Gemeente:
Helmond
Plannaam:
Buitengebied Helmond - gedeeltelijke herziening
Status:
Onherroepelijk
IDN naam:
NL.IMRO.0794.0000BP110145-4000

ARTIKEL 3 Agrarisch-Agrarisch bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:

    1. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;

    2. intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', waarbij geldt dat de toegelaten oppervlakte ten behoeve van de intensieve veehouderij niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' een agrarisch loonbedrijf;

  3. bed & breakfast;

  4. een kleinschalig kampeerterrein;

  5. de verkoop van ter plaatse geproduceerde agrarische producten, alsmede daaraan ondergeschikt, de verkoop van streekeigen producten, met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak ten hoogste 10% van de totale bebouwingsoppervlakte mag bedragen tot een maximum van 100 m2;

  6. stalling van caravans, campers en boten in bestaande bebouwing;

  7. landschappelijke inpassing;

  8. de waterhuishouding;

met daarbij behorende:

  1. gebouwen, waaronder begrepen teeltondersteunende kassen en teeltondersteunende voorzieningen tot een maximale oppervlakte van 5000 m2;

  2. sleufsilo's en kuilvoerplaten;

  3. mestfoliebassins met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2;

  4. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  5. andere-werken;

  6. tuinen;

  7. erven;

  8. ontsluitingspaden;

  9. voorzieningen;

  10. agrarische gronden.

 

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

 

3.2 Bouwregels

 

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

 

3.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing';

  2. de goothoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;

  4. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat ten behoeve van verbindingsgebouwen voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;

  5. voor bovengrondse mestopslagen geldt dat de inhoud niet meer dan 1.500 m3 mag bedragen bij een individuele mestopslag en niet meer dan 5.000 m3 mag bedragen bij een collectieve mestopslag voor niet meer dan 5 bedrijven;

  6. voor gebouwen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein geldt dat: de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 100 m2 mag bedragen; de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

 

3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. per bestemmingsvlak mag ten hoogste één bestaande bedrijfswoning aanwezig zijn, met dien verstande dat:

  2. de inhoud niet meer dan 750 m³ mag bedragen ;

  3. de dakhelling niet minder dan 35° mag bedragen.

 

 

3.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 80 m2 bedragen;

  2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van voedersilo's en luchtwassers mag niet meer bedragen dan 15 m;

  2. de bouwhoogte van erafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van een erfafscheiding, gelegen tussen de weg en het dichtst bij de weg gelegen gebouw, niet meer dan 1 m mag bedragen;

  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.

 

3.2.5 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 3.2.1geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan:

  1. deze hogere goothoogte, hogere bouwhoogte, grotere oppervlakte en/of grotere inhoud als maximum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en, voor zover het goothoogten en bouwhoogten betreft, voor uitbreidingen van dat gebouw;

  2. deze geringere dakhelling als minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.

 

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing en kleinschalige kampeerterreinen ten behoeve van:

  1. het beginsel van bebouwingsconcentratie;

  2. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;

  3. het bebouwingsbeeld;

  4. de landschappelijke inpassing;

  5. de milieusituatie;

  6. de verkeersveiligheid;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

 

3.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. 3.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor wordt afgeweken van de gebruiksregels, mits dit in overeenstemming is met de bij de afwijkingsmogelijkheid genoemde voorwaarden;

  2. 3.2.1 3.2.1 onder b ten behoeve van een hogere goothoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 8 m en de hogere goothoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  3. 3.2.1 onder c ten behoeve van een hogere bouwhoogte, indien dat voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m en de hogere bouwhoogte ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  4. 3.2.1 onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, anders dan een platte dakafdekking, mits dit ter plaatse uit een oogpunt van bebouwingsbeeld aanvaardbaar is;

  5. 3.2.4 onder c ten behoeve van mestvergistingsinstallaties met een bouwhoogte van niet meer dan 8 m, mits bij omgevingsvergunning wordt afgeweken van het bepaalde in 3.5 onder c.

 

 

3.4.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

  3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, alsmede het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdende voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair en kook- en wasgelegenheid, een en ander anders dan toegestaan als kleinschalig kampeerterrein;

  2. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;

  3. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie.

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.6.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor:

  1. het toestaan dat tijdelijke werknemers tijdelijk worden gehuisvest in de bedrijfswoning dan wel toestaan dat de toekomstig rustende boer of een toezichthouder wordt gehuisvest in de bedrijfswoning, mits sprake blijft van één woning, hetgeen kan blijken uit het feit dat de woning niet meer dan één voordeur en één huisnummer heeft;

  2. het toestaan van de volgende nevenactiviteiten binnen bestaande gebouwen:

    1. recreatieve en toeristische voorzieningen die qua schaal en omvang passen bij de locatie;

    2. natuur- en landschapsbeheer;

    3. natuur- en landschapseducatie;

    4. agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante functies;

    5. statische binnenopslag;

mits:

    • het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;

    • de oppervlakte aan gebouwen die voor de activiteit wordt aangewend niet meer bedraagt dan 400 m2, tenzij het statische binnenopslag betreft, in welk geval de aan te wenden oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2;

    • geen buitenopslag plaatsvindt;

    • de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend inpassingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aangebouwen en/of omgeving;

    • landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een ingediend beplantingsplan;

  • het toestaan van mantelzorg in een aanbouw of bijgebouw, mits:

    1. de zorgbehoefte objectief is aangetoond;

    2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 75 m2;

    3. de aanbouw dan wel het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;

    4. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is;

  • het toestaan van de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers in bestaande bedrijfsgebouwen, mits:

    1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van het bedrijf;

    2. voldoende structurele voorzieningen voor tijdelijke huisvesting elders ontbreken;

    3. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

    4. de huisvesting niet langer dan zes maanden per kalenderjaar bedraagt;

    5. de huisvesting plaatsvindt in bestaande bedrijfsgebouwen, waarvan de oppervlakte die voor de huisvesting wordt aangewend niet meer bedraagt dan 120 m2;

    6. voorzien is in een doelmatige landschappelijke inpassing;

    7. geen sprake is van zelfstandige woningen;

  • het toestaan van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van een van de volgende wijzen van mestvergisting in een installatie met een capaciteit van minder dan 25.000 kg per dag, met dien verstande dat:

    1. het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;

    2. het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt.

  •  

    3.6.2 Afwegingskader

    Bij het verlenen van een omgevingsvergunning vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

    1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

    2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

    3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

     

    3.6.3 Advies

    Burgemeester en wethouders kunnen omtrent het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning schriftelijk advies inwinnen bij een agrarisch deskundige omtrent de vraag of de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van het bedrijf.

     

     

    3.7 Wijzigingsbevoegdheid

     

     

    3.7.1 Wijziging

    Burgemeester en wethouders kunnen:

    1. de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap' of 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap', ten behoeve van de verschuiving van het bestemmingsvlak;

    2. de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming, na beëindiging van het agrarische bedrijf, waarbij geldt dat:

      1. slechts één woning is toegestaan, welke uitsluitend is toegestaan in de voormalige bedrijfswoning en het daaraan aangebouwde voormalige bedrijfsgedeelte;

      2. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn twee woningen toegestaan in de gezamenlijke bouwmassa van de voormalige bedrijfswoning en het daaraan aangebouwde voormalige bedrijfsgedeelte, indien dit pand cultuurhistorisch waardevol is en het toestaan van een tweede woning in het pand noodzakelijk is met het oog op de instandhouding van het pand, mits de aanwezige voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij geldt dat in totaal een oppervlakte van 120 m2 aan bijgebouwen mag resteren;

    3. de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in een andere bestemming ten behoeve van:

      1. recreatieve en toeristische voorzieningen die qua schaal en omvang passen bij de locatie;

      2. natuur- en landschapsbeheer;

      3. natuur- en landschapseducatie;

      4. agrarisch dienstverlenende bedrijven;

      5. statische binnenopslag;

    mits:

      • het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;

      • de oppervlakte aan gebouwen die voor de activiteit wordt aangewend niet meer bedraagt dan 400 m2, tenzij het statische binnenopslag betreft, in welk geval de aan te wenden oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2;

      • overtollige gebouwen worden gesloopt, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;

      • geen buitenopslag plaatsvindt;

      • de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend inpassingsplan, door het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of herstel van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;

      • landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een ingediend beplantingsplan;het geen locatie betreft die geschikt is voor blijvend agrarisch gebruik;

      • het geen locatie betreft waar sloop heeft plaatsgevonden in het kader van de Ruimte-voor-ruimteregeling;

    • de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' ten behoeve van een reëel boomkwekerijbedrijf, indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming 'Agrarisch';

    • de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij, mits:

      1. het geen locatie betreft waar sloop heeft plaatsgevonden in het kader van Ruimte-voor-ruimteregeling;

      2. er geen publieks- of verkeersaantrekkende voorzieningen worden gebouwd en/of aangelegd.

    •  

       

      3.7.2 Afwegingskader

      Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

      1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

      2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

      3. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.