Herziening buitengebied

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0788.BP14BGherz2014-VA01
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Agrarisch met Waarden – Landschapswaarden 1

Artikel 5 Agrarisch met Waarden – Landschapswaarden 2

Artikel 6 Agrarisch met Waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1

Artikel 7 Agrarisch met Waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 2

Artikel 8 Bedrijf

Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening

Artikel 10 Bos

Artikel 11 Groen

Artikel 12 Natuur

Artikel 13 Recreatie

Artikel 14 Recreatie – Recreatiewoning 2

Artikel 15 Verkeer - Wegen

Artikel 16 Verkeer - Zandweg

Artikel 17 Water

Artikel 18 Wonen

Artikel 19 Leiding

Artikel 20 Leiding - Brandstof

Artikel 21 Waarde – Archeologie 2

Artikel 22 Waarde – Archeologie 3

Artikel 23 Waarde – Archeologie 4

Artikel 24 Waarde – Archeologisch monument

Artikel 25 Waarde – Cultuurhistorie

Artikel 26 Waterstaat - Natte Natuurparel Bufferzone

Artikel 27 Waterstaat - Natte Natuurparel Kernzone

Artikel 28 Waterstaat - Waterberging

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Artikel 30 Algemene bouwregels

Artikel 31 Algemene gebruiksregels

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

Artikel 33 Algemene afwijkingsregels

Artikel 34 Algemene wijzigingsregels

Artikel 35 Algemene procedureregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

Artikel 37 Overgangsrecht gebruik

Artikel 38 Slotregel

 

Bijlagen

1 Bestaande nevenactiviteiten

2 Handleiding DIV

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

plan

het bestemmingsplan ‘Buitengebied Haaren, herziening 2014’ van de gemeente Haaren;

 

bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0788.BP14BGherz2014-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

aan- of uitbouw

een gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat; welk gebouw onderscheiden kan worden van de woning en daaraan in architectonisch opzicht ondergeschikt is;

 

AAB

(Stichting) Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;

 

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

 

aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

 

activiteitenbesluit

het besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer);

 

 

 

agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren alsmede het bewerken en verwerken van mest van het eigen agrarisch bedrijf;

 

agrarisch bedrijf, grondgebonden

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

 

agrarisch bedrijf, glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn;

 

agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij;

 

agrarisch technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestverwerking. Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven;

 

agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, paardenpension, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen;

 

autohandel

handel in auto's en daarbij het voor verkoop uitstallen van auto's, zonder reperatie- en service en zonder verkoop van autoacccesoires en onderdelen;

 

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

 

 
bed & breakfast

bed & breakfast is een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie en richt zich met name op de trekkende toeristen, die voor één of enkele nachten (maximaal 1 week) een onderkomen zoeken. Typerend voor bed & breakfast is:

  1. de kleinschaligheid en de uitvoering is eenvoudig;

  2. bed & breakfast is gekoppeld aan de woonfunctie, dat betekent dat mede gebruik wordt gemaakt van de keuken van de woning.

 

bedrijfsgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;

 

bedrijfswoning of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;

 

bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object

bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

 

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

bijgebouw

een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging, carport of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd en geen kelder mag bevatten;

 

boomteeltontwikkelingsgebied

een gebied waar boomteeltbedrijven kunnen doorgroeien en zich kunnen ontwikkelen;

 

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

 
bouwlaag

een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;

 

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachten het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

brutovloeroppervlak

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

 

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

duurzame locatie

een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat omschakeling naar een intensieve veehouderij zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, voor wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.

 

erfbeplanting

beplanting rondom een gebouw en/of gebouwen;

 

evenement

georganiseerde activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;

 

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

gevoelige functies

woningen, woonwagenstandplaatsen, andere geluidgevoelige gebouwen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven en geluidsgevoelige terreinen zoals terreinen die horen bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;

 

groencentrum

groothandel in groenproducten met detailhandel in ter plaatse geteelde producten met een verkoopoppervlakte van maximaal 1.500 m²;

 

gronddepot

bewaarplaats van grond;

 

handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009

handleiding met lijsten met richtafstanden voor aan te houden afstanden  tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen);

 

hoofdgebouw

een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét belangrijkste valt aan te merken;

 

horeca

restaurant, café, cafetaria, snackbar of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding dranken worden geschonken of spijzen worden bereid en verstrekt overwegend voor nuttiging ter plaatse, een en ander met uitzondering van discotheek of soortgelijke inrichting, en

hotel, pension of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding overnachtingsgelegenheid wordt verstrekt;

 

jeugdcentrum

recreatie en educatie van jeugdgroepen met inbegrip van recreatief nachtverblijf in een gebouw met een daarbij behorend erf waarvan bouwwerken, geen gebouwen zijnde onderdeel van uit kunnen maken;

 

kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten. Voorbeelden zijn reguliere kassen en kleine teeltondersteunende kassen;

 

kampeerterrein

stuk grond, al dan niet met speciale voorzieningen, waarop men kan kamperen;

 

kiosk

een klein vrijstaand gebouw ten behoeve van toeristisch-recreatieve informatie, eventueel met een uitgifte van snacks;

 

 

kleinschalig kamperen

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen;

 

kwetsbare objecten

a. woningen, woonschepen en woonwagens met een dichtheid van meer dan twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;

 

b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:

  1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;

  2. scholen,

  3. of gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;

 

c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:

  1. kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of

  2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en

 

d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

 

landbouwmechanisch bedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gericht is op de verkoop, onderhoud en reparatie van tractoren en andere landbouwwerktuigen;

 

landschapselementen

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie;

 

langgevelboerderij

een boerderij die ontstaan is uit het type hallenhuis en behoort tot de hallenhuisgroep;

 

loon- en grondwerkbedrijf

een bedrijf in het bijzonder gericht op het verrichten van grondwerkzaamheden ten dienste van derden en op het verrichten van werkzaamheden ten dienste van agrarische bedrijven, een en ander met behulp van zware machines;

 

maatschappelijke voorzieningen

gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening;

 

manege

bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;

 

mantelzorg

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huidhouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;

 

mestbassin

voorziening voor opslag van mest, bijvoorbeeld bestaande uit een aarden put bekleed met folie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest of een mestzak;

 

mestverwerking

het proces om (drijf)mest af te breken door onder andere mestvergisting, om te zetten in nieuwe, bruikbare producten zoals energie uit biomassa, of te bewerken tot kwalitatief hoogwaardige meststoffen;

 

nevenfuncties

Onder nevenfuncties worden verstaan:

  1. recreatieve functies gericht op plattelandstoerisme;

  2. agrarisch verwante functies;

  3. agrarisch technische hulpfuncties;

  4. statische binnenopslag;

  5. verbrede landbouw;

 

nieuwbouw

bouw van nieuwe bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;

 

ondergeschikte functie

functie die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op een bouwvlak;

 

ondersteunende horeca

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren. De ruimte voor ondersteunende horeca is inclusief een eventueel terras, toiletten en bereidingsruimte van de geserveerde consumpties;

 

onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

 

overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

 

overkappingconstructies als teeltondersteunende voorziening

bouwwerken zonder wanden, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas ten behoeve van de bescherming van tuinbouwgewassen tegen neerslag of zonlicht;

 

paardenbak

een niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;

 

paardenhouderij

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenfunctie het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;

 

peil

  1. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk ter plaatse van de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' : 'bovenkant spoorstaaf';

  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

 

permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;

 

plattelandswoning

een woning gelegen bij een agrarisch bedrijf zonder dat er sprake is van een functionele binding tussen woning en bedrijf;

 

recreatiewoning

een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

 

 

 

reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen;

 

retentievoorziening

een voorziening waarbij in tijden van overvloedige neerslag, water dat niet afkomstig is van uit de grote rivieren, tijdelijk vastgehouden kan worden om wateroverlast op andere plaatsen te voorkomen;

 

rijhal

een gebouw uitsluitend bestemd voor het africhten van paarden en pony's, ten dienste van en behorende bij een paardenfokkerij of paardenhouderij;

 

seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel of soortgelijke inrichting;

 

silo

een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het bijbehorende agrarische bedrijf;

 

stacaravan

een zomerhuis in de vorm van een onderkomen op wielen, dat, mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op zelfstandige wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhanger van een auto te worden voortbewogen

 

statische opslag

(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke;

 

stapmolen

cirkelvormige, omheinde ruimte, waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen door middel van aansturing via een, al of niet computergestuurde, bedieningskast;

 

(teelt)ondersteunende voorzieningen

boog- en gaaskassen, hagelnetten, foliekassen, containervelden en overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorziening en stellingen ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten;

(teelt)ondersteunende kas

een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter);

 

permanente (teeltondersteunende) voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;

 

tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;

 

overige (teelt)ondersteunende voorzieningen

een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, op boomteeltpercelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden (stellages en regenkappen);

 

VAB

Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing;

 

veldschuur

een vrij in het open veld staande schuur, die uitsluitend wordt gebruikt voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden en/of voor de opslag van agrarische producten en/ of voor de opslag van agrarische werktuigen;

 

verbrede landbouw

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk in-pasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrari-sche bedrijfsvoering;

 

verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;

 

voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

 

voorgevelrooilijn

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;

 

waterbassin

een opslagreservoir, geen bouwwerk zijnde, voor water;

 

woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;

 

woonunit

een demontabel of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw of ruimte binnen een gebouw, dat of die geschikt en ingericht is ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

 

zorgboerderij

de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

de breedte, lengte of diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

 

de afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven;

  2. en tevens voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een ‘intensieve veehouderij’;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’: een paardenhouderijbedrijf;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - stagiairewoning': een stagiairewoning.

  1. bestaande nevenfuncties conform de lijst ‘Bestaande nevenactiviteiten’ (Bijlage 1);

  2. behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;

  3. behoud en herstel van de bestaande landschapselementen;

  4. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;

  5. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;

  7. evenementen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende bepalingen:

  1. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan.

  2. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van teeltondersteunende kassen, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  3. De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.

  4. De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  5. De hoogte van (teeltondersteunende) kassen mag niet meer bedragen dan 10 m bedragen.

  6. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen per bedrijf mag niet meer bedragen dan 1.000 m².

  7. Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone-extensiveringsgebied’ mag de bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij niet meer bedragen dan:

  1. op 1 oktober 2010 aanwezig of in uitvoering of vergund was.

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één, tenzij anders is aangegeven via de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.

  2. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

  3. De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  5. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

  6. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  7. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met uitzondering van:

  1. erf- en terreinafscheidingen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen;

  3. teeltondersteunende voorzieningen, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen'.

  1. De hoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.

  3. De hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

3.3 Afwijking van de bouwregels

 

3.3.1 Afwijking rijhallen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een oppervlakte van 1.200 m², een goothoogte van 8 m en een bouwhoogte van 12 m, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Per geval is de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij, aangetoond aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.

  2. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

3.3.2 Afwijking teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, ten behoeve van het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een grotere oppervlakte en hogere hoogte, met in achtneming van de volgende regels:

  1. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

  2. Binnen het betreffende bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet meer dan 5.000 m² bedragen.

  3. De hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. In afwijking van het bepaalde onder b mag de gezamenlijke oppervlakte van kassen binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'boomteeltontwikkelingsgebied' niet meer dan 15.000 m² bedragen.

  5. Er moet worden voldaan aan het Activiteitenbesluit.

  6. De gevels van de glasopstanden waarin assimilatiebelichting wordt toegepast vanaf 1:00 uur na zonsondergang tot 1:00 uur voor zonsopgang volledig zijn afgeschermd met een 100% dicht gevelschermdoek en aan de bovenzijde van de glasopstanden in diezelfde periode het licht voor minimaal 95% wordt afgeschermd.

 

3.3.3 Afwijking bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

  2. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

3.3.4 Afwijking bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

3.3.5 Afwijking tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 of 3.2.4 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

3.3.6 Afwijking overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' met inachtneming van de volgende regels:

  1. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

  2. De hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. Er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige landschapswaarden.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

  1. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  1. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;

  2. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;

  3. opslag van hooirollen buiten het bouwvlak;

  4. het gebruik van één agrarisch bouwvlak ten behoeve van meerdere agrarische bedrijven.

  1. Het gezamenlijk brutovloeroppervlak van nevenfuncties als bedoeld in lid 3.1 uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan in bestaande bebouwing en mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum van 1.000 m². Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m².

  2. De aanleg van retentievoorzieningen, waterbassins en mestbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  3. Het gebruik van gronden voor kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormkwekerijen is niet toegestaan.

  4. Indien er sprake is van een intensieve veehouderij mag binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

  5. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - stagiairewoning' is een stagiairewoning toegestaan waarvan de extra woonruimte ter ondersteuning van het bedrijf maximaal 270 m³ mag bedragen.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a en b en c voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Op het perceel is een reëel agrarisch bedrijf aanwezig en de agrarische functie blijft op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

  2. Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert – moet worden gehandhaafd.

  3. Voor nevenfuncties geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

  1. agrarisch technische hulpbedrijven, agrarisch verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²;

  2. verbrede landbouw in de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m².

  3. kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans. Hierbij geldt dat voor het kampeerterrein een afstand van tenminste 100 m in acht moet worden genomen ten opzichte van niet bij deze inrichting behorende gevoelige functies. Daarnaast moet het terrein landschappelijk worden ingepast;

  4. recreatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijk oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m². Hierbij is onderscheid te maken tussen dagrecreatie en verblijfsrecreatie. Onder verblijfsrecreatie wordt verstaan het bieden van een kortdurend onderkomen voor personen en groepen ten behoeve van recreatieve overnachting. Hierbij is het bijhouden van een nachtregister verplicht;

  5. statische opslag tot een maximum van 1.000 m²;

  6. verbrede landbouw in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van 100 m²;

  7. kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot een maximum van 300 m² brutovloeroppervlak, vooral gericht op opvang van kinderen uit het meest nabij gelegen dorp.

  1. Ondersteunende horeca is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd in onder c sub 2, 3 en 4 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².

  2. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.

  5. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.

  7. Nevenfuncties, met uitzondering van mestverwerking en statische opslag, zijn niet toegestaan in een landbouwontwikkelingsgebied (LOG).

  8. Stapeling van nevenfuncties is mogelijk tot een maximaal gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing. Daarboven mag alleen voor statische opslag 1.000 m², verminderd met het brutovloeroppervlak in gebruik voor andere nevenfuncties, in gebruik worden genomen.

 

3.5.2 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het wijzigen en verharden van zandwegen.

  2. Het verwijderen van landschapselementen.

 

3.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Binnen een bouwvlak plaatsvinden.

  2. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

  3. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

3.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' is vormverandering van het bouwvlak ten behoeve van een intensieve veehouderij niet toegestaan'.

  2. Wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en/of andere wettelijke regels.

  3. Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven.

  4. Wijziging leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.

 

3.7.2 Wijziging naar intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een intensieve veehouderij, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De wijziging naar ‘intensieve veehouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bouwvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone -verwevingsgebied’ en het een duurzame locatie betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij, zoals opgenomen in de bijlage 2;

  2. Het bouwvlak mag niet worden vergroot;

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

3.7.3 Wijziging naar permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw en aanleg van permanente teeltondersteunende voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:

  1. De noodzaak is aangetoond middels een AAB-advies, en

  2. De ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 ha.

  4. Wijziging dient plaats te vinden grenzend aan het bestaande bouwvlak.

  5. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

3.7.4 Wijziging naar ‘paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij mits de noodzaak daarvan voor de exploitatie van het betreffende agrarisch bedrijf als zodanig redelijkerwijs is aangetoond middels een bedrijfsplan.

3.7.5 Wijziging naar ‘wonen’ na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.

  2. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:

  1. bestaande woningen;

  2. bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;

  3. bestaande gebouwen met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m².

  2. De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.

  3. Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.

  4. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.

  5. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

  6. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

  7. Per 500 m² sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m³ tot een maximum omvang van 850 m³, mits voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

 

3.7.6 Wijziging naar bos of- natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.

  2. De agrarische activiteiten zijn beëindigd.

  3. De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.

 

3.7.7 Wijziging aanduiding ‘intensieve veehouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen in de bestemming Agrarisch zonder aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wanneer de activiteiten zijn beëindigd.

 

Artikel 4 Agrarisch met Waarden – Landschapswaarden 1

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met Waarden – Landschapswaarden 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven;

  2. bestaande nevenfuncties conform de lijst ‘Bestaande nevenactiviteiten’ (Bijlage 1);

  3. behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;

  4. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. landschappelijk open gebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – openheid´;

  2. cultuurhistorisch waardevolle akker, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker’;

  1. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;

  2. watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;

  4. evenementen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende bepalingen:

  1. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan.

  2. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen’ mogen teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met uitzondering van teeltondersteunende kassen.

  3. De hoogte en oppervlakte van veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte en oppervlakte.

  4. De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van teeltondersteunende kassen, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  5. De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.

  6. De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  7. De hoogte van (teeltondersteunende) kassen mag niet meer dan 10 m bedragen.

  8. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen per bedrijf mag niet meer bedragen dan 1.000 m².

 

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één, met dien verstande dat binnen een bouwvlak met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan.

  2. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

  3. De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  5. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

  6. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  7. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met uitzondering van:

  1. erf- en terreinafscheidingen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen;

  3. teeltondersteunende voorzieningen, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen'.

  1. De hoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.

  3. De hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

4.3 Afwijken bouwregels

 

4.3.1 Afwijken rijhallen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een oppervlakte van 1.200 m², een goothoogte van 8 m en een bouwhoogte van 12 m, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Per geval is de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij, is aangetoond aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.

  2. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

4.3.2 Afwijken teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2, ten behoeve van het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een grotere oppervlakte en hogere hoogte met inachtneming van de volgende regels:

  1. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

  2. Binnen het betreffende bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet meer dan 5.000 m² bedragen.

  3. De hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. Er moet worden voldaan aan het Activiteitenbesluit.

  5. De gevels van de glasopstanden waarin assimilatiebelichting wordt toegepast vanaf 1:00 uur na zonsondergang tot 1:00 uur voor zonsopgang volledig zijn afgeschermd met een 100% dicht gevelschermdoek en aan de bovenzijde van de glasopstanden in diezelfde periode het licht voor minimaal 95% wordt afgeschermd.

 

4.3.3 Afwijken bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken verlenen van het bepaalde in lid 4.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 m en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

  2. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

4.3.4 Afwijken bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

4.3.5 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 en 4.2.4 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

4.3.6 Afwijken overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' met inachtneming van de volgende regels:

  1. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

  2. De hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. Er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

  1. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  1. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen’ ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;

  2. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;

  3. opslag van hooirollen buiten het bouwvlak;

  4. het gebruik van één agrarisch bouwvlak ten behoeve van meerdere agrarische bedrijven.

  1. Het gezamenlijk brutovloeroppervlak van nevenfuncties als bedoeld in lid 4.1 uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan in bestaande bebouwing en mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum van 1.000 m². Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m².

  2. Het gebruik van gronden voor kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormkwekerijen is niet toegestaan.

  3. De aanleg van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen.’

  4. De aanleg van mestbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  5. Indien er sprake is van een intensieve veehouderij mag binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

 

 

 

 

 

 

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a en b en c voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Op het perceel is een reëel agrarisch bedrijf aanwezig en de agrarische functie blijft op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

  2. Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert – moet worden gehandhaafd .

  3. Voor nevenfuncties geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

  1. agrarisch technische hulpbedrijven, agrarisch verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijk oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²;

  2. verbrede landbouw in de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m².

  3. kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans. Hierbij geldt dat voor het kampeerterrein een afstand van tenminste 100 m in acht moet worden genomen ten opzichte van niet bij deze inrichting behorende gevoelige functies. Daarnaast moet het terrein landschappelijk worden ingepast.

  4. recreatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijk oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m². Hierbij is onderscheid te maken tussen dagrecreatie en verblijfsrecreatie. Onder verblijfsrecreatie wordt verstaan het bieden van een kortdurend onderkomen voor personen en groepen ten behoeve van recreatieve overnachting. Hierbij is het bijhouden van een nachtregister verplicht;

  5. statische opslag tot een maximum van 1.000 m²;

  6. verbrede landbouw in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van 100 m².

  7. kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot een maximum van 300 m² vloeroppervlak, vooral gericht op opvang van kinderen uit het meest nabij gelegen dorp.

  1. Ondersteunende horeca is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 2, 3 en 4 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².

  2. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.

  5. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.

  7. Stapeling van nevenfuncties is mogelijk tot een maximaal gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing. Daarboven mag alleen voor statische opslag 1.000 m², verminderd met het brutovloeroppervlak in gebruik voor andere nevenfuncties, in gebruik worden genomen.

 

4.5.2 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker´.

  2. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.6.1 Omgevingsvergunning voor het utvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – openheid’:

  1. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  2. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevolle akker':

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

  2. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

  3. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  4. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  5. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

  6. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel;

  7. het omzetten van grasland naar boomteelt.

 

4.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Binnen een bouwvlak plaatsvinden.

  2. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

  3. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

4.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' is vormverandering van het bouwvlak ten behoeve van een intensieve veehouderij niet toegestaan.

  2. Wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en/of andere wettelijke regels.

  3. Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven.

  4. Wijziging leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.

 

4.7.2 Wijziging naar intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een intensieve veehouderij, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De wijziging naar ‘intensieve veehouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bouwvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ en het een duurzame locatie betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij, zoals opgenomen in bijlage 2 .

  2. Wijziging ten behoeve van glastuinbouw is niet toegestaan.

  3. Het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  4. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

4.7.3 Wijziging naar permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw en aanleg van permanente teeltondersteunende voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:

  1. De noodzaak is aangetoond middels een AAB-advies, en

  2. De ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.

  4. Wijziging dient plaats te vinden grenzend aan het bestaande bouwvlak.

  5. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

4.7.4 Wijziging naar ‘paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigingen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij mits de noodzaak daarvan voor de exploitatie van het betreffende agrarisch bedrijf als zodanig redelijkerwijs is aangetoond middels een bedrijfsplan.

 

4.7.5 Wijziging naar ‘wonen’ na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:

  1. De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.

  2. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:

  3. bestaande woningen;

  4. bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m;

  5. bestaande gebouwen met aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

  6. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m².

  7. De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.

  8. Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.

  9. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.

  10. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

  11. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

  12. Per 500 m² sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m³ tot een maximum omvang van 850 m³, mits voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

 

4.7.6 Wijziging naar bos of- natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.

  2. De agrarische activiteiten zijn beëindigd.

  3. De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.

 

Artikel 5 Agrarisch met Waarden – Landschapswaarden 2

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met Waarden – Landschapswaarden 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven;

  2. bestaande nevenfuncties conform de lijst ‘Bestaande nevenactiviteiten’ (Bijlage 1);

  3. een plattelandswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - plattelandswoning';

  4. behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;

  5. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied´;

  2. landschappelijk open gebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – open gebied´;

  3. landschapsontwikkelingsgebied, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschapsontwikkelingsgebied’;

  1. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;

  2. watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;

  4. evenementen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende bepalingen:

  1. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan.

  2. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.

 

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’.

  2. De hoogte en oppervlakte van veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte en oppervlakte.

  3. De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van teeltondersteunende kassen, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.

  5. De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  6. De hoogte van (teeltondersteunende) kassen mag niet meer dan 10 m bedragen.

  7. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen per bedrijf mag niet meer bedragen dan 1.000 m².

 

5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één, tenzij anders is aangegeven via de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.

  2. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

  3. De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  5. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

  6. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  7. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met uitzondering van:

  1. erf- en terreinafscheidingen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen;

  3. teeltondersteunende voorzieningen, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen'.

  1. De hoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.

  3. De hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

5.3 Afwijken bouwregels

 

5.3.1 Afwijken rijhallen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een oppervlakte van 1.200 m², een goothoogte van 8 m en een bouwhoogte van 12 m, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Per geval is de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij, is aangetoond aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.

  2. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

5.3.2 Afwijken teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2, ten behoeve van het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een grotere oppervlakte en hogere hoogte met inachtneming van de volgende regels:

  1. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

  2. Binnen het betreffende bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet meer dan 5.000 m² bedragen.

  3. De hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  4. Er moet worden voldaan aan het Activiteitenbesluit.

  5. De gevels van de glasopstanden waarin assimilatiebelichting wordt toegepast vanaf 1:00 uur na zonsondergang tot 1:00 uur voor zonsopgang volledig zijn afgeschermd met een 100% dicht gevelschermdoek en aan de bovenzijde van de glasopstanden in diezelfde periode het licht voor minimaal 95% wordt afgeschermd.

 

5.3.3 Afwijken bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 m en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

  2. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

5.3.4 Afwijken bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.2.4, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

5.3.5 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 en 5.2.4 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

5.3.6 Afwijken overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' met inachtneming van de volgende regels:

  1. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

  2. De hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. Er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

  1. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  1. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;

  2. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;

  3. opslag van hooirollen buiten het bouwvlak;

  4. het gebruik van één agrarisch bouwvlak ten behoeve van meerdere agrarische bedrijven;

  5. boomteelt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - open gebied'.

  1. Het gezamenlijk brutovloeroppervlak van nevenfuncties als bedoeld in lid 5.1 uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan in bestaande bebouwing en mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum van 1.000 m². Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m².

  2. Het gebruik van gronden voor kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormkwekerijen is niet toegestaan.

  3. De aanleg van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen.’

  4. De aanleg van mestbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  5. Indien er sprake is van een intensieve veehouderij mag binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.5.1 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a en b en c voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Op het perceel is een reëel agrarisch bedrijf aanwezig en de agrarische functie blijft op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

  2. Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert – moet worden gehandhaafd .

  3. Voor nevenfuncties geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

  1. agrarisch technische hulpbedrijven, agrarisch verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijk oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²;

  2. verbrede landbouw in de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m².

  3. kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans. Hierbij geldt dat voor het kampeerterrein een afstand van tenminste 100 m in acht moet worden genomen ten opzichte van niet bij deze inrichting behorende gevoelige functies. Daarnaast moet het terrein landschappelijk worden ingepast.

  4. recreatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m². Hierbij is onderscheid te maken tussen dagrecreatie en verblijfsrecreatie. Onder verblijfsrecreatie wordt verstaan het bieden van een kortdurend onderkomen voor personen en groepen ten behoeve van recreatieve overnachting. Hierbij is het bijhouden van een nachtregister verplicht;

  5. statische opslag tot een maximum van 1.000 m²;

  6. verbrede landbouw in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van 100 m².

  7. kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot een maximum van 300 m² vloeroppervlak, vooral gericht op opvang van kinderen uit het meest nabij gelegen dorp.

  1. Ondersteunende horeca is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 2, 3 en 4 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².

  2. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.

  5. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.

  7. Stapeling van nevenfuncties is mogelijk tot een maximaal gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing. Daarboven mag alleen voor statische opslag 1.000 m², verminderd met het brutovloeroppervlak in gebruik voor andere nevenfuncties, in gebruik worden genomen.

 

5.5.2 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied’:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0.50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;

  7. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

  8. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – openheid’:

  1. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschapsontwikkelingsgebied’:

  1. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

  2. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;

  3. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

  4. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.

 

5.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Binnen een bouwvlak plaatsvinden.

  2. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

  3. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

5.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 5.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.7.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' is vormverandering van het bouwvlak ten behoeve van een intensieve veehouderij niet toegestaan.

  2. Wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en/of andere wettelijke regels.

  3. Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven.

  4. Wijziging leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.

 

5.7.2 Wijziging naar intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een intensieve veehouderij, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De wijziging naar ‘intensieve veehouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bouwvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ en het een duurzame locatie betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij, zoals opgenomen in bijlage 2.

  2. Het bouwvlak mag niet worden vergroot.

  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

5.7.3 Wijziging naar permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw en aanleg van permanente teeltondersteunende voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:

  1. De noodzaak is aangetoond middels een AAB-advies, en

  2. De ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.

  4. Wijziging dient plaats te vinden grenzend aan het bestaande bouwvlak.

  5. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

5.7.4 Wijziging naar ‘paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigingen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij mits de noodzaak daarvan voor de exploitatie van het betreffende agrarisch bedrijf als zodanig redelijkerwijs is aangetoond middels een bedrijfsplan.

 

5.7.5 Wijziging naar ‘wonen’ na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:

  1. De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.

  2. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:

  3. bestaande woningen;

  4. bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m;

  5. bestaande gebouwen met aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

  6. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m².

  7. De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.

  8. Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.

  9. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.

  10. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

  11. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

  12. Per 500 m² sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m³ tot een maximum omvang van 850 m³, mits voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

 

5.7.6 Wijziging naar bos of- natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.

  2. De agrarische activiteiten zijn beëindigd.

  3. De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.

 

Artikel 6 Agrarisch met Waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met Waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven;

  2. en tevens voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’: een paardenhouderijbedrijf;

  1. bestaande nevenfuncties conform de lijst ‘Bestaande nevenactiviteiten’ (Bijlage 1);

  2. behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;

  3. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;

  2. dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied´;

  1. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. natuurontwikkelingsgebied ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied´;

  1. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;

  2. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;

  4. evenementen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende bepalingen:

  1. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan.

  2. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.

 

6.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van teeltondersteunende kassen, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  3. De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.

  4. De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  5. De hoogte van (teeltondersteunende) kassen mag niet meer bedragen dan 10 m bedragen.

  6. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen per bedrijf mag niet meer bedragen dan 1.000 m².

 

6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één.

  2. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

  3. De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  5. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

  6. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  7. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met uitzondering van:

  1. erf- en terreinafscheidingen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen en/of natuurontwikkeling;

  3. teeltondersteunende voorzieningen, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen'.

  1. De hoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.

  3. De hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

6.3 Afwijking van de bouwregels

 

6.3.1 Afwijking rijhallen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een oppervlakte van 1.200 m², een goothoogte van 8 m en een bouwhoogte van 12 m, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Per geval is de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij, aangetoond aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.

  2. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

6.3.2 Afwijking bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

  2. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

6.3.3 Afwijking bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2.4, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

6.3.4 Afwijking tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 en 6.2.4 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

6.3.5 Afwijking overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' met inachtneming van de volgende regels:

  1. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

  2. De hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. Er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige landschapswaarden.

 

 

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

  1. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  1. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;

  2. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;

  3. opslag van hooirollen buiten het bouwvlak;

  4. het gebruik van één agrarisch bouwvlak ten behoeve van meerdere agrarische bedrijven.

  1. Het gezamenlijk brutovloeroppervlak van nevenfuncties als bedoeld in lid 6.1 uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan in bestaande bebouwing en mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum van 1.000 m². Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m².

  2. De aanleg van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen'.

  3. De aanleg van mestbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  4. Het gebruik van gronden voor kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormkwekerijen is niet toegestaan.

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder a en b en c voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Op het perceel is een reëel agrarisch bedrijf aanwezig en de agrarische functie blijft op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

  2. Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert – moet worden gehandhaafd.

  3. Voor nevenfuncties geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

  1. verbrede landbouw in de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m².

  2. kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans. Hierbij geldt dat voor het kampeerterrein een afstand van tenminste 100 m in acht moet worden genomen ten opzichte van niet bij deze inrichting behorende gevoelige functies. Daarnaast moet het terrein landschappelijk worden ingepast;

  3. recreatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijk oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m². Hierbij is onderscheid te maken tussen dagrecreatie en verblijfsrecreatie. Onder verblijfsrecreatie wordt verstaan het bieden van een kortdurend onderkomen voor personen en groepen ten behoeve van recreatieve overnachting. Hierbij is het bijhouden van een nachtregister verplicht;

  4. statische opslag tot een maximum van 1.000 m²;

  5. verbrede landbouw in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van 100 m²;

  6. kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot een maximum van 300 m² brutovloeroppervlak, vooral gericht op opvang van kinderen uit het meest nabij gelegen dorp.

  1. Ondersteunende horeca is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd in onder c sub 1,2 en 3 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².

  2. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.

  5. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.

  7. Stapeling van nevenfuncties is mogelijk tot een maximaal gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing. Daarboven mag alleen voor statische opslag 1.000 m², verminderd met het brutovloeroppervlak in gebruik voor andere nevenfuncties, in gebruik worden genomen.

 

6.5.2 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de in lid 6.4 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied':

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

  2. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

  3. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  4. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  5. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

  6. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel;

  7. het omzetten van grasland naar boomteelt.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied’:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;

  7. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

  8. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied':

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.

  7. het omzetten van grasland naar boomteelt.

 

6.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Binnen een bouwvlak plaatsvinden.

  2. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

  3. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

6.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 6.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.7.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en/of andere wettelijke regels.

  2. Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven.

  3. Wijziging leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.

 

6.7.2 Wijziging naar ‘wonen’ na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.

  2. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:

  3. bestaande woningen;

  4. bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;

  5. bestaande gebouwen met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

  6. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m².

  7. De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.

  8. Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.

  9. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.

  10. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

  11. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

  12. Per 500 m² sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m³ tot een maximum omvang van 850 m³, mits voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

 

6.7.3 Wijziging naar bos of- natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.

  2. De agrarische activiteiten zijn beëindigd.

  3. De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.

 

 

Artikel 7 Agrarisch met Waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 2

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met Waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven;

  2. bestaande nevenactiviteiten conform de lijst ‘Bestaande nevenactiviteiten’ (Bijlage 1);

  3. behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;

  4. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen;

  5. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. kwetsbare soort(en) ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten´;

  1. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;

  2. watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;

  4. kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen gelden de volgende bepalingen:

  1. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan; indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

  2. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.

 

7.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan.

  3. De hoogte en oppervlakte van veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte en oppervlakte.

  4. De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  5. De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.

  6. De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

7.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één.

  2. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

  3. De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  5. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

  6. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
    3 m.

  7. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

7.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met uitzondering van:

  1. erf- en terreinafscheidingen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen en/of natuurontwikkeling;

  3. teeltondersteunende voorzieningen, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen'.

  1. De hoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.

  3. De hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  4. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

 

7.3.1 Afwijken bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

  2. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

7.3.2 Afwijken bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.2.4, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 2 m bedragen.

 

7.3.3 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 en 7.2.4 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

7.3.4 Afwijken overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' met inachtneming van de volgende regels:

  1. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.

  2. De hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.

  3. De hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. Er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

  1. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  1. het gebruik van gronden ten behoeve van glastuinbouw, champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;

  2. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;

  3. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;

  4. opslag van hooirollen buiten het bouwvlak;

  5. het gebruik van één agrarisch bouwvlak ten behoeve van meerdere agrarische bedrijven.

  1. Het gezamenlijk brutovloeroppervlak van nevenfuncties als bedoeld in lid 7.1 uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan in bestaande bebouwing en mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum van 1.000 m². Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m².

  2. De aanleg van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen'.

  3. De aanleg van mestbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  4. Indien er sprake is van een intensieve veehouderij mag binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

 

7.5 Afwijken gebruiksregels

 

7.5.1 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder a en b en c voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Op het perceel is een reëel agrarisch bedrijf aanwezig en de agrarische functie blijft op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

  2. Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert – moet worden gehandhaafd .

  3. Voor nevenfuncties geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

  1. verbrede landbouw in de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m².

  2. kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans. Hierbij geldt dat voor het kampeerterrein een afstand van tenminste 100 m in acht moet worden genomen ten opzichte van niet bij deze inrichting behorende gevoelige functies. Daarnaast moet het terrein landschappelijk worden ingepast.

  3. recreatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijk oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m². Hierbij is onderscheid te maken tussen dagrecreatie en verblijfsrecreatie. Onder verblijfsrecreatie wordt verstaan het bieden van een kortdurend onderkomen voor personen en groepen ten behoeve van recreatieve overnachting. Hierbij is het bijhouden van een nachtregister verplicht;

  4. verbrede landbouw in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van 100 m².

  1. Ondersteunende horeca is toegestaan bij de nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 1, 2 en 3 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².

  2. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. De en/of nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.

  5. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.

  7. Stapeling van nevenfuncties is mogelijk tot een maximaal gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing.

 

7.5.2 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

7.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten':

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0.50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;

  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  7. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;

  8. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;

  9. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

  10. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.

 

7.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

  2. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

  3. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

7.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 7.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

7.7 Wijzigingsbevoegdheden

 

7.7.1 Wijziging naar 'wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen’ voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:

  1. De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.

  2. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:

  1. bestaande woningen;

  2. bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m;

  3. bestaande gebouwen met aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

  1. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m².

  2. De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.

  3. Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.

  4. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.

  5. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

  6. Per 500 m² sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m³ tot een maximum omvang van 850 m³, mits voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

  7. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

 

7.7.2 Wijziging naar Bos of Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.

  2. De agrarische activiteiten zijn beëindigd.

  3. De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.

 

 

Artikel 8 Bedrijf

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven zoals aangegeven in de Tabel bedrijven;

  2. ondergeschikte detailhandel;

  3. tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen;

  4. aan-huis-verbonden beroepen;

  5. paden en wegen en parkeervoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. groenvoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Binnen elk bestemmingsvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bedrijfswoning en exclusief bijgebouwen en overkappingen, niet meer bedragen dan aangegeven in de Tabel bedrijven.

  2. Binnen elk bestemmingsvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat binnen een bestemmingsvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan.

  3. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij anders is aangegeven in de Tabel bedrijven.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij anders aangegeven in de Tabel bedrijven.

  6. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan

 

8.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

  2. De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

  3. De bouwhoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

 

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m.

  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,25 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1,5 m.

  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - 53’ is de bouw van geluidsschermen toegestaan tot een hoogte van 2,5 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

 

8.3.1 Afwijken oppervlakte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 ten behoeve van het binnen eenzelfde bestemmingsvlak bouwen van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Afwijking is niet toegestaan indien dit is aangegeven in de Tabel bedrijven.

  2. Afwijking is mogelijk met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met maximaal 15% van de in de Tabel bedrijven vermelde oppervlakte.

  3. Indien sprake is van een agrarisch technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf , is afwijking mogelijk met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met maximaal 25% uitgebreid met van de in de Tabel bedrijven vermelde oppervlakte.

  4. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. Er mag geen aantasting van de omliggende landschaps- en natuurwaarden plaatsvinden.

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

 

8.4.1 Verboden gebruik

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  1. het gebruik van gronden voor een ander soort bedrijf dan ter plaatse aangegeven in de Tabel bedrijven;

  2. Het gebruik van een bestemmingsvlak ten behoeve van meerdere bedrijven.

 

8.4.2 Omvang aan-huis-verbonden beroep

Binnen de bestemming ‘Bedrijf’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m².

  2. In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van een langgevelboerderij maximaal 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  4. Detailhandel is niet toegestaan.

  5. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

8.5 Afwijken gebruiksregels

 

8.5.1 Afwijken ander soort bedrijf

Het bevoegd gezag kan behoudens voor zover het betreft de in de Tabel bedrijven aangegeven agrarisch technische hulpbedrijven of agrarisch verwante bedrijven, afwijken van het bepaalde in lid 8.4.1 ten behoeve van de omschakeling naar een ander soort bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De voorgenomen bedrijfsactiviteiten dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn en behoren volgens de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009 tot dezelfde of een lagere milieucategorie dan de voorheen ter plaatse van het bestemmingsvlak uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.

  2. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van het verkeer veroorzaken.

 

8.6 Wijzigingsbevoegdheden

 

8.6.1 Wijziging naar ‘wonen’ na bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:

  1. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:

  1. bestaande woningen;

  2. bestaande gebouwen die als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;

  3. bestaande gebouwen met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

  1. Het bestemmingsvlak mag na wijziging niet meer bedragen dan 1.500 m².

  2. Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.

  3. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

  4. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.

  5. Per 500 m² sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m³ tot een maximum omvang van 850 m³, mits voldaan wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

 

 
Tabel bedrijven

 

Code

Adres

Plaats

Nadere bestemming

Toegestaan oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning)

sb - 44

Bossebaan 7

Haaren

kantoor

540 m²

sb - 53

Heesakker 6

Haaren

dierenpension. Binnen het bouwvlak mogen geluisschermen tot een maximale hoogte van 2,5 m worden opgericht

1625 m²

sb - 57

Gijzel 30

Helvoirt

agrarisch technisch hulpbedrijf met als ondergeschikte activiteiten het houden van dieren, telen van gewassen en statische opslag.

1876 m²

 

Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

  1. voorzieningen voor het openbaar nut zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. voorzieningen voor verkeer en verblijf waaronder wegen en paden.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De (nok)hoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De hoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 40 m.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 10 Bos

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en ontwikkeling van bos en bebossing;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;

  3. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;

  4. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. extensief recreatief medegebruik.

 

10.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

 

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

10.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.

  3. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.

  4. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  5. Het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

  6. Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.

  7. Het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.

  8. Het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.

  9. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.

 

10.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

10.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

 

Artikel 11 Groen

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. behoud en herstel van de landschappelijke en natuurwaarde;

  3. water, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. toeristisch, recreatief en cultureel medegebruik;

  5. parkeren.

 

11.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

 

11.2.1 Gebouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mag niet gebouwd worden.

 

11.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 5 m.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

11.3 Specifieke gebruiksregels

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de gronden voor evenementen.

 

 

Artikel 12 Natuur

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de functie van bos, natuur en de bijbehorende groeiplaats;

  3. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. extensief recreatief medegebruik;

  5. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

12.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming, gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterbeheer en natuurbeheer, waarbij de hoogte niet meer bedragen mag bedragen dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 20 m².

  2. Eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

 

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.

  3. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.

  4. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  5. Het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

  6. Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.

  7. Het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.

  8. Het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.

  9. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.

 

12.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 12.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

12.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 12.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de doeleinden genoemde waarden.

 

 

Artikel 13 Recreatie

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie ’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. recreatieve voorzieningen conform de ‘Tabel recreatieve voorzieningen’;

  2. ondersteunende horeca conform ‘Tabel recreatieve voorzieningen’;

  3. tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’, ‘specifieke vorm van recreatie – parkeer- en speelterrein’ en ‘specifieke vorm van recreatie – zonder bebouwing’ is de bouw van gebouwen niet toegestaan.

  2. Binnen elk bestemmingsvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bedrijfswoning en exclusief bijgebouwen, niet meer bedragen dan aangegeven in de Tabel recreatieve voorzieningen.

  3. Binnen elk bestemmingsvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat binnen een bestemmingsvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – 08’ zijn bedrijfswoningen uitsluitend binnen de bestaande langgevelboerderij toegestaan.

  4. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

  5. De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde bijgebouwen, mogen niet meer bedragen dan is aangegeven in de Tabel recreatieve voorzieningen.

  6. Bij herbouw mogen de goothoogte en bouwhoogte van (bedrijfs)woningen ten hoogste 2 meter meer bedragen dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte, tot een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter.

 

13.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ en ‘specifieke vorm van recreatie – parkeer- en speelterrein’ en ‘specifieke vorm van recreatie – zonder gebouwen’ mogen geen bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd.

  2. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

  3. De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

  4. De bouwhoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen.

 

 

13.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m.

  2. De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

13.3 Afwijken bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 onder b ten behoeve van het binnen eenzelfde bestemmingsvlak bouwen van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met maximaal 15%, mits landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan is gewaarborgd en de aanwezige landschaps- en natuurwaarden niet worden aangetast.

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van recreatieve voorzieningen voor permanente bewoning.

  2. Het plaatsen van tenten en caravans ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – parkeer- en speelterrein’.

 

13.4.1 Afwijken ondersteunende horeca

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 13.1 onder b voor het toestaan van ondersteunende horeca, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De oppervlakte ten behoeve van ondersteunende horeca mag niet meer mag bedragen dan 100 m².

  2. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de omgeving.

 

Tabel recreatieve voorzieningen

 

Code

Adres

Plaats

Nadere bestemming

Toegestaan oppervlakte bedrijfs- gebouwen (incl. bedrijfs- woning en incl. recreatiewoningen)

Toegestane goothoogte

Toegestane nokhoogte bedrijfs-

gebouwen

Ondergeschikte horeca

sr - 01

Margrietweg 1

Helvoirt

camping

2600 m²

3,5 m

5 m

toegestaan

sr - 03

Distelberg 9

Helvoirt

manege

3795 m²

5,5 m

8,5 m

toegestaan

 

Artikel 14 Recreatie – Recreatiewoning 2

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – Recreatiewoning 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijf in recreatiewoningen, en

  2. tuinen en erven.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. In elk bestemmingsvlak mag het aantal recreatiewoningen niet meer bedragen dan 1.

  2. De voorgevels van recreatie woningen mogen op niet minder dan de bestaande afstand tot de weg worden gebouwd.

  3. De oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 60 m².

  4. De goothoogte van recreatiewoningen en andere recreatieverblijven mag niet meer dan 3 m bedragen.

  5. De bouwhoogte van recreatiewoningen en andere recreatieverblijven mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

  6. Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende recreatiewoning.

  7. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde recreatiewoning behorende vergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 30 m² bedragen.

  8. Van bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m;

 

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

14.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen aan de situering van bijgebouwen en overkappingen ter bevordering van een goede ruimtelijke inpassing in de omgeving.

 

 

 

14.4 Specifieke gebruiksregels

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval ook het gebruik van recreatiewoningen en andere recreatieverblijven voor permanente bewoning aangemerkt.

 

 

Artikel 15 Verkeer - Wegen

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Wegen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, met inbegrip van parkeer- en opstelstroken, bushaltes en soortgelijke voorzieningen;

  2. een kiosk, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – wegen- kiosk’;

  3. faunapassages;

  4. fiets- en voetpaden;

  5. groenvoorzieningen;

  6. laanbeplanting;

  7. bermen en bermsloten, en

  8. bij een en ander behorende bruggen, duikers en andere voorzieningen.

 

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Gebouwen

  1. Op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen worden gebouwd mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – wegen- kiosk’ een kiosk worden gebouwd van maximaal 100 m² en een maximale hoogte van 3,5 m.

 

15.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen;

  2. de bouwhoogte overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het vellen of rooien van struiken of bomen.

  2. Het beplanten van gronden met struiken of bomen.

 

 

15.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 15.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

15.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 15.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde laanbeplanting.

 

Artikel 16 Verkeer - Zandweg

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Zandwegen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. zandwegen en andere on- of halfverharde wegen en instandhouding daarvan als zodanig;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. bermen en bermsloten;

  4. parkeren;

  5. bruggen, duikers en andere voorzieningen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. laanbeplanting;

  8. de hier aanwezige landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Gebouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen worden gebouwd mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

 

16.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen.

  2. De bouwhoogte overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verharden van wegen.

  2. Het vellen of rooien van struiken of bomen.

  3. Het beplanten van gronden met struiken of bomen.

 

16.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 16.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

16.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 16.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

Artikel 17 Water

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. watergangen, waterpartijen en oeverstroken;

  2. waterhuishouding;

  3. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;

  4. extensieve openluchtrecreatie;

  5. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.

 

17.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 17.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, zoals duikers, stuwen, aanlegsteigers voor recreatief medegebruik en bruggen.

De bouwhoogte van de andere bouwwerken, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

17.3 Gebruiksregels

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval ook het gebruik van de gronden -water en steigers- als ligplaats voor woonboten en andere drijvende woongelegenheden aangemerkt.

 

 

Artikel 18 Wonen

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. opslag van landbouwwerktuigen en hobbymatig stallen van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;

  3. de stalling van auto’s ten behoeve van een autohandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - autohandel’;

  4. groen ter plaatse van de aanduiding ‘groen’;

  5. tuinen en erven.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘tuin’ is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.

  2. Er mag niet meer dan één woning worden gebouwd, tenzij anders is aangegeven via de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.

  3. Woningen mogen uitsluitend op de bestaande fundering worden gebouwd met de voorgevels op niet minder dan de bestaande afstand tot de weg.

  4. Indien de aanduiding ‘gevellijn’ is opgenomen, mag de voorgevel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ worden gebouwd.

  5. De inhoud van een woning mag niet meer dan 600 m³ bedragen.

  6. De goothoogte en bouwhoogte van woningen mogen ten hoogste 2 m meer bedragen dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte tot een maximale goothoogte van 6 meter en tot een maximale bouwhoogte van 10 meter.

 

18.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘tuin’ is het bouwen van bijgebouwen niet toegestaan.

  2. Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende vergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.

  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’ is naast het bepaalde in sub b een gebouw van 300 m² ten behoeve van het opslaan van landbouwwerktuigen en hobbymatig stallen van dieren toegestaan.

  5. Van bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m.

 

 

 

18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,50 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1,5 m.

  2. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.

  3. In afwijking van het bepaalde in a tot en met b zijn ter plaatse van de aanduiding ‘tuin’ uitsluitend erf- en terreinafscheidingen toegestaan, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 1 m. Ook is 1 reclamebord toegestaan waarvan de hoogte en breedte niet meer mag bedragen dan bestaand.

 

18.3 Afwijken bouwregels

 

18.3.1 Afwijken woningsplitsing langgevelboerderij

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1 onder a voor het bouwen van één woning meer dan ingevolge die bepaling is toegestaan, binnen een langgevelboerderij, met inachtneming van de volgende regels;

  1. Met de afwijking kan daardoor de instandhouding van de langgevelboerderij als zodanig worden gewaarborgd.

  2. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

  3. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Afwijking is uitsluitend toegestaan wanneer voldaan is aan het Rapport Akoestische onderzoek d.d. mei 2009.

  6. Er mag geen sprake zijn van meer dan 2 wooneenheden in de langgevelboerderij

 

18.3.2 Afwijken vergroting langgevelboerderij en woning met cultuurhistorische waarde

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1 onder c voor het vergroten van de inhoud van de woning tot de totale inhoud van de betreffende langgevelboerderij of woning met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarde’, met inachtneming van de volgende regels:

  1. Met de afwijking kan daardoor de instandhouding van de langgevelboerderij dan wel de woning met de aanduiding ‘cultuurhistorische waarde’ als zodanig worden gewaarborgd.

  2. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

  3. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Afwijking is uitsluitend toegestaan wanneer voldaan is aan het Rapport Akoestische onderzoek d.d. mei 2009.

 

 

18.3.3 Afwijken oppervlakte bijgebouwen en overkappingen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1, onder b, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 200 m², mits:

  1. van de gezamenlijke oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende, bestaande, niet voor bewoning bestemde gebouwen ten minste 25%, doch ten minste evenveel als de met afwijking gevraagde oppervlakte wordt gesloopt.

 

18.3.4 Afwijken herbouw andere locatie

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 18.2.1 onder b voor herbouw op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak indien dit noodzakelijk is op basis van het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.

 

18.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. De uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf is niet toegestaan.

  2. De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is niet toegestaan.

  3. Het stallen van auto’s ter plaatse van de aanduiding ‘tuin’.

 

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

18.5.1 Afwijken aan-huis-verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven met inachtneming van de volgende regels:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².

  2. In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ of ter plaatse van een langgevelboerderij maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  4. Detailhandel is niet toegestaan.

  5. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009.

  6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

  7. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

 

18.5.2 Afwijken aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep met inachtneming van de volgende regels:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m².

  2. In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol’ of ter plaatse van een langgevelboerderij maximaal 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  4. Detailhandel is niet toegestaan.

  5. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

  6. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

 

18.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

18.6.1 Wijziging naar Horeca

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ te wijzigen in de bestemming 'Horeca' ten behoeve van de vestiging en uitoefening van een horecabedrijf in gebouwen met een daarbij behorend erf, waarvan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terrassen alsmede parkeergelegenheid onderdeel kunnen uitmaken, met inachtneming van de volgende regels:

  1. De horecagelegenheid niet gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

  2. Niet meer dan 150 m² mag worden gebruikt voor het verstrekken en/of nuttigen van voedsel en dranken.

  3. Het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 20%.

  4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

 

Artikel 19 Leiding

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de volgende aangeduide leidingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas': een aardgastransportleiding en daarbij behorende voorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool': een rioolpersleiding en daarbij behorende voorzieningen.

 

19.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 19.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding, waaronder begrepen gebouwtjes met elk een oppervlakte van ten hoogste 30 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.

 

19.3 Afwijken bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 19.1, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  1. de leiding niet wordt geschaad;

  2. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;

  3. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

 

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

19.4.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppevlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het permanent opslaan van goederen;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

19.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 19.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

19.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 19.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding; zijn gewaarborgd.

  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij bij de beheerder van de betreffende leiding.

 

 

 

Artikel 20 Leiding - Brandstof

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Brandstof’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden

aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – brandstof’: een ondergrondse pijpleiding voor het transport van aardolieproducten met een diameter van ten hoogste 24 inch en een druk van ten hoogste 62 bar en met de daarbij behorende belemmerde strook van 5 m ter weerszijden van de leiding ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van leiding - brandstof’;

  2. ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding – brandstof 36”: een ondergrondse pijpleiding voor het transport van ruwe olie met een diameter van ten hoogste 36 inch en een druk van ten hoogste 43 bar en met de daarbij behorende belemmerde strook van 5 m ter weerszijden van de leiding ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van leiding - brandstof’;

 

20.2 Bouwregels

Op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van leiding -

brandstof’ mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding, waaronder begrepen gebouwtjes met elk een oppervlakte van ten hoogste 30 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.

 

20.3 Afwijken bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 20.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en;

  2. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;

  3. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

 

20.4 Specifieke gebruiksregels

Op en in de gronden wordt onder gebruik in strijd met de bestemming mede verstaan:

  1. het al dan niet tijdelijk opslaan van grond en/of goederen;

  2. het plaatsen van voorzieningen zoals tenten voor (incidentele) activiteiten als kermissen, (sport)evenementen, rommelmarkten, braderieën, buurtfeesten, fancy fairs, festivals, stads- en/ of regionale promotionele activiteiten.

 

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.4, ten behoeve van een gebruik overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd en er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

20.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

20.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de

aanduiding ‘specifieke vorm van leiding - brandstof’ de volgende andere werken uit te

voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals ontgronden, vergraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en/of ophogen van gronden;

  2. het aanbrengen, verwijderen, of herstellen van ondergrondse leidingen of drainage;

  3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere open of gesloten oppervlakteverhardingen;

  4. het aanleggen, verdiepen, vergraven, verruimen, verbreden of dempen van greppels, sloten, watergangen, vijvers en overige waterpartijen;

  5. het aanbrengen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  6. het aanbrengen van oeverbeschoeiing;

  7. het aanbrengen van beplantingen, (hout)gewas en/of bomen welke dieper dan 30 cm wortelen;

  8. het aanbrengen van beplanting, (hout)gewas en/of bomen welke hoger opgroeien dan 1,5 m;

  9. het rooien van beplantingen, (hout)gewas en/of bomen;

  10. het indrijven of ingraven van voorwerpen in de bodem.

 

20.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 20.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Die graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten vormen.

 

 

 

 

 

20.6.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 20.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding; zijn gewaarborgd.

  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 21 Waarde – Archeologie 2

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde-Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

 

21.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende regels verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

  1. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

  2. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van het agrarisch bouwvlak.

 

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

21.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

  2. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  3. Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

 

21.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 21.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Gelegen zijn binnen het agrarisch bouwvlak.

 

21.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 21.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

21.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

21.4.1 Wijziging dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door van een of meer bestemmingen de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2', geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:

  1. Uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  2. Het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 

Artikel 22 Waarde – Archeologie 3

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

22.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgmeester en wethouders één of meerdere van de volgende regels verbinden aan de bouwvergunning omgevingsvergunning voor het bouwen:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

  1. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

22.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

  2. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  3. Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

 

 

 

22.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 22.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

22.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 22.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

22.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

22.4.1 Wijziging dubbelbestemming Waarde – Archeologie 3

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door van een of meer bestemmingen de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’, geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:

  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 

Artikel 23 Waarde – Archeologie 4

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

‘De voor ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

 

23.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende regels verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

  1. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

  2. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van het agrarisch bouwvlak.

 

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

23.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

  2. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  3. Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

 

23.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 23.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  3. Gelegen zijn binnen het agrarisch bouwvlak.

 

23.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 23.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

 

Artikel 24 Waarde – Archeologisch monument

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologisch monument’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van het archeologisch monument.

 

 

Artikel 25 Waarde – Cultuurhistorie

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

‘De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. de paden, lanen en groenstructuur;

  2. cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waardevolle gebouwen, zoals landhuizen en bijbehorende gebouwen zoals koetshuizen;

  3. buitenplaatsen;

  4. waterpartijen;

  5. bijzondere landschappelijke elementen.

 

25.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

25.2.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.

  2. Het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas.

  3. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden en het verwijderen van paden of onverharde wegen.

  4. Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover groter dan 100 m² per perceel.

  5. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel van) oppervlaktewateren zoals waterpartijen, watergangen, sloten en greppels.

 

25.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 25.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

25.2.3 Toelaatbaarheid

De in lid 25.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden.

Artikel 26 Waterstaat - Natte Natuurparel Bufferzone

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat – Natte Natuurparel Bufferzone’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden van de bufferzone rondom de natte natuurparel.

 

26.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

26.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.

  3. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  4. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage.

  5. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

  6. Het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

 

26.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 26.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

  2. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  3. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

26.2.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 26.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van de natte natuurparel.

  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.

 

 

Artikel 27 Waterstaat - Natte Natuurparel Kernzone

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat – Natte Natuurparel Kernzone’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden in de kern van de natte natuurparel.

 

27.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

27.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.

  2. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.

  3. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

  4. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage.

  5. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

  6. Het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

 

27.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 27.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

  2. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  3. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

27.2.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 27.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van de natte natuurparel.

  2. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.

 

 

Artikel 28 Waterstaat - Waterberging

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.

 

28.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond tevens bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

 

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

28.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.

  2. Ophogen van gronden en het aanleggen en wijzigen van kaden.

 

28.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 28.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.

  2. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  3. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

28.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 28.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 30 Algemene bouwregels

 

30.1 Bestaande afwijkende maatvoering

In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

30.2 Ondergronds bouwen

  1. Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

  2. Binnen de bestemmingen ‘Recreatie - Recreatiewoning 2’ is ondergronds bouwen niet toegestaan.

  3. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.

  4. Het bevoegd gezag kan afwijken voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

 

Artikel 31 Algemene gebruiksregels

 

31.1 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  1. Het gebruik van onbebouwde gronden als standplaats of ligplaats van onderkomens.

  2. Als opslag- stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten.

  3. Verblijfsrecreatieve voorzieningen en voorzieningen voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers voor permanente bewoning.

  4. Het bewonen van vrijstaande bijgebouwen.

 

 

 

 

31.2 Afwijken gebruiksregels

  1. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 31.1 en toestaan dat een deel van de woning, vrijstaand bijgebouw of bedrijfsgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. Een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg.

  2. De afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².

  3. Het bijgebouw of bedrijfsgebouw qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de betreffende (bedrijfs)woning. De afhankelijke woonruimte is gelegen op maximaal 10 meter afstand van het hoofdgebouw, met dien verstande dat indien de afhankelijke woonruimte binnen bestaande bebouwing kan worden gerealiseerd de afhankelijke woonruimte op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw gelegen mag zijn.

  4. De afhankelijke woonruimte gelijkvloers wordt uitgevoerd. Het betreffende (deel) van het bijgebouw voldoet aan de eisen die voor woongebouwen gelden zoals het Bouwbesluit en de Bouwverordening.

  5. Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische)bedrijven.

  1. Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor ‘bed and breakfast’ voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 60 m² voor ‘bed and breakfast’ wordt gebruikt.

  2. Degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn.

  3. De activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving.

  4. De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

  5. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

  6. Er dient een nachtregister te worden bijgehouden.

 

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

 

32.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

 

32.1.1 Omschrijving

De voor ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.

 

Voor de grondwaterbescherming is de Provinciale Milieuverordening van toepassing. De verordening bevat regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning in bij de verordening aangewezen gebieden.

 

32.2 Veiligheidszone - leiding

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' geldt dat kwetsbare objecten niet zijn toegestaan.

 

Artikel 33 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van:

  1. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nuts-voorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;

  2. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedragen;

  3. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;

  4. het bouwen van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie of sirenes, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, met inachtneming van de volgende regels:

  1. de realisatie mag niet plaatsvinden binnen de EHS;

  2. gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen of lichtmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;

  3. er geen aantasting plaatsvindt van ter plaatse aanwezige waarden;

  1. tijdelijke huisvesting seizoenwerknemers van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB advies;

  2. huisvesting mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bouwvlak van het betreffende bedrijf, in daartoe verbouwde bedrijfsgebouwen, als logies binnen de bedrijfswoning of in woonunits of stacaravans. Indien gebruik wordt gemaakt van woonunits of stacaravans, mag huisvesting in woonunits en stacaravans maximaal 6 maanden per jaar plaatsvinden. Buiten deze 6 maanden dienen de woonunits of stacaravans van het perceel verwijderd te worden danwel inpandig te worden opgeslagen.

  3. het gezamenlijk brutovloeroppervlak van ruimten voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers mag op het betreffende bedrijf niet meer dan 300 m² bedragen;

  4. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;

  5. huisvesting mag maximaal 6 maanden binnen een jaar plaatsvinden;

  6. er dient een nachtregister te worden bijgehouden;

  7. er mag geen hinder optreden voor aangrenzende (agrarische) bedrijven;

  8. de ruimte voor de huisvesting van seizoenswerknemers moet voldoen aan het bouwbesluit.

 

Artikel 34 Algemene wijzigingsregels

 

34.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 5 m worden verschoven;

  2. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 5% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;

  3. door een wijziging mogen de waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.

 

Artikel 35 Algemene procedureregels

Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het bestemmingsplan is Afdeling 3.4 (Openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 36 Overgangsrecht

 

36.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Artikel 37 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 38 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

‘Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Haaren, herziening 2014’

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 11 september 2014.