direct naar inhoud van Artikel 10 Woongebied - 2
Plan: Boschkens fase 6
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0785.BP2011005Boschkens-vg01

Artikel 10 Woongebied - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen, erven en verhardingen;
  • c. groen- en nutsvoorzieningen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. verkeersvoorzieningen zoals:
    • 1. voet- en fietspaden;
    • 2. ontsluitingswegen;
    • 3. parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder in ieder geval wordt verstaan watergangen en andere waterpartijen, reserveringen voor infiltratievoorzieningen (zoals wadi's), retentievoorzieningen, waterbuffers en bergbezinkbassins, alsmede kunstwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen mogen tevens worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande, dat maximaal 30% van het bestaande vloeroppervlak van de woning en/of bijgebouwen tot een oppervlakte van maximaal 60 m², mag worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  • h. de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen mogen tevens worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande, dat maximaal 30% van het bestaande vloeroppervlak van de woning en/of de bijgebouwen, tot een oppervlakte van maximaal 60 m², mag worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 10.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. woningen;
    • 2. daarbij behorende bijgebouwen;
    • 3. gebouwen ten behoeve van groen, verkeers-, nuts- en watervoorzieningen;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 5 m;
  • c. de oppervlakte van een bouwperceel bedraagt ten minste 500 m²;
  • d. een bouwperceel mag ten hoogste voor 40% worden bebouwd.

10.2.2 De woning

Voor het bouwen van de woning, gelden naast het bepaalde in lid 10.2.1 de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw zijn toegestaan:
    • 1. vrijstaande woningen;
    • 2. twee-onder-een-kap woningen;
    • 3. geschakelde woningen.
  • b. woningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat in de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' staat aangegeven;
  • d. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 7 m en 11 meter of indien er met plat dak wordt gebouwd een bouwhoogte van 10 m;
  • e. hoofdgebouwen worden ten minste 5 m uit de voorste perceelsgrens gebouwd;
  • f. vrijstaande woningen worden ten minste 4 m uit beide zijdelingse perceelsgrenzen gebouwd;
  • g. twee-onder-een-kap en geschakelde woningen mogen in één zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • h. twee-onder-een-kap en geschakelde woningen worden ten minste 3 m uit één zijdelingse perceelsgrens gebouwd;
  • i. hoofdgebouwen worden ten minste 5 m uit de achterste perceelsgrens gebouwd;
  • j. de diepte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 13 m;
  • k. gevels van woningen ter plaatse van de 'vlakken dove gevels' op de bijlage bij de regels 'Kaart dove gevels' worden als dove gevel uitgevoerd. Op de 'Kaart dove gevels' is aangegeven de gevel aan de betreffende zijde van de woning alsmede vanaf welke bouwlaag die in ieder geval als dove gevel moet worden uitgevoerd;
  • l. van het bepaalde in 10.2.2 onder e mag voor woningen ter plaatse van de 'vlakken dove gevels' op de bijlage bij de regels 'Kaart dove gevels' worden afgeweken indien door middel van een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
  • m. van het bepaalde in 10.2.2 onder e en f mag voor woningen ter plaatse van de 'vlakken dove gevels' op de bijlage bij de regels 'Kaart dove gevels' worden afgeweken indien wordt gebouwd met toepassing van een vliesgevel of maatregelen anderszins waardoor de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de achterliggende gevel ten hoogste de uiterste grenswaarde bedraagt.

10.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden naast het bepaalde in lid 10.2.1 de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag bij een bouwperceel van 500 m² of meer niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. de goothoogten van bijgebouwen mag maximaal 3,25 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 5 m bedragen;
  • e. bijgebouwen worden ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;
  • f. bijgebouwen bij vrijstaande woningen worden ten minste 3 m uit beide zijdelingse perceelsgrenzen gebouwd;
  • g. bijgebouwen bij twee-onder-een-kap woningen worden ten minste 3 m uit de niet aaneengebouwde zijde gebouwd;
  • h. bijgebouwen bij geschakelde woningen worden ten minste 3 m uit één zijdelingse perceelsgrens gebouwd.

10.2.4 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen inzake waterhuishouding, groen-, nuts- en verkeersvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van waterhuishouding, groen-, verkeer- en nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer dan 20 m² bedragen.

10.2.5 Carports

Voor het bouwen van een carport gelden naast het bepaalde in lid 10.2.1 de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een carport mag niet meer dan 30 m² bedragen;
  • b. de carport dient achter of in het verlengde van de voorgevel van de woning te worden gebouwd;
  • c. carports moeten grotendeels worden opgericht naast de zijgevel van de woning;
  • d. op een bouwperceel mag maximaal één carport worden opgericht;
  • e. de bouwhoogte van een carport mag niet meer dan 3,25 m bedragen.

10.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden naast het bepaalde in lid 10.2.1 de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van antenne-, licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. zwembaden mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Erf- en terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.6, onder a, voor het toestaan van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m voor de naar de weg gekeerde gevel, met dien verstande dat:

  • a. dit past binnen het straat- en bebouwingsbeeld van de omgeving;
  • b. dit mogelijk is uit oogpunt van een veilige verkeerssituatie.

10.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend het gebruik van vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  • b. voor de aanleg van parkeerplaatsen gelden de normen: zoals opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van het CROW, d.d. oktober 2012.