direct naar inhoud van Artikel 29 Leiding - Brandstof
Plan: Kom Haaren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.BPHaaren-VA02

Artikel 29 Leiding - Brandstof

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - brandstof 24”: een ondergrondse pijpleiding voor het transport van aardolieproducten met een diameter van ten hoogste 24 inch en een druk van ten hoogste 62 bar en met de daarbij behorende belemmerde strook van 5 m ter weerszijden van de leiding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof', waarbinnen een absoluut bouw- en inwerkingsverbod geldt;
  • b. ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - brandstof 36”: een ondergrondse pijpleiding voor het transport van ruwe olie met een diameter van ten hoogste 36 inch en een druk van ten hoogste 43 bar en met de daarbij behorende belemmerde strook van 5 m ter weerszijden van de leiding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof', waarbinnen een absoluut bouw- en inwerkingsverbod geldt;
  • c. het beheer en onderhoud van de leiding(en) met bijbehorende voorzieningen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
29.2 Bouwregels

Op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof' mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding, waaronder begrepen gebouwtjes met elk een oppervlakte van ten hoogste 30 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 29.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en;
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
29.4 Specifieke gebruiksregels

Op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof' wordt onder gebruik in strijd met de bestemming mede verstaan:

  • a. het al dan niet tijdelijk opslaan van grond en/of goederen;
  • b. het plaatsen van voorzieningen zoals tenten voor (incidentele) activiteiten als kermissen, circussen (sport)evenementen, rommelmarkten, braderieën, buurtfeesten, fancy fairs, festivals, stads- en/of regionale promotionele activiteiten.

29.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 29.2, ten behoeve van een gebruik overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd

29.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.6.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - brandstof' de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals ontgronden, vergraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en/of ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen, verwijderen, of herstellen van ondergrondse leidingen of drainage;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere open of gesloten oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen, verdiepen, vergraven, verruimen, verbreden of dempen van greppels, sloten, watergangen, vijvers en overige waterpartijen;
  • e. het aanbrengen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • f. het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  • g. het aanbrengen van beplantingen, (hout)gewas en/of bomen welke dieper dan 30 cm wortelen;
  • h. het aanbrengen van beplanting, (hout)gewas en/of bomen welke hoger opgroeien dan 1,5 m;
  • i. het rooien van beplantingen, (hout)gewas en/of bomen;
  • j. het indrijven of ingraven van voorwerpen in de bodem.

29.6.2 Uitzonderingen

Het in artikel 29.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. die graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten vormen.

29.6.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 29.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.