Artikel 26 Algemene aanduidingsregels
26.1 luchtvaartverkeerzone
In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' (met nummer) dat ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten douwhoogte van een bouwwerk in geen enkel opzicht meer mag bedragen e b dan de hoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van:
-
a. binnen de aanduiding 'luchtvaartverkeerszone - 9' de hoogtematen van 30,6 m en 32,6 m boven NAP;
in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.
26.2 overig - IHCS - 1
In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'overig - IHCS - 1' (met nummer) ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een hogere bouwhoogte dan:
in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.
26.3 milieuzone - geluidsgevoelige functie - 3
In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone -
geluidsgevoelige functie - 3', de 50 dB(A)-contour, de volgende regel:
26.4 milieuzone - geurzone
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een agrarisch bedrijf waarvan de milieu-invloed zich uitstrekt tot binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan.
26.5 monumentale bomen
26.5.1 Bouwregels
Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'monumentale bomen' mag, in afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en), niet worden gebouwd.
26.5.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.5.1 voor zover uit onderzoek (boomeffectanalyse) gebleken is dat de instandhouding van de boom niet wordt bedreigd en nadat ter zake advies is ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke boomdeskundige.
26.5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van bomen tot gevolg hebben of kunnen hebben, waaronder in ieder geval:
- het aanbrengen van grond;
- het verrichten van graafwerkzaamheden;
- het verwijderen van takken of wortels;
- het onttrekken van water uit de grond;
- het beschadigen van de stam.
-
2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'monumentale bomen';
-
3. het aanbrengen van bestrating op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'monumentale bomen'.
-
b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
-
1. het normale onderhoud van de gronden rondom de monumentale bomen alsmede het normale onderhoud aan de monumentale bomen betreffen;
-
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde omgevingsvergunning.
-
c. De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de waardevolle bomen, welke het plan beoogd te beschermen:
-
1. niet onevenredig aantast;
-
2. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.