:

  • a. de veiligheid van de scheepvaart;
  • b. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
  • c. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten; de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten;
  • d. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg;

zulks in overleg met, en na toestemming van, de beheerder van de rijksvaarweg.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van deze maten;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
15.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 15.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad en;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad. 

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

16.1 Wijzigen van het plan

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad en;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Parkeren
  • a. Bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw dient op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd en vervolgens in stand te worden gehouden. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2017', vastgesteld op 10 februari 2017. Indien deze beleidsregel gedurende de werking van dit plan wordt gewijzigd, dient aan de gewijzigde beleidsregel te worden voldaan;
  • b. bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw waarvoor een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen dient hieraan op het betreffende perceel tenminste voldaan te worden.
17.2 Afwijken van de parkeereis

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1 indien:

  • a. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte en/of laad- en losruimte wordt voorzien;
  • b. uit de bedrijfsvoering (aantoonbaar) blijkt dat minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  • c. geheel of gedeeltelijk wordt voorzien in de aanleg van parkeerplaatsen in het openbaar gebied, mits:
    • 1. door de aard van de bebouwing fysiek geen ruimte is voor de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein;
    • 2. ter compensatie kan worden voorzien in een parkeerplaats in de openbare ruimte;
    • 3. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing wordt aangetoond.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Heiakker I'.