Gemeente:
Helmond
Plannaam:
Suytkade-Groenkwartier Noord
Status:
Onherroepelijk
IDN naam:
NL.IMRO.0794.1000BP090125-4000

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

  2. speelvoorzieningen, waterpartijen en waterinfiltratie;

  3. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

  4. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoor-zieningen;

  5. langzaam verkeer;

  6. bruggen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden

de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen niet worden gebouwd.

  2. de bouwhoogte van licht- en andere masten mag maximaal 6 m¹ bedragen;

  3. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 8 m¹ bedragen;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m¹ bedragen.

 

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmings-verkeer;

  2. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamel-voorzieningen;

  3. trappen, taluds en bruggen;

  4. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoor-zieningen;

  5. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - carport' zijn carports toegestaan;

  6. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden

de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m¹ en een maximale oppervlakte van 25 m²;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;

  3. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 8 m¹ bedragen;

  4. de bouwhoogte van carports mag maximaal 3 m¹ bedragen;

  5. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3 m¹ bedragen;

  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m¹ bedragen.

 

Artikel 5 Water

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterbergingen en waterlopen met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en duikers.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden

de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen niet worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van bruggen en viaducten mag maximaal 8 m¹ bedragen;

  3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m¹ bedragen.

 

Artikel 6 Woongebied

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. openbaar groen;

  3. verkeer

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, (overkluisde) waterlopen, wateropvang-, infiltratie- en parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Regels met betrekking tot het bouwvlak

  1. woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van het 'bouwvlak';

  2. woningen dienen in de bouwgrens te worden gebouwd, uitgezonderd:

    1. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' waar de voorgevel ter plaatse van deze aanduiding moet worden gesitueerd;

    2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' waar maximaal het aangegeven percentage van het bouwvlak mag worden bebouwd;

  3. zorgwoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';

  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' mag maximaal het aangegeven aantal bouwlagen worden gerealiseerd;

  5. de hoogte van een bouwlaag mag maximaal 3,5 m¹ zijn;

 

6.2.2 Regels met betrekking tot aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak;

  2. per grondgebonden woning dient een oppervlakte van minimaal 25 m² onbebouwd te blijven;

  3. de goothoogte mag maximaal 3 m¹ bedragen.

 

6.2.3 Overige regels met betrekking tot bebouwing

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende

bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m¹ bedragen, uitgezonderd erfafscheidingen in de bouwgrens waarbij de bouwhoogte maximaal 3 m¹ mag bedragen;

  2. erfafscheidingen aan de voorzijde dienen in de voorgevellijn geplaatst te worden;

  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m¹ bedragen;

  4. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m¹ bedragen;

 

6.2.4 Parkeren

Met betrekking tot parkeren gelden de volgende normen:

  1. elke grondgebonden woning dient op eigen terrein te voorzien in minimaal 1 parkeerplaats;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwonen' geldt voor:

    1. een verzorgingstehuis/verpleegtehuis dat voorzien moet worden in 0,7 parkeerplaatsen per wooneenheid;

    2. serviceflats/aanleunwoningen dat voorzien moet worden in 1,0 parkeerplaatsen per woning.

 

6.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.2.4 onder a, en afwijken van minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein wanneer:

  1. door de aard van de bebouwing fysiek geen ruimte is voor 1 parkeerplaats op eigen terrein;

  2. ter compensatie kan worden voorzien in 1 parkeerplaats in de openbare ruimte;

  3. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing wordt aangetoond.

Bij het nemen van een beslissing over een ontheffing als bedoeld in dit artikel nemen burgemeester en wethouders de procedure genoemd in artikel 14 van dit plan in acht.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt ten minste verstaan het gebruik van bouwwerken voor:

  1. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. horeca 1 en 2;

  3. permanente of tijdelijke bewoning in bijgebouwen.

  4. aan huis gebonden beroepen, in het geval dat:

    1. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30% van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m²;

    2. door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;

    3. detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;

    4. de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

 

6.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.4 onder a voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:

  1. de woning als zodanig blijft functioneren, waarbij in ieder geval de bedrijfsvloeroppervlakte per woning maximaal 30% van de begane grondoppervlakte en de bij de woning behorende bijgebouwen mag bedragen, met dien verstande dat het in ieder geval maximaal 60 m² mag bedragen;

  2. het betreft een bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  3. door de bedrijfsuitoefening geen onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;

  4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;

  5. de bedrijfsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

Bij het nemen van een beslissing over een ontheffing als bedoeld in dit artikel nemen burgemeester en wethouders de procedure genoemd in artikel 14 van dit plan in acht.

 

Artikel 7 Waarde - Archeologie

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden verwachte archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Binnen het gebied als bedoeld in artikel 7.1 mag niet gebouwd worden, uitgezonderd:

  1. verbouwen en/of het plegen van vervangende nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte en bouwdiepte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd;

  2. bouwen van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met maximaal 100 m2;

  3. bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,50 m1 ten opzichte van het maaiveld.

 

7.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in artikel 7.1 genoemde doeleinden dan wel ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, mits:

  1. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;

  2. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving.

  3. in voldoende mate is gegarandeerd dat de te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen.

Bij het nemen van een beslissing over ontheffing als bedoeld in dit artikel nemen burgemeester en wethouders de procedure genoemd in artikel 14 van dit plan in acht, waarbij voorafgaand archeologisch advies wordt ingewonnen.

7.4 Aanlegvergunning

Het is op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie' verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  4. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;

  5. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m1 ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;

  6. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  7. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;

  8. het aanbrengen van verhardingen.

De werken en werkzaamheden als bedoeld in dit artikel zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezige archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.

 

Indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de aanlegvergunning het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.

7.5 Geen aanlegvergunning is nodig voor

  1. het uitvoeren van werken en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,50 m1 worden geroerd;

  2. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;

  3. werken en werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 100 m2.

Bij het nemen van een beslissing over de aanlegvergunningverlening als bedoeld in artikel 7.4 nemen burgemeester en wethouders de procedure genoemd in artikel 14 van dit plan in acht.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming "Waarde-Archeologie" van de kaart wordt verwijderd indien en voor zover:

  1. met een archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. eventueel aanwezige archeologische waarden zijn behouden door een archeologische opgraving;

  3. in voldoende mate is gegarandeerd dat de te verwachten archeologische waarden door technische maatregelen worden veiliggesteld.