direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijventerrein - Luchtvaart en onderhoud
Plan: Bedrijventerrein De Haansberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0784.BPHaansbergRijen-VG01

Artikel 6 Bedrijventerrein - Luchtvaart en onderhoud

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Luchtvaart en onderhoud' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. luchtvaartgebonden bedrijvigheid zoals bedoeld in artikel 1.60, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2' uitsluitend bedrijven van categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' uitsluitend bedrijven van categorie 2 tot en met 3.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' uitsluitend bedrijven van categorie 2 tot en met 3.2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' uitsluitend bedrijven van categorie 2 tot en met 4.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' uitsluitend bedrijven van categorie 2 tot en met 4.2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
    • 6. bedrijven welke niet genoemd zijn in de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 2 tot en met 4.2, maar naar aard en omvang daarmee wel gelijk zijn te stellen;
    • 7. kantoren ondergeschikt aan de bedrijfsvoering van ten hoogste 30 % van het bruto vloeroppervlak zijn toegestaan;
    • 8. opslag en uitstraling, binnen het bouwvlak en achter de voorgevellijn plaats dient te vinden;

tevens voor:

  • b. een sportcentrum: ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
  • c. luchtvaart gerelateerd vakonderwijs: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - luchtvaart gerelateerd onderwijs';
  • d. een bedrijfswoning: ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • e. cultuurhistorisch waardevolle en/of beeldbepalende panden: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevolle bebouwing';
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, verkeers- en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen tuinen en erven.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. de oppervlakte van een bouwperceel bedraagt minimaal 1.000 m²;
6.2.2 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel;
  • d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is minimaal 3 meter.
6.2.3 Bedrijfswoning

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedrijfswoningen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een ingebouwde, aangebouwde of vrijstaande bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) mag niet meer bedragen dan 700 m3;
  • b. goot- dan wel bouwhoogte van een vrijstaande bedrijfswoning mag ten hoogste respectievelijk 6 en 9 meter bedragen;
  • c. aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd, met dien verstande dat;
    • 1. de goot- en bouwhoogte respectievelijk maximaal 3 meter en 5,5 meter mag bedragen;
    • 2. vrijstaande bijgebouwen mogen in totaal maximaal 50 m2 bedragen;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelgrens bedraagt minimaal 3 meter, tot enig bedrijfsgebouw minimaal 6 meter.
6.2.4 Sportcentrum

Ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum' mag een sportcentrum met ondergeschikte horeca en bijbehorende kantoorruimte worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van de aan sport gerelateerde functies maximaal 3.600 m2 mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van ondergeschikte horeca maximaal 150 m2 mag bedragen.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen en achter de voorgevellijn maximaal 2 meter;
  • b. reclamevoorzieningen, waarbij de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast' waar de bouwhoogte maximaal 30 meter mag bedragen;
  • c. kunstobjecten, vlaggenmasten en lichtmasten, waarbij de hoogte maximaal 6 meter mag bedragen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van carports en overkappingen, dienen achter de voorgevellijn te worden gebouwd en uitsluitend binnen het bouwvlak;
  • e. silo's dienen achter de voorgevellijn te worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte maximaal 12 meter mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
6.2.6 Parkeren

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen in gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie alsmede laad- en losruimte conform de parkeerrichtlijnen opgenomen als Bijlage 1.

6.3 Nadere eisen
6.3.1 Eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, de bebouwingsdiepte, hoogte en de dakvorm van hoofd- en bijgebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.3.2 Voorwaarden
  • a. De onder artikel 6.3.1 genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met inachtneming van de bebouwingsregels:
    • 1. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van het stedenbouwkundig beeld en handhaving van het historisch beeld dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing;
    • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 3. voor het behoud van cultuurhistorisch waardevolle panden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevolle bebouwing'.
  • b. Van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang is sprake als door een bebouwings- of gebruiksinitiatief:
    • 1. de bebouwingskarakteristiek (open, half-open of gesloten) wordt aangetast;
    • 2. de karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;
    • 3. de diversiteit (qua verschijning, functie of tijdsbeeld) en de historische of stedenbouwkundige betekenis van de bebouwing wordt aangetast.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 6.2.5 onder a ten behoeve van de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn met dien verstande dat deze maximaal 2 meter mag bedragen en indien het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet meer wordt aangetast en/of de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet.

6.4.2 Overschrijding voorgevellijn

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 onder a ten behoeve van realisatie van een aanbouw tot een diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn. De goot- en bouwhoogte van de aanbouw mag ten hoogste respectievelijk 3 en 5,5 meter bedragen.

6.4.3 Afwijking bouwen tot perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 onder d en 6.2.3 onder c sub 3 ten behoeve van bouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens voor percelen tot 3.000 m2, mits:

  • a. de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding niet wordt gehinderd;
  • b. voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. de bereikbaarheid van de omgeving niet onevenredig wordt beperkt.
6.4.4 Afwijking parkeernormen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.6 en een afwijking van de in Bijlage 1 opgenomen parkeernormen, mits:

  • a. in de aanvraag om omgevingsvergunning in voldoende mate is gemotiveerd, onder andere blijkend uit de aard en omvang van de functie zoals die ter plaatse wordt uitgeoefend, dat de te vestigen activiteit een lagere parkeerdruk met zich mee brengt dan conform de parkeerkencijfers;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
  • c. bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de parkeernorm indien de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed.
6.4.5 Silo's

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.5 onder e ten behoeve van de realisatie van silo's tot een hoogte van 15 meter.

6.4.6 Lichtmasten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.5 onder c ten behoeve van de bouw van lichtmasten tot een hoogte van 15 meter, mits het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt en directe instraling dient te worden voorkomen.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige bedrijven/inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. detailhandelsbedrijven, behoudens:
    • 1. ondergeschikte detailhandel in de vorm van productiegebonden detailhandel;
    • 2. ondergeschikte detailhandel van goederen die in het kader van de bedrijfsuitoefening worden verkocht of geleverd;
  • d. zelfstandige kantoren;
  • e. webwinkels;
  • f. kringloopwinkels;
  • g. leisure-functies;
  • h. zelfstandige horeca(bedrijven);
  • i. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak en voor de voorgevellijn;
  • j. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  • k. seks- en/of pornobedrijf en prostitutie;
  • l. het splitsen van een bouwperceel;
  • m. meerdere bedrijven per bouwperceel.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Bedrijfscategorie

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor gebruik afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 onder a om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in artikel 6.1 onder a genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in artikel 6.1 onder a genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en het geen geluidhinderlijke of risicovolle bedrijven/inrichtingen betreft, met inachtneming van voorwaarden genoemd in 6.6.11.

6.6.2 Bedrijfsverzamelgebouw

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5 onder m om bouwpercelen toe te staan ten behoeve van de bouw van bedrijfsverzamelgebouwen, met inachtneming van voorwaarden genoemd in 6.6.11.

6.6.3 Minimale oppervlakte bouwperceel

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 onder a om bouwpercelen toe te staan kleiner dan 1.000 m² (met een minimale grootte van 500 m²), met inachtneming van voorwaarden genoemd in 6.6.11, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  • 1. de minimale grootte van het bouwperceel bedraagt 500 m2;
  • 2. er is aangetoond dat er behoefte is aan bedrijven van bedrijfsruimte c.q. bedrijfskavels met een kleinere oppervlakte dan 1.000 m².
6.6.4 Splitsen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5 onder l om bouwpercelen te splitsen met inachtneming van de volgende bepalingen, met inachtneming van voorwaarden genoemd in 6.6.11.

6.6.5 Webwinkels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5 onder e om webwinkels toe te staan, met inachtneming van voorwaarden genoemd in 6.6.11.

6.6.6 Kringloopwinkels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5 onder f om kringloopwinkels toe te staan, met inachtneming van voorwaarden genoemd in 6.6.11.

6.6.7 Leisure-functies

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5 onder g om leisure-functies toe te staan, met inachtneming van voorwaarden genoemd in 6.6.11.

6.6.8 Volumineuze detailhandel

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5 onder c om detailhandel in volumineuze goederen toe te staan, met inachtneming van voorwaarden genoemd in 6.6.11.

6.6.9 Reguliere bedrijven

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 onder a om ook andere dan luchtvaartgerelateerde bedrijven toe te staan, met inachtneming van voorwaarden genoemd in 6.6.11.

6.6.10 Technisch vakonderwijs

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 om technisch vakonderwijs toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • 1. de locatie is logistiek goed bereikbaar en zorgt niet voor onevenredige belemmeringen ten aanzien van de verkeersontsluiting in het plangebied;
  • 2. de voorwaarden als genoemd in 6.6.11.
6.6.11 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.6.1 tot en met 6.6.10 wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • b. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • c. op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie alsmede laad- en losruimte conform de parkeerrichtlijnen opgenomen als Bijlage 1.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen en de aanduidingen 'sportcentrum' en 'specifieke vorm van maatschappelijk - luchtvaart gerelateerd onderwijs' na bedrijfsbeëindiging te verwijderen en de gronden te bestemmen voor 'Bedrijventerrein - Luchtvaart en onderhoud' zonder de functieaanduiding.