INHOUDSOPGAVE

 

HOOFDSTUK 1     INLEIDENDE BEPALINGEN  1

Artikel 1                Begripsbepalingen  1

Artikel 2                Wijze van meten  15

Artikel 3                Algemene bouwbepalingen  16

Artikel 4                Zone bepalingen  17

HOOFDSTUK 2     BESTEMMINGSBEPALINGEN  21

Artikel 5                Bos (BO) 21

Artikel 6                Natuur (N) 24

Artikel 7                Agrarisch - Landschaps- en Natuurwaarden    (A - LN) 27

Artikel 8                Agrarisch - Landschapswaarden (A - L) 33

Artikel 9                Agrarisch (A) 39

Artikel 10               Militair - Landschaps- en Natuurwaarden (M - LN) 43

Artikel 11               Agrarisch - Bedrijf (A - B) 45

Artikel 12               Agrarisch - Paardenhouderij (A - P) 53

Artikel 13               Bedrijf (B) 58

Artikel 14               Recreatie (R) 63

Artikel 15               Recreatie - Golfbaan (R - G) 66

Artikel 16               Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RI) 68

Artikel 17               Water (WA) 69

Artikel 18               Verkeer (V) 70

Artikel 19               Nutsvoorzieningen (NV) 71

Artikel 20               Wonen (W) 72

HOOFDSTUK 3     DUBBELBESTEMMINGSBEPALINGEN  77

Artikel 21               Recreatiewoning (R) (dubbelbestemming) 77

Artikel 22               Leidingen (dubbelbestemming) 79

Artikel 23               Archeologisch monument (dubbelbestemming) 81

HOOFDSTUK 4     OVERIGE BEPALINGEN  83

Artikel 24               Algemene gebruiksbepaling  83

Artikel 25               Algemene vrijstellingsbevoegdheden  84

Artikel 26               Procedurebepaling  86

Artikel 27               Anti dubbeltelbepaling  87

Artikel 28               Overgangsbepalingen  87

Artikel 29               Strafbepaling  88

Artikel 30               Slotbepaling  88

 

 

Bijlage:                Staat van Bedrijfsactiviteiten

 


HOOFDSTUK 1

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1        Begripsbepalingen

Terug naar inhoudsopgave

 

1               plan:

het bestemmingsplan ‘Buitengebied Goirle‘ van de gemeente Goirle, vervat in de plankaart, zoneringkaart en deze voorschriften;

 

2               plankaart/zoneringkaart:

-         de plankaart, behorende bij het bestemmingsplan ‘Buitengebied Goirle’, met tekeningnummer TEK01-GOI00009-01B, bestaande uit 3 kaartbladen, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven met bijbehorende verklaring;

-         de zoneringkaart, behorende bij het bestemmingsplan ‘Buitengebied Goirle’, met tekeningnummer TEK01-GOI000009-02A, bestaande uit 1 kaartblad, waarop de zonering van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven met bijbehorende verklaring;

 

3               AAB:

          Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;

 

4               aan huis verbonden bedrijf:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke -geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend aangebouwd bijgebouw wordt uitgeoefend, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning of de daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen past, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie, in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden, en dat de activiteit ter plaatse kan worden uitgeoefend, waaronder een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit behoort, met dien verstande dat de activiteit niet vergunningplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer en is vermeld in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij deze voorschriften) of voor wat betreft de aard en omvang in relatie tot de milieuhinder die de bedrijfsactiviteit veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden met een bedrijf dat behoort tot één van deze categorieën;

 

5               aan huis verbonden beroep:

een beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig hiermee te vergelijken gebied - niet zijnde detailhandel, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend aangebouwd bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie blijft behouden, en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke en visuele uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

 

6               aanlegvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het plan;


7               abiotische waarden:

geheel van waarden van het abiotische milieu (= niet levende natuur), in de vorm van specifieke aardkundige en/of hydrologische kenmerken en op basis daarvan aanwezige potenties voor ontwikkeling van specifieke natuurwaarden;

 

8               afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarbij dit bijgebouw hoort, en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

 

9               agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren met bijbehorende activiteiten, waaronder begrepen het houden van paarden als ondergeschikte activiteit;

 

          -    grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf; afhankelijkheid van de grond betreft de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten.

              Hieronder worden in ieder geval verstaan:

melkvee-, schapen- en/of weideveebedrijven die het overgrote deel van de mestafzet op korte afstand kunnen aanwenden (op eigen grond of via afzetcontracten); akkerbouwbedrijven; vollegronds tuinbouwbedrijven zoals vollegronds fruit-, boom-, sier-, groente- of andersoortige teeltbedrijven;

 

          -    niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie overwegend niet afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de onbebouwde/open grond in de directe omgeving van het bedrijf, omdat de productie overwegend plaatsvindt in gebouwen, in kassen of hoge tunnels, op containervelden, in/onder hoge teeltondersteunende ondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter, in bassins, in bakken of anderszins plaatsvindt los van de eigenlijke bodem;

              Hieronder worden in ieder geval verstaan:

intensieve veehouderijen, pelsdierenhouderijen, konijnenhouderijen, sommige vis- en wormenkwekerijen en (huis)dierenfokkerijen, glastuinbouwbedrijven, champignonkwekerijen, witlofkwekerijen, andere plantenteelt- of kwekerijbedrijven waarbij de teelt plaatsvindt in gebouwen en/of op containervelden;

 

          -    glastuinbouwbedrijf:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie, in de vorm van het telen van gewassen, geheel of overwegend plaatsvindt in kassen en/of hoge tunnels welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn;

 

          -    intensieve veehouderij:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van vee, pluimvee of pelsdieren de hoofdzaak is en waarbij dientengevolge sprake is van specifieke belasting van de leefomgeving en het natuurlijk milieu door stankoverlast, mestoverschotten en ammoniak;

              Hieronder worden in ieder geval verstaan:

mestvarkens, (op)fokvarkens, mestkalveren, leghennen, slachtkuikens, overig pluimvee, nertsen, vossen, overige pelsdieren;

 


10           agrarische hoofdstructuur (AHS):

het gedeelte van het landelijk gebied of buitengebied op provinciaal niveau waar het beleid in algemene zin gericht is op instandhouding en versterking van de agrarische productiestructuur en de totstandkoming van een duurzame landbouw; de begrenzing daarvan op gemeentelijk niveau in het kader van dit bestemmingsplan is nader aangeduid op de zoneringkaart;

 

11           agrarische opvanglocaties voor intensieve veehouderij:

locaties waarvan de agrarische bestemming kan worden gehandhaafd voor de opvang van te verplaatsen agrarische intensieve veehouderijbedrijven; dit zijn locaties in landbouwontwikkelingsgebied alsmede duurzame locaties voor intensieve veehouderij in verwevingsgebied;

 

12           agrarisch technisch hulpbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

             Hieronder worden in ieder geval verstaan:

grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven;

 

13           agrarische verbreding:

het ontplooien van nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf, die ruimtelijke inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering;

             Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

-         verkoop in het klein van eigen en streekgebonden landbouwproducten en rechtstreeks daarvan afgeleide ambachtelijke producten;

-         zorgverlening in relatie tot het bedrijf en/of directe omgeving; informatieverzorging of educatie in relatie tot het bedrijf, de landbouw meer algemeen of in de omgeving aanwezige natuur, landschap, milieu en water; agrarisch natuur- en/of landschapsbeheer;

-         kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van pensiongelegenheid, kamperen, kamphuis/groepsaccommodatie of enkele vakantieappartementen;

-         aan het bedrijf, de landbouw, het omringende landschap en/of recreatieve routes gerelateerde extensieve dagrecreatie en/of daarvoor ondersteunende diensten zoals verhuur van materialen, stallingsgelegenheid, verstrekking in het klein van dranken, etenswaren en dergelijke;

 

14           agrarisch verwant bedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Hieronder wordt in ieder geval verstaan: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen;

 

15           ander werk:

          een werk, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheid;

 

16           archeologisch monument:

gronden met waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen en die op grond van de Monumentenwet zijn aangewezen als beschermd monument;

 

17           archeologische waarden:

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;

 

18           bebouwing:

          één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

19           bedrijf:

een inrichting of instelling, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

 

20           bedrijfsgebouw:

          een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

21           bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

22           bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

 

23           bestaand:

a        bij bouwwerken: zoals ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig;

b        bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;

een en ander behoudens voorzover in deze voorschriften anders is aangegeven;

 

24           bestemmingsgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak;

 

25           bestemmingsvlak:

een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met een zelfde bestemming;

 

26           bijgebouw:

een gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

 

27           boerderij of boerderijgebouw:

één gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)-bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden;

 


28           boerderijsplitsing:

het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een boerderij(gebouw) in niet meer dan 2 woningen of een in de voorschriften aangegeven ander maximum aantal woningen;

 

29           bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

 

30           bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

31           bouwmassa:

          een complex van aaneengebouwde bouwwerken;

 

32           bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze voorschriften één bouwwerk of meerdere bij elkaar behorende bouwwerken zijn toegestaan;

 

33           bouwvlak:

een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven waarop ingevolge deze voorschriften bepaalde bouwwerken zijn toegestaan;

 

34           bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

35           buitenrijbaan:

een niet overdekte piste voorzien van een bewerkte aangepaste bodem waarin training en africhting van paarden kan plaatsvinden;

 

36           cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

 

37           dagrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat;

 

38           dak:

          iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

39           detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

40           dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden (bijvoorbeeld kapper, schoonheidssalon, tandartspraktijk);

 

41           duurzame locatie intensieve veehouderij:

een bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Bedrijf’ met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank) als ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap) verantwoord is om dat te laten groeien voor intensieve veehouderij;

dit te toetsen op basis van de provinciale Handleiding Duurzame (project)locaties intensieve veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 2 december 2003 c.q. zoals opgenomen als bijlage 5 bij Deel B van het Reconstructieplan Beerze Reusel);

 

42           ecologische verbindingszone:

een verbinding tussen natuurgebieden (met nieuwe of herstelde natuur);

43           erfbeplanting:

visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;

 

44           escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overigen);

 

45           evenementen:

publieke gebeurtenissen, met name op het gebied van kunst, sport en cultuur;

 

46           extensief recreatief medegebruik:

een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, waarbij de aan de gronden toegekende waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;

 

47           extensiveringsgebied:

het ruimtelijk begrensde gedeelte van het reconstructiegebied Beerze Reusel met het primaat wonen of natuur waar uitbreiding, hervestiging of nieuwsvestiging van in ieder geval intensieve veehouderijen onmogelijk is of wordt gemaakt; de begrenzing daarvan op gemeentelijk niveau in het kader van dit bestemmingsplan is nader aangeduid op de zoneringkaart;

 

48           functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

 

49           gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 


50           gebruiken:

          het gebruiken, doen en laten gebruiken;

 

51           gemeentelijke monument

bebouwing die op grond van de gemeentelijke monumentenverordening is aangewezen als beschermd gemeentelijk monument;

 

52           groene hoofdstructuur (GHS):

het samenhangend netwerk, op provinciaal niveau, van alle natuur- en bosgebieden landbouwbouwgebieden en andere gebieden met bijzondere natuurwaarden en landbouwgebieden die bijzondere potenties hebben voor de ontwikkeling van natuurwaarden; de begrenzing daarvan op gemeentelijk niveau in het kader van dit bestemmingsplan is nader aangeduid op de zoneringkaart;

 

53           hergebruik:

gebruik van een bestaand bouwvlak, zoals van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of een woning met bijbehorend erf, voor een ander soort bedrijf of functie dan volgens de geldende bestemming is toegestaan;

 

54           hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt;

 

55           hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de functie als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

 

56           horeca(bedrijf):

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfuncties;

 

57           horecavoorzieningen:

voorzieningen voor het bedrijfsmatig verstekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse;

 

58           hydrologisch waardevol:

gronden met waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie in relatie tot één of meer van de volgende waarden en/of omstandigheden:

          -    aanwezige aardkundige waarden;

          -    aanwezige waterafhankelijke natuurwaarden;

          -    aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van waterafhankelijke natuurwaarden;

Daarbij behoren tevens kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil, kwelsituatie) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild);

 

59           inundatie:

overstroming van water dat vanuit de watergang over het maaiveld stroomt;

 


60           inundatiegebied:

gronden langs watergangen die bij hoge waterstanden door water worden overdekt;

 

61           kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen, voertuig, gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en die geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht of (kunnen) worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, met uitzondering van stacaravans;

 

62           kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

 

63           kelder:

een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk;

 

64           kleinschalig kamperen:

kamperen, in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie, voor maximaal 15 kampeermiddelen, geen stacaravans zijnde;

 

65           kunstwerken:

civieltechnische bouwwerken alsmede waterstaatkundige bouwwerken die van belang zijn voor de functie die de wateren hebben, dan wel uit andere hoofde behoren tot, of gelegen zijn in een watergang;

 

66           kwetsbare soorten:

zeldzame planten of dieren, die hoge eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving;

Het gaat hier onder meer om: weidevogels, ganzen en zwanen, dagvlinders, amfibieën, reptielen en om bijzondere planten.

 

67           landbouwontwikkelingsgebied:

het ruimtelijk begrensde gedeelte van het reconstructiegebied Beerze Reusel met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet of zal voorzien in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderijen; de begrenzing daarvan op gemeentelijk niveau is in het kader van dit bestemmingsplan nader aangeduid op de zoneringkaart;

 

68           (kleine) landschapselementen:

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha;

 

69           landschapswaarden:

het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

 


70           lijst van horeca-inrichtingen:

een als bijlage bij deze voorschriften behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horeca-inrichtingen;

 

71           maatschappelijke en culturele voorzieningen:

educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen;

 

72           manegebedrijf:

een bedrijf in hoofdzaak gericht op het houden, africhten, trainen, stallen, verzorgen, sportbeoefening, rijlessen, verhuur of het anderszins verschaffen van diensten en faciliteiten met/voor paarden met een publieks- en verkeersaantrekkende werking en waarbij een rijhal van meer dan 1.000 m² aanwezig is of kan zijn, uitsluitend indien deze oppervlakte eveneens op grond van de voorschriften van het bestemmingsplan is toegelaten;

 

73           mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

74           mestbewerking:

behandelen van dierlijke mest waarbij de mest een fysieke verandering ondergaat en het totaal aan elementen in de meststoffen behouden blijf, zodat deze beter als mest kan worden gebruikt of voor andere functies als mest geschikt wordt;

 

75           mestverwerking:

het proces om (drijf)mest af te breken, (door o.a. mestvergisting), om te zetten in nieuwe, bruikbare producten, zoals energie uit biomassa, of te bewerken tot kwalitatief hoogwaardige meststoffen;

 

76           natuurwaarden:

waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoord-heid en kenmerkendheid voor het gebied;

 

77           nevenactiviteiten, nevengeschikte functie of neventak:

een activiteit die niet rechtstreeks de bedrijfs- of functie-uitoefening overeenkomstig de bestemming betreft en die van een zodanige (beperkte) bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang is dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en ruimtelijke verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar en als zodanig ook functioneel aanwezig blijft;

 

78           niet aan het buitengebied gebonden bedrijf:

een bedrijf en/of functie, geen agrarisch bedrijf, paardenhouderij, manege, agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf zijnde;

 

79           nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf:

de projectie van een bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Bedrijf’ op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan in het geheel niet is voorzien van een zodanig bestemmingsvlak, bedoeld voor de vestiging van een volwaardig agrarisch bedrijf;

 

80           noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf:

noodzaak vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling;

 

81           normaal onderhoud:

het onderhoud noodzakelijk voor het gebruik en de instandhouding van de gronden overeenkomstig de aan de gronden toegekende doeleinden en/of op de gronden voorkomende bouwwerken;

 

82           omschakeling voor (vestiging van) een agrarisch bedrijf

de projectie van een agrarisch bestemmingsvlak, bedoeld voor de vestiging van een agrarisch bedrijf, op een locatie die volgens de ter plaatse geldende bestemming (tenminste deels) is voorzien van een niet-agrarisch bestemmingsvlak;

 

83           ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van ondergeschikt belang:

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden, dakkapellen en andere ondergeschikte dakopbouwen;

 

84           ondergronds:

          beneden het peil;

 

85           paardenhouderij:

een bedrijf in hoofdzaak gericht op het houden, fokken, africhten, trainen, stallen, verzorgen, sportbeoefening, rijlessen, verhuur of het anderszins verschaffen van diensten en faciliteiten met/voor paarden, met een beperkte publieks- en verkeersaantrekkende werking en waarbij een rijhal van niet meer dan 1.000 m² aanwezig is, uitsluitend indien deze oppervlakte eveneens op grond van de voorschriften van het bestemmingsplan is toegelaten;

 

86           peil:

a      voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b      voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

 

87           perceelsgrens:

          de grens van een bouwperceel;

 

88           productiegebonden detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

89           prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten met een ander tegen vergoeding;

 


90           recreatieve voorziening:

voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties;

 

91           recreatiewoning:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van gebruikers die hun hoofdverblijf/eerste woning elders hebben;

 

92           ruimtelijke eenheid:

          complex van bij elkaar behorende bouwwerken;

 

93           Ruimte voor Ruimteregeling:

‘Beleidsregeling Ruimte voor Ruimte 2006’ zoals die bij besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 20 december 2005 (kenmerk 1151510) is vastgesteld;

 

94           ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte;

 

95           seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

96           spiritueel centrum:

een centrum gericht op het organiseren van kleinschalige cursussen en workshops ten behoeve van geestelijke bewustwordings- en groeitrajecten, waarbij geen sprake is van grootschalige congressen en geen mogelijkheden tot overnachting worden geboden;

 

97           stacaravans:

Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot de woon dag- of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand naar een vaste standplaats kunnen worden verreden, doch niet bestemd zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen.

Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan;

 

98           statische opslag:

(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke;

 


99           structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting:

woningen/wooneenheden, hotels, pensions, logiesgebouwen of andere gebouwen, als zodanig bestemd en tevens geschikt en ingericht ten behoeve van tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders;

 

100        teeltondersteunende voorzieningen:

(teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik;

 

-    (teelt)ondersteunende kas:

een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter);

 

-    permanente (teeltondersteunende) voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt.

 

-    tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;

 

-    hoge (teelt)ondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen, anders dan teeltondersteunende kassen, die in de regel hoger zijn dan 1,5 m. Hieronder worden in ieder geval  verstaan: teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen; plastic-/foliekassen, -tunnels en -regenkappen;

 

-    lage (teelt)ondersteunende voorzieningen:

(teelt)ondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, die op nabij de grond worden aangebracht, met een maximale hoogte van 1,5 m Hieronder wordt in ieder geval verstaan: containervelden (een geheel verharde ondergrond veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton; of anti-worteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen) lage tunnels (halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen) insectengaas, afdekfolies, acryldoek, vlakveldfolies en vraatnetten, lage tunnels, van halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen; insectengaas; afdekfolies; acryldoek; vlakveldfolies; vraatnetten;


 

-    overige (teelt)ondersteunende voorzieningen (boomteelthek):

een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, met een hoogte van niet meer dan 1,5 m, op boomteeltpercelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden;

 

101        tijdelijke huisvesting seizoenarbeiders:

het huisvesten van werknemers (voor maximaal 10 maanden per jaar), die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten;

 

102        uitvoeren:

          het uitvoeren, doen uitvoeren en laten uitvoeren;

 

103        verblijfsrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;

 

104        verharden van wegen:

het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;

 

105        verkoopvloeroppervlakte (vvo):

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

 

106        verwevingsgebied:

het ruimtelijk begrensde gedeelte van het reconstructiegebied Beerze Reusel gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur waar hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit en functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten; de begrenzing daarvan op gemeentelijk niveau in het kader van dit bestemmingsplan is nader aangeduid op de zoneringkaart;

 

107        voorgevelrooilijn:

de lijn waarin de voorgevel (de gevel van het gebouw die gericht is naar de weg) van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

 

108        volwaardig(heid van een) agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze;

 

109        voormalige agrarische bedrijfslocatie (VAB)

een agrarisch of niet-agrarisch bestemmingsvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend, en waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk, voor meer dan 200 m², bestaan;

 


110        waterberging:

de tijdelijke opslag van een overmaat aan (oppervlakte)water in (oppervlakte)watersystemen. Waterberging kan worden onderverdeeld in drie categorieën:

1      natuurlijke overstroming (water dat buiten de beekbedding treedt zonder dat hier speciale voorzieningen zijn aangelegd);

2      gestuurde overstroming (retentie) (water dat buiten de beekbedding treedt en waarvoor voorzieningen zijn aangebracht zodat dit met vooraf bepaalde frequentie wordt toegepast in gebieden die hiervoor zijn ingericht);

3      noodoverloopgebieden (gebieden die met een zeer lage frequentie worden ingezet in geval van noodsituaties);

 

111        waterbergingsgebied:

gronden bedoeld voor waterberging zoals omschreven in het begrip ‘waterberging’;

 

112        waterhuishoudkundige doeleinden:

doeleinden die het waterhuishoudingbelang dienen, zoals water-gangen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het be-heer en onderhoud van een watergang en dergelijke;

 

113        werk:

          een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;

 

114        woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

 

115        zorgboerderij:

een (functionerend) agrarisch bedrijf met een specifieke vorm van agrarische verbreding die bestaat uit kleinschalige zorgactiviteiten in de vorm van dagopvang aan zorgvragers die op therapeutische basis meehelpen en/of aanwezig zijn bij (onderdelen van) de bedrijfsuitoefening.

 


Artikel 2        Wijze van meten

Terug naar inhoudsopgave

 

2.1          Meetvoorschriften

 

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

 

1         afstand van een bouwwerk tot de as van de weg:

tussen de as van de weg waaraan het bouwwerk is gebouwd en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

 

2         afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

 

3         dakhelling:

      langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

4         goothoogte of boeihoogte van een bouwwerk:

van het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel druiplijn, het boeiboord of een daaraan gelijk te stellen constructiedeel;

 

5         (bouw)hoogte van een bouwwerk:

van het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met dien verstande dat voor wat betreft gebouwen daarbij niet worden meegerekend antennes, schoorstenen, balkonhekken en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;

 

6         horizontale diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel;

 

7         inhoud van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en de dakvlakken (zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen) en boven het peil;

 

8         oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwperceel ter plaatse van het bouwwerk;

 

9         verticale diepte van een bouwwerk:

van het peil tot het laagste punt van het bouwwerk, fundering niet meegerekend.

 

 

2.2          Ondergeschikte bouwdelen

 

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1 m.

 

 


Artikel 3        Algemene bouwbepalingen

Terug naar inhoudsopgave

 

3.1       Bestaande afwijkende maatvoering

 

In die gevallen, dat de goothoogte, (bouw)hoogte en/of de afstand tot enige op de plankaart of zoneringkaart aangegeven lijn, bestemming of aanduiding van bouwwerken en andere maten, voorzover in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwvoorschriften in hoofdstuk 2 van deze voorschriften is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

 

3.2       Ondergronds bouwen

 

a      Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- danwel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

b      De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.

c      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.


Artikel 4        Zone bepalingen

Terug naar inhoudsopgave

 

Voor zover de gronden op de plankaart zijn aangeduid met een van de onderstaande aanduidingen dient voldaan te worden aan onderstaande bepalingen.

 

4.1          Ecologische verbindingszone

 

4.1.1  De gronden gelegen op of binnen een afstand van 25 m van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ op de plankaart mogen ongeacht hetgeen elders in deze voorschriften is bepaald niet worden bebouwd.

4.1.2  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde onder 4.1.1 voor het bebouwen van de gronden overeenkomstig de bestemmingen indien de waarden van de ecologische verbindingszone niet onevenredig worden aangetast en indien blijkt dat het duurzaam functioneren van de ecologische verbindingszone gewaarborgd is.

4.1.3  Bij het verlenen van vrijstellingen of het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden op grond van de bepalingen in deze voorschriften op of binnen een afstand van 25 m van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ op de plankaart, mogen de waarden van de ecologische verbindingszone niet onevenredig worden aangetast en dient het duurzaam functioneren van de ecologische verbindingszone gewaarborgd te worden.

4.1.4  Alvorens toepassing te geven aan een vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheid winnen burgemeester en wethouders advies in bij het bevoegde waterstaatsgezag.

 

4.2          Habitatrichtlijn gebied

 

4.2.1  De gronden gelegen binnen het op de zoneringkaart als 'Habitatrichtlijngebied' aangeduide gebied mogen ongeacht hetgeen elders in deze voorschriften is bepaald niet worden bebouwd.

4.2.2  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde onder 4.2.1 voor het bebouwen van de gronden overeenkomstig de bestemmingen indien de instandhouding van het Habitatrichtlijn gebied blijvend kan worden gewaarborgd.

4.2.3  Bij het verlenen van vrijstellingen of het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden op grond van de bepalingen in deze voorschriften binnen op de zoneringkaart als 'Habitatrichtlijngebied' aangeduide gebied, mag de instandhouding van het Habitatrichtlijn gebied niet worden geschaad.

 

4.3          Beekherstel

 

4.3.1  De gronden gelegen binnen het op de zoneringkaart als 'beekherstel' aangeduide gebied mogen ongeacht hetgeen elders in deze voorschriften is bepaald niet worden bebouwd.

4.3.2  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde onder 4.3.1 voor het bebouwen van de gronden overeenkomstig de bestemmingen indien dit geen afbreuk doet aan de mogelijkheden tot beekherstel waaronder wordt verstaan het laten hermeanderen van de beek.


4.3.3  Bij het verlenen van vrijstellingen of het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden op grond van de bepalingen in deze voorschriften binnen op de zoneringkaart als 'beekherstel' aangeduide gebied, mogen de mogelijkheden tot beekherstel, waaronder wordt verstaan het laten hermeanderen van de beek, niet worden geschaad.

 

 

4.4          Historische structuren

 

4.4.1  Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding ‘historische groenstructuren’ en ‘cultuurhistorisch waardevolle lijnelementen’ is het plan mede gericht op de bescherming van de op deze gronden voorkomende historische groenstructuren en geografische lijnen.

 

4.4.2 Aanlegvergunning

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding ‘historische groenstructuren’ en ‘cultuurhistorisch waardevolle lijnelementen’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

-    het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) van meer dan 100 m3 een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;

-    het vellen van bos en beplanting;

-    het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;

-    het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.

 

4.4.3  Uitzonderingen

Het in lid 4.4.2 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b   reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

4.4.4 Toelaatbaarheid

De in lid 4.4.2 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel van de historische groenstructuren en geografische lijnen.

 

 

4.5          IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface)

 

Op de gronden gelegen binnen het op de zoneringkaart met ‘IHCS’ aangegeven gebied mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen en/of ingevolge vrijstellings- en/of wijzigingsbevoegdheden, de (bouw)hoogte van bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de afzonderlijke bestemmingen, niet meer bedragen dan de op de zoneringkaart aangegeven (bouw)hoogte.

 

 


4.6          ILS (Instrument Landing System)

 

Op de gronden gelegen binnen het op de zoneringkaart met ‘ILS’ aangegeven gebied mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen en/of ingevolge vrijstellings- en/of wijzigingsbevoegdheden, de (bouw)hoogte van bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de afzonderlijke bestemmingen, niet meer bedragen dan de op de zoneringkaart aangegeven (bouw)hoogte.

 


 

 


HOOFDSTUK 2

BESTEMMINGSBEPALINGEN

Artikel 5        Bos (BO)

Terug naar inhoudsopgave

 

5.1          Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Bos’ (BO) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos en bosgroeiplaats;

b   behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden;

c   behoud, herstel en/of ontwikkeling van hydrologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘hydrologisch waardevolle kern’ en ‘hydrologisch waardevolle buffer’ op de plankaart;

d   behoud van archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische verwachtingswaarde’ op de plankaart;

e   behoud, herstel en/of ontwikkeling van de waterberging en het waterbergend vermogen van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart en/of ‘in te richten waterbergingsgebied’ op de zoneringkaart;

f    ecologische verbindingszones;

g   behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- of halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

h   water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

i    extensief recreatief medegebruik.

 

alsmede voor:

j    de instandhouding en bescherming van de op de plankaart als ‘rijksmonument’ aangegeven gebouwen.

 

 

5.2          Bouwvoorschriften

 

a      Op of in deze gronden mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd.

b      De oppervlakte van bestaande bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

c      De (bouw)hoogte van bestaande bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bestaande (bouw)hoogte.

 

 

5.3          Gebruiksvoorschriften

 

Ter plaatse van de aanduiding ‘hydrologisch waardevolle kern’ op de plankaart is het niet toegestaan de volgende werken uit te voeren:

a      het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld;

b      het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c      de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage;

d      het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

e      het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk

f        het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

 

 

5.4          Vrijstelling van de bouwvoorschriften

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in

a      lid 5.2 onder a voor het bouwen van nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

1      De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

2      De oppervlakte mag per bouwwerk, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 m² bedragen.

3      De in de doeleindenomschrijving van deze bestemming aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

4      De vrijstelling kan uitsluitend worden verleend indien het bouwwerk noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatig beheer en onderhoud.

b   lid 5.2 onder a voor het bouwen van kleine gebouwen waarbij de volgende voorwaarden gelden:

     1   De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m².

     2   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

     3   De bouw is niet toegestaan op gronden die zijn aangeduid als ‘GHS- natuur’ of ‘GHS-landbouw’ op de zoneringkaart of ‘bestaand inundatiegebied' op de plankaart.

     4   De in de doeleindenomschrijving van deze bestemming aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.


 

 

5.5          Aanlegvoorschriften

 

5.5.1 Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a   in het algemeen:

-    het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) van meer dan 100 m3 een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;

-    de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;

-    het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;

-    het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

-    het vellen van bos;

-    het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;

-    het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;

-    het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.

b   ter plaatse van de aanduiding ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart en/of ‘in te richten waterbergingsgebied’ op de zoneringkaart:

-    het aanbrengen van kaden of het wijzigen daarvan.


c   ter plaatse van de aanduiding ‘hydrologisch waardevolle buffer’ op de plankaart:

-    het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld;

-    het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

-    de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage;

-    het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

-    het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

 

5.5.2  Uitzonderingen

Het in lid 5.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b   reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

5.5.3 Toelaatbaarheid

a   De in lid 5.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos, de bosgroeiplaats, de landschaps- en natuurwaarden, archeologische waarden, hydrologische waarden en/of het waterbergend vermogen van de gronden.

b   Alvorens een aanlegvergunning te verlenen voor werken en werkzaamheden binnen op de plankaart als 'hydrologisch waardevolle kern', 'hydrologisch waardevolle buffer' of ‘bestaand inundatiegebied’ en/of op de zoneringkaart als ‘in te richten waterbergingsgebied’ aangegeven gronden winnen burgemeester en wethouders advies in bij het ter plaatse bevoegde waterstaatgezag.

 

 

 

 


Artikel 6        Natuur (N)

Terug naar inhoudsopgave

 

6.1          Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Natuur’ (N) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden;

b   behoud, herstel en/of ontwikkeling van hydrologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘hydrologisch waardevolle kern’ en ‘hydrologisch waardevolle buffer’ op de plankaart;

c   behoud van archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische verwachtingswaarde’ op de plankaart;

d   de aanleg en instandhouding van een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’ op de plankaart;

e   ecologische verbindingszones;

f    behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- of halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

g   water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

h   extensief recreatief medegebruik.

 

alsmede voor:

i    de instandhouding en bescherming van de op de plankaart als ‘rijksmonument’ aangegeven gebouwen.

 

 

6.2          Bouwvoorschriften

 

a      Op of in deze gronden mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd.

b      De oppervlakte van bestaande bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

c      De (bouw)hoogte van bestaande bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bestaande (bouw)hoogte.

 

 

6.3          Gebruiksvoorschriften

 

Ter plaatse van de aanduiding ‘hydrologisch waardevolle kern’ op de plankaart is het niet toegestaan de volgende werken uit te voeren:

a      het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld;

b      het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c      de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage;

d      het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

e      het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk

f        het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

 

 


6.4          Vrijstelling van de bouwvoorschriften

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in:

a      lid 6.2 onder a voor het bouwen van nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

1      De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

2      De oppervlakte mag per bouwwerk, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 m² bedragen.

3      De in de doeleindenomschrijving van deze bestemming aangegeven waarden worden niet onevenredig mogen aangetast.

4      De vrijstelling kan uitsluitend worden verleend indien het bouwwerk noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatig beheer en onderhoud.

b   lid 6.2 onder a voor het bouwen van kleine gebouwen waarbij de volgende voorwaarden gelden:

     1   De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m².

     2   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

     3   De bouw is niet toegestaan op gronden die zijn aangeduid als ‘GHS- natuur’ of ‘GHS-landbouw’ op de zoneringkaart of ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart.

     4   De in de doeleindenomschrijving van deze bestemming aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

 

6.5          Aanlegvoorschriften

 

6.5.1 Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      In het algemeen:

-    het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) van meer dan 100 m3 een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;

-    de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;

-    het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;

-    het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

-    het vellen van bos;

-    het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;

-    het beplanten van gronden met houtgewas, ter plaatse van gronden die hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;

-    het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;

-    het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.

b      ter plaatse van de aanduiding ‘hydrologisch waardevolle buffer’ op de plankaart:

-    het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld;

-    het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

-    de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage;

-    het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

-    het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

 

6.5.2  Uitzonderingen

Het in lid 6.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b   reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

6.5.3 Toelaatbaarheid

a   De in lid 6.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het natuurgebied, de landschaps- en natuurwaarden, archeologische waarden, hydrologische waarde van de gronden.

b   Alvorens een aanlegvergunning te verlenen voor werken en werkzaamheden binnen op de plankaart als 'hydrologisch waardevolle kern' of 'hydrologisch waardevolle buffer' aangegeven gronden winnen burgemeester en wethouders advies in bij het ter plaatse bevoegde waterstaatgezag.

 

 

 


Artikel 7        Agrarisch - Landschaps- en Natuurwaarden
                        (A - LN)

Terug naar inhoudsopgave

 

7.1          Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Agrarisch - Landschaps- en Natuurwaarden’ (A - LN) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

b   behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor de op de plankaart aangeduide:

     -    aardkundig waardevol gebied;

c   behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor de op de plankaart aangeduide:

-    ‘struweelvogels’ en/of;

-    ‘kwetsbare soorten’;

d   behoud, herstel en/of ontwikkeling van hydrologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘hydrologisch waardevolle kern’ en ‘hydrologisch waardevolle buffer’ op de plankaart;

e   behoud van archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische verwachtingswaarde’ op de plankaart;

f    behoud van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’ op de plankaart;

g   volkstuinen ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuinen’ op de plankaart;

h   veestalling en hooiberging ter plaatse van de aanduiding 'veestalling/hooischuur' op de plankaart;

i    behoud, herstel en/of ontwikkeling van de waterberging en het waterbergend vermogen van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart;

j    ecologische verbindingszones;

k   behoud en ontwikkeling van (kleinschalige) landschapselementen;

l    behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- of halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

m  water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

n   extensief recreatief medegebruik.

 

 

7.2          Bouwvoorschriften

 

a      Op of in deze gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd.

b      De oppervlakte van bestaande bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

c      De (bouw)hoogte van bestaande bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bestaande (bouw)hoogte.

d      In afwijking van het hiervoor bepaalde mag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘veestalling/hooischuur’ op de plankaart, bebouwing ten behoeve van de stalling van vee en de berging van hooi worden gebouwd waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

2      De oppervlakte van de bebouwing mag niet meer bedragen dan 60 m².

3      De bebouwing dient voorzien te zijn van een kap met een dakhelling van niet minder dan 12° en niet meer dan 30°.

4      De (bouw)hoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,80 m.

 

7.3          Gebruiksvoorschriften

 

Ter plaatse van de aanduiding ‘hydrologisch waardevolle kern’ op de plankaart is het niet toegestaan de volgende werken uit te voeren:

a      het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld;

b      het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c      de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage;

d      het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

e      het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk

f        het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

 

 

7.4          Vrijstelling van de bouwvoorschriften

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in:

a   lid 7.2 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren en schuilgelegenheden voor dieren met daarbijbehorende paardenbakken waarbij de volgende voorwaarden gelden:

     1   De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m².

     2   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

     3   De bouw is niet toegestaan op gronden die zijn aangeduid als ‘GHS- natuur’ of ‘GHS-landbouw’ op de zoneringkaart of ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart.

     4   De in de doeleindenomschrijving van deze bestemming aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

Goedkeuring onthouden

 

b   lid 7.2 voor het bouwen van tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:         

1      De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.

2      De oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen niet meer mag bedragen dan 1,5 ha.

3      Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan aangrenzend aan de bestemming Agrarisch - Bedrijf.

4      De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast en de bouw is niet toegestaan op gronden die zijn aangeduid als ‘GHS- natuur’ of ‘GHS-landbouw’ op de zoneringkaart of ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart.

 

 

7.5          Aanlegvoorschriften

 

7.5.1 Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:


a   in het algemeen:

-    het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) van meer dan 100 m3 een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;

-    het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;

-    het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

b   ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’ op de plankaart:

-    het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

-    het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

-    het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

c   ter plaatse van de aanduiding ‘struweelvogels’ op de plankaart:

-    het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;

-    het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.

d   ter plaatse van de aanduiding ‘kwetsbare soorten’ op de plankaart:

-    de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;

-    het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;

-    het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;

-    het beplanten van gronden met houtgewas, ter plaatse van gronden die hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;

-    het permanent, voor een aaneengesloten periode langer dan 2 jaar, omzetten van grasland in bouwland;

-    het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.

e   ter plaatse van de aanduiding ‘hydrologisch waardevolle buffer’ op de plankaart:

-    het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld;

-    het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

-    de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage;

-    het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

-    het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

f    ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische verwachtingswaarde’ en ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’ op de plankaart:

-    de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage.


g   ter plaatse van de aanduiding ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart:

-    het aanbrengen van kaden of het wijzigen daarvan.

 

7.5.2  Uitzonderingen

Het in lid 7.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b   reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

7.5.3 Toelaatbaarheid

a   De in lid 7.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden, archeologische waarden, hydrologische waarden en/of het waterbergend vermogen van de gronden.

b   Alvorens een aanlegvergunning te verlenen voor werken en werkzaamheden binnen op de plankaart als 'hydrologisch waardevolle kern', 'hydrologisch waardevolle buffer' of ‘bestaand inundatiegebied’ en/of op de zoneringkaart als aangegeven gronden winnen burgemeester en wethouders advies in bij het ter plaatse bevoegde waterstaatgezag.

 

 

7.6          Wijzigingsbevoegdheden

 

7.6.1  Vormverandering bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Bedrijf’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak van de bestemming ‘Agrarisch - Bedrijf’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.

b   De vormverandering is noodzakelijk uit oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

c   De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

d   Vormverandering in gebieden die op de plankaart zijn aangeduid als ‘bestaand inundatiegebied’ is uitsluitend toegestaan indien het waterbergend vermogen van het gebied niet onevenredig wordt aangetast.

e   Een goede landschappelijke inpassing dient, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn.

f    Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

 

7.6.2  Vergroten bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Bedrijf’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de bestemming ‘Agrarisch - Bedrijf’ waarbij de volgende voorwaarden gelden:

a   Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt dat:

1   uitbreiding binnen ‘GHS-natuur’ zoals aangeduid op de zoneringkaart niet is toegestaan;

2   uitbreiding binnen ‘GHS-landbouw’ zoals aangeduid op de zoneringkaart is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 15%;

3   de voorwaarden zoals genoemd onder c van toepassing zijn.

b   Voor intensieve veehouderijen geldt dat:

1   uitbreiding binnen ‘extensiveringsgebied’ zoals aangeduid op de zoneringkaart uitsluitend is toegestaan om te voldoen aan de wettelijke vereisten met betrekking tot dierenwelzijn;

2   uitbreiding binnen ‘verwevingsgebied’ zoals aangeduid op de zoneringkaart is toegestaan:

-    om te voldoen aan de wettelijke vereisten met betrekking tot dierenwelzijn;

-    tot een omvang van niet meer dan 2,5 ha indien sprake is van een duurzame locatie intensieve veehouderij (te toetsen op basis van de provinciale handleiding Duurzame (project)locaties intensieve veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 2 december 2003);

3   de voorwaarden zoals genoemd onder c van toepassing zijn.

c   Naast de hiervoor per soort agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:

1   De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf.

2   De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.

3   De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

4   Vergroting in gebieden die op de plankaart zijn aangeduid als ‘bestaand inundatiegebied’ is uitsluitend toegestaan indien het waterbergend vermogen van het gebied niet onevenredig wordt aangetast.

5   Een goede landschappelijke inpassing dient, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn.

6   Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

 

7.6.3  Vestiging van agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming in combinatie met de aangrenzende bestemmingen ‘Agrarisch – Paardenhouderij’, ‘Bedrijf’ of ‘Wonen’ te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Bedrijf’ ten behoeve van de vestiging van grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   Voor het vestigen van grondgebonden agrarische bedrijven geldt dat dit is toegestaan op bestemmingsvlakken die zijn gelegen binnen de aanduiding ‘GHS-landbouw’ op de Zoneringkaart.

b   Het te vestigen agrarische bedrijf dient volwaardig te zijn.

c   De noodzaak voor vestiging van het agrarische bedrijf is aantoonbaar uit een oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

d   Bestaande natuurlijke, landschappelijke, hydrologische en/of aardkundige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

e   Wijziging in gebieden die op de plankaart zijn aangeduid als ‘bestaand inundatiegebied’ is uitsluitend toegestaan indien het waterbergend vermogen van het gebied niet onevenredig wordt aangetast.

f    Aanwezige (bedrijfs)woning(en) bij de geldende bestemming worden aangemerkt als de bedrijfswoning(en) van het nieuwe agrarische bestemmingsvlak.

g   Een goede landschappelijke inpassing van het gehele bestemmingsvlak, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, dient verzekerd te zijn.

h   Er mogen geen beperkingen optreden voor bestaande agrarische bedrijven, zowel wat betreft bestaande bedrijfsvoering als aanwezige uitbreidings- of ontwikkelingsmogelijkheden.

i    Er mogen geen beperkingen optreden in het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen.

j    Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

 


7.6.4  Ontwikkeling van bos, natuur en/of aanleg ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemmingen ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van de ontwikkeling van bos, natuur en/of de aanleg van een ecologische verbindingszone, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:

De wijziging ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van de natuur pas plaatsvindt nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.

 

 


Artikel 8      Agrarisch - Landschapswaarden (A - L)

Terug naar inhoudsopgave

 

8.1          Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Agrarisch - Landschapswaarden’ (A - L) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

b   behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor de op de plankaart aangeduide:

     -    aardkundig waardevol gebied;

     -    landschappelijk besloten;

c   behoud, herstel en/of ontwikkeling van hydrologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘hydrologisch waardevolle kern’ en ‘hydrologisch waardevolle buffer’ op de plankaart;

d   behoud van archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische verwachtingswaarde’ op de plankaart;

e   behoud van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduidingen ‘cultuurhistorisch waardevolle akker’ en ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’ op de plankaart;

f    volkstuinen ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuinen’ op de plankaart;

g   bergbezinkbassin ter plaatse van de aanduiding ‘bergbezinkbassin’ op de plankaart;

h   behoud, herstel en/of ontwikkeling van de waterberging en het waterbergend vermogen van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart en/of ‘in te richten waterbergingsgebied 2016’ op de zoneringkaart;

i    ecologische verbindingszones;

j    behoud en ontwikkeling van (kleinschalige) landschapselementen;

k   behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- en halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

l    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

m  extensief recreatief medegebruik.

 

 

8.2          Bouwvoorschriften

 

8.2.1  Gebouwen

a      Op of in deze gronden mogen geen nieuwe gebouwen, met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunde voorzieningen, worden gebouwd.

b      De (bouw)hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer dan 3 m en de oppervlakte mag niet meer dan 1,5 ha bedragen.

c      De oppervlakte van bestaande gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

d      De (bouw)hoogte van bestaande gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande (bouw)hoogte.

 

8.2.2  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

a      De (bouw)hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 5 m.

 

 


8.3          Gebruiksvoorschriften

 

Ter plaatse van de aanduiding ‘hydrologisch waardevolle kern’ op de plankaart is het niet toegestaan de volgende werken uit te voeren:

a      het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld;

b      het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c      de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage;

d      het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

e      het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk

f        het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

 

 

8.4          Vrijstelling van de bouwvoorschriften

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in:

a      lid 8.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren en schuilgelegenheden voor dieren met daarbijbehorende paardenbakken waarbij de volgende voorwaarden gelden:

1      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m².

2      De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

3      De bouw is niet toegestaan op gronden die zijn aangeduid als ‘GHS- natuur’ of ‘GHS-landbouw’ op de zoneringkaart of ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart.

4      De in de doeleindenomschrijving van deze bestemming aangegeven waarden worden niet onevenredig mogen aangetast.

 

Goedkeuring onthouden

 

b      lid 8.2.1 voor het bouwen van permanente teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.

2      De oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen niet meer mag bedragen dan 1 ha.

3      Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan grenzend aan de bestemming ‘Agrarisch – Bedrijf’.

4      De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast en de bouw is niet toegestaan op gronden die zijn aangeduid als ‘GHS- natuur’ of ‘GHS-landbouw’ op de zoneringkaart of ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart..

 

 

8.5          Aanlegvoorschriften

 

8.5.1 Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:


a   in het algemeen:

-    het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;

-    het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

b   ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’ op de plan           kaart:

-    het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

-    het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

-    het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

c   ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk besloten’ op de plankaart:

-    het verwijderen van landschapselementen.

-    het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

d   ter plaatse van de aanduiding ‘hydrologisch waardevolle buffer’ op de plankaart:

-    het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld;

-    het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

-    de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage;

-    het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

-    het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

e   ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische verwachtingswaarde’, ‘cultuurhistorisch waardevolle akker’ en ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’ op de plankaart:

-    het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) van meer dan 100 m3 een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;

-    de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;

-    het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

f    ter plaatse van de aanduiding ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart en/of ‘in te richten waterbergingsgebied 2016’ op de zoneringkaart:

-    het ophogen van gronden;

-    het aanbrengen van kaden of het wijzigen daarvan.

 

8.5.2  Uitzonderingen

Het in lid 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b   reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.


8.5.3 Toelaatbaarheid

a   De in lid 8.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden, hydrologische waarden, archeologische waarden en/of het waterbergend vermogen van de gronden.

b   Alvorens een aanlegvergunning te verlenen voor werken en werkzaamheden binnen op de plankaart als 'hydrologisch waardevolle kern', 'hydrologisch waardevolle buffer' en ‘bestaand inundatiegebied’ en/of op de zoneringkaart als ‘in te richten waterbergingsgebied 2016’ aangegeven gronden winnen burgemeester en wethouders advies in bij het ter plaatse bevoegde waterstaatgezag.

 

 

8.6          Wijzigingsbevoegdheden

 

8.6.1  Vormverandering bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Bedrijf’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak van de bestemming ‘Agrarisch - Bedrijf’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.

b   De vormverandering is noodzakelijk uit oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

c   De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

d   Vormverandering in gebieden die zijn aangeduid als ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart en/of als ‘in te richten waterbergingsgebied 2016’ op de zoneringkaart is uitsluitend toegestaan indien het waterbergend vermogen van het gebied niet onevenredig wordt aangetast.

e   Een goede landschappelijke inpassing dient, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn.

f    Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

 

8.6.2  Vergroten bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Bedrijf’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de bestemming ‘Agrarisch - Bedrijf’ waarbij de volgende voorwaarden gelden:

a   Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt dat:

1   uitbreiding binnen ‘GHS-natuur’ zoals aangeduid op de zoneringkaart niet is toegestaan;

2   uitbreiding binnen ‘GHS-landbouw’ en ‘AHS-landschap’ zoals aangeduid op de zoneringkaart is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 15%.

3   uitbreiding binnen ‘AHS-landbouw’ zoals aangeduid op de zoneringkaart is toegestaan tot 2,5 ha tenzij overwegende bezwaren van landschappelijke hydrologische en/of aardkundige aard of waterbergend vermogen zich daartegen verzetten;

4   de voorwaarden zoals genoemd onder c van toepassing zijn.

b   Voor intensieve veehouderijen geldt dat:

1   uitbreiding binnen ‘extensiveringsgebied’ zoals aangeduid op de zoneringkaart uitsluitend is toegestaan om te voldoen aan de wettelijke vereisten met betrekking tot dierenwelzijn;

2   uitbreiding binnen ‘verwevingsgebied’ zoals aangeduid op de zoneringkaart is toegestaan:

-    om te voldoen aan de wettelijke vereisten met betrekking tot dierenwelzijn;

-    tot een omvang van niet meer dan 2,5 ha indien sprake is van een duurzame locatie intensieve veehouderij (te toetsen op basis van de provinciale handleiding Duurzame (project)locaties intensieve veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 2 december 2003);

3   de voorwaarden zoals genoemd onder c van toepassing zijn.

c   Naast de hiervoor per soort agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:

1   De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf.

2   De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.

3   De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

4   Vergroting in gebieden die zijn aangeduid als ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart en/of ‘in te richten waterbergingsgebied 2016’ op de zoneringkaart is uitsluitend toegestaan indien het waterbergend vermogen van het gebied niet onevenredig wordt aangetast.

5   Een goede landschappelijke inpassing dient, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn.

6   Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

 

8.6.3  Vestiging van agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming in combinatie met de aangrenzende bestemmingen ‘Agrarisch – Paardenhouderij’, ‘Bedrijf’ of ‘Wonen’ te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Bedrijf’ ten behoeve van de vestiging van grondgebonden agrarische bedrijven en/of niet-grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   Voor het vestigen van grondgebonden agrarische bedrijven geldt dat dit is toegestaan op bestemmingsvlakken die zijn gelegen binnen de aanduidingen ‘GHS-landbouw’, ‘AHS-landschap’ en ‘AHS-landbouw’ op de Zoneringkaart.

b   Voor het vestigen van niet-grondgebonden agrarische bedrijven, anders dan glastuinbouwbedrijven of intensieve veehouderijen, geldt dat dit is toegestaan op bestemmingsvlakken die zijn gelegen binnen de aanduiding ‘AHS-landbouw’ op de Zoneringkaart.

c   Het te vestigen agrarische bedrijf dient volwaardig te zijn.

d   De noodzaak voor vestiging van het agrarische bedrijf is aantoonbaar uit een oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

e   Bestaande van landschappelijke hydrologische en/of aardkundige aard of waterbergend vermogen mogen niet onevenredig worden aangetast.

f    Wijziging in gebieden die zijn aangeduid als ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart en/of ‘in te richten waterbergingsgebied’ op de zoneringkaart is uitsluitend toegestaan indien het waterbergend vermogen van het gebied niet onevenredig wordt aangetast.

g   Aanwezige (bedrijfs)woning(en) bij de geldende bestemming worden aangemerkt als de bedrijfswoning(en) van het nieuwe agrarische bestemmingsvlak.

h   Een goede landschappelijke inpassing van het gehele bestemmingsvlak, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, dient verzekerd te zijn.

i    Er mogen geen beperkingen optreden voor bestaande agrarische bedrijven, zowel wat betreft bestaande bedrijfsvoering als aanwezige uitbreidings- of ontwikkelingsmogelijkheden.


j    Er mogen geen beperkingen optreden in het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen.

k   Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

 

8.6.4  Ontwikkeling van bos, natuur en/of aanleg ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemmingen ’Bos’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van de ontwikkeling van bos, natuur en/of de aanleg van een ecologische verbindingszone, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:

De wijziging ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van de natuur pas plaatsvindt nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.

 


Artikel 9      Agrarisch (A)

Terug naar inhoudsopgave

 

9.1          Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Agrarisch gebied’ (A) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

b   behoud van archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische verwachtingswaarde’ op de plankaart;

c   behoud en ontwikkeling van (kleinschalige) landschapselementen;

d   behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- en halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

e   water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

f    extensief recreatief medegebruik.

 

 

9.2          Bouwvoorschriften

 

9.2.1  Gebouwen

a      Op of in deze gronden mogen geen nieuwe gebouwen, met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunde voorzieningen, worden gebouwd.

b      De (bouw)hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer dan 3 m en de oppervlakte mag niet meer dan 1,5 ha bedragen.

c      De oppervlakte van bestaande gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

d      De (bouw)hoogte van bestaande gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande (bouw)hoogte.

 

9.2.2  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

a      De (bouw)hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

 

9.3          Vrijstelling van de bouwvoorschriften

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in:

a      lid 9.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren en schuilgelegenheden voor dieren met daarbijbehorende paardenbakken waarbij de volgende voorwaarden gelden:

1      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m².

2      De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

3      De bouw is niet toegestaan op gronden die zijn aangeduid als ‘GHS- natuur’ of ‘GHS-landbouw’ op de zoneringkaart of ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart.

4      De in de doeleindenomschrijving van deze bestemming aangegeven waarden worden niet onevenredig mogen aangetast.

 

Goedkeuring onthouden

 

b      lid 9.2.1 onder a en b voor het bouwen van permanente teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.

2      De oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen niet meer mag bedragen dan 1 ha.

3      Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan grenzend aan de bestemming ´Agrarisch - Bedrijf´.

 

9.4          Aanlegvoorschriften

 

9.4.1 Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), op de gronden die op de plankaart zijn aangeduid als ‘archeologische verwachtingswaarde’, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) van meer dan 100 m3 een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;

b      de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;

c      het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

d      het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

 

9.4.2  Uitzonderingen

Het in lid 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b   reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

9.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 9.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud van de archeologische waarden van de gronden.

 

 

9.5          Wijzigingsbevoegdheden

 

9.5.1  Vormverandering bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Bedrijf’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak van de bestemming ‘Agrarisch - Bedrijf’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.

b   De vormverandering is noodzakelijk uit oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

c   De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

d   Er dient sprake te zijn van een voldoende landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing gelet op de in het gebied voorkomende waarden.

e   Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

 


9.5.2  Vergroten bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Bedrijf’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de bestemming ‘Agrarisch - Bedrijf’ waarbij de volgende voorwaarden gelden:

a   Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt dat:

1   uitbreiding binnen AHS-landbouw zoals aangeduid op de zoneringkaart is toegestaan tot 2,5 ha;

2   de voorwaarden zoals genoemd onder c van toepassing zijn.

b   Voor intensieve veehouderijen geldt dat:

1   uitbreiding binnen extensiveringsgebied zoals aangeduid op de zoneringkaart uitsluitend is toegestaan om te voldoen aan de wettelijke vereisten met betrekking tot dierenwelzijn;

2   uitbreiding binnen verwevingsgebied zoals aangeduid op de zoneringkaart is toegestaan:

-    om te voldoen aan de wettelijke vereisten met betrekking tot dierenwelzijn;

-    tot een omvang van niet meer dan 2,5 ha indien sprake is van een duurzame locatie intensieve veehouderij (te toetsen op basis van de provinciale handleiding Duurzame (project)locaties intensieve veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 2 december 2003);

3   uitbreiding binnen landbouwontwikkelingsgebied zoals aangeduid op de zoneringkaart is toegestaan voorzover dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

4   de voorwaarden zoals genoemd onder c van toepassing zijn.

c   Naast de hiervoor per soort agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:

1   De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf.

2   De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.

3   De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

4   Een goede landschappelijke inpassing dient, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn.

5   Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

 

9.5.3  Nieuwvestiging intensieve veehouderij

Burgmeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Bedrijf’ met de nadere aanduiding ‘intensieve veehouderij’ ten behoeve van de vestiging van een nieuwe intensieve veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   De vestiging is uitsluitend toegestaan binnen het op de zoneringkaart aangeduide ‘landbouwontwikkelingsgebied’.

b   De vestiging is uitsluitend toegestaan voor zover deze gepaard gaat met het planologisch, juridisch en feitelijk opheffen van een of meerdere agrarische bestemmingsvlakken bestemd voor intensieve veehouderij binnen een ‘extensiveringsgebied’ zoals aangegeven op zoneringkaart.

Daarbij geldt dat de (gezamenlijke) omvang van de op te heffen agrarische bestemmingsvlakken tenminste de omvang van één volwaardig bedrijf per bestemmingsvlak dient te bedragen.

c   De wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast voor de vestigingen van een volwaardig bedrijf.

d   De omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer dan 2,5 ha bedragen.


e   De vestiging is uitsluitend toegestaan indien door middel van een onderzoek is aangetoond dat binnen een straal van 10 km van de beoogde locatie voor vestiging geen reële mogelijkheid bestaat om het bedrijf te (her)vestigen op een bestaande of voormalige agrarische bedrijfslocatie of op een niet agrarische locatie.

f    Er dient sprake te zijn van een voldoende landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing gelet op de in het gebied voorkomende waarden.

 

9.5.4  Vestiging van agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming in combinatie met de aangrenzende bestemmingen ‘Agrarisch – Paardenhouderij’, ‘Bedrijf’ of ‘Wonen’ te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Bedrijf’ ten behoeve van de vestiging van grondgebonden agrarische bedrijven en/of niet-grondgebonden agrarische bedrijven (geen glastuinbouwbedrijven of intensieve veehouderijen zijnde), waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   Voor de vestiging geldt dat dit is toegestaan op bestemmingsvlakken die zijn gelegen binnen de aanduidingen ‘AHS-landbouw’ op de zoneringkaart.

b   Het te vestigen agrarische bedrijf dient volwaardig te zijn.

c   De noodzaak voor vestiging van het agrarische bedrijf is aantoonbaar uit een oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

d   Bestaande aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

e   Aanwezige (bedrijfs)woning(en) bij de geldende bestemming worden aangemerkt als de bedrijfswoning(en) van het nieuwe agrarische bestemmingsvlak.

f    Een goede landschappelijke inpassing van het gehele bestemmingsvlak, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, dient verzekerd te zijn.

g   Er mogen geen beperkingen optreden voor bestaande agrarische bedrijven, zowel wat betreft bestaande bedrijfsvoering als aanwezige uitbreidings- of ontwikkelingsmogelijkheden.

h   Er mogen geen beperkingen optreden in het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen.

i    Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

 

9.5.5  Behoud en/of ontwikkeling van bos, natuur en/of aanleg ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemmingen ‘Bos’ en ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, natuur en/of de aanleg van een ecologische verbindingszone, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:

De wijziging ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van de natuur pas plaatsvindt nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.

 


Artikel 10      Militair - Landschaps- en Natuurwaarden (M - LN)

Terug naar inhoudsopgave

 

10.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Militair - Landschaps- en Natuurwaarden’ (M - LN) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   militaire doeleinden;

b   behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden;

c   behoud van archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische verwachtingswaarde’ op de plankaart;

d   behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- en halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

e   water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

10.2      Bouwvoorschriften

 

10.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van de bestemming gelden de volgende bepalingen:

a      Het bebouwingspercentage per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5%.

b      De (bouw)hoogte van gebouwen mag niet meer dan 10 m bedragen.

c      De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m.

 

10.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 45 m, met uitzondering van terreinafscheidingen en zendmasten.

b   De (bouw)hoogte van terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 1 m, voor het overige mag de (bouw)hoogte van terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m.

c   De (bouw)hoogte van zendmasten mag niet meer bedragen dan 100 m.

 

 

10.3      Aanlegvoorschriften

 

10.3.1   Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) van meer dan 100 m3 een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;

b      de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;

c      het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;

d      het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

e      het vellen van bos;

f        het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;

g      het beplanten van gronden met houtgewas, ter plaatse van gronden die hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;

h      het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;

i        het aanleggen en/of verharden van fiets-, wandel- en ruiterpaden.

 

10.3.2   Uitzonderingen

Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b   reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

10.3.3   Toelaatbaarheid

De in lid 10.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden en archeologische waarden van de gronden.

 

 

10.4      Wijzigingsbevoegdheden

 

10.4.1   Ontwikkeling van bos, natuur en/of aanleg ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemmingen ’Bos’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van de ontwikkeling van bos, natuur en/of de aanleg van een ecologische verbindingszone, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:

De wijziging ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van de natuur pas plaatsvindt nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.

 

 

 


Artikel 11      Agrarisch - Bedrijf (A - B)

Terug naar inhoudsopgave

 

11.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Agrarisch - Bedrijf’ (A - B) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   grondgebonden agrarische bedrijven;

b   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ op de plankaart tevens voor intensieve veehouderijen;

c   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ op de plankaart tevens voor glastuinbouwbedrijven;

d   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘overig, niet grondgebonden’ voor overige niet grondgebonden bedrijven;

e   de uitoefening van een bedrijf als nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' op de plankaart, waarbij de totale oppervlakte van de bedrijfsactiviteiten niet meer dan 4.070 m² mag bedragen;

f    zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' op de plankaart;

g   één bedrijfswoning tenzij op de plankaart anders is aangegeven;

h   aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven;

i    bestaande zorgboerderijen;

j    productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 50 m²;

k   (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

l    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

m  extensief recreatief medegebruik en buitenrijbanen.

 

alsmede voor:

n   de instandhouding en bescherming van de op de plankaart als ‘gemeentelijk monument ‘ aangegeven gebouwen.

 

11.2      Bouwvoorschriften

 

11.2.1   Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

a   Het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd, met inachtneming van het bepaalde in 11.2.2 onder c.

b   Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien op de plankaart een koppelteken is aangegeven tussen bestemmingsvlakken worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak.

 

11.2.2   Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

b   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

c   Bedrijfsgebouwen worden gesitueerd op een afstand van 3 m achter de achtergevel van de bedrijfswoning, waarbij geldt dat de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m. In het geval dat geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand tot de as van de weg niet minder bedragen dan 15 m.

     Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.

d   Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van glastuinbouwbedrijven zoals aangeduid op de plankaart waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 3 ha en de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 7,5 m.


e   In afwijking van het bepaalde onder d mogen, bij bedrijven die niet zijn aangeduid als ‘glastuinbouw’, binnen het bestemmingsvlak teeltondersteunende kassen worden gebouwd tot een maximum van 5.000 m².

 

11.2.3   Bedrijfswoningen

a   De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

b   De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 11.2.2 onder a van toepassing is.

c   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 11.2.2 onder b van toepassing is.

d   De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.

e   De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.

 

11.2.4   Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a   De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

b   De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

c   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

d   De afstand tot (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning mag niet minder dan 3 m bedragen.

e   De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

f    Bij afbraak van (een) bestaand(e) bijgebouw(en) en/of bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub a genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub a genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m².

 

11.2.5   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a   De (bouw)hoogte van terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 1 m, voor het overige mag de (bouw)hoogte van terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m.

b   De (bouw)hoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 18 m.

c   De (bouw)hoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.

d   De (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

11.3      Gebruiksvoorschriften

 

Binnen de bestemming ‘Agrarisch - Bedrijf’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a      De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².

b      Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

c      Detailhandel is niet toegestaan.

d      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

e       

 

11.4      Vrijstelling

 

11.4.1   Bouwen 1e of 2e bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 11.1 onder g voor het bouwen van een nieuwe 1e of 2e agrarische bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

a   De nieuwe bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder een 1e of 2e bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.

b   Er dient, in geval van een 1e bedrijfswoning, sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf.

c   Er dient in geval van een 2e bedrijfswoning sprake te zijn van een bedrijf met een omvang van ten minste 2 volwaardige arbeidskrachten.

d   De nieuwe bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

e   Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB inzake de noodzaak van de bedrijfswoning en de volwaardigheid van het agrarische bedrijf.

f    In geval van een 2e bedrijfswoning is vooraf tevens een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten vereist.

 

11.4.2   Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in:

a   lid 11.2.2 onder c en lid 11.2.3 onder d voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg of op een afstand van minder dan 3 m achter de bedrijfswoning of vóór de bedrijfswoning mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

b   lid 11.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

11.4.3   Bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in de bouwvoorschriften voor het plaatsen van stacaravans en woonunits en/of het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van seizoensarbeiders, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

a   Stacaravans en woonunits zijn toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per kalenderjaar.

b   De stacaravans en woonunits dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

c   De stacaravans en woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bestaande bestemmingsvlak.

d   Per bestemmingsvlak zijn maximaal 10 stacaravans en woonunits toegestaan.

e   De oppervlakte van een stacaravan of woonunit mag maximaal 30 m² bedragen.

f    De (bouw)hoogte van een stacaravan of woonunit mag maximaal 3 m bedragen.

g   Indien de vestiging plaatsvindt binnen de bestaande bedrijfsgebouwen mag de maximale oppervlakte voor huisvesting van seizoensarbeiders niet meer dan 100 m² van de bedrijfsgebouwen bedragen.

h   Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

i    Een goede landschappelijke inpassing dient, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn.

j    De vrijstelling mag voor een aaneengesloten periode van maximaal 5 jaar worden verleend, tenzij Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant een verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven voor een langere periode.

k   Burgemeester en wethouders trekken de in dit lid bedoelde vrijstelling in, indien bedoelde huisvesting van personen gelet op de arbeidsbehoefte niet langer noodzakelijk is.

 

11.4.4   Nevenactiviteiten en agrarische verbreding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 11.1 voor het medegebruik van de gronden en bebouwing voor niet-agrarische nevenfuncties of voor agrarische verbreding, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

a   Nevenactiviteiten zijn alleen toegestaan binnen het bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Bedrijf’ voor zover deze niet gelegen zijn binnen ‘GHS-natuur’ of ‘landbouwontwikkelingsgebied’ zoals aangegeven op de zoneringkaart.

b   Agrarische verbreding is toegestaan binnen het bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Bedrijf’.

c   Het medegebruik is alleen toegestaan als onderdeel van een functionerend agrarische bedrijf, waarbij de agrarische functie de hoofdfunctie blijft.

d   Het medegebruik is bij beëindiging van de agrarische functie niet meer toegestaan.

e   Het medegebruik mag niet leiden tot uitbreiding van de bedrijfsgebouwen met meer dan 500 m² of vergroting van het agrarische bestemmingsvlak.

f    Het medegebruik mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven niet beperken.

g   De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de aard van de omgeving en functie en aard van de weg waaraan en de locatie gelegen is.

h   Er dient in geval van publieksaantrekking voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te zijn, welke tevens afdoende landschappelijk ingepast moet zijn.

i    Verkoop is alleen toegestaan op kleine schaal, voor zover direct verbonden met het functionerende agrarisch bedrijf of in de directe omgeving daarvan geproduceerde en/of bewerkte primaire agrarische (streek)producten, tot een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m².

j    Horeca-activiteiten zijn alleen toegestaan op kleine schaal, tot een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 100 m² binnen ‘bebouwingsconcentraties’ zoals aangeduid op de zoneringkaart en voor het overige tot maximaal 50 m².

k   Verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen of een groepsaccommodatie, zorgactiviteiten voor de dag- en/of nachtopvang van zorgvragers of dagrecreatie is toegestaan tot in totaal maximaal 500 m² binnen ‘bebouwingsconcentraties’ zoals aangeduid op de Zoneringkaart.

l    Er mag geen buitenopslag voor het medegebruik plaatsvinden.

m  De in de omgeving aanwezige gebiedswaarden volgens de omliggende gebiedsbestemmingen mogen niet onevenredig worden aangetast.

n   Bij cumulatie van meerdere vormen van medegebruik mag het totale daarvoor te gebruiken bedrijfsvloeroppervlak niet meer gaan bedragen dan 50% van de aanwezige bebouwing, tot navolgende maxima:

-      binnen ‘bebouwingsconcentraties zoals aangeduid op de zoneringkaart 1.000 m² of in geval van statische opslag 2.500 m²;

-      voor het overige 500 m² of in geval van statische opslag 1.000 m².

 

 

11.5      Wijzigingsbevoegdheden

 

11.5.1   Vormverandering bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Bedrijf’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een of meerdere aan de bestemming grenzende bestemmingen ‘Agrarisch – Landschaps- en Natuurwaarden’, ‘Agrarisch – Landschapswaarden’ en/of ‘Agrarisch’ ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak van deze bestemming, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.

b   De vormverandering is noodzakelijk uit oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

c   De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

d   Een goede landschappelijke inpassing dient, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn.

e   Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

 

11.5.2   Omschakeling naar intensieve veehouderij op bedrijfsniveau

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat bestemmingsvlakken zonder de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, deze aanduiding krijgen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   De wijziging mag uitsluitend plaats vinden op agrarische bestemmingsvlakken die zijn gelegen in ‘verwevingsgebied’ of ‘landbouwontwikkelingsgebied’ zoals aangeduid op de Zoneringkaart.

b   Er dient aantoonbaar sprake te zijn van een duurzame locatie voor intensive veehouderij; dit op basis van de provinciale Handleiding Duurzame (project)locaties intensieve veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 2 december 2003.

 

11.5.3   Vestiging niet-grondgebonden agrarisch bedrijf anders dan intensieve veehouderij en/of glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen voor het vestigen van een niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf op een andere locatie dan aangeduid op de plankaart, door middel van het toevoegen van de aanduiding ‘overig niet grondgebonden’ waarbij geldt dat dit alleen is toegestaan ingeval de locatie binnen de aanduiding ‘AHS-landbouw’ op de zoneringkaart en indien vooraf advies wordt ingewonnen van de AAB.

 


11.5.4   Wijzigen naar bestemming ‘Wonen’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ en de aangrenzende bestemmingen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   Deze wijziging is niet toegestaan op agrarische opvanglocaties c.q. locaties in ‘landbouwontwikkelingsgebied’ zoals aangeduid op de zoneringkaart.

b   Wonen is toegestaan voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft.

c   De vestiging van de woonfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

d   De nieuwe woonfunctie dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

e   De overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.

f    Indien het bestemmingsvlak ligt binnen een op de plankaart aangeduide bebouwingsconcentratie geldt dat bij sloop van de overtollige bedrijfsgebouwen, ofwel 10% van de inhoud van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3 ofwel 10% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².

 

11.5.5   Boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming bij de beëindiging van het agrarisch bedrijf dan wel gelijktijdig met de wijziging van deze bestemming in 'Wonen' (dubbelbestemming) te wijzigen ten behoeve van de splitsing van de voormalige agrarische bedrijfswoning in twee woningen indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a   De locatie mag niet gelegen zijn in een ‘Landbouwontwikkelingsgebied’ zoals aangeduid op de Zoneringkaart.

b   De bouwmassa van de voormalige agrarische bedrijfswoning dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m3.

c   Bij splitsing mogen maximaal twee woningen ontstaan, met ieder een inhoud van ten minste 350 m3.

d   Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de eventueel daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.

e   Omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden.

f    Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

g   De nieuwe woning dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn in relatie tot stankhinder van andere agrarische bedrijven.

h   De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat wat betreft veiligheid.

i    Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bedrijfsgebouwen/bijgebouwen dan de 100 m² die als bijgebouw per woning zijn toegestaan, dienen die gebouwen te worden gesloopt.

 

11.5.6   Wijziging ten behoeve van recreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Recreatie’ indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:


a   De gezamenlijke oppervlakte aan verblijfsrecreatie per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie mag niet meer dan 400 m² bedragen op locaties binnen een op de plankaart aangeduide ‘bebouwingsconcentratie’ op de zoneringkaart en voor het overige niet meer dan 200 m² bedragen.

b   De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

c   De vestiging van recreatieve voorzieningen mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

d   De vestiging van de recreatieve voorzieningen mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, derhalve is wijziging niet toegestaan binnen de aanduiding ‘landbouwontwikkelingsgebied’ op de zoneringkaart.

e   Indien de vestigingen plaatsvindt binnen de ‘GHS’ zoals aangeduid op de ‘zoneringkaart’ dient advies ingewonnen te worden bij de adviescommissie Toerisme en Recreatie.

 

Goedkeuring onthouden

 

11.5.7   Wijziging ten behoeve van opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming ten behoeve van de opslag van goederen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   De opslag dient zich te beperken tot statische opslag.

b   De gezamenlijke oppervlakte voor opslag per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie mag niet meer dan 2.000 m² bedragen op locaties binnen een op de plankaart aangeduide ‘bebouwingsconcentratie’ op de zoneringkaart en voor het overige niet meer dan 1.000 m² bedragen.

c   Opslag is niet toegestaan op locaties binnen de aanduiding ’GHS-natuur’ op de zoneringkaart.

d   De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

e   Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

f    De opslag dient gevestigd te worden binnen de bestaande bebouwing en buitenopslag is niet toegestaan.

g   De opslag mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

h   Detailhandel is niet toegestaan.

 

11.5.8   Wijziging ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf’ ten behoeve van het vestigen van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   De vestiging is niet toegestaan op locaties binnen de aanduiding ’GHS-natuur’ en 'GHS-landbouw' op de zoneringkaart.

b   Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden redelijkerwijs niet langer mogelijk is.

c   Het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.

d   Op een locatie waarmee met toepassing van de Ruimte voor Ruimteregeling reeds gebouwen zijn gesloopt, mag geen nieuwe bebouwing worden gebouwd.

e   De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

f    Buitenopslag is niet toegestaan.

 


11.5.9   Wijziging ten behoeve van niet aan het buitengebied gebonden functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen

in de bestemming ‘Bedrijf’ ten behoeve van het vestigen van niet aan het buitengebied gebonden functies indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   Vestiging is toegestaan binnen de bestaande bebouwing tot een maximum bedrijfsvloeroppervlak van 400 m² binnen een op de plankaart aangeduide ‘bebouwingsconcentratie’.

b   De vestiging is niet toegestaan op locaties binnen de aanduiding ’GHS-natuur’ op de zoneringkaart.

c   De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

d   De niet buitengebied gebonden functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

e   Detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie bij de te vestigen hoofdfunctie.

f    Alleen bedrijven die voorkomen in categorie 1 en 2 in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij deze voorschriften) zijn toegestaan.

g   buitenopslag is niet toegestaan.

 


Artikel 12      Agrarisch - Paardenhouderij (A - P)

Terug naar inhoudsopgave

 

12.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Agrarisch - Paardenhouderij’ (A - P) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   paardenhouderijen zoals genoemd in de ‘Tabel Paardenhouderij’ (bijlage bij dit artikel), waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak alsmede voor buitenrijbanen;

b   bedrijfswoningen uitsluitend voorzover mogelijk op grond van de ‘Tabel Paardenhouderij’ (bijlage bij dit artikel) waarbij het aangegeven aantal bedrijfswoningen niet mag worden overschreden;

c   aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven;

d   hobbymatige paardenhouderijen zoals genoemd in de 'Tabel Paardenhouderij' (bijlage bij dit artikel), waarbij niet meer dan één hobbymatige paardenhouderij aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;

e   behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- en halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

f    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

12.2         Bouwvoorschriften

 

12.2.1    Algemeen

Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien op de plankaart een koppelteken is aangegeven tussen bestemmingsvlakken worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak.

 

12.2.2   Bedrijfsgebouwen

a   De maximale oppervlakte bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Paardenhouderij’.

b   De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Paardenhouderij’.

c   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Paardenhouderij’.

d   De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.

e   De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.

 

12.2.3   Bedrijfswoningen

a   Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1.

b   De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, tenzij de inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, waarbij de bestaande inhoud als maximum geldt.

c   De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 12.2.2 onder b van toepassing is.

d   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 12.2.2 onder c van toepassing is.

e   De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen van 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.

f    De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.

 

12.2.4   Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a   Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

b   De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

c   De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

d   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

e   De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

f    Bij afbraak van (een) bestaand(e) bijgebouw(en) en/of bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m².

 

12.2.5   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a   De (bouw)hoogte van terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 1 m, voor het overige mag de (bouw)hoogte van terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m.

b   De (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

 

12.3      Gebruiksvoorschriften

 

Binnen de bestemming ‘Agrarisch-Paardenhouderij’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a      De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².

b      Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

c      Detailhandel is niet toegestaan.

d      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

 

12.4      Vrijstelling

 

12.4.1   Bouwen 1e of 2e bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 12.1 onder b voor het bouwen van een nieuwe 1e of 2e bedrijfswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

a   De nieuwe bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder een 1e of 2e bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.

b   Er dient, in geval van een 1e bedrijfswoning, sprake te zijn van een volwaardig bedrijf.

c   Er dient in geval van een 2e bedrijfswoning sprake te zijn van een bedrijf met een omvang van ten minste 2 volwaardige arbeidskrachten.

d   De nieuwe bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

e   Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB inzake de noodzaak van de bedrijfswoning en de volwaardigheid van het bedrijf.

f    In geval van een 2e bedrijfswoning is vooraf tevens een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten vereist.

 

12.4.2   Verandering naar manegebedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor het veranderen van een paardenhouderij naar een manegebedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   Deze functieverandering is niet toegestaan op locaties van paardenhouderijen gelegen binnen ‘GHS-landbouw’ of het ‘landbouwontwikkelingsgebied’ zoals aangeduid op de Zoneringkaart.

b   Deze functieverandering is toegestaan op locaties binnen een ‘bebouwingsconcentraties’ zoals aangegeven op de Zoneringkaart.

c   Deze functieverandering is eveneens toegestaan op locaties buiten een ‘bebouwingsconcentraties’ zoals aangeduid op de zoneringkaart voor zover gelegen binnen de aanduiding ‘AHS-landschap’ en ‘AHS-landbouw’ zoals aangeduid op de zoneringkaart, waarbij geldt dat in geval van publieks- en/of verkeersaantrekkende voorzieningen deze tevens een recreatieve functie dient te vervullen die past binnen de recreatieve visie van het Reconstructieplan Beerze Reusel.

d   Een goede landschappelijke inpassing dient, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn.

e   Er mag geen beperking optreden van de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven.

f    De activiteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben.

g   Er mogen geen beperkingen optreden voor bestaande agrarische bedrijven, zowel wat betreft bestaande bedrijfsvoering als aanwezige uitbreidings- of ontwikkelingsmogelijkheden.

 

12.4.3   Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in:

a   lid 12.2.2 onder e en lid 12.2.3 onder e voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

b   lid 12.2.2 onder e en 12.2.3 onder f voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

c   lid 12.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

 

12.5      Wijzigingsbevoegdheden

 

12.5.1   Vestiging van agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming in combinatie met de aangrenzende bestemmingen te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Bedrijf’ ten behoeve van de vestiging van grondgebonden agrarische bedrijven en/of niet-grondgebonden agrarische bedrijven (geen glastuinbouwbedrijf of intensieve veehouderij zijnde), waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   Voor het vestigen van grondgebonden agrarische bedrijven geldt dat dit is toegestaan op bestemmingsvlakken die zijn gelegen binnen de aanduidingen ‘GHS-landbouw’, ‘AHS-landschap’ en ‘AHS-landbouw’ op de zoneringkaart.

b   Voor het vestigen van niet-grondgebonden agrarische bedrijven, anders dan glastuinbouwbedrijven of intensieve veehouderijen, geldt dat dit is toegestaan op bestemmingsvlakken die zijn gelegen binnen de aanduiding ‘AHS-landbouw’ op de zoneringkaart.

c   Het te vestigen agrarische bedrijf dient volwaardig te zijn.

d   De noodzaak voor vestiging van het agrarische bedrijf is aantoonbaar uit een oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

e   Aanwezige (bedrijfs)woning(en) bij de geldende bestemming worden aangemerkt als de bedrijfswoning(en) van het nieuwe agrarische bestemmingsvlak.

f    Een goede landschappelijke inpassing van het gehele bestemmingsvlak, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, dient verzekerd te zijn.

g   Er mogen geen beperkingen optreden voor bestaande agrarische bedrijven, zowel wat betreft bestaande bedrijfsvoering als aanwezige uitbreidings- of ontwikkelingsmogelijkheden.

h   Er mogen geen beperkingen optreden in het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen.

i    Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

 


Bijlage: Tabel Paardenhouderij

 

Nr.

Adres

Categorie bedrijf

Soort voorziening

Maximaal aantal bedrijfs-woningen

Maximaal oppervlak aan bedrijfsgebouwen in m²

Goot-hoogte in meters

Bouw-hoogte in meters

1

Beeksedijk 26

h

Paardenhouderij en boomteelt

1

     2.040

3

6

2

Gilzerbaan ong.

hh

hobbymatige paardenhouderij

0

        290

6

8

3

’t Hoefke 3

ma/f

Manege/fokkerij inclusief mini-camping, Bed & Breakfast , eengroepsaccommodatie voor maximaal 40 personen en een groepsaccommodatie voor maximaal 10 personen

1

     3.637

4

8

4

Rielsedijk 13

h

Paardenhouderij

1

     1.553

4

8,5

5

Zandeind 43

ma/p

Manege/pension

0

     5.800

5

9

 

1e Schoor 2

h

Paardenhouderij

1

516

4

8,5

6

1e Schoor 14

h

Paardenhouderij

0

        625

3

3

7

Gilzerbaan 2

ma /p

Manege/pension

1

     2.415

5

9

8

't Hoefke naast nr. 3

hh

Hobbymatige paardenhouderij

0

        300

2,5

4,5

 

 

Verklaring:

f           fokkerij

ma        manege

p           pension

h           paardenhouderij

hh               hobbymatige paardenhouderij

 


Artikel 13    Bedrijf (B)

Terug naar inhoudsopgave

 

13.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Bedrijf’ (B) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   bedrijven zoals genoemd in de ‘Tabel Bedrijf’ (bijlage bij dit artikel), waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;

b   bedrijfswoningen uitsluitend voorzover mogelijk op grond van de ‘Tabel Bedrijf’ (bijlage bij dit artikel) waarbij het aangegeven aantal bedrijfswoningen niet mag worden overschreden;

c   aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven;

d   behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- of halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

e   water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

13.2      Bouwvoorschriften

 

13.2.1   Bedrijfsgebouwen

a   De maximale oppervlakte bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Bedrijf’.

b   De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Bedrijf’.

c   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Bedrijf’.

d   De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.

e   De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.

 

13.2.2   Bedrijfswoningen

a   Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Bedrijf’.

b   De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, tenzij de inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, waarbij de bestaande inhoud als maximum geldt.

c   De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 13.2.1 onder b van toepassing is.

d   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 13.2.1 onder c van toepassing is.

e   De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen van 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.

f    De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.

 

13.2.3   Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a   Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

b   De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

c   De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

d   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.


e   De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

f    Bij afbraak van (een) bestaand(e) bijgebouw(en) en/of bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m².

 

13.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a   De (bouw)hoogte van terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 1 m, voor het overige mag de (bouw)hoogte van terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m.

b   De (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

 

13.3      Gebruiksvoorschriften

 

Binnen de bestemming ‘Bedrijf’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a      De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².

b      Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

c      Detailhandel is niet toegestaan.

d      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

 

13.4      Vrijstelling

 

13.4.1   Verandering van soort bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor een andere categorie of een ander soort van bedrijf dan voorgeschreven in de ‘Tabel Bedrijf’ bij dit artikel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   De in de ‘Tabel Bedrijf’ genoemde oppervlakte voor bedrijfsgebouwen in m² mag niet worden vergroot.

b   De milieuhygiënische uitstraling in ruimtelijk opzicht mag niet vergroot worden in relatie tot nabijgelegen gevoelige functies of waarden.

c   Uit een oogpunt van stankhinder mag geen sprake zijn van onevenredige of verdergaande belemmeringen voor het huidig functioneren en/of de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven.

d   De publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig worden vergroot in relatie tot de aard en ontsluitingsfunctie van de weg waaraan het bedrijf gelegen is.

e   Er mag geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden.

 

Goedkeuring onthouden


13.4.2   Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in:

a   lid 13.2.1 onder d en lid 13.2.2 onder e voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

b   lid 13.2.1 onder e en 13.2.2 onder f voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

c   lid 13.2.3 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

 

13.5      Wijzigingsbevoegdheid

 

13.5.1   Wijziging naar de bestemming ‘Wonen’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   Hergebruik mag uitsluitend plaatsvinden in de voormalige bedrijfswoning.

b   De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

c   De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

d   Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bijgebouwen dan de 100 m² die als bijgebouw per woning zijn toegestaan, dienen die gebouwen te worden gesloopt.

 

13.5.2   Vestiging van agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming in combinatie met de aangrenzende bestemmingen te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Bedrijf’ ten behoeve van de vestiging van grondgebonden agrarische bedrijven en/of niet-grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   Voor het vestigen van grondgebonden agrarische bedrijven geldt dat dit is toegestaan op bestemmingsvlakken die zijn gelegen binnen de aanduidingen ‘GHS-landbouw’, ‘AHS-landschap’ en ‘AHS-landbouw’ op de Zoneringkaart.

b   Voor het vestigen van niet-grondgebonden agrarische bedrijven, anders dan glastuinbouwbedrijven of intensieve veehouderijen, geldt dat dit is toegestaan op bestemmingsvlakken die zijn gelegen binnen de aanduiding ‘AHS-landbouw’ op de zoneringkaart.

c   Het te vestigen agrarische bedrijf dient volwaardig te zijn.

d   De noodzaak voor vestiging van het agrarische bedrijf is aantoonbaar uit een oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

e   Bestaande aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

f    Aanwezige (bedrijfs)woning(en) bij de geldende bestemming worden aangemerkt als de bedrijfswoning(en) van het nieuwe agrarische bestemmingsvlak.

g   Een goede landschappelijke inpassing van het gehele bestemmingsvlak, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, dient verzekerd te zijn.

h   Er mogen geen beperkingen optreden voor bestaande agrarische bedrijven, zowel wat betreft bestaande bedrijfsvoering als aanwezige uitbreidings- of ontwikkelingsmogelijkheden.

i    Er mogen geen beperkingen optreden in het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen.

j    Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

 

 


Bijlage: Tabel Bedrijf

beheer en onderhoud natuurgebieden + natuurrecreatieve en educatie activiteiten, oppervlak 450 m2 goothoogte 4 meter en nokhoogte 9 meter.

 

Nr.

Adres

Categorie bedrijf

Soort voorziening

Maximaal aantal bedrijfs-woningen

Maximaal oppervlak aan bedrijfsgebouwen in m²

Goot-hoogte in meters

Bouw-hoogte in meters

1

Akkerweg 2

D

Sportschool

1

         895

4

10

2

Beeksedijk 22

B/De

Hoveniersbedrijf/tuincentrum

0

         600

4

5

3

Brakel 13

B

transportbedrijf

1

215

4,5

6

4

Breehees 2a

B

Opslag

1

       1150

4

6

5

Breehees 3

B

Opslag

1

         520

4

6

6

Breehees 10

B

opslag en verhuurbedrijf

1

1.150

5

10

7

De Fokmast

B

Gronddepot/puinbreker

0

         690

4

10

8

De Fokmast/Turnhoutsebaan ong.

B

Opslag

0

0

0

0

9

Goorweg 3a

D

Kantoor

1

300

2,5

5

10

Nieuwkerksbaantje 2

B

Spiritueel centrum

1

         860

9

12

11

Poppelseweg 8b

B

in- en export van auto's, onderdelen en groothandel in auto's

2

435

4

7,5

12

Poppelseweg 11

B

Hoveniersbedrijf

1

         405

3,5

7

13

Rielsedijk 30, 32 en 34

H

Café

2

         105

5

7

14

Schootjesbaan ong.

B

Gronddepot/mestverwerking alsmede groencompostering en agrarisch technisch hulpbedrijf

1

      7.431

8

11

15

't Hoefke 6

B

beheer en onderhoud natuurgebieden alsmede natuurrecreatieve en educatie activiteiten

1

450

4

9

16

Turnhoutsebaan 20

H

Horeca alsmede voor een terras en speeltuin waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 160 m2 respectievelijk 300 m2

1

160

3

8

17

Turnhoutsebaan 21

B/De/H

pottenbakkerij waaronder productie, verkoop, workshops, cursussen en beeldentuin

1

         414

3,5

8

18

Turnhoutsebaan 26a

B

Transportbedrijf

2

    20.010

10

10

19

Turnhoutsebaan 32

De

Motorhandel

1

         400

6

10

20

Vijfhuizenbaan 1

B

Kwekerij voor vijverplanten

0

      1.810

6

8

21

Vijfhuizenbaan 3

B

Trainingscentrum voor honden voor opsporen explosieven

1

         575

3

6

22

Vijfhuizenbaan 6b

B

Opslag

0

         540

3,5

6

23

Vijfhuizenbaan 11

B

Loonwerkbedrijf

1

      1.725

4

10

24

Vijfhuizenbaan 23

De

Slagerij

1

         520

4

8

25

Vijfhuizenbaan 30

B

Loonwerkbedrijf

1

2.000

5

8

26

Zandeind 41a

De

Handel in fourage- en dierbenodigdheden

1

      1.450

4,8

6,5

27

Zandeind 44

B

Loonwerkbedrijf

1

      1.180

4,5

7

 

Verklaring;

Categorie bedrijf

             B          Bedrijf

             De        Detailhandel

             D          Dienstverlening

             H          Horeca

 


Artikel 14    Recreatie (R)

Terug naar inhoudsopgave

 

14.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Recreatie’ (R) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   recreatieve voorzieningen zoals genoemd in de ‘Tabel Recreatie’ (bijlage bij dit artikel);

b   bedrijfswoningen uitsluitend voorzover mogelijk op grond van de ‘Tabel Recreatie’ (bijlage bij dit artikel) waarbij het aangegeven aantal woningen niet mag worden overschreden;

c   speelvoorzieningen;

d   groenvoorzieningen;

e   behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- en halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

f    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

alsmede voor:

g   de instandhouding en bescherming van de op de plankaart als 'gemeentelijk monument ‘ aangegeven gebouwen.

 

 

14.2      Bouwvoorschriften

 

14.2.1   Bedrijfsgebouwen

a   De maximale oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Recreatie’.

b   De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Recreatie’.

c   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Recreatie’.

d   De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen van 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.

e   De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.

 

14.2.2   Bedrijfswoningen

a   Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Recreatie’.

b   De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, tenzij de inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds meer bedraagt, waarbij de bestaande inhoud als maximum geldt.

c   De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m. met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 14.2.1 onder b van toepassing is.

d   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 14.2.1 onder c van toepassing is.

e   De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen van 15 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.

f    De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.

 

14.2.3   Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a   Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

b   De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

c   De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

d   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

e   De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

14.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a   De (bouw)hoogte van terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 1 m, voor het overige mag de (bouw)hoogte van terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m.

b   De (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

 

14.3      Vrijstelling

 

14.3.1   Vrijstelling voor detailhandel en horeca

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 14.1 voor het toestaan van het gebruik van de bebouwing en gronden voor detailhandel en/of horeca, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   De recreatieve functie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.

b   Het dient vast te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden, waarbij de oppervlakte van detailhandel en horeca niet meer mag bedragen dan 25 m² respectievelijk 50 m².

c   Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

d   De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

e   Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 

14.3.2   Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in:

a   lid 14.2.1 onder d en lid 14.2.2 onder e voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

b   lid 14.2.1 onder e en 14.2.2 onder f voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

c   lid 14.2.3 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

 


Bijlage:Tabel Recreatie

Nr.

Adres

Soort voorziening

Bijbehorende functies

Maximaal aantal bedrijfs-woningen

Maximaal oppervlak aan bedrijfsgebouwen in m²

Goot-hoogte in meters

Bouw-hoogte in meters

1

Breehees 6/7

Camping (maximaal 22 standplaatsen), ondergeschikte horeca met een oppervlakte van maximaal 30 m².

Groepsaccommodatie voor 2 x 25 personen en 2 x 40 personen en 2 appartementen voor verhuur alsmede bestaande buitenactiviteiten zoals boerengolf en GPS-tochten

paardenpension, alsmede

horecavoorzieningen tot een oppervlakte van 75 m²

2

2.015

8

10

2

't Hoefke 1a

Creatief centrum met educatieve functie en groepaccommodatie voor maximaal 10 personen

 

1

200

8

10

3

Goorweg 3

Bed & Breakfast en groepaccommodatie voor maximaal 25 personen

 

1

680

3

6

4

Goorweg 4

Kunstgalerie

 

1

500

3

5,5

 

 

 


Artikel 15    Recreatie - Golfbaan (R - G)

Terug naar inhoudsopgave

 

15.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Recreatie - Golfbaan’ (R - G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   recreatieve voorzieningen in de vorm van een golfbaan met de daarbijbehorende bebouwing en voorzieningen, met dien verstande dat:

-        voorzien wordt in hoogopgaande beplantingen over een oppervlakte van tenminste 30% van het bestemmingvlak;

-        voorzien wordt in parkeervoorzieningen met een gezamenlijke oppervlakte van tenminste 2.000 m²;

b   behoud, herstel en/of ontwikkeling van hydrologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘hydrologisch waardevolle buffer’ op de plankaart;

c   behoud van archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische verwachtingswaarde’ op de plankaart;

d   behoud, herstel en/of ontwikkeling van de waterberging en het waterbergend vermogen van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart;

e   groenvoorzieningen;

f    behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- en halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

g   water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

15.2      Bouwvoorschriften

 

15.2.1   Gebouwen

a   Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak.

b   Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

d   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

15.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

 

 

15.3      Vrijstelling

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 15.2.1 onder a ten behoeve van de realisering van ondergeschikte gebouwen buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      De gezamenlijk oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m².

b      De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 


15.4      Aanlegvoorschriften

 

15.4.1     Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a   in het algemeen:

-    het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) van meer dan 100 m3 een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;

-         het vellen van bos;

-    het beplanten van gronden met houtgewas, ter plaatse van gronden die hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;

-    het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

b   ter plaatse van de aanduiding ‘hydrologisch waardevolle buffer’ op de plankaart:

-    het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld;

-    het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

-    de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage;

-    het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

-    het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

 

15.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b   reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

15.4.3   Toelaatbaarheid

a   De in lid 15.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden, archeologische waarden, hydrologische waarden en/of het waterbergend vermogen van de gronden.

b   Alvorens een aanlegvergunning te verlenen voor werken en werkzaamheden binnen op de plankaart als 'hydrologisch waardevolle buffer' en/of ‘bestaand inundatiegebied’ aangegeven gronden winnen burgemeester en wethouders advies in bij het ter plaatse bevoegde waterstaatgezag.

 


Artikel 16    Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RI)

Terug naar inhoudsopgave

 

16.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RI)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a   doeleinden ten behoeve van een rioolwaterzuiveringsinstallatie met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen;

b   behoud, herstel en/of ontwikkeling van (on- en halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

c   water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

16.2           Bouwvoorschriften

 

16.2.1   Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   De (nok)hoogte mag niet meer dan 7 m bedragen.

b   De oppervlakte mag niet meer dan 250 m² bedragen.

 

16.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a   De (bouw)hoogte van terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 1 m, voor het overige mag de (bouw)hoogte van terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m.

b   De (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 12 m.

 

 



Artikel 17    Water (WA)

Terug naar inhoudsopgave

 

17.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Water’ (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a   water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering;

b   behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden;

c   groenvoorzieningen;

d   extensief recreatief medegebruik;

e   kruisingen ten behoeve van (onverharde) paden en wegen;

f    kunstwerken en onderhoudstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang.

 

 

17.2      Bouwvoorschriften

 

17.2.1   Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van waterhuishoudkundige doeleinden.

 

17.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

 

 

 


Artikel 18    Verkeer (V)

Terug naar inhoudsopgave

 

18.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Verkeer’ (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a   voorzieningen voor verkeer en verblijf, zoals (on- en halfverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

b   groenvoorzieningen;

c   extensief recreatief medegebruik;

d   water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

18.2      Bouwvoorschriften

 

18.2.1   Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van verkeerskundige doeleinden.

 

18.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a   De (bouw)hoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.

b   De (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.


 


Artikel 19    Nutsvoorzieningen (NV)

Terug naar inhoudsopgave

 

19.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Nutsvoorzieningen’ (NV) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a   gebouwen en voorzieningen van openbaar nut;

b   groenvoorzieningen;

c   water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

19.2      Bouwvoorschriften

 

19.2.1   Gebouwen

a   De maximale oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

b   De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.

c   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande (bouw)hoogte.

 

19.2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De (bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.


Artikel 20    Wonen (W)

Terug naar inhoudsopgave

 

20.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Wonen (W)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a      wonen;

b      tuinen;

c      aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven;

d      inpandige opslag ter plaatse van de aanduiding 'inpandige opslag toegestaan' op de plankaart;

e      groenvoorzieningen;

f        (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

g      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

h      de instandhouding en bescherming van de op de plankaart als ‘rijksmonument’ of ‘gemeentelijk monument ‘ aangegeven gebouwen.

 

 

20.2      Bouwvoorschriften

 

20.2.1   Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woning aanwezig zijn.

b      Bij vervangende nieuwbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend, ter plaatse van de aanduiding ‘vervangende nieuwbouw niet toegestaan’ is vervangende nieuwbouw van de woning niet toegestaan.

c      De inhoud mag niet meer bedragen dan 600 m3. Indien de bestaande inhoud reeds meer dan 600 m3 bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als de maximum toegestane inhoud. In afwijking van het hiervoor bepaalde mag de inhoud van een woning ter plaatse van de aanduiding ‘afwijkende bebouwingsmogelijkheden’ niet meer dan de bestaande inhoud vermeerderd met 10% daarvan bedragen.

d      De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

e      De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

f        De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg.

g      De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.

 

 

 


 

20.2.2   Vrijstaande bijgebouwen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   Vrijstaande bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

b   De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m², behalve daar waar op de plankaart de aanduiding ´afwijkende bebouwingsmogelijkheden´ is opgenomen, daar mag dit vermeerderd worden met het oppervlak van het als zodanig aangeduide gebouw, zoals dat aanwezig was op het moment van ter inzage legging van het ontwerpplan.

c   De inhoud van de als ´afwijkende bebouwingsmogelijkheden´ aangeduide gebouwen mag, in aanvulling op het gestelde onder b, met maximaal 10% worden vergroot.

d   De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

e   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

f    De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het dichtstbijzijnde punt van de woning mag niet meer bedragen dan 15 m.

g   Bij afbraak van (een) bestaand(e) bijgebouw(en) en/of bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m².

 

20.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a   De (bouw)hoogte van terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 1 m, voor het overige mag de (bouw)hoogte van terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m.

b   De (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

c   Voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m² en de afstand tot het dichtstbijzijnde punt van de woning niet meer dan 15 m.

 

 

20.3      Gebruiksvoorschriften

 

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a      De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².

b      Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

c      Detailhandel is niet toegestaan.

d      De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

20.4      Vrijstellingsbevoegdheden

 

20.4.1   Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 20.2.1 onder a voor het splitsen van een woning indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.

b      De bouwmassa van de woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m3.

c      Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 350 m3.

d      Het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.

e      Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder (artikel 3 onder 3.5).

f        De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

g      De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

h      Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bijgebouwen dan de 100 m² die als bijgebouw per woning zijn toegestaan, dienen die gebouwen te worden gesloopt.

i        Indien het bestemmingsvlak ligt binnen een op de plankaart aangeduide bebouwingsconcentratie geldt dat bij sloop van de overtollige bedrijfsgebouwen 10% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m² voor beide woningen tezamen.

 

20.4.2   Herbouw op andere locatie

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 20.2.1 onder b voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak van de betreffende woning, mits:

a      de herbouw op een andere locatie stedenbouwkundig aanvaardbaar is;

b      de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden beperkt;

c      de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

 

20.4.3   Sloop-bonus regeling

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 20.2.1 lid c voor het vergroten van de inhoud van de woning, waarbij geldt dat:

a      de inhoud van de woning mag worden vergoot tot maximaal 750 m3 indien afbraak plaatsvindt van bestaande gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde waarbij geldt dat voor maximaal 10% van de gesloopte inhoud extra inhoud van de woning is toegestaan;

b      de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden beperkt;

c      de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

 

20.4.4   Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in:

a      lid 20.2.1 onder f voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

b      lid 20.2.1 onder g voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

c      lid 20.2.2 onder f voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van het hoofdgebouw indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

d      lid 20.2.1 en 20.2.2 voor het bouwen van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw aan de woning mits de totale oppervlakte van 100 m² aan bijgebouwen zoals genoemd in lid 20.2.2. onder b niet wordt overschreden.

 

20.5      Wijzigingsbevoegdheid

 

20.5.1   Vestiging intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming in combinatie met de bestemming ‘Agrarisch’ te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Bedrijf’ met de nadere aanduiding ‘intensieve veehouderij’ ten behoeve van de vestiging van een nieuwe intensieve veehouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   De vestiging is uitsluitend toegestaan binnen het op de zoneringkaart aangeduide ‘landbouwontwikkelingsgebied’.

b   De vestiging is uitsluitend toegestaan voor zover deze gepaard gaat met het planologisch, juridisch en feitelijk opheffen van een of meerdere agrarische bestemmingsvlakken bestemd voor intensieve veehouderij binnen een extensiveringsgebied in het reconstructiegebied Beerze-Reusel. Daarbij geldt dat de (gezamenlijke) omvang van de op te heffen agrarische bestemmingsvlakken tenminste de omvang van één volwaardig bedrijf per bestemmingsvlak dient te bedragen.

c   De wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast voor de vestigingen van een volwaardig bedrijf.

d   De omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer dan 2,5 ha bedragen.

e   De vestiging is uitsluitend toegestaan indien door middel van een onderzoek is aangetoond dat binnen een straal van 10 km van de beoogde locatie voor vestiging geen reële mogelijkheid bestaat om het bedrijf te (her)vestigen op een bestaande of voormalige agrarische bedrijfslocatie of op een niet agrarische locatie.

f    De vestiging is mogelijk indien toepassing wordt gegeven aan een door GS geaccordeerd Ontwikkelingsplan dat voldoen aan de randvoorwaarden zoals geformuleerd in paragraag 6.6.2 van het reconstructieplan Beerze Reusel.

g   De vestiging is niet toegestaan in gebieden die zijn aangeduid als ‘bestaand inundatiegebied’ op de plankaart en/of ‘in te richten waterbergingsgebied’ op de zoneringkaart.

h   Een goede landschappelijke inpassing dient, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd te zijn.

 

20.5.2   Vestiging van agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming in combinatie met de aangrenzende bestemmingen te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Bedrijf’ ten behoeve van de vestiging van grondgebonden agrarische bedrijven en/of niet-grondgebonden (geen glastuinbouwbedrijf of intensieve veehouderij zijnde) agrarische bedrijven waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a   Voor het vestigen van grondgebonden agrarische bedrijven geldt dat dit is toegestaan op bestemmingsvlakken die zijn gelegen binnen de aanduidingen ‘GHS-landbouw’, ‘AHS-landschap’ en ‘AHS-landbouw’ op de Zoneringkaart.

b   Voor het vestigen van niet-grondgebonden agrarische bedrijven, anders dan glastuinbouwbedrijven of intensieve veehouderijen, geldt dat dit is toegestaan op bestemmingsvlakken die zijn gelegen binnen de aanduiding ‘AHS-landbouw’ op de zoneringkaart.

c   Het te vestigen agrarische bedrijf dient volwaardig te zijn.

d   De noodzaak voor vestiging van het agrarische bedrijf is aantoonbaar uit een oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

e   Aanwezige (bedrijfs)woning(en) bij de geldende bestemming worden aangemerkt als de bedrijfswoning(en) van het nieuwe agrarische bestemmingsvlak.

f    Een goede landschappelijke inpassing van het gehele bestemmingsvlak, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, dient verzekerd te zijn.

g   Er mogen geen beperkingen optreden voor bestaande agrarische bedrijven, zowel wat betreft bestaande bedrijfsvoering als aanwezige uitbreidings- of ontwikkelingsmogelijkheden.

h   Er mogen geen beperkingen optreden in het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen.

i    Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

 


HOOFDSTUK 3

DUBBELBESTEMMINGSBEPALINGEN

Artikel 21    Recreatiewoning (R) (dubbelbestemming)

Terug naar inhoudsopgave

 

21.1.1   Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Recreatiewoning (R) (dubbelbestemming)’ aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de volgende doeleinden:

a      wonen in een recreatiewoning, waarbij niet meer dan één recreatiewoning met daarbijbehorende bijgebouwen is toegestaan, tenzij op de plankaart anders is aangegeven;

b      (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

c      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

21.1.2   Verhouding tussen deze bestemming en overige bestemmingen

Ten aanzien van het bepaalde onder 21.1.1 geldt dat de bepalingen van de bestemmingen die samenvallen met deze bestemming buiten toepassing blijven, met uitzondering van het bepaalde in de overige dubbelbestemmingen.

 

 

21.2      Bouwvoorschriften

 

In afwijking van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen gelden de volgende bepalingen:

 

21.2.1   Algemeen

De breedte van een bouwperceel mag niet minder dan 15 m bedragen.

 

21.2.2   Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Nieuwbouw van recreatiewoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

b      Bij vervangende nieuwbouw mag de recreatiewoning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.

c      De inhoud mag niet meer bedragen dan 450 m3. Indien de bestaande inhoud reeds meer dan 450 m3 bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als de maximum toegestane inhoud.

d      De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

e      De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

21.2.3   Vrijstaande bijgebouwen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a   Per recreatiewoning mag niet meer dan één vrijstaande bijgebouw worden gebouwd.

b   De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m².

c   De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

d   De (bouw)hoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 


21.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a   De (bouw)hoogte van terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 1 m, voor het overige mag de (bouw)hoogte van terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m.

b   De (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

 

21.3      Gebruiksvoorschriften

 

Onder strijdig gebruik zoals bedoeld in artikel 24 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van een recreatiewoning voor permanente bewoning.

 


Artikel 22    Leidingen (dubbelbestemming)

Terug naar inhoudsopgave

 

22.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Leidingen (dubbelbestemming)’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden:

a   de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de op de plankaart aangeduide:

1     ondergrondse aardgastransportleidingen (40 en 66,2 bar);

2   ondergrondse militaire brandstofleiding;

3   ondergrondse elektriciteitsleiding;

b   groenvoorzieningen;

c   water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

waarbij de volgende bestemmingsbreedten en toetsings- en/of veiligheidszones gelden gemeten aan weerszijden uit het hart van de leiding:

 

Leiding

Bestemmings-breedte

Toetsings-/veiligheidszone

aardgastransportleiding 66,2 bar

        5 m

265 m

aardgastransportleiding 40 bar

        4 m

35 m

militaire brandstofleiding

        5 m

22 m

elektriciteitsleiding

        5 m

25 m

 

 

22.2      Beschrijving in hoofdlijnen

 

De in lid 22.1 aangegeven toetsings-/veiligheidszones dienen, in het kader van de veiligheid van de betreffende leiding, in acht te worden genomen bij de toepassing van de in dit bestemmingsplan opgenomen vrijstelllings- en wijzigingsbevoegdheden, waarbij ten aanzien van de veiligheid van de leiding advies ingewonnen dient te worden bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 

22.3      Bouwvoorschriften

 

In afwijking van hetgeen elders in deze voorschriften is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend worden gebouwd:

a   bouwwerken tot een maximale (bouw)hoogte van 3 m voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse leidingen.

 

 


22.4      Aanlegvoorschriften

 

22.4.1   Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a   het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen);

b   het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

c   het beplanten van gronden met houtgewas, ter plaatse van gronden die hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;

d   het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten;

e   het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.

 

22.4.2   Uitzonderingen

Het in lid 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a   het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming;

b   reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

22.4.3   Toelaatbaarheid

De in lid 22.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening zijn gewaarborgd.

 

 

22.5      Vrijstellingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 22.3 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

a   Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening dient te zijn gewaarborgd.

b   Burgemeester en wethouders dienen schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

c   Van Gedeputeerde Staten dient een verklaring van geen bezwaar te zijn ontvangen, uitsluitend voor het geval, dat burgemeester en wethouders voornemens zijn vrijstelling te verlenen in afwijking van het onder b bedoelde advies.

 

 


Artikel 23    Archeologisch monument (dubbelbestemming)

Terug naar inhoudsopgave

 

23.1      Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor ‘Archeologisch monument (dubbelbestemming)’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van en het onderzoek naar het archeologische verwachtingswaarde bodemarchief.

 

 

23.2      Bouwvoorschriften

 

In afwijking van hetgeen elders in deze voorschriften is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen de in deze bestemming begrepen gronden niet worden bebouwd.

 

 

23.3      Vrijstellingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 23.2 voor het bebouwen van de gronden ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

a   Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van het archeologisch monument.

b   Alvorens te beslissen over het verlenen van de vrijstelling dienen burgemeester en wethouders vooraf advies in te winnen bij een deskundige op het gebied van archeologie.

 

 

 


 


HOOFDSTUK 4

OVERIGE BEPALINGEN

 

Artikel 24    Algemene gebruiksbepaling

Terug naar inhoudsopgave

 

24.1      Verbod op gebruik in strijd met de bestemming

 

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).

 

 

24.2      In ieder geval verboden

 

Onder verboden gebruik als bedoeld in lid 24.1 wordt in elk geval verstaan:

a      een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

b      een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

c      de vestiging van inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (inrichtingen die aanzienlijke geluidshinder kunnen veroorzaken);

d      een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dan uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze voorschriften;

e      gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

f        het gebruik van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning, uitgezonderd daar waar op de plankaart de aanduiding ´afwijkende bebouwingsmogelijkheden´ is opgenomen en het gebruik van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als afhankelijke woonruimte;

g      het houden van een kampeerterrein of kleinschalig kamperen;

h      het gebruik van gronden voor de aanleg van buitenrijbanen met uitzondering van de bestemmingen ‘Agrarisch – Bedrijf’ en ‘Agrarisch – Paardenhouderij’;

i        het gebruik van de gronden die op de plankaart zijn aangeduid met ‘hydrologisch waardevolle kern’ of 'hydrologisch waardevolle buffer' voor de vestiging of uitbreiding van intensieve functies van blijvende aard.

 

 

24.3      Vrijstelling

 

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 24.1 indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 


 


Artikel 25    Algemene vrijstellingsbevoegdheden

Terug naar inhoudsopgave

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en indien de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast, vrijstelling te verlenen ten behoeve van:

a      het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits,

1      het een bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bestemming waarbinnen een permanente (bedrijfs) woning is toegestaan;

2      een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring van in ieder geval de behandelende huisarts;

3      er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

4      de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;

5      burgemeester en wethouders verlenen de vrijstelling zowel op naam van de mantelzorgverlener als de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan schriftelijk melding wordt gemaakt bij burgemeester en wethouders en het bijgebouw binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg ongedaan wordt gemaakt voor bewoning;

6      een verklaring van geen bezwaar is ontvangen van Gedeputeerde Staten;

b      kleinschalig kamperen, waarbij dit is toestaan bij de (bedrijfs)woningen, mits:

-    het oppervlak van het aaneengesloten terrein, waarvan het terrein voor kleinschalig kamperen onderdeel uitmaakt, bedraagt minimaal 1 ha.

-    het totaal aantal kampeermiddelen niet meer dan 15 bedraagt;

-    er geen bebouwing plaatsvindt;

-    de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast;

-    een goede landschappelijke inpassing op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd is;

-    als gevolg van het kleinschalig kamperen de bestaande bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende agrarische bedrijven niet onevenredig worden beperkt.

c      het gedeeltelijke gebruik van (bedrijfs)woningen of daarbij behorende bijgebouwen als appartementen voor het verlenen van tijdelijk recreatief verblijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:

1      het aantal appartementen mag per woning niet meer dan 2 bedragen;

2      deze vrijstelling kan uitsluitend worden verleend op locaties binnen de 'bebouwingsconcentratie' zoals aangegeven op de zoneringkaart;

3      de woonfunctie van de (bedrijfs)woning dient behouden te blijven;

4      alleen bestaande bebouwing mag voor de recreatieve verblijfsfunctie worden gebuikt;



5      in totaal mag niet meer dan 100 m² van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning (inclusief het verdiepingsniveau) of daarbij behorende bijgebouwen worden gebruikt of medegebruik in het kader van de recreatieve verblijfsfunctie;

6      de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;

7      diegene die het recreatief verblijf exploiteert, dient tevens de hoofdgebruiker van de woning te zijn;

8      het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden voor of ten dienste van de recreatieve verblijfsfunctie, behoudens het eventueel treffen van een extra parkeergelegenheid en behoudens een overeenkomstig artikel 26 lid b verleende vrijstelling voor kleinschalig kamperen;

9      er dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te zijn, welke tevens afdoende landschappelijke ingepast moet zijn;

10   de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de aard van de omgeving en functie en aard van de weg waaraan de locatie gelegen is;

11   omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden.

d      het afwijken van de voorgeschreven maten voor de goothoogte, hoogte en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen binnen een bestemmingsvlak, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze voorschriften voorgeschreven maten en indien in de betreffende bestemmingen niet reeds vrijstellingsmogelijkheden zijn opgenomen;

e      het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de plankaart, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;

f        de bouw van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dan toegestaan ingevolge deze voorschriften, met dien verstande dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag worden vergroot tot niet meer dan 10 m, waarbij geldt dat deze vrijstelling niet kan worden verleend op gronden die liggen binnen de GHS-natuur en GHS -landbouw of AHS-landschap zoals aangegeven op de zoneringkaart;

g      het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 5 m, waarbij geldt dat deze vrijstelling niet kan worden verleend op gronden die liggen binnen de GHS-natuur en GHS -landbouw of AHS-landschap zoals aangegeven op de zoneringkaart;

h      het aanleggen van buitenrijbanen en het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij buitenrijbanen tot een hoogte van niet meer dan 3 m, waarbij geldt dat deze vrijstelling niet kan worden verleend op gronden die liggen binnen de GHS-natuur en GHS -landbouw of AHS-landschap zoals aangegeven op de zoneringkaart;

i        de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met dien verstande dat:

1   de inhoud per gebouwtje niet meer mag bedragen dan 50 m3;

2   de (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;

3   de bebouwing landschappelijk inpasbaar is en de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast, waarbij geldt dat deze vrijstelling niet kan worden verleend op gronden die liggen binnen de GHS of AHS-landschap zoals aangegeven op de zoneringkaart.


Artikel 26    Procedurebepaling

Terug naar inhoudsopgave

 

26.1   Vrijstellingen

 

Bij het verlenen van een vrijstelling dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:

a      De aanvraag om vrijstelling met bijbehorende stukken ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage.

b      Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend.

c      De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor een ieder om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag in te dienen bij burgemeester en wethouders.

d      Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen de aanvraag zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.

 

 

26.2   Wijzigingen

 

Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in dit plan dient bij de voorbereiding van de wijziging de volgende procedure te worden gevolgd:

a      Ter plaatse van de aanduidingen ‘hydrologisch waardevolle kern’ 'hydrologisch waardevolle buffer', ‘bestaand inundatiegebied’ en ‘in te richten waterbergingsgebied’ dient, alvorens toepassing kan worden gegeven aan de wijzingbevoegdheid, advies ingewonnen te worden bij het bevoegde waterstaatsgezag.

b      Het concept van het wijzigingsplan met bijbehorende stukken ligt gedurende vier weken voor een ieder ter inzage.

c      Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend.

d      De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor een ieder om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het concept van het wijzigingsplan in te dienen bij burgemeester en wethouders.

e      Burgemeester en wethouders stellen zo spoedig mogelijk het wijzigingsplan vast. Dit besluit is, als tegen de aanvraag zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.

 

 


Artikel 27    Anti dubbeltelbepaling

Terug naar inhoudsopgave

 

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 28    Overgangsbepalingen

Terug naar inhoudsopgave

 

28.1      Overgangsbepalingen met betrekking tot bouwen

 

Bouwwerken, welke op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet, en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:

a   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b   na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen twee jaar na het tenietgaan.

 

 

28.2      Vrijstellingsbepaling

 

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 28.1, dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de oppervlakte of inhoud van de in lid 28.1 toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%.

 

 

28.3      Overgangsbepalingen ten aanzien van het gebruik

 

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.

 

 

28.4      Uitzonderingen op het overgangsrecht

 

Lid 28.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Lid 28.3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 


Artikel 29    Strafbepaling

Terug naar inhoudsopgave

 

Overtreding van het bepaalde in

 

-        artikel 4.4.2;

-        artikel 5.5.1;

-        artikel 6.5.1;

-        artikel 7.5.1;

-        artikel 8.5.1;

-        artikel 9.4.1;

-        artikel 10.3.1;

-        artikel 15.4.1;

-        artikel 22.4.1;

-        artikel 24.1;

 

wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten.

 

 

 

 

Artikel 30    Slotbepaling

Terug naar inhoudsopgave

 

Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

Voorschriften, deel uitmakende van het bestemmingsplan Buitengebied

Goirle van de gemeente Goirle.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ……………

 

De voorzitter,                                                               De griffier,

 

 

 

……………………                                                        …………………….

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, december 2008                               Vastgesteld: 9 december 2008

Croonen Adviseurs b.v.