direct naar inhoud van 5.7 Externe veiligheid
Plan: Boschkens fase 6
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0785.BP2011005Boschkens-vg01

5.7 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten (Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen op enkele uitzonderingen na, gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt). Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht.

De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar:

  • 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-8 voor een ongeval met ten minste 1.000 dodelijke slachtoffers;
  • enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde).

Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Onderzoek

Voor het voorliggende bestemmingsplan is het rapport 'Groepsrisicoberekening Boschkens' (Regionale milieudienst West-Brabant, 30 november 2011) opgesteld. Deze rapportage is als separate bijlage opgenomen.

Risicovolle inrichtingen

Op circa 500 m ten noorden van het plangebied bevindt zich het bedrijf Van Doornes Transmissie. Bij deze inrichting vindt opslag van gevaarlijke stoffen plaats (onder andere ammoniaktanks). De PR 10-6-contour ligt, aan de zijde van het plangebied, niet buiten de inrichting. De omvang van het invloedsgebied voor het GR is niet bekend. Wel is bekend dat het GR zeer ruim onder de oriënterende waarde is gelegen, terwijl er al veel bebouwing in de omgeving is gelegen (zie figuur 5.4). Daarom kan worden gesteld dat, ongeacht of het plangebied binnen het invloedsgebied van het GR is gelegen, het GR ruim onder de oriënterende waarde zal blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0785.BP2011005Boschkens-vg01_0009.png"

Figuur 5.4. Groepsrisico voor Van Doornes Transmissie

Op circa 300 m ten noordwesten van het plangebied ligt een schakelstation van Essent. Deze inrichting brengt slechts zeer beperkte risico's met zich mee en levert geen belemmeringen op voor de inrichting van het plangebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Over de nabijgelegen A58 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit een onderzoek naar de gevolgen van deze vervoersas voor het nieuwbouwplan Boschkens wordt geconcludeerd dat het groepsrisico ter hoogte van het tracé ruim onder de oriënterende waarde ligt (het Groepsrisico < 0.1 x de oriënterende waarde). Het groepsrisico ter hoogte van het tracé (ter hoogte van de bebouwing Tilburg) ligt onder de oriënterende waarde. Het groepsrisico ligt wel boven de 0.1 x de oriënterende waarde en bedraagt 0.147 x de oriënterende waarde.

Ten opzichte van de bestaande situatie is er sprake van een lichte stijging van het groepsrisico. De toename bedraagt slechts 1%, hetgeen als niet significant mag worden beschouwd.

Geconcludeerd kan worden dat het groepsrisico voor de snelweg als gevolg van het plangebied Boschkens niet is gelegen boven de oriënterende waarde. Het groepsrisico bedraagt 0.147 maal de oriënterende waarde en er is geen sprake van een significante toename van het groepsrisico (niet meer dan 10% toename). Het onderzoek is opgenomen als separate bijlage.

Conclusie

Ten aanzien van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor voorliggende planontwikkeling en de vaststelling van dit bestemmingsplan. Voldaan wordt aan de grenswaarde voor het PR en de planontwikkeling leidt niet tot een overschrijding van de oriënterende waarde voor het GR. De toename van het GR is verantwoord.