direct naar inhoud van Artikel 20 Algemene bouwregels
Plan: Centrumgebied Rijen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0784.BPCentrumRijen-VG01

Artikel 20 Algemene bouwregels

20.1 Nieuwvestiging detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikelen 3, 6, 7, 9, 10, 11 en 14 ten behoeve van het vestigen van nieuwe detailhandel binnen de gebiedsaanduiding 'Centrum - 3' met dien verstande dat:

    • 1. het bouwperceel voor maximaal 70% mag worden bebouwd op de begane grondlaag met een maximale bouwhoogte van 4 meter;
    • 2. de activiteiten uitsluitend op de begane grond plaatsvinden;
    • 3. er geen bezwaren vanuit milieukwaliteit, in het bijzonder geluidhinder bestaan;
    • 4. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
    • 5. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
    • 6. wordt voldaan aan de eisen voor brandveiligheid, openbare veiligheid en sociale veiligheid.
20.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

20.3 Bestaande maten en afstanden
20.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

20.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

20.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 20.3.1 en 20.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

20.4 Parkeerkencijfers
20.4.1 Parkeerkencijfer

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen in gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers, conform de parkeerkencijfers zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels.

20.4.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de parkeernorm indien de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed.

20.5 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
20.5.1 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' wordt gestreefd naar behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarden van de op deze gronden aanwezige bouwwerken. De bouwwerken dienen qua profiel, bouwmassa, gevelkarakteristiek, detaillering, kleur- en materiaalgebruik, situering en oriëntatie behouden te blijven. Het behoud van de verschijningsvorm heeft hoge prioriteit. De cultuurhistorische waarden staan beschreven in het rapport "Uitgebreide beschrijving van historische panden en objecten van Rijen" welke een losse bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan vormt.

20.5.2 Verbod

Het is verboden de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' zodanig te veranderen dat een aantasting ontstaat van de aanwezige cultuurhistorische waarden, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

20.5.3 Uitzondering op het verbod

Het bepaalde onder artikel 20.5.2 is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd.

20.5.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.5.2 wordt slechts verleend indien daardoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 20.5.1 bedoelde waarden danwel indien oorzaken van bouwtechnische aard het voortbestaan van het bouwwerk in gevaar brengen.

20.6 Gemeentelijk monument
20.6.1 Gemeentelijk monument

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument' wordt gestreefd naar behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarden van de op deze gronden aanwezige bouwwerken. De bouwwerken dienen qua profiel, bouwmassa, gevelkarakteristiek, detaillering, kleur- en materiaalgebruik, situering en oriëntatie behouden te blijven. Het behoud van de verschijningsvorm heeft hoge prioriteit. De cultuurhistorische waarden staan beschreven in het rapport "Uitgebreide beschrijving van historische panden en objecten van Rijen" welke een losse bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan vormt.

20.6.2 Verbod

Het is verboden de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' te slopen of zodanig te veranderen dat een aantasting ontstaat van de aanwezige cultuurhistorische waarden, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

20.6.3 Uitzondering op het verbod

Het bepaalde onder artikel 20.6.2 is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd.

20.6.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.6.2 wordt slechts verleend indien daardoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 20.6.1 bedoelde waarden danwel indien oorzaken van bouwtechnische aard het voortbestaan van het bouwwerk in gevaar brengen.

20.7 Rijksmonument
20.7.1 Rijksmonument

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonument' wordt gestreefd naar behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarden van de op deze gronden aanwezige bouwwerken. De bouwwerken dienen qua profiel, bouwmassa, gevelkarakteristiek, detaillering, kleur- en materiaalgebruik, situering en oriëntatie behouden te blijven. Het behoud van de verschijningsvorm heeft hoge prioriteit. De cultuurhistorische waarden staan beschreven in het rapport "Uitgebreide beschrijving van historische panden en objecten van Rijen" welke een losse bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan vormt.

20.7.2 Verbod

Het is verboden de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' te slopen of zodanig te veranderen dat een aantasting ontstaat van de aanwezige cultuurhistorische waarden, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

20.7.3 Uitzondering op het verbod

Het bepaalde onder artikel 20.7.2 is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd.

20.7.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.7.2 wordt slechts verleend indien daardoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 20.7.1 bedoelde waarden danwel indien oorzaken van bouwtechnische aard het voortbestaan van het bouwwerk in gevaar brengen.