Gemeente:
gemeente Helmond
Plannaam:
Buitengebied Helmond - De Wolfsputten 5
Status:
vastgesteld
IDN naam:
NL.IMRO.0794.0000WP180019-2000

Regels

 

Wijzigingsplan "Buitengebied Helmond - De Wolfsputten 5"
Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begripsomschrijving

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 2 Van toepassing zijnde bepalingen bestemmingsplan ‘Buitengebied Helmond’

Artikel 3 Waarde - Archeologie middelhoog

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 4 Overige regels

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 5 Slotregel

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begripsomschrijving

 

plan

Het wijzigingsplan 'Buitengebied Helmond - De Wolfsputten 5' met identificatienummer NL.IMRO.0794.0000WP180019-2000 van de gemeente Helmond;

 

wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 2 Van toepassing zijnde bepalingen bestemmingsplan ‘Buitengebied Helmond’

 

Het bepaalde in de volgende artikelen van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Helmond’, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 april 2011, is van overeenkomstige toepassing op voorliggend wijzigingsplan.

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Artikel 27 Wonen

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

Artikel 35 Algemene bouwregels

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels

Artikel 40 Algemene procedureregels

Artikel 41 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel:

Artikel 42 Overgangsrecht

 

Met in achtneming van de onderstaande toevoegingen en aanpassingen.

 

Artikel 27 Wonen

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

  1. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarden;

27.2 Bouwregels

27.2.6 Te handhaven hoofdvorm

In aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in 27.2.2 en 27.2.3 geldt voor de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', dat de hoofdvorm van het gebouw met cultuurhistorische waarde, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan en zoals die tot uitdrukking komt in het grondvlak, de goothoogte, de bouwhoogte, de dakvorm en de nokrichting moet worden gehandhaafd, met dien verstande dat daarvan met ten hoogste 5% kan worden afgeweken; de dakhelling mag dienovereenkomstig worden aangepast.

 

 

Artikel 3 Waarde - Archeologie middelhoog

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden verwachte middelhoge archeologische waarden.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Bouwverbod

Op de voor “Waarde - Archeologie middelhoog’ aangewezen gronden mag, in afwijking van wat elders in de regels is bepaald, niet worden gebouwd.

 

3.2.2 Uitzonderingen bouwverbod

Het bouwverbod geldt niet:

  1. voor het verbouwen en/of het plegen van vervangende nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte en bouwdiepte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd;

  2. voor het bouwen van een bijgebouw of de uitbreiding/oprichting van een hoofdgebouw met een maximum oppervlakte van 2.500 m2 waarbij, binnen dat maximum, dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld mag worden gebouwd;

  3. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor zover er geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd met een oppervlakte van meer dan 2.500 m2 waarbij, binnen dat maximum, dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld mag worden gebouwd;

  4. indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden, zulks ter beoordeling door de archeoloog:

  1. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;

  2. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;

  3. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in artikel 3.1 genoemde doeleinden of van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, zulks ter beoordeling door de archeoloog, mits:

  1. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;

  2. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;

  3. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.

 

 

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.4.1 Vergunningplicht

Het is op of in deze gronden verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  3. het aanbrengen van diep wortelende beplantingen en bomen;

  4. het rooien van diep wortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;

  5. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diep woelen, mengen van grond, diep ploegen en ontginnen;

  6. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en daarmee verband houdende constructies;

  7. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;

  8. het aanbrengen van verhardingen.

 

3.4.2 Afwegingskader vergunningen

De genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezige archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.

Indien het niet mogelijk is de door archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de aanlegvergunning het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving of archeologische begeleiding zal plaatsvinden.

 

3.4.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Er is geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig:

  1. ten dienste van het onderzoek naar het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden;

  2. het uitvoeren van werken en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,50 m worden geroerd;

  3. die al in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. werken en werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een maximum oppervlakte van 2.500 m2 en dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld;

  5. indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden, zulks ter beoordeling door de archeoloog:

  1. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;

  2. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;

  3. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.

 

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoog' wordt verwijderd, indien en voor zover met een archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. in voldoende mate is gegarandeerd dat de door archeologisch onderzoek vastgestelde of te verwachten archeologische waarden zijn veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;

  3. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse zodanig is geroerd dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.

 

3.6 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 4 Overige regels

 

Aan artikel 41 wordt toegevoegd:

41.3 Parkeren

  1. Bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw dient op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd en vervolgens in stand te worden gehouden. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2017', vastgesteld op 10 februari 2017. Indien deze beleidsregel gedurende de werking van dit plan wordt gewijzigd, dient aan de gewijzigde beleidsregel te worden voldaan;

  2. Bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw waarvoor een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen dient hieraan op het betreffende perceel tenminste voldaan te worden

 

41.4 Afwijken van de parkeereis

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 41.3 indien:

  1. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte en/of laad- en losruimte wordt voorzien;

  2. uit de bedrijfsvoering (aantoonbaar) blijkt dat minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;

  3. geheel of gedeeltelijk wordt voorzien in de aanleg van parkeerplaatsen in het openbaar gebied, mits:

  1. door de aard van de bebouwing fysiek geen ruimte is voor de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein;

  2. ter compensatie kan worden voorzien in een parkeerplaats in de openbare ruimte;

  3. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing wordt aangetoond.

 

41.5 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 41.4 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden noodzakelijk is.

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 5 Slotregel

 

De regels kunnen worden aangehaald als:

 

Regels van het wijzigingsplan ‘Buitengebied Helmond - De Wolfsputten 5’.