direct naar inhoud van Regels
Plan: Kom Biezenmortel 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.BP18BZMKomBiezenm-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Kom Biezenmortel 2018' met identificatienummer NL.IMRO.0788.BP18BZMKomBiezenm-VA01 van de gemeente Haaren.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.7 bedrijf of beroep aan huis

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal vanuit een woning en/of daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner, waaronder niet begrepen het verstrekken van logies, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Onder bedrijf of beroep aan huis wordt tevens begrepen detailhandel via internet, zonder opslag en/of verkoop aan huis.

1.8 afwijken van de bouwregels en/of gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.9 activiteitenbesluit

het besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer).

1.10 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bed and breakfast

bed & breakfast is een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie en richt zich met name op de trekkende toeristen, die voor één of enkele nachten (maximaal één week) een onderkomen zoeken. Typerend voor bed & breakfast is:

  • a. de kleinschaligheid en de uitvoering is eenvoudig;
  • b. bed & breakfast is gekoppeld aan de woonfunctie, dat betekent dat mede gebruik wordt gemaakt van keuken van de woning.
1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 bedrijfsinstallatie

een installatie ten behoeve van de bedrijfsprocesvoering alsmede systemen ten behoeve van de klimaatbeheersing.

1.15 bedrijfswoning

een woning die functioneel verbonden is aan het binnen het bestemmingsvlak aanwezige bedrijf.

1.16 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel een bouwwerk zoals die mag worden gebouwd krachtens een vergunning;
  • b. bij gebruik: het legale gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat.
1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.20 bomenteelt

het bedrijfsmatig voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van volle grondteelt.

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen een internetwinkel en afhaalpunten.

1.29 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, detailhandel en een seksinrichting.

1.30 evenement

een evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.33 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.34 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.35 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.36 handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009

handleiding, uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), met lijsten met richtafstanden voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen).

1.37 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.38 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.39 huishouden

de bewoning van een woning door:

  • a. een persoon;
  • b. meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur.
1.40 internetwinkel

internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:

  • a. de transactie via internet of andere media tot stand komt en;
  • b. de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald en/of;
  • c. de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend en/of;
  • d. de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd.
1.41 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.42 kamerverhuur

de verhuur van onzelfstandige woonruimten binnen een bestaand (woon)gebouw niet bestemd voor recreatieve bewoning.

1.43 langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT)

het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit.

1.44 maatschappelijke voorzieningen

Hieronder worden verstaan:

  • a. medische of paramedische voorzieningen, zoals ziekenhuis, kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, consultatiebureau e.d.;
  • b. welzijnsvoorzieningen, zoals verzorgingstehuis, verpleeghuis, inrichtingen voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking , tehuis voor daklozen e.d.;
  • c. educatieve en sociaal-culturele voorzieningen, zoals basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs, beroepsonderwijs, kunstonderwijs, volksuniversiteit, cursuscentrum, onderwijsinstituten t.b.v. specifiek onderwijs, bibliotheken e.d.;
  • d. voorzieningen t.b.v. kinderopvang zoals kindercrèche, peuterspeelzaal, speelterrein, kinderdagverblijf en (naschoolse) kinderopvangcentrum, al dan niet commercieel;
  • e. openbare en bijzondere instellingen waaronder overheidsinstellingen zoals het gemeentehuis, politiekantoor e.d. met uitzondering van brandweerkazerne;
  • f. maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en clubhuis, wijkcentrum (o.a. Multi Functionele Accommodatie), e.d.;
  • g. kerkelijke, religieuze of levensbeschouwelijke voorzieningen, zoals kerken, gebedsruimten, kloosters, begraafplaatsen, e.d..
1.45 maatwerkvoorschrift

voorschrift zoals bedoeld in artikel 8.42, eerste lid van de Wet milieubeheer, inhoudende:

  • a. een beschikking waarbij het bevoegd gezag aanvullende eisen stelt, dan wel;
  • b. een ontheffing waarbij het bevoegd gezag de daarbij aangewezen bepalingen niet van toepassing verklaart al dan niet onder het stellen van beperkingen of voorwaarden.
1.46 maximaal geluidsniveau (LAmax)

het maximaal geluidsniveau (LAmax) zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit;

1.47 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.48 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.49 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.50 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen.

1.51 overige bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.52 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
1.53 pergola

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van palen en/of lattenwerk, onderling verbonden.

1.54 productie gebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.55 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.56 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische dan wel pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.57 standplaats

een standplaats zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

1.58 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.59 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.60 water en voorzieningen voor de waterhuishouding

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.

1.61 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.62 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.63 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden vormen.

1.64 zorgwoning

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, ventilatiekanalen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat bij een lessenaarsdak en een afgeknot dak de laagste goot als goothoogte dient te worden aangemerkt.

2.5 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.9 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 1 m.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven zoals aangegeven:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', een nutsvoorziening;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', opslag van goederen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt', bomenteelt;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - broodfabriek', een broodfabriek en ondergeschikte productiegebonden detailhandel;
  • b. bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. evenementen;
  • e. standplaatsen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, groenvoorzieningen, en voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven is ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven is ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van een nutsvoorziening dat de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • e. voor zover de bestaande situatie groter dan wel hoger is dan het bepaalde onder b en c, gelden die maten als maximum.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één, tenzij op de verbeelding anders is vermeld ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de inhoud bedraagt maximaal 750 m³;
  • d. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven is ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • e. voor zover de bestaande situatie groter dan wel hoger is dan het bepaalde onder c en d, gelden die maten als maximum.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken, behorende bij een bedrijfswoning, gelden de volgende regels:

  • a. Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. Bijbehorende bouwwerken dienen op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan:
    • 1. 60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 200 m²;
    • 2. 65 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 250 m²;
    • 3. 75 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 500 m²;
    • 4. 100 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m²;

mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

  • d. de maximum goothoogte bedraagt 4 m;
  • e. de maximum bouwhoogte bedraagt 6 m;
  • f. voor zover de bestaande situatie groter dan wel hoger is dan het bepaalde onder c tot en met e, gelden die maten als maximum;
  • g. voor zover de bestaande situatie minder is dan het bepaalde onder b, gelden die maten als minimum.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2,5 m;
  • c. bedrijfsinstallaties: 3 m;
  • d. lichtmasten: 6 m;
  • e. speeltoestellen: 3 m;
  • f. vlaggenmasten: 6 m;
  • g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2,25 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.4 onder a voor het toestaan van een terreinafscheiding voor de voorgevel met een maximale hoogte van 1,5 m, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd kan worden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen voor een ander soort bedrijf dan is aangegeven in artikel 3.1;
  • b. het gebruik van een bestemmingsvlak ten behoeve van meerdere bedrijven;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een geluidszoneringsplichtige inrichting.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 en 3.4 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen, mits:

  • a. het een bedrijf betreft in milieucategorie 1 of 2 uit de Handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009, dan wel het een bedrijf betreft dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een dergelijk bedrijf;
  • b. er is gezorgd voor voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming;
  • c. de normale afwikkeling van het verkeer mogelijk blijft en de verkeersveiligheid niet in het geding komt;
  • d. de beoogde functie milieuhygiënisch en voor wat betreft veiligheid en gezondheid in de omgeving inpasbaar is (aanvaardbaar woon- en leefklimaat);
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  • f. er zorgvuldig wordt omgegaan met de belangen van belanghebbenden uit de omgeving. Dit betekent in ieder geval dat:
    • 1. er is aangetoond dat belanghebbenden uit de omgeving zijn geïnformeerd over het initiatief;
    • 2. er is aangetoond dat belanghebbenden uit de omgeving voldoende kans hebben gehad om hun belang kenbaar te maken;
    • 3. er is zichtbaar een afweging gemaakt over de ingebrachte belangen;
    • 4. er is aangetoond dat er maximale inspanning is geweest voor het realiseren van draagvlak voor de beoogde afwijking, bij personen en groepen die invloed hebben op deze afwijking en/of er door worden beïnvloed.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging naar ander soort bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ter plaatse van gronden waar op grond van artikel 3.1 bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zijn toegelaten, voor het toestaan van bedrijven die zijn opgenomen in milieucategorie 3.1 van de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009 dan wel een bedrijf dat wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in categorie 3.1, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er is gezorgd voor voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming;
  • b. de normale afwikkeling van het verkeer blijft mogelijk en de verkeersveiligheid komt niet in het geding;
  • c. de beoogde functie is milieuhygiënisch en voor wat betreft veiligheid en gezondheid inpasbaar in de omgeving (aanvaardbaar woon- en leefklimaat);
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  • e. er wordt zorgvuldig omgegaan met de belangen van belanghebbenden uit de omgeving. Dit betekent in ieder geval dat:
    • 1. er is aangetoond dat belanghebbenden uit de omgeving zijn geïnformeerd over het initiatief;
    • 2. er is aangetoond dat belanghebbenden uit de omgeving voldoende kans hebben gehad om hun belang kenbaar te maken;
    • 3. er is zichtbaar een afweging gemaakt over de ingebrachte belangen;
    • 4. er is aangetoond dat er maximale inspanning is geweest voor het realiseren van draagvlak voor de beoogde afwijking, bij personen en groepen die invloed hebben op deze afwijking en/of er door worden beïnvloed.
3.6.2 Wijziging naar 'Wonen' na bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. bestaande woningen;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorend bouwwerk worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;
  • b. elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten;
  • c. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • d. het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • e. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • f. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van Artikel 8 (Wonen) van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. paden en speelvoorzieningen;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. evenementen;
  • f. standplaatsen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen, en voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt voor:
    • 1. lichtmasten: 6 m;
    • 2. antennemasten: 40 m;
    • 3. speeltoestellen: 3 m;
    • 4. vlaggenmasten: 6 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
  • b. De maximum oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie bedraagt 20% van het bestemmingsvlak, tot een maximum van 15 m².

Artikel 5 Horeca

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijk;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' en 'kantoor' uitsluitend wonen en kantoor;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument', tevens de instandhouding van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische en/of monumentale waarden;
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • f. evenementen;
  • g. standplaatsen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, tuinen en erven, en voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven is ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • c. voor zover de bestaande situatie groter dan wel hoger is dan het bepaalde onder b, gelden die maten als maximum.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2,5 m;
  • c. bedrijfsinstallaties: 3 m;
  • d. lichtmasten: 6 m;
  • e. speeltoestellen: 3 m;
  • f. vlaggenmasten: 6 m;
  • g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2,25 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik waarbij de geluidproductie van de inrichting tot gevolg heeft dat de in de onderstaande tabel aangegeven waarden worden overschreden, met dien verstande dat deze grenswaarden op de gevels van de gevoelige gebouwen niet middels een maatwerkvoorschrift mag worden verhoogd.

Tabel grenswaarden uit het Activiteitenbesluit, in dB(A)

Plaats   07.00 - 19.00 uur   19.00 – 23.00 uur   23.00 – 07.00 uur  
  LAr,LT   LAmax   LAr,LT   LAmax   LAr,LT   LAmax  
Op de gevel van een geluidgevoelig gebouw   50   70   45   65   40   60  

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend een begraafplaats;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenweide' uitsluitend een dierenweide;
  • d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • e. evenementen;
  • f. standplaatsen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, tuinen en erven, en voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven is ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 100% van het bouwvlak, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander percentage is aangegeven;
  • d. voor zover de bestaande situatie groter dan wel hoger is dan het bepaalde onder b en c, gelden die maten als maximum.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2,5 m;
  • c. bedrijfsinstallaties: 3 m;
  • d. lichtmasten: 6 m;
  • e. speeltoestellen: 3 m;
  • f. vlaggenmasten: 6 m;
  • g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2,25 m.
6.2.3 Begraafplaats

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.1 zijn ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' gebouwen ook buiten het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte maximaal 40 m² bedraagt;
  • b. de bouwhoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.2 onder a en b bedraagt de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal de hoogte zoals bestaand.
6.2.4 Dierenweide

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.1 zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenweide ' gebouwen ook buiten het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte maximaal 40 m² bedraagt;
  • b. de bouwhoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.2 onder a en b bedraagt de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal de hoogte zoals bestaand.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:

  • a. Het gebruik van standplaatsen indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer en de daarbij behorende wegaanduidingen;
  • b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
  • e. evenementen;
  • f. standplaatsen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt maximaal 2 m.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument', tevens de instandhouding van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische en/of monumentale waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' tevens zorgwoningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens een kantoor;
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • f. evenementen;
  • g. standplaatsen;

alsmede voor bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, en voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens mag bij:
    • 1. vrijstaande woningen; aan twee zijden minimaal 3 m bedragen;
    • 2. twee-aan-een geschakelde woningen; aan één zijde minimaal 3 m bedragen;
    • 3. aaneengebouwde woningen aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 3 m bedragen;

Met dien verstande dat voor zover de bestaande afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minder is, die afstand als minimum geldt;

  • c. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven is ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • d. voor het maximum aantal woningen geldt het volgende:
    • 1. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
    • 2. daar waar geen aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding is opgenomen geldt als maximum aantal woningen het aantal woningen dat aanwezig is ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan;
  • e. voor zover de bestaande situatie groter dan wel hoger is dan het bepaalde onder c, gelden die maten als maximum.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen op het zij- en achtererf en minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan:
    • 1. 60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 200 m²;
    • 2. 65 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 250 m²;
    • 3. 75 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 500 m²;
    • 4. 100 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m²;

mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

  • d. de maximum goothoogte bedraagt 4 m;
  • e. de maximum bouwhoogte bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw minus 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
  • f. voor zover de bestaande situatie groter dan wel hoger is dan het bepaalde onder c tot en met e, gelden die maten als maximum;
  • g. voor zover de bestaande situatie minder is dan het bepaalde onder b, gelden die maten als minimum.
8.2.3 Bouwen voor de voorgevel

In afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.2 onder b geldt voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel (niet zijnde het verlengde van de voorgevel) dat:

  • a. de horizontale diepte maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. de afstand van een erker of entreeportaal tot de voorste perceelsgrens minimaal 2,5 m dient te bedragen;
  • c. de breedte maximaal 2/3 van de breedte van de desbetreffende gevel van de woning mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw betreft, vermeerderd met 0,25 m;
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2,5 m;
  • c. pergola's: 2,5 m;
  • d. speeltoestellen: 3 m;
  • e. vlaggenmasten: 6 m;
  • f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2,25 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.1 sub d ten behoeve van het splitsen van een bestaande woning in twee zelfstandige woningen, mits:

  • a. als gevolg van de woningsplitsing twee woningen ontstaan die ruimtelijk of bouwtechnisch een duidelijk gescheiden eenheid vormen;
  • b. er is gezorgd voor voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming;
  • c. de normale afwikkeling van het verkeer mogelijk blijft en de verkeersveiligheid niet in het geding komt;
  • d. de beoogde functie milieuhygiënisch en voor wat betreft veiligheid en gezondheid in de omgeving inpasbaar is (aanvaardbaar woon- en leefklimaat);
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  • f. het vloeroppervlak van een woning bedraagt minimaal 60 m².
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • b. gebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf of beroep.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Gemengde functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 8.1 voor het toestaan van detailhandel, bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009, maatschappelijke voorzieningen als ondergeschikte functie, of horeca, met dien verstande dat:

  • a. de verkoopvloeroppervlakte voor detailhandel niet meer bedraagt dan 200 m²;
  • b. de schaal en omvang stedenbouwkundig inpasbaar is in de omgeving;
  • c. gezorgd is voor voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming;
  • d. de normale afwikkeling van het verkeer mogelijk blijft en de verkeersveiligheid niet in het geding komt;
  • e. de beoogde functie milieuhygiënisch en voor wat betreft veiligheid en gezondheid in de omgeving inpasbaar is (aanvaardbaar woon- en leefklimaat);
  • f. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  • g. zorgvuldig wordt omgegaan met de belangen van belanghebbenden uit de omgeving. Dit betekent in ieder geval dat:
    • 1. aangetoond is dat belanghebbenden uit de omgeving zijn geïnformeerd over het initiatief;
    • 2. aangetoond is dat belanghebbenden uit de omgeving voldoende kans hebben gehad om hun belang kenbaar te maken;
    • 3. zichtbaar een afweging is gemaakt over de ingebrachte belangen;
    • 4. aangetoond is dat er maximale inspanning is geweest voor het realiseren van draagvlak voor de beoogde afwijking, bij personen en groepen die invloed hebben op deze afwijking en/of er door worden beïnvloed.
8.5.2 Aan huis verbonden bedrijf of beroep

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 en artikel 8.4.1 onder b voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf of beroep, mits:

  • a. de oppervlakte maximaal 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de gebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt, tot een maximum van 60 m²;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • c. er geen detailhandel plaatsvindt, behalve:
    • 1. als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf of beroep, en/of;
    • 2. een internetwinkel zonder opslag en/of verkoop aan huis;
  • d. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum, een winkelstraat of op een bedrijventerrein worden uitgeoefend;
  • e. er is gezorgd voor voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming;
  • f. de normale afwikkeling van het verkeer mogelijk blijft en de verkeersveiligheid niet in het geding komt;
  • g. de beoogde activiteit milieuhygiënisch en voor wat betreft veiligheid en gezondheid in de omgeving inpasbaar is (aanvaardbaar woon- en leefklimaat).
8.5.3 Afwijken bed and breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorend bouwwerk bij de woning voor "bed and breakfast" voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 60 m² mag voor "bed and breakfast" worden gebruikt;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijbehorende bouwwerk zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. er is gezorgd voor voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming;
  • d. de normale afwikkeling van het verkeer blijft mogelijk en de verkeersveiligheid komt niet in het geding;
  • e. de beoogde activiteit is milieuhygiënisch en voor wat betreft veiligheid en gezondheid in de omgeving inpasbaar (aanvaardbaar woon- en leefklimaat);
  • f. er dient een nachtregister zoals bedoeld in de Algemeen Plaatselijke Verordening te worden bijgehouden.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met te verwachten archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of deze waarden weliswaar aanwezig zijn, maar deze niet worden geschaad, met dien verstande dat geen archeologisch onderzoek is vereist in het geval dat:

  • a. een bouwplan voor gebouwen en/of bouwwerken geen grotere oppervlakte heeft dan 100 m² èn waarbinnen de bodem tot ten hoogste 50 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;
  • b. een gebouw of ander bouwwerk wordt gebouwd op een bestaande fundering en er buiten 1 m uit deze fundering geen bodemverstoring plaats vindt.
9.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits is aangetoond dat dit niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
  • b. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, mag slechts worden afgeweken met een omgevingsvergunning indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een erkende partij die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en onder toezicht van de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  • c. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 9.3, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • j. het scheuren van grasland;
  • k. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
9.4.2 Uitzonderingen

De in lid 9.4.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
  • b. betrekking hebben op een gebied dat niet groter is dan 100 m² èn waarbij de bodem tot maximaal 50 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;
  • c. het normale onderhoud betreffen;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • e. op archeologisch onderzoek zijn gericht.
9.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 9.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht en een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Het bevoegd gezag kan één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988 of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkende partij die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en onder toezicht van de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met te verwachten archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of deze waarden weliswaar aanwezig zijn, maar deze niet worden geschaad, met dien verstande dat geen archeologisch onderzoek is vereist in het geval dat:

  • a. een bouwplan voor gebouwen en/of bouwwerken geen grotere oppervlakte heeft dan 500 m² èn waarbinnen de bodem tot ten hoogste 50 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;
  • b. een gebouw of ander bouwwerk wordt gebouwd op een bestaande fundering en er buiten 1 m uit deze fundering geen bodemverstoring plaats vindt.
10.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits is aangetoond dat dit niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
  • b. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, mag slechts worden afgeweken met een omgevingsvergunning indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een erkende partij die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en onder toezicht van de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  • c. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 10.3, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • j. het scheuren van grasland;
  • k. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
10.4.2 Uitzonderingen

De in lid 10.4.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
  • b. betrekking hebben op een gebied dat niet groter is dan 500 m² èn waarbij de bodem tot maximaal 50 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;
  • c. het normale onderhoud betreffen;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • e. op archeologisch onderzoek zijn gericht.
10.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 10.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht en een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld of;
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn of;
    • 3. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Het bevoegd gezag kan één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.4.1:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988 of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkende partij die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en onder toezicht van de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Bestaande maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de Bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

12.2 Bestaand bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwvoorschriften in hoofdstuk 2 van deze voorschriften is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

12.3 Ondergronds bouwen

Het bepaalde in deze regels omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat:

  • a. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • b. ondergronds bouwen slechts onder bebouwd oppervlak wordt toegestaan.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik
  • a. Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:
    • 1. het gebruiken van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    • 2. het gebruiken van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    • 3. het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
    • 4. Het gebruiken van standplaatsen indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen onevenredig aantast en/of de verkeersveiligheid wordt aangetast.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Afwijkingsmogelijkheden
  • a. Bij omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders afwijken van:
    • 1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van die goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
    • 2. de regels en worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
    • 3. de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid a kan slechts worden verleend, mits de waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 5 m worden verschoven;
  • b. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 5% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;
  • c. door een wijziging mogen de waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Parkeren

Bij de afgifte van een omgevingsvergunning wordt het aantal te realiseren parkeerplaatsen bepaald conform de actuele kencijfers parkeren en verkeersgeneratie van kennisplatform CROW.

16.2 Afwijken van parkeereis

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 indien:

  • a. uit een parkeeronderzoek blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  • b. het voldoen aan de in lid 16.1 genoemde parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 16.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %;
  • c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Kom Biezenmortel 2018".