Planteksten
Op deze pagina vindt u de planteksten behorende bij het plan Binnenstad - Willem Beringsstraat Oost.REGELS
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS ARTIKEL 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: plan het bestemmingsplan “Binnenstad - Willem Beringsstraat Oost” met identificatienummer NL.IMRO.0794.1000BP130048-2000 van de gemeente Helmond; bestemmingsplan De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels aan huis gebonden bedrijf een ambachtelijk bedrijf dat, uitsluitend door de bewoner(s) van een woning, in of vanuit een (gedeelte van) een woning en/of in of vanuit een (gedeelte van) een daarbij behorend bijgebouw wordt uitgeoefend waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt; aan huis gebonden beroep een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat uitsluitend door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt; aanbouw een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; aanduidingsvlak een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens; aaneengesloten woning woning deel uitmakend van ten minste drie middels het hoofdgebouw verbonden woningen; achtergevel een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw; achtergevellijn denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen; bedrijf een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, verhandelen en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen; bestaand bij bouwwerken; een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, die verleend is vóór het tijdstip van het ontwerp van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald; bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat. tenzij in de regels anders is bepaald; bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak; bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak, met eenzelfde bestemming; bijbouwvlak een geometrisch bepaald vlak, voorzien van de aanduiding 'bijgebouwen' waarop volgens deze regels aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan; bijgebouw een vrijstaand gebouw dat zowel qua afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; bouwgrens de grens van een bouwvlak; bouwlaag de begane grond of een verdieping van een gebouw; een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hier niet onder begrepen; bouwperceel een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; bouwvlak een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan; bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden - waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop - het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inbegrepen het daarbij behorend en daaraan ondergeschikt verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse; gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte vormt; gebruiken het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven; gestapelde woning een woning in een gebouw dat tenminste twee boven elkaar gelegen woningen bevat. groenvoorzieningen voorzieningen in de vorm van de aanplant van struiken en heesters, plantsoenen, parken, etcetera. hoofdgebouw een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; kap afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°; peil voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang: in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan de hoofdtoegang aansluitende afgewerkte terrein; prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; seksinrichting een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische /pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; straatmeubilair alle zodanige gebouwde bouwwerken, niet zijnde gebouwen, die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing, zoals lichtmasten, verkeers-installaties, verkeersborden, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen; uitbouw een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; uitvoeren het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven voorgevel de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw welke door gevelindeling als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt; voorgevellijn een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen; voorgevelbouwgrens de naar de weg of het openbaar gebied, niet zijnde een (toegangsweg tot een) binnenterrein, gekeerde bouwgrens; voorgevelrooilijn de lijn die wordt gevormd door de voorgevel van een woning en het verlengde daarvan en die, met uitzondering van overschrijdingen die volgens deze regels zijn of kunnen worden toegestaan, door de bebouwing niet mag worden overschreden. woning een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden. ARTIKEL 2 Wijze van meten 2.1 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: breedte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dan wel de harten van de scheidsmuren; de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. hoogte van een bouwlaag: tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen bouwlagen; horizontale diepte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een hoofdgebouw; verticale diepte van een bouwwerk: van het peil tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergrond gelegen (deel van het) gebouw. de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine 2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m¹ bedraagt. HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS ARTIKEL 3 Verkeer - Verblijfsgebied 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer; parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen; waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen; overige voorzieningen zoals leidingen en openbare nutsvoorzieningen. 3.2 Bouwregels Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 3 m' en een maximum oppervlakte van 25 m²; de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 8 m' bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m¹ bedragen. ARTIKEL 4 Wonen 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen met bijbehorende voorzieningen zoals verkeersvoorzieningen, tuinen en erven, leidingen, water, wateropvang-, infiltratie- en goenvoorzieningen, paden en overige verhardingen. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen: woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", met dien verstande dat uitsluitend aaneengesloten woningen zijn toegestaan behoudens ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1" waar uitsluitend gestapelde woningen zijn toegestaan; de voorgevel van de woningen dient in een naar de weg gekeerde bouwgrens te worden geplaatst; de maximum bouwhoogte bedraagt zoals op de verbeelding is aangegeven. 4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen: aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen "bouwvlak" dan wel "bijgebouwen"; de gezamenlijke oppervlakte - voor zover niet gelegen ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" - mag per woning in ieder geval maximaal 60 m² bedragen dan wel maximaal 10% van het bij de woning behorende bouwperceel tot een maximum van 100 m² met dien verstande dat in ieder geval een oppervlakte van 25 m² van het bijbouwvlak onbebouwd moet blijven; aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen minimaal 3 m¹ achter de voorgevellijn te worden gebouwd; aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen, behoudens een afwijkende ligging ter plaatse van de aanduidingen bouwvlak dan wel bijbouwvlak, in de zijdelingse perceelsgrens geplaatst te worden dan wel minimaal 1 m¹ daaruit, met dien verstande dat indien het ter plaatse aangeduide "bouwvlak" dan wel "bijgebouwen" direct grenst aan gronden in gebruik voor openbare verkeersdoeleinden of openbare groenvoorziening; de goothoogte mag maximaal 3 m¹ bedragen; de bouwhoogte mag maximaal 3 m¹ bedragen, vermeerderd met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot een maximum van 6 m¹. 4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m¹ bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m¹ mag bedragen, mits de afstand tot de voorgevellijn minimaal 3 m¹ bedraagt; de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m¹ bedragen; de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m¹ bedragen. 4.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder d voor het bouwen in de zijdelingse perceelsgrens, mits: 4.4 Specifieke gebruiksregels Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt ten minste verstaan het gebruik van bouwwerken voor: de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten; permanente of tijdelijke bewoning in bijgebouwen; het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting; aan huis gebonden beroepen, in het geval dat; de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30% van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m²; door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat; detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening; de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt. 4.5 Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4 onder a voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits: de woning als zodanig blijft functioneren, waarbij in ieder geval de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.) per woning maximaal 30 % van de begane grondoppervlakte en de bij de woning behorende bijgebouwen mag bedragen, met dien verstande dat het b.v.o. in ieder geval maximaal 60 m² mag bedragen; het betreft een bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten; door de bedrijfsuitoefening geen onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat; er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening; de bedrijfsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt. Artikel 5 Waarde - Archeologie hoog 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden; met bijbehorende: bouwwerken; voorzieningen. 5.2 Bouwregels Op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog' aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen elders in de regels is bepaald, niet worden gebouwd, met uitzondering van: verbouwen en/of het plegen van vervangende nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte en bouwdiepte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd; bouwen van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met maximaal 100 m2; bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld. 5.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in 14.1 genoemde doeleinden dan wel ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, mits: met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad; in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn. 5.4 Aanlegactiviteiten 5.4.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in de tabel van Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming en de betreffende werken of werkzaamheden een 'A' is vermeld, met inachtneming van de daarbij vermelde nuanceringen. 5.4.2 Uitzondering op verbod Het in 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden: ten dienste van het onderzoek naar het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden; die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,50 m¹ worden geroerd; die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; waarvoor een vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet; als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 100 m² en dieper dan 0,50 m¹ ten opzichte van het maaiveld. 5.4.3 Afwegingskader De genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezige archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan. Indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de aanlegvergunning het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden. 5.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog' van de plankaart verwijderen, indien en voorzover met een archeologische onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel eventueel aanwezige archeologische waarden zijn behouden door een archeologische opgraving dan wel door technische maatregelen worden veiliggesteld. 5.6 Voorrang dubbelbestemming In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn. HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS ARTIKEL 6 Antidubbeltelbepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. ARTIKEL 7 Algermene bouwregels Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen, een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan. Voor het uitvoeren van ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde alsmede ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, gelden geen nadere beperkingen. Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen: ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitgezonderd de zichtbare delen van de ondergrondse gebouwen; de verticale diepte mag ten hoogste 3 m¹ bedragen. ARTIKEL 8 Algemene gebruiksregels 8.1 Algemeen Het is verboden de in het plan begrepen gronden en/of de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en). 8.2 Strijdig gebruik Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan: een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; een gebruik van gronden en/of bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, waaronder begrepen consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk alsmede detailhandel in consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk; een gebruik van gronden voor: volkstuinen, uitgezonderd gronden ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'; het beoefenen van de modelvliegtuigsport alsmede voor het racen of crossen al dan niet in wedstrijdverband met motorvoertuigen, motoren, bromfietsen, scooters en fietsen; militaire oefeningen, uitgezonderd marsoefeningen waarbij geen motorvoertuigen worden gebruikt; een gebruik van gronden en/of bouwwerken voor: een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie; een coffeeshop; een amusementshal voor speel- en gokautomaten; kienhal; casino. ARTIKEL 9 Algemene ontheffingsregels 9.1 Algemene afwijkingsregels Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van: in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van deze maten; de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m¹, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing; de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m¹; de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m¹. 9.2 Voorwaarden Een omgevingsvergunning om af te wijken van de in lid 1 opgenomen regels kan slechts worden verleend, mits: de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad. ARTIKEL 10 Algemene wijzigingsregels Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad; het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad. ARTIKEL 11 Overige regels 11.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen; de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer; de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; de ruimte tussen bouwwerken in verband met de brandveiligheid en bereikbaarheid door hulpdiensten. HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGEL ARTIKEL 12 Overgangsrecht 12.1 Overgangsrecht bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; het tenietgaan als gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 12.2 Overgangsrecht gebruik Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. ARTIKEL 13 Slotregel Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Binnenstad - Willem Beringsstraat Oost".
mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.