Regels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Suytkade-Groenkwartier Noord' van de gemeente Helmond.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0794.1000BP990125-2000.gml met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aan huis gebonden bedrijf:
een ambachtelijk bedrijf dat, uitsluitend door de bewoner(s) van een woning, in of vanuit een (gedeelte van) een woning en/of in of vanuit een (gedeelte van) een daarbij behorend bijgebouw wordt uitgeoefend waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt.
1.4 aan huis gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend niet zijnde een kapper, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat uitsluitend door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aanduidingsvlak:
een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.
1.8 aaneengesloten woning:
woning deel uitmakend van ten minste drie middels het hoofdgebouw verbonden woningen.
1.9 achtergevel:
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw.
1.10 achtergevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.11 ambachtelijk bedrijf:
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.
1.12 appartement:
Ander geluidsgevoelig gebouw: ander geluidsgevoelig gebouw zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.13 appartement:
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden bevat.
1.14 archeologisch advies:
advies door een organisatie die werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
1.15 archeologische begeleiding:
begeleiding uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
1.16 archeologisch monument:
terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.17 archeologisch onderzoek:
inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
1.18 archeologisch onderzoeksgebied:
gebied waar naar verwachting behoudenswaardige archeologische waarden voorkomen maar waar deze nog niet zijn vastgesteld;
1.19 archeologische opgraving:
opgraving uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie waarbij de archeologische waarden worden veiliggesteld;
1.20 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
1.21 archeologisch waardevol gebied:
gebied met behoudenswaardige archeologische waarden;
1.22 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.23 bebouwingspercentage:
Het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.24 bebouwingsvlak:
een op de verbeelding als zodanig aangegeven vlak, dat niet door bebouwing mag worden overschreden, tenzij die overschrijding krachtens deze regels is of kan worden toegestaan.
1.25 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen,
bewerken, opslaan, installeren, verhandelen en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.26 bedrijfsvloeroppervlak:
het totale oppervlak van de bouwlagen van een (dienstverlenend) bedrijf, kantoor of winkel met inbegrip van de daartoe behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.27 bestaand:
bestaand op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.28 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.29 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.30 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat een functionele eenheid vormt met, ondergeschikt en dienstbaar is, aan een hoofdgebouw.
1.31 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, veranderen of vernieuwen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.32 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.33 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder.
1.34 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.35 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.36 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.37 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
1.38 carport:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde met een plat dak zonder wanden.
1.39 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inbegrepen het daarbij behorende en daaraan ondergeschikt verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse.
1.40 dienstverlening:
bedrijf of instelling voor het bedrijfsmatig verrichten van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen een kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, een horecabedrijf, een centrum voor fysiotherapie of een fitnesscentrum.
1.41 erker:
een ondergeschikte toevoeging in de vorm van een op de begane grond en buiten
de gevel van een hoofdgebouw uitgebouwd gedeelte van een ruimte, meestal
uitgevoerd in glas, metselwerk en/of hout.
1.42 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.43 gebruiken:
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.44 geluidsgevoelig terrein:
geluidsgevoelig terrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.45 geschakelde woning:
woning waarvan het hoofdgebouw door middel van een aan- of uitbouw verbonden is met een ander hoofdgebouw dan wel de daarbij behorende aan- of uitbouw;
1.46 gestapelde woning:
een gebouw, dat meerdere geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.47 geurgevoelig object:
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
1.48 groenvoorzieningen:
Voorzieningen in vorm van de aanplant van struiken en heesters, plantsoenen, parken, etc.
1.49 grondgebonden woning:
een gebouw dat uitsluitend één woning omvat en waarvan op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen.
1.50 halfvrijstaande woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee via de hoofdgebouwen
verbonden woningen.
1.51 hoofdgebouw:
een gebouw dat zowel functioneel als voor wat betreft de afmetingen bepalend is voor de bestemming.
1.52 horeca:
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals een café, restaurant, hotel, pension en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een seksinrichting.
1.53 kantoor:
Een bedrijf gericht op het verlenen van zakelijke diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, adviesbureaus, belasting-, assurantie-, advocaten-, notaris- en makelaarskantoren.
1.54 kap:
Afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°.
1.55 ontheffing:
Een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c Wet ruimtelijke ordening.
1.56 peil:
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van (de kruin van) die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
1.57 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden;
onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf -waaronder begrepen een erotische massagesalon- een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, alsmede bedrijven die hun bedrijf voeren geheel of gedeeltelijk in overwegend seksueel geaarde dienstverlening, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.58 straatmeubilair:
Alle zodanige gebouwde bouwwerken geen gebouwen zijnde, die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing, zoals lichtmasten, verkeers-installaties, verkeersborden, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen.
1.59 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.60 uitvoeren:
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
1.61 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, welke door de gevelindeling als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt.
1.62 voorgevellijn:
een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.63 vrijstaande woning:
woning die noch middels het hoofdgebouw noch middels een aan- of uitbouw met een andere woning of ander gebouw is verbonden.
1.64 wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a Wet ruimtelijke ordening.
1.65 winkel:
een gebouw of een gedeelte daarvan, bestemd voor detailhandel met bijbehorende voorzieningen voor administratie, opslag en reparatie.
1.66 woning/wooneenheid:
een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.67 woningtype:
Een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.68 zorgwonen:
zorgwonen is een gespecialiseerde vorm van begeleid wonen met bijbehorende zorgvoorzieningen voor volwassenen die omwille van hun leeftijd, ziekte of handicap extra lichamelijke zorg nodig hebben. De begeleiding heeft tot doel de cliënt zolang mogelijk in de vertrouwde thuissituatie of het groepshuis te laten blijven.
1.69 zorgwoning:
een levensloopbestendige woning met de mogelijkheid van 24-uurs nabije zorg en bescherming, inclusief toezicht.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.2 de breedte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dan wel de harten van de scheidingsmuren.
2.1.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.4 de hoogte van een bouwlaag:
de afstand tussen de scheidende vloerdelen gemeten van bovenkant afgewerkte vloer (peil) tot bovenkant afgewerkte vloer.
2.1.5 de horizontale diepte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een bouwwerk.
2.1.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grond vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.1.8 de verticale diepte van een bouwwerk:
Van het peil tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergronds gelegen (deel van het) gebouw.
2.1.9 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend vergunningplichtige bouwwerk.
2.1.10 het bebouwingspercentage:
het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
2.1.11 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, bestemmingsvlakken of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 1,00 meter wordt overschreden.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
-
speelvoorzieningen, waterpartijen en waterinfiltratie;
-
leidingen en openbare nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoor-zieningen;
-
langzaam verkeer;
-
bruggen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden
de volgende bepalingen:
-
gebouwen mogen niet worden gebouwd.
-
de bouwhoogte van licht- en andere masten mag maximaal 6 m¹ bedragen;
-
de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 8 m¹ bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m¹ bedragen.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmings-verkeer;
-
parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamel-voorzieningen;
-
trappen, taluds en bruggen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoor-zieningen;
-
ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - carport' zijn carports toegestaan;
-
leidingen en openbare nutsvoorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden
de volgende bepalingen:
-
gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m¹ en een maximale oppervlakte van 25 m²;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;
-
de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 8 m¹ bedragen;
-
de bouwhoogte van carports mag maximaal 3 m¹ bedragen;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3 m¹ bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m¹ bedragen.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterbergingen en waterlopen met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en duikers.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden
de volgende bepalingen:
-
gebouwen mogen niet worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bruggen en viaducten mag maximaal 8 m¹ bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m¹ bedragen.
Artikel 6 Woongebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
openbaar groen;
-
verkeer
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, (overkluisde) waterlopen, wateropvang-, infiltratie- en parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Regels met betrekking tot het bouwvlak
-
woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van het 'bouwvlak';
-
woningen dienen in de bouwgrens te worden gebouwd, uitgezonderd:
-
ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' waar de voorgevel ter plaatse van deze aanduiding moet worden gesitueerd;
-
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' waar maximaal het aangegeven percentage van het bouwvlak mag worden bebouwd;
-
zorgwoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
-
ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' mag maximaal het aangegeven aantal bouwlagen worden gerealiseerd;
-
de hoogte van een bouwlaag mag maximaal 3,5 m¹ zijn;
6.2.2 Regels met betrekking tot aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak;
-
per grondgebonden woning dient een oppervlakte van minimaal 25 m² onbebouwd te blijven;
-
de goothoogte mag maximaal 3 m¹ bedragen.
6.2.3 Overige regels met betrekking tot bebouwing
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende
bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m¹ bedragen, uitgezonderd erfafscheidingen in de bouwgrens waarbij de bouwhoogte maximaal 3 m¹ mag bedragen;
-
erfafscheidingen aan de voorzijde dienen in de voorgevellijn geplaatst te worden;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m¹ bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m¹ bedragen;
6.2.4 Parkeren
Met betrekking tot parkeren gelden de volgende normen:
-
elke grondgebonden woning dient op eigen terrein te voorzien in minimaal 1 parkeerplaats;
-
ter plaatse van de aanduiding 'zorgwonen' geldt voor:
-
een verzorgingstehuis/verpleegtehuis dat voorzien moet worden in 0,7 parkeerplaatsen per wooneenheid;
-
serviceflats/aanleunwoningen dat voorzien moet worden in 1,0 parkeerplaatsen per woning.
6.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.2.4 onder a, en afwijken van minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein wanneer:
-
door de aard van de bebouwing fysiek geen ruimte is voor 1 parkeerplaats op eigen terrein;
-
ter compensatie kan worden voorzien in 1 parkeerplaats in de openbare ruimte;
-
de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing wordt aangetoond.
Bij het nemen van een beslissing over een ontheffing als bedoeld in dit artikel nemen burgemeester en wethouders de procedure genoemd in artikel 14 van dit plan in acht.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt ten minste verstaan het gebruik van bouwwerken voor:
-
de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
horeca 1 en 2;
-
permanente of tijdelijke bewoning in bijgebouwen.
-
aan huis gebonden beroepen, in het geval dat:
-
de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30% van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m²;
-
door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
-
detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
-
de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
6.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.4 onder a voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
-
de woning als zodanig blijft functioneren, waarbij in ieder geval de bedrijfsvloeroppervlakte per woning maximaal 30% van de begane grondoppervlakte en de bij de woning behorende bijgebouwen mag bedragen, met dien verstande dat het in ieder geval maximaal 60 m² mag bedragen;
-
het betreft een bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
door de bedrijfsuitoefening geen onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
-
er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
-
de bedrijfsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
Bij het nemen van een beslissing over een ontheffing als bedoeld in dit artikel nemen burgemeester en wethouders de procedure genoemd in artikel 14 van dit plan in acht.
Artikel 7 Waarde - Archeologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden verwachte archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
Binnen het gebied als bedoeld in artikel 7.1 mag niet gebouwd worden, uitgezonderd:
-
verbouwen en/of het plegen van vervangende nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte en bouwdiepte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd;
-
bouwen van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met maximaal 100 m2;
-
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,50 m1 ten opzichte van het maaiveld.
7.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in artikel 7.1 genoemde doeleinden dan wel ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, mits:
-
met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
-
in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving.
-
in voldoende mate is gegarandeerd dat de te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen.
Bij het nemen van een beslissing over ontheffing als bedoeld in dit artikel nemen burgemeester en wethouders de procedure genoemd in artikel 14 van dit plan in acht, waarbij voorafgaand archeologisch advies wordt ingewonnen.
7.4 Aanlegvergunning
Het is op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie' verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
-
het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
-
het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m1 ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;
-
het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
-
het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
-
het aanbrengen van verhardingen.
De werken en werkzaamheden als bedoeld in dit artikel zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezige archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.
Indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de aanlegvergunning het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.
7.5 Geen aanlegvergunning is nodig voor
-
het uitvoeren van werken en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,50 m1 worden geroerd;
-
werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
-
werken en werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 100 m2.
Bij het nemen van een beslissing over de aanlegvergunningverlening als bedoeld in artikel 7.4 nemen burgemeester en wethouders de procedure genoemd in artikel 14 van dit plan in acht.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming "Waarde-Archeologie" van de kaart wordt verwijderd indien en voor zover:
-
met een archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
eventueel aanwezige archeologische waarden zijn behouden door een archeologische opgraving;
-
in voldoende mate is gegarandeerd dat de te verwachten archeologische waarden door technische maatregelen worden veiliggesteld.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen, een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Onverlet het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt onder verboden gebruik in ieder geval verstaan:
-
een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
-
een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
-
een gebruik van gronden en/of bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, waaronder begrepen consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk alsmede detailhandel in consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk;
-
een gebruik van gronden voor:
-
volkstuinen;
-
het beoefenen van de modelvliegtuigsport evenals voor het racen of crossen al dan niet in wedstrijdverband met motorvoertuigen, motoren, bromfietsen, scooters en fietsen;
-
militaire oefeningen, uitgezonderd marsoefeningen waarbij geen motorvoer-tuigen worden gebruikt;
-
een gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:
-
een seksinrichting;
-
een coffeeshop;
-
een amusementsbedrijf in de vorm van een speel- en gokautomatenhal, een kienhal, een casino of een daarmee gelijk te stellen bedrijf;
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
11.1 Geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone-industrie' mogen, in afwijking van het bepaalde in de bouwregels per bestemming, geen woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen worden opgericht of geluidsgevoelige terreinen worden gerealiseerd. Deze bepaling is niet van toepassing indien een hogere grenswaarde voor de geluidsbelasting is vastgesteld, welke is gelegen tussen de 50 en 55 dB(A).
Artikel 12 Algemene ontheffingsregels
12.1 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
-
in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
-
de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m¹, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
-
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m¹;
-
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m¹.
12.2 Ontheffing als bedoeld in artikel 12.1 kan slechts worden verleend, mits:
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
12.3 Overgangsrecht bouwwerken
Bij het nemen van een beslissing over ontheffing als bedoeld in artikel 12.1 nemen burgemeester en wethouders de procedure genoemd in artikel 14 van dit plan in acht.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
13.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van
bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 14 Algemene procedureregels
Bij het nemen van een beslissing over een ontheffing, een aanlegvergunning of een nadere eis, zoals geregeld in het plan, nemen burgemeester en wethouders de volgende procedure in acht:
-
het ontwerpbesluit ligt - met bijbehorende stukken, waaronder een eventueel verzoek gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
-
van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennisgegeven;
-
de kennisgeving houdt de mededeling in:
-
van de zakelijke inhoud van het ontwerpbesluit;
-
waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;
-
wie in de gelegenheid worden gesteld zienswijzen naar voren te brengen;
-
op welke wijze dit kan geschieden;
-
voor zover dit als gevolg van dit plan noodzakelijk is, worden adviseurs zoals genoemd in dit plan voorafgaand aan de termijn van ter inzage legging in de gelegenheid gesteld om een advies over het verzoek en/of het ontwerpbesluit uit te brengen;
-
gedurende de onder "a" van dit lid genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
15.1.3
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
15.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
15.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
15.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
15.2.4
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels (met bijlagen) worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Suytkade-Groenkwartier Noord' van de gemeente Helmond.
|