direct naar inhoud van 6.4 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Plan: Tilburgseweg 153
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0785.BP2010001Brederode-oh01

6.4 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit één artikel die correspondeert met de bestemming op de verbeelding. Elk artikel heeft globaal gezien de volgende opzet:

  • bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden van de bestemming;
  • bouwregels: de regels met betrekking tot situering en maatvoering van bouwwerken;
  • afwijken van de bouwregels: bevoegdheden en daaraan verbonden voorwaarden voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels;
  • gebruiksregels: de regels voor het gebruik van gronden en bouwwerken binnen de bestemming;
  • afwijken van de gebruiksregels: bevoegdheden en daaraan verbonden voorwaarden voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels.

Wonen (artikel 3)

De bestemming 'Wonen' is toegekend aan gronden waarop het wonen de hoofdfunctie is. Daarnaast zijn in de woning en in de aangebouwde bijgebouwen onder voorwaarden aan huis gebonden beroepen en bedrijven als ondergeschikte nevenfunctie toegestaan. De begrippen aan huis verbonden beroep en bedrijf zijn omschreven in artikel 1 van de planregels. Belangrijke voorwaarden voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en bedrijf als nevenfunctie zijn onder meer dat de nevenfunctie ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en dat de degene die de nevenfunctie uitoefent ook zelf de bewoner van de woning is. Voorts geldt dat geen detailhandel mag plaatsvinden en dat aan huis gebonden bedrijven behoren tot categorie A volgens de als bijlage bij de regels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten. De toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen als bijlage bij de toelichting.

Op de verbeelding zijn binnen het bestemmingsvlak een bouwvlak en een gebied 'bijgebouwen' [bg] aangewezen. Woningen (hoofdgebouwen) zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, behoudens een algemene regeling voor overschrijding van bouwgrenzen.

Bijgebouwen mogen zowel binnen het bouwvlak als binnen het gebied 'bijgebouwen' [bg] worden gebouwd. Voor de maximale goot-/boeihoogte en de hoogte van woningen gelden de maxima zoals die op de verbeelding zijn aangegeven. De te bouwen woning heeft de aanduiding 'vrijstaand' [vrij] gekregen.

Op de verbeelding is de te bouwen woning in een bouwvlak opgenomen. De naastgelegen gronden worden opgenomen in het gebied 'bijgebouwen' [bg]. De grens van dit gebied is 3 meter uit de voorgevel van het hoofdgebouw gelegd.

Voor vrijstaande woningen geldt, dat de hoofdgebouwen en de aan- en uitbouwen binnen een bouwvlak ten minste 2 meter uit de zijdelingse perceelsgrens moeten worden gerealiseerd. Dit is op de verbeelding vastgelegd.

Bouwregels

De bouwmogelijkheden zijn gekoppeld aan het begrip bouwperceel. De omschrijving van een bouwperceel luidt als volgt "een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan". Daarmee beslaat het bouwperceel nagenoeg altijd het gehele perceel. Het begrip bouwperceel is in die zin direct toepasbaar voor alle particuliere percelen. Onder bouwwerken vallen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen.

Gestreefd is naar het bieden van voldoende bouwmogelijkheden. Het volledig volbouwen van woonpercelen is vanuit de ruimtelijke kwaliteit evenwel ontoelaatbaar. In het bestemmingsplan is daarom een bebouwingspercentage van maximaal 60% van het bouwperceel aangehouden. Hiermee wordt bereikt dat er altijd ten minste 40% van het bouwperceel onbebouwd blijft. Dit kan de voortuin zijn of een deel van het zij- en / of achtererf. Het gaat dus om alle bebouwing ter plaatse van het bouwperceel, in de regel is dit het gehele bij de woning behorende perceel.

De bouwregels maken onderscheid tussen de woning (het hoofdgebouw), bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Onder bijgebouwen worden begrepen alle vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen, maar ook de hellingbaan voor de ondergrondse parkeervoorziening. De begripsomschrijvingen zijn in artikel 1 opgenomen. Bijgebouwen mogen zowel binnen het bouwvlak als binnen het gebied 'bijgebouwen' [bg] worden gebouwd. De bouwmogelijkheden binnen dit gebied worden op twee manieren begrensd, namelijk door:

  • een maximaal bebouwingspercentage van 60%;
  • een absoluut aantal m².

De maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen die ter plaatse van het gebied "bijgebouwen wordt toegestaan is afhankelijk van de oppervlakte van het (bouw)perceel. De volgende indeling en maatvoering wordt daarbij gehanteerd:

  • 1. een bouwperceel met een oppervlakte tot 150 m² : maximaal 50 m²;
  • 2. een bouwperceel met een oppervlakte van 150 m² tot 200 m² : maximaal 60 m²;
  • 3. een bouwperceel met een oppervlakte van 200 m² tot 250 m² : maximaal 68 m²;
  • 4. een bouwperceel met een oppervlakte van 250 m² tot 500 m² : maximaal 75 m²;
  • 5. een bouwperceel met een oppervlakte vanaf 500 m² : maximaal 100 m².

Deze regeling geldt alleen voor het gebied 'bijgebouwen' [bg]. Voor het bepalen van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen is dus alleen de oppervlakte die ter plaatse van het gebied 'bijgebouwen' [bg] aanwezig is, leidend. De regeling is dus niet van toepassing op het bouwvlak voor de woning. Het plangebied heeft een bouwperceel oppervlakte van meer dan 500 m2 voor dit perceel geldt dus een maximaal oppervlakte aan bijgebouwen van 100m2.

Een aangebouwd bijgebouw mag voor woondoeleinden worden gebruikt, mits dat niet leidt tot een toename van het aantal woningen. De goot-/boeihoogte van bijgebouwen mag maximaal 3,25 meter bedragen; de hoogte van bijgebouwen mag maximaal 5 meter bedragen. Indien binnen een bouwvlak voor een woning, een gebouw de maximale hoogtemaat van een bijgebouw overstijgt, dan zal dat gebouw niet worden beschouwd als bijgebouw, omdat het in bouwkundig opzicht niet ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Toetsing vindt dan plaats aan de hoogtematen voor het hoofdgebouw, de woning.

Carports

In de bouwregels is een afzonderlijke regeling opgenomen voor carports. In artikel 1 wordt het begrip carport omschreven. Op elk bouwperceel mag maximaal één carport van maximaal 30 m² worden opgericht, welke minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning moet worden gebouwd. Daarnaast geldt, dat een carport grotendeels moet worden opgericht naast de zijgevel van de woning. De hoogte van een carport mag niet meer dan 3,25 meter bedragen.

Erfafscheidingen

In de bouwregels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, is een regeling opgenomen voor erfafscheidingen. Erfafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van de woning mogen niet hoger zijn dan 1 meter; overige erfafscheidingen niet hoger dan 2 meter.

Beroep / bedrijf aan huis

Zoals hierboven aangegeven mogen de woning of de daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen tevens worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep / bedrijf. Hierbij geldt, dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning of aangebouwde bijgebouwen tot een oppervlakte van maximaal 60 m² mag worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep / bedrijf. Het percentage van 30% wordt berekend over het bestaande totale vloeroppervlak van de woning en de aangebouwde bijgebouwen.

Mantelzorg

In de gebruiksregels is, naast het algemene verbod om gronden in strijd met de bestemming te gebruiken, een verbod opgenomen om bijgebouwen (niet zijnde aangebouwde bijgebouwen) te gebruiken voor (al dan niet afhankelijke) bewoning. Van deze bepaling kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken ten behoeve van mantelzorg. De betreffende afwijkingsregeling is afgestemd op de provinciale "Voorbeeldregeling huisvesting ten behoeve van mantelzorg" van 23 september 2003.

Waarde - Archeologie - 1 (Artikel 4)

De bestemming Waarde - Archeologie - 1 betreft een zogenoemde dubbelbestemming. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem. Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld Wonen) een omgevingsvergunning voor bouwen kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen van afwijken bij omgevingsvergunning afhankelijk gemaakt. Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een omgevingsvergunningen voor werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden opgenomen. Een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is afwijken bij omgevingsvergunning of een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet noodzakelijk.