direct naar inhoud van Regels
Plan: Periodieke planherziening 2018 Geertruidenberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0779.GBRVRDPerplanherz-vs01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Periodieke planherziening 2018 Geertruidenberg met identificatienummer

NL.IMRO.0779.GBRVRDPerplanherz-vs01 van de gemeente Geertruidenberg;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;

1.6 aan-huis-verbonden-beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 achtergevel:

de gevel van een hoofdgebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw;

1.8 achtergevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van het hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.9 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en productiegerichte paardenhouderijen;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bed & breakfast:

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfswoning:

een woning bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.15 begane grond:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.16 bestaande situatie:

ten aanzien van bebouwing: legale bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.

ten aanzien van gebruik: het legaal gebruiken van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die (in)direct met de grond is verbonden, hetzij (in)direct steun vindt in of op de grond;

1.26 boven- benedenwoning:

gestapelde wooneenheden welke niet behoren tot een appartementencomplex of flatgebouw.

1.27 culturele voorzieningen:

Voorzieningen betrekking hebbende op zowel de menselijke samenleving en haar verhoudingen als de beschaving (geestelijke verworvenheden) van een land, zoals een cultureel centrum, culturele instellingen e.d.

1.28 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een kapperszaak en schoonheidsspecialist;

1.31 escaperoom

een interactief spel waarbij een groep mensen in één of meerdere kamers wordt opgesloten en de deelnemers door middel van het zoeken naar sleutels, codes en aanwijzingen, en/ of door het oplossen van puzzels, raadsels en uitvoeren van opdrachten de kamer(s) binnen een bepaalde tijd proberen te verlaten.

1.32 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;

1.33 extensief (dag)recreatief medegebruik:

extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, boerengolf en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.34 extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:

dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied;

1.35 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.36 galerie:

Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient ten behoeve van tentoonstellings- en verkoopruimte voor kunst.

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 geluidzone:

een geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;

1.39 gestapelde woning:

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegang vanaf het voetgangersniveau gewaarborgd is;

1.40 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

1.41 hoofdgebouw:

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.42 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

horeca, categorie 1:
een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.

horeca, categorie 2:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.

horeca, categorie 3:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen;

Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.

horeca, categorie 4:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren:

Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning).

horeca, categorie 5:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.43 horecaterras

bij een horecabedrijf, horeca gerelateerde detailhandel of ondergeschikte horeca liggende ruimte waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

1.44 houtgewas:

het groeiende hout, bomen en heesters, met uitzondering van mais;

1.45 inpandige statische opslag:

het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel danwel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

1.46 kantoor:

een ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, medische en/of ontwerptechnische arbeid;

1.47 open opslag:

het buiten het bouwvlak opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen in de open lucht;

1.48 overig bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.49 overkapping:

een dakconstructie (vrijstaand) zonder wanden, dan wel aan maximaal één zijde begrensd door een eigen wand of door een gevel van een belendend gebouw;

1.50 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.51 peil:
  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
  • b. voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en op een afstand van ten hoogste 4,0 m uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.52 productiegebonden detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/ produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.53 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

1.54 raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;

1.55 recreatief medegebruik:

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;

1.56 veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;

1.57 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.58 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, wagen of tafel.

1.59 statische opslag:

opslag van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals auto's, boten en caravans en dergelijke;

1.60 straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

1.61 twee-aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.62 verdieping:

de bouwlagen van een gebouw, gelegen boven de begane grondlaag;

1.63 voorgevel:

de naar de weg en/of fiets- en voetpad gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft meer dan één naar de weg gekeerd gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.64 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.65 voorgevelrooilijn:
  • a. langs een wegzijde met een regelmatig of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing; de evenwijdige aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatige beloop van de rooilijn overeenkomstig de weg geeft;
  • b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    • 1. bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg;
    • 2. bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn legen op 10 m uit de as van de weg.
1.66 vrijstaande woning:

een woning die hoogstens door middel van bijbehorende bouwwerken met een andere woning verbonden is en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens staan;

1.67 waterkering:

als functie van wateren: het tijdelijk of langdurig bergen van (regen)wateroverschotten uit de omgeving;

1.68 werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.69 wonen

wonen in een woning;

1.70 woning:

een complex van ruimten geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één afzonderlijke huishouding;

1.71 zijerf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

2.6 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van veehouderijen, tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. één bedrijfswoning;
  • c. de volgende nevenactiviteiten:
    • 1. ondersteunende horeca met een inpandige oppervlakte van maximaal 25 m² en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 40 m2;
    • 2. ondergeschikte detailhandel met een inpandig oppervlak van maximaal 50 m2 ten behoeve van op het eigen bedrijf geproduceerde producten en gewassen en streekproducten;
    • 3. een kleinschalig educatie demonstratieruimte met een maximale inpandig oppervlakte van 50 m2 ten behoeve van de activiteiten op het agrarisch bedrijf;
  • d. aan-huis-verbonden beroepen;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  • d. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 200 m3 en niet meer bedragen dan 750 m3.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden:
    • 1. als staan- en ligplaats voor onderkomens voor andere doeleinden dan agrarische doeleinden;
    • 2. voor verblijfsrecreatieve doeleinden, zoals een kampeerterrein;
    • 3. voor intensieve dagrecreatieve doeleinden, zoals sport- en wedstrijdterrein en dagcamping;
    • 4. als opslagplaats van hout en aannemersmaterialen;
    • 5. voor handels- en bedrijfsdoeleinden, geen agrarische doeleinden zijnde;
    • 6. als opslagplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
    • 7. voor volkstuinen.
  • b. Binnen de bedrijfswoning, in het hoofdgebouw of aanbouw, uitbouw of bijgebouw, is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan, mits:
    • 1. niet meer oppervlakte voor de uitoefening van dit beroep in gebruik is of zal zijn dan 1/3 deel van de oppervlakte van de begane grondlaag van de legaal gerealiseerde bedrijfswoning en van legaal gerealiseerde aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij de bedrijfswoning;
    • 2. de beroepsuitoefening uitsluitend geschiedt door een bewoner van de desbetreffende bedrijfswoning;
    • 3. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 4. de uitoefening mag niet leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van in de omgeving gelegen gronden en/of opstallen, zoals gevolgen ten aanzien van het parkeren.

Artikel 4 Agrarisch -2

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch -2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling van een in hoofdzaak gemengde plattelandseconomie;
  • b. agrarisch gebruik,
  • c. nevenactiviteiten (voor zover in 4.1.2 of via omgevingsvergunning kan worden toegestaan);
  • d. behoud en herstel van landschapswaarden;
  • e. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. doeleinden van openbaar nut;
  • h. erfbeplanting;
  • i. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede voortuinen tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg;
  • j. het gebruik van bouwvlakken voor een veehouderij is niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' wel een grondgebonden veehouderij is toegestaan;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, water en natuurvriendelijke oevers, en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
  • a. Agrarisch bouwvlak

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" zijn agrarische bedrijven toegestaan.

  • b. Type agrarisch bedrijf en omschakeling

Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mag een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, worden uitgeoefend. Voorts is -al dan niet in combinatie met een grondgebonden bedrijf, niet zijnde een veehouderij - het volgende type agrarisch bedrijf toegestaan overeenkomstig de onderstaande aanduidingen:

    • 1. ter plaatse van de aanduiding "grondgebonden veehouderij" een grondgebonden veehouderij, niet zijnde een paardenhouderij;

  • c. Ondergeschikte detailhandel

Voor ondergeschikte detailhandel gelden de volgende bepalingen:

    • 1. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit.
    • 2. Het mag enkel gaan om detailhandel in op het eigen bedrijf geproduceerde producten en gewassen.
    • 3. Maximaal mag 100 m² verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
    • 4. De activiteit vindt uitsluitend plaats in de aanwezige gebouwen. Nieuwbouw ten behoeve van de functie is niet toegestaan.

  • d. Inpandige statische opslag

Bij het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m². Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.

  • e. Teeltondersteunende voorzieningen

Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

    • 1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" toegestaan;
    • 2. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan:
      • ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak",
      • alsmede buiten de aanduiding 'bouwvlak' voor zover de gronden vallen buiten de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie";
      • ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie" zijn lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning voor zover het aanleggen van werken of werkzaamheden betreft, of via omgevingsvergunning voor zover het bouwen betreft;
    • 3. hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan:
      • ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak",
      • alsmede buiten de aanduiding "bouwvlak" voor zover de gronden vallen buiten de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning openheid" en buiten de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie";
      • ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning openheid" en ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie" zijn hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning voor zover het aanleggen van werken of werkzaamheden betreft, of via omgevingsvergunning voor zover het bouwen betreft.

  • f. Landschapswaarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van landschapswaarden. Dit houdt in dat:

    • 1. ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie" het beleid is gericht op de bescherming van landschaps- en cultuurhistorische waarden in de vorm van de karakteristieke openheid rondom Raamsdonk en de karakteristieke verkavelingsvorm in de vorm van het slagenlandschap in samenhang met de dijk- en afwateringsstructuren en de lintbebouwing en doorzichten;

  • g. Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

4.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat de uitbreiding van bestaande gebouwen ten behoeve van een grondgebonden veehouderij, een intensieve veehouderij, een geitenhouderij en/of een schapenhouderij of een paardenhouderij, niet is toegestaan; onder de uitbreiding van bestaande gebouwen wordt verstaan:
    • 1. gebouwen in gebruik voor de huisvesting van vee (niet zijnde hobbyvee);
    • 2. gebouwen in gebruik ten behoeve van de uitoefening van de grondgebonden veehouderij, intensieve veehouderij, geitenhouderij en/of een schapenhouderij of een paardenhouderij, in de brede zin (zoals bijvoorbeeld een machineberging waarin de machines die gebruikt worden ten behoeve van de veeteelt zijn of worden gestald);
  • b. agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen zijn niet toegestaan;
  • c. teeltondersteunende kassen;
  • d. andere teeltondersteunende voorzieningen;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per aanduiding "bouwvlak", ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf.


4.2.3 Maatvoering en situering bebouwing binnen bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" is als volgt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.GBRVRDPerplanherz-vs01_0001.png"

Teeltondersteunende voorzieningen   Min.   Max.  
algemene bouwhoogte   n.v.t.   2.5 m  
bouwhoogte teeltondersteunende kassen   n.v.t.   6 m  
bouwhoogte overige teeltondersteunende voorzieningen   n.v.t.   3.5 m  
oppervlakte teeltondersteunende kassen   n.v.t.   1.000 m2  
afstand kassen tot woningen (anders dan eigen bedrijfswoning)   25 m   n.v.t.  

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.GBRVRDPerplanherz-vs01_0002.png"

4.2.4 Herbouw bedrijfswoning

Voor herbouw van de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' gelden aanvullend de volgende bepalingen:
    • 1. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
    • 3. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 teneinde teeltondersteunende kassen in een grotere oppervlakte toe te staan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de teeltondersteunende kassen staan ten dienste aan een vollegrondstuinbouwbedrijf en/of een boomkwekerij;
  • b. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen wordt niet groter dan 2000 m², uitsluitend wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • g. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 4.1;

4.3.2 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken teneinde bouwwerken in de vorm van lage tijdelijke en hoge tijdelijke alsmede overige teeltondersteunende voorzieningen (TOV) te kunnen bouwen buiten de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie" en voor hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen tevens ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning openheid", een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor overige teeltondersteunende voorzieningen maximaal 3,5 m mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 1000 m²;
  • c. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 4.1;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.3.3 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding "bouwvlak" een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • e. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.3.4 Omgevingsvergunning paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder k teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming paardenbakken toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak mag uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 30 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 5 m tot belendende percelen van derden;
  • c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • d. het gebruik van paardenbakken is uitsluitend hobbymatig toegestaan;
  • e. de omvang van de paardenbakken mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  • f. voor lichtmasten gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
    • 2. de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 75 m;
    • 3. er wordt doelgerichte verlichting toegepast;
    • 4. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie;
  • h. overige bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • i. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m³;
  • j. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • k. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.3.5 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken teneinde herbouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
  • b. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  • c. de eventuele nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning en andere overtollige bebouwing;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierwelzijnswetgeving, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • h. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.3.6 Omgevingsvergunning oprichten van sleufsilo's

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken teneinde het oprichten van sleufsilo's, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de voorzieningen worden in aansluiting op het bouwvlak gerealiseerd;
  • b. de voorzieningen zijn noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
  • c. de omvang van de sleufsilo's bedraagt maximaal 0,5 hectare;
  • d. er is sprake van een grondgebonden veehouderij;
  • e. de voorzieningen tasten het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aan;
  • f. de voorzieningen leiden niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwetgeving;
  • h. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte Noord-Brabant dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte Noord-Brabant.

4.3.7 Afwijking vergroting bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor de uitbreiding van bebouwing voor de uitoefening van grondgebonden veehouderij, een intensieve veehouderij, een geitenhouderij en/of een schapenhouderij of een paardenhouderij, met inachtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt slechts verleend voor de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'grondgebonden veehouderij' of 'gemengd' en uitsluitend voor de ter plaatse toegelaten vormen van veehouderij;
  • b. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en nadere regels Verordening ruimte 2014- Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij, zoals deze gelden ten tijde van besluitvorming;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving, gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving;
  • d. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 % , tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • g. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • h. het bouwen van meer dan één bouwlaag voor het houden van dieren is niet toegestaan, met dien verstande dat voor voliëre- en scharrelstallen voor legkippen ten hoogste twee bouwlagen zijn toegestaan;
  • i. het bepaalde in lid b is niet van toepassing op uitbreidingen kleiner dan 100 m2.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c Wabo wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. detailhandel, behoudens het bepaalde in 4.1.2 onder c;
  • d. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • f. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • g. het bewonen van bedrijfsruimten en bijgebouwen;
  • h. een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • i. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 6 maanden beschikbaar is en op tijdelijke arbeidsplaatsen;
  • j. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding "bouwvlak" overschrijdt;
  • k. paardenbakken, met dien verstande dat dit is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij";
  • l. het bewerken, verwerken of vergisten van eigen mest of mest van derden;
  • m. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
  • n. binnen gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag worden gebruikt voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  • o. het realiseren van voorzieningen zoals mestbassins buiten het bouwvlak;
  • p. het in gebruik nemen van gebouwen - niet in gebruik voor de huisvesting van vee of de opslag en stalling ten behoeve van de grondgebonden veehouderij, een intensieve veehouderij, een geitenhouderij en/of een schapenhouderij of een paardenhouderij voor de uitoefening van een veehouderij, intensieve veehouderij, gemengd bedrijf of een paardenhouderij is niet toegestaan;
  • q. het in gebruik nemen van gebouwen op de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'grondgebonden veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' of 'paardenhouderij' voor het huisvesten van vee is niet toegestaan.

4.4.2 Toegestaan gebruik
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - camperplaats' zijn activiteiten uitsluitend toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Omgevingsvergunning minicampings

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of tot maximaal 100 m uit de aanduiding 'bouwvlak', gerekend vanaf de achtergrens van dit bouwvlak, of op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Artikel 22 Wonen van derden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie" is een minicamping uitsluitend toegestaan aansluitend aan en alleen aan de achterzijde van de aanduiding "bouwvlak" ter behoud van de doorzichten;
  • c. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter;
  • d. een minicamping is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
  • e. er zijn maximaal 20 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan;
  • f. gebouwde en ondersteunende voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan in de aanwezige gebouwen en met een oppervlakte van maximaal 200 m²;
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • j. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt;
  • l. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • m. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van nevenfuncties wordt benut tot een maximum van 500 m²;
  • n. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • o. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.5.2 Omgevingsvergunning agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m²;
  • c. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m² bedragen;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • g. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving ;
  • h. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • l. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • m. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.5.3 Omgevingsvergunning pensionstalling

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken, teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. het totale aantal paarden mag niet meer bedragen dan 6;
  • d. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m² bedragen;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • l. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.5.4 Omgevingsvergunning zorgverlenende nevenactivititeiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak, toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m²;
  • c. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m² bedragen;
  • d. ondergeschikte en ondersteunende horeca is toegestaan, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m² en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • e. de nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan in de nabijheid van een woonkern, zodat redelijkerwijs vanuit de kern van deze voorzieningen gebruik zal worden gemaakt;
  • f. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • l. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • m. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.5.5 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij, toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m²;
  • c. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m² bedragen;
  • d. ondergeschikte en ondersteunende horeca is toegestaan, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m² en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • l. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.5.6 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed & breakfastvoorzieningen e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, kamerverhuur, bed & breakfast e.d.; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;
  • c. maneges zijn niet toegestaan;
  • d. de nevenactiviteit dient plaats te vinden in de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • e. bed & breakfast is toegestaan met een maximum van 10 (éénpersoons)bedden per agrarisch bedrijf waarbij deze nevenactiviteit toegestaan is in de woning en de daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen;
  • f. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2, met dien verstande dat er maximaal 5 vakantieappartementen zijn toegestaan met een totale oppervlakte van maximaal 300 m²;
  • g. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d. met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m² en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m²;
  • h. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • k. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • n. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
  • o. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • p. vooraf kan door de gemeente advies worden ingewonnen bij de provinciale commissie Recreatie en Toerisme;
  • q. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.5.7 Omgevingsvergunning inpandige statische opslag als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • c. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 750 m²;
  • d. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • e. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • f. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.5.8 Omgevingsvergunning tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de huisvesting vindt uitsluitend plaats in een aanwezig bedrijfsgebouw of een deel van de bedrijfswoning;
  • b. de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • c. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • d. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
  • e. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.5.9 Omgevingsvergunning opslag gevaarlijke stoffen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder j ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding "bouwvlak" overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • e. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.5.10 Afwijking gebruik bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder p en/of q voor het gebruik van bebouwing voor de uitoefening vanveehouderij, een intensieve veehouderij, een gemengd bedrijf of een paardenhouderij (waaronder huisvesting van de betreffende diersoorten) met inachtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt slechts verleend voor de gronden met de aanduiding 'grondgebonden veehouderij', 'intensieve veehouderij', 'gemengd' en uitsluitend voor de ter plaatse toegelaten vormen van veehouderij;
  • b. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en nadere regels Verordening ruimte 2014- Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij, zoals deze gelden ten tijde van besluitvorming;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving, gelet op de volksgezondheid, inpasbaar in de omgeving;
  • d. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 % , tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • g. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • h. het gebruik van meer dan één bouwlaag voor het houden van dieren is niet toegestaan, met dien verstande dat voor voliëre- en scharrelstallen voor legkippen ten hoogste twee bouwlagen zijn toegestaan;
  • i. het bepaalde in lid p en q is niet van toepassing op in gebruiknames kleiner dan 100 m2.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 4.6.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

4.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 4.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning danwel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

4.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 4.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

4.6.4 Schema omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden

4.6.4 Schema omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden

Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden     Criteria voor verlening van omgevingsvergunning    
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² ter plaatse van de aanduiding: - "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie"     - ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning en cultuurhistorie" mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het voor het slagenlandschap kenmerkende (rationele) verkaveling;    
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²     - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
- de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast;    
het aanbrengen van (infrastructurele) (ondergrondse) leidingen     - het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
- bij het aanbrengen van bovengrondse leidingen mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
- ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie" mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het voor het slagenlandschap kenmerkende (rationele) verkaveling;    
het beplanten van gronden met houtgewas (dat hoger kan worden dan 1 m, inclusief boom- en fruitteelt) ter plaatse van de aanduiding:
- "wro-zone - aanlegvergunning openheid" en/of
- "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie"

Geen omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is vereist:
- indien de aanplant plaatsvindt in het kader van een zorgvuldige landschappelijke inpassing o.b.v. een verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- of gebruiksregels of wijziging;    
- ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie" mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het voor het slagenlandschap kenmerkende (rationele) verkaveling;
- ter plaatse van de aanduidingen "wro-zone - aanlegvergunning openheid" mag de karakteristieke openheid van het landschap niet onevenredig worden aangetast;
- ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie" mogen de karakteristieke openheid van het landschap en de doorzichten niet onevenredig worden aangetast;    
het dempen van poelen, sloten en greppels ter plaatse van de aanduiding: - "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie"     - ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie" mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het voor het slagenlandschap kenmerkende (rationele) verkaveling;    
aanbrengen lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (voor zover het aanleggen betreft) ter plaatse van de aanduiding:
- "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie"    
- ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie" gelden de volgende voorwaarden:
* er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het voor het slagenlandschap kenmerkende (rationele) verkaveling;
* de karakteristieke openheid van het landschap en de doorzichten mogen niet onevenredig worden aangetast;    
aanbrengen hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen (voor zover het aanleggen betreft) ter plaatse van de aanduiding:
- "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie" en/of
- "wro-zone - aanlegvergunning openheid"

   
- de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
- ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie" mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het voor het slagenlandschap kenmerkende (rationele) verkaveling;
- ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie" mogen de karakteristieke openheid van het landschap en de doorzichten niet onevenredig worden aangetast;
- ter plaatse van de aanduidingen "wro-zone - aanlegvergunning openheid" mag de karakteristieke openheid van het landschap niet onevenredig worden aangetast;    
het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem ter plaatse van de aanduiding ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie"     - ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie" mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het voor het slagenlandschap kenmerkende (rationele) verkaveling;    
het diepwoelen of –ploegen van de bodem met meer dan 60 cm ter plaatse van de aanduiding ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie"     - ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie" mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het voor het slagenlandschap kenmerkende (rationele) verkaveling;    
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Algemeen

4.7.2 Wijziging t.b.v. omschakeling naar grondgebonden veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij, danwel een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij" naar een grondgebonden agrarisch veehouderijbedrijf, niet zijnde een paardenhouderij en aanduiden met de aanduiding "grondgebonden veehouderij", mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarde:

  • a. de omschakeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • b. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en nadere regels Verordening ruimte 2014- Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij, zoals deze gelden ten tijde van besluitvorming;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij" wordt de aanduiding "intensieve veehouderij" verwijderd, en waar van toepassing wordt tevens de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij" verwijderd;
  • d. medewerking wordt slechts verleend indien de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving, mede gelet op de volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving;
  • e. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 % , tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • g. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • h. medewerking wordt slechts verleend indien tevens is veilig gesteld en vastgelegd dat een landschappelijke inpassing met een omvang van ten minste 10 % van de oppervlakte van het bouwvlak zal worden gerealiseerd en duurzaam in stand gehouden;
  • i. het gebruik van meer dan één bouwlaag voor het houden van dieren is niet toegestaan, met dien verstande dat voor voliëre- en scharrelstallen voor legkippen ten hoogste twee bouwlagen zijn toegestaan;
  • j. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.7.3 Wijziging t.b.v. omschakeling naar paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een paardenhouderij, naar een paardenhouderij, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" met de aanduiding "paardenhouderij" mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de "Regeling Beëindiging Veehouderijtakken" of de regeling "Ruimte-voor-ruimte";
  • b. de omvang van de aanduiding "bouwvlak" mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;
  • c. paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" worden opgericht;
  • d. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • e. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
  • f. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming(overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd in 4.1;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • j. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de nadere regels Verordening ruimte 2014 - Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij, zoals deze gelden ten tijde van besluitvorming;
  • k. medewerking wordt slechts verleend indien de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving, mede gelet op de volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving;
  • l. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 % , tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • m. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • n. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • o. medewerking wordt slechts verleend indien tevens is veilig gesteld en vastgelegd dat een landschappelijke inpassing met een omvang van ten minste 10 % van de oppervlakte van het bouwvlak zal worden gerealiseerd en duurzaam in stand gehouden;
  • p. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • q. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • r. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.7.4 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding "bouwvlak", mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" mag uitsluitend worden uitgebreid, mits het realiseren en toekomstig functioneren van de ecologische verbindingszone niet worden geschaad;
  • b. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding "bouwvlak";
  • c. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de nadere regels Verordening ruimte 2014 - Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij, zoals deze gelden ten tijde van besluitvorming;
  • d. voor grondgebonden agrarische bedrijven (inclusief productiegerichte paardenhouderijen) en gemengde bedrijven, niet zijnde de intensieve veehouderijtak, is vergroting tot een omvang van 1,5 ha toegestaan;
    • 1. een verdere vergroting naar maximaal 2 ha kan voor grondgebonden bedrijven zonder vee worden toegestaan, nadat advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen is ingewonnen over punt b;
  • e. voor een intensieve veehouderij is uitsluitend vormverandering toegestaan;
  • f. een uitbreiding ten behoeve van een overig niet-grondgebonden bedrijf is niet toegestaan;
  • g. voor glastuinbouwbedrijven is vergroting tot een omvang van 4 ha toegestaan, waarvan maximaal 3 ha met kassen mag worden bebouwd, uitsluitend wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • h. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • j. de vormverandering en/of uitbreiding van een grondgebonden veehouderij, dan wel de vormverandering van de intensieve veehouderij(tak) mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • k. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • l. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • m. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij verruiming wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap; er dient in ieder geval voldaan te worden aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen (en verharden);
  • n. medewerking wordt slechts verleend indien de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving, mede gelet op de volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving;
  • o. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 % , tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • p. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • q. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • r. medewerking wordt slechts verleend indien tevens is veilig gesteld en vastgelegd dat een landschappelijke inpassing met een omvang van ten minste 10 % van de oppervlakte van het bouwvlak zal worden gerealiseerd en duurzaam in stand gehouden;
  • s. het gebruik van meer dan één bouwlaag voor het houden van dieren is niet toegestaan, met dien verstande dat voor voliëre- en scharrelstallen voor legkippen ten hoogste twee bouwlagen zijn toegestaan;
  • t. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.7.5 Wijziging t.b.v. teeltondersteunende kassen

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde teeltondersteunende kassen in een grotere oppervlakte toe te staan dan via omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels, als opgenomen in 4.3.1, mogelijk is, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de teeltondersteunende kassen staan ten dienste van een vollegrondstuinbouwbedrijf en/of een bomenkwekerij;
  • b. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen wordt niet groter dan 5000 m², uitsluitend wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen of verschoven;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • g. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 4.1;
  • h. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.7.6 Wijziging biovergisting en mestverwerking als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde als nevenactiviteit vergisting van mest en/of andere organische restprodukten en energiegewassen in biovergistingsinstallaties toe te staan en/of bewerking van eigen mest of mest van derden of verwerking van mest zonder vergisting, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen bestaande gebouwen ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. het eigen agrarisch bedrijf is in het biovergistings- of mestverwerkingsproces toeleverancier van een grondstof en/of afnemer van het eindproduct;
  • c. de omschakeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • d. bewerking, verwerking of vergisting van mest en/of andere genoemde producten is toegestaan tot maximaal 25.000 ton op jaarbasis;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • g. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • l. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.7.7 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in Artikel 20 Wonen en zonodig de bestemming Ariktel 4 Agrarisch -2 (zonder bouwvlak), waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de bedrijfswoning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • b. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • c. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • d. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • e. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij:
    • 1. (voormalige) (woon)boerderijen;
  • f. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
  • g. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • h. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m² per woning;

indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 80 m² vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m² per woning; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze regeling is toegestaan, te worden gesloopt; sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen is niet toegestaan;

  • i. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • j. er wordt voldaan aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • k. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • l. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • m. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • n. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • o. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • p. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;


er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan.

  • q. de aanduiding "bouwvlak" wordt verwijderd, voor dat deel van de aanduiding "bouwvlak" dat geen deel gaat uitmaken van de bestemming Artikel 22 Wonen. Indien dit het geval is ter plaatse van de aanduiding ''wro-zone - wijzigingsgebied groenblauwe mantel' zal hier de bestemming Artikel 5 Agrarisch met waarden worden opgenomen;
  • r. de regels van Artikel 22 Wonen en, indien van toepassing, Artikel 5 Agrarisch met waarden worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • s. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.7.8 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in 'Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf' en zonodig in de bestemming Agrarisch met waarden zonder aanduiding 'bouwvlak', teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • b. toegestaan zijn de volgende bedrijven:
    • 1. agrarisch verwante bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in 2 Staat van inrichtingen, dan wel bedrijven die daarmee naar aard en invloed op het milieu vergelijkbaar zijn;
    • 2. agrarische hulp- en nevenbedrijven;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • d. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • e. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • f. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
  • g. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;


er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.

  • l. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • m. detailhandel is niet toegestaan;
  • n. het is niet toegestaan op locaties waar sloop van bedrijfsgebouwen heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling ruimte-voor-ruimte of van de "Regeling Beëindiging Veehouderijtakken";
  • o. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • p. vanuit de Verordening Ruimte gelden de volgende bepalingen, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en 'wro-zone - wijzigingsgebied groenblauwe mantel':
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak niet groter zijn dan 1,5 ha;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert;
    • 3. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • q. vanuit de Verordening Ruimte gelden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied groenblauwe mantel' de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m²;
    • 2. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 6. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 7. de ontwikkeling gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • r. de aanduiding "bouwvlak" wordt verwijderd, voor dat deel van de aanduiding "bouwvlak" dat geen deel gaat uitmaken van de bestemming Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf. Indien dit het geval is ter plaatse van de aanduiding ''wro-zone - wijzigingsgebied groenblauwe mantel' zal hier de bestemming Artikel 5 Agrarisch met waarden worden opgenomen;
  • s. de regels van Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf en, indien van toepassing, Artikel 5 Agrarisch met waarden worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • t. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.7.9 Wijziging t.b.v. inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in Artikel 20 Wonen met een aanduiding ten behoeve van inpandige statische opslag en zonodig de bestemming Agrarisch met waarden, teneinde - naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de "Regeling Beëindiging Veehouderijtakken" of de regeling "Ruimte-voor-ruimte";
  • b. de wijziging kan in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid als opgenomen in 4.7.7 worden uitgevoerd;
  • c. het hergebruik voor inpandige statische opslag dient te passen in de omgeving;
  • d. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, die uitsluitend door de bewoner mag worden uitgeoefend;
  • e. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • f. voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1000 m² toegestaan; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle gebouwen betreffen;
  • g. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • h. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • i. de opslag mag niet bestemd zijn voor handel danwel voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
  • j. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • m. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • n. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • o. detailhandel is niet toegestaan;
  • p. vanuit de Verordening Ruimte gelden de volgende bepalingen, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied':
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m²;
    • 2. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 6. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de boorde ontwikkeling;
    • 7. ingeval de beoogde ontwikkeling plaatsvindt buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied', deze ontwikkeling bijdraagt aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied groenblauwe mantel' geldt dat de ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • q. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;


de aanduiding "bouwvlak" wordt verwijderd, voor dat deel van de aanduiding "bouwvlak" dat geen deel gaat uitmaken van de bestemming Artikel 22 Wonen. Indien dit het geval is ter plaatse van de aanduiding ''wro-zone - wijzigingsgebied groenblauwe mantel' zal hier de bestemming Artikel 5 Agrarisch met waarden worden opgenomen;

  • r. de regels van Artikel 22 Wonen en, indien van toepassing, Artikel 5 Agrarisch met waarden worden van overeenkomstige toepassing verklaard; zij het dat een aanduiding ten behoeve van inpandige statische opslag wordt toegevoegd met de bijbehorende voorwaarden;
  • s. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.7.10 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" tezamen met de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning landschap en cultuurhistorie" wijzigen in Recreatie - Dagrecreatie, Recreatie - Verblijfsrecreatie en zonodig de bestemming Agrarisch met waarden, teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar is met de overige functies, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
  • b. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis, kampeermiddelen, stacaravans. Wijziging naar een losstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
  • c. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • d. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d., met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m² en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m²;
  • e. per bedrijf zijn maximaal 5 vakantieappartementen toegestaan;
  • f. per appartement is een vloeroppervlak van maximaal 60 m² toegestaan;
  • g. ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m3 worden gebruikt;
  • h. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • i. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • j. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • k. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • l. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • m. indien sprake is van een geurgevoelig object dan wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • n. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • o. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • p. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • q. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • r. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • s. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • t. vooraf wordt advies gevraagd aan de provinciale commissie Recreatie en Toerisme bij initiatieven gelegen in het gebied met de bestemming Agrarisch met waarden;
  • u. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • v. voor een verblijfsrecreatieve voorziening gelden vanuit de Verordening Ruimte de volgende bepalingen, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied':
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m²;
    • 2. de ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger, te weten een kampeerterrein of vakantiecentrum met keuken;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte van meer dan 200 m²;
    • 6. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 7. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de boorde ontwikkeling;
    • 8. ingeval de beoogde ontwikkeling buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' plaatsvindt, deze ontwikkeling bijdraagt aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
    • 9. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied groenblauwe mantel' geldt dat de ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • w. voor een dagrecreatieve voorziening gelden vanuit de Verordening Ruimte de volgende bepalingen, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied':
    • 1. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 2. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • x. de aanduiding "bouwvlak" wordt verwijderd, voor dat deel van de aanduiding "bouwvlak" dat geen deel gaat uitmaken van de bestemming Recreatie - Dagrecreatie of Artikel 18 Recreatie - Verblijfsrecreatie. Indien dit het geval is ter plaatse van de aanduiding ''wro-zone - wijzigingsgebied groenblauwe mantel' zal hier de bestemming Agrarisch met waarden worden opgenomen;
  • y. de regels van Recreatie - Dagrecreatie of Recreatie - Verblijfsrecreatie en, indien van toepassing, Agrarisch met waarden worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • z. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.7.11 Wijziging t.b.v. niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in Artikel 5 Bedrijf en zonodig de bestemming Agrarisch met waarden, teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing toe te staan voor niet-agrarische bedrijven, voor zover niet begrepen onder 4.7.8 en 4.7.9, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de "Regeling Beëindiging Veehouderijtakken" of de regeling "Ruimte-voor-ruimte";
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • d. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels als bijlage 2 gevoegde Staat van inrichtingen of daarmee vergelijkbare bedrijven;
  • e. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • f. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • g. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie, met een maximum van 400 m²; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • h. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit, met dien verstande dat detailhandel in volumineuze goederen niet is toegestaan. De vloeroppervlakte van de detailhandelsvoorziening bedraagt niet meer dan 200 m²;
  • i. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • j. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • l. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan. Hiertoe kan de bestemming Artikel 13 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • o. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • q. vanuit de Verordening Ruimte gelden de volgende bepalingen, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied':
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m²;
    • 2. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de boorde ontwikkeling;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied groenblauwe mantel' geldt dat de ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 7. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • r. de aanduiding "bouwvlak" wordt verwijderd, voor dat deel van de aanduiding "bouwvlak" dat geen deel gaat uitmaken van de bestemming Artikel 6 Bedrijf. Indien dit het geval is ter plaatse van de aanduiding ''wro-zone - wijzigingsgebied groenblauwe mantel' zal hier de bestemming Artikel 5 Agrarisch met waarden worden opgenomen;
  • s. de regels van Artikel 5 Bedrijf en, indien van toepassing, Agrarisch met waarden worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • t. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.7.12 Wijziging t.b.v. minicamping

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen teneinde een bestaande minicamping voort te zetten tegelijkertijd met een wijziging naar een ander hergebruik, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een bestaande minicamping mag worden voortgezet indien gebruik wordt gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid in het kader van hergebruik, als opgenomen in 4.7.7, 4.7.8 of 4.7.9;
  • b. de omvang en het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt maximaal de bestaande omvang en het bestaande aantal;
  • c. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

4.7.13 Wijziging verwijderen aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij'

Burgemeester en wethouders kunnen de regels in het algemeen ten aanzien van schapenhouderijen en geitenhouderijen aanpassen, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' deze aanduiding verwijderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' kan worden verwijderd indien gebleken is dat geen geitenhouderij en/of een schapenhouderij wordt uitgeoefend;
  • b. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' kan worden verwijderd indien de provinciale regelgeving en/of provinciale verordening de regelgeving omtrent een geitenhouderij en/of schapenhouderij gelijkstelt met een intensieve veehourderij;
  • c. het bepaalde in 4.1.2 onder c ten aanzien van de aanduiding "intensieve veehouderij" wordt als volgt aangepast: "ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij" een intensieve veehouderij;
  • d. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' en er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage', een garagebedrijf;
  • d. tevens nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten' is opslag niet toegestaan;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan.
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, geen (bedrijfs)woningen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven .

5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale goothoogte bedraagt 3,30 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  • c. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3 meter;
  • d. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen buiten het bouwvlak bedraagt 60 m² per bouwperceel.

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter.
  • b. de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en (licht)masten bedraagt 8 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen, met uitzondering van wonen als bedoeld in 4.1 onder b;
  • c. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
  • d. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • e. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  • g. zelfstandige kantoren;
  • h. risicovolle inrichtingen.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Hogere categorie

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in artikel 5.1 onder a. teneinde bedrijven toe te staan uit een hogere categorie, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de milieubelasting van het betreffende bedrijf op de omgeving is niet groter dan de milieubelasting van een bedrijf dat ter plaatse op basis van deze regels zonder afwijking is toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden plaats;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
  • d. bedrijven uit maximaal categorie 4.1, als genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 1 zijn toegestaan.

5.5.2 Naar aard en omvang vergelijkbare bedrijven

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in artikel 5.1 onder a. teneinde bedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 1 onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijvigheid is wat betreft aard en omvang vergelijkbaar met de bedrijvigheid welke op basis van deze regels zonder afwijking is toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden plaats;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'bedrijfswoning' te verwijderen mits de bedrijfswoning ter plaatse niet meer als zodanig aanwezig is of voor de duur van ten minste één jaar niet meer als zodanig in gebruik is.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1", bedrijven in de categorieën 2 en 3.1 van de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfactiviteiten, met dien verstande dat geen bedrijven in categorie 3.1 zijn toegestaan zolang er een maatschappelijke functie aanwezig is binnen de aanduiding "maatschappelijk'';
  • b. kantoren;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. Ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk'', tevens voor (semi)overheidsdiensten met een overwegend openbaar karakter;

één en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 6.1.1 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

6.1.1 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
  • a. M.e.r.-(beoordelings)plichtige bedrijven


Nieuwe activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen als genoemd in kolom 2 van de betreffende bijlage.

  • b. Geluidzoneringsplichtige bedrijven

Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie" is de vestiging van geluidzoneringsplichtige bedrijven niet toegestaan.

  • c. Detailhandel

Detailhandel is niet toegestaan;

  • d. Kantoor

voor kantoren geldt het volgende:

    • 1. binnen deze bestemming zijn uitsluitend onzelfstandige kantoren toegestaan;

  • e. Parkeren

Voor parkeren geldt bij uitbreiding en/of nieuwbouw het volgende:

    • 1. bedrijven, al dan niet gezamenlijk, voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Bij het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid wordt de meest recente CROW uitgave ASVV gehanteerd;

  • f. (Buiten)opslag

Voor (buiten)opslag geldt het volgende:

    • 1. opslag ten behoeve van de op grond van deze bestemming toegestane bedrijvigheid is uitsluitend toegestaan achter de bouwvlakgrens ter hoogte van (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de hoogte van de opslag mag niet meer bedragen dan 10 m.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak, met de aanduiding "maximale bebouwingspercentage" is aangegeven.

6.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak, met de aanduiding " maximale bouwhoogte" is aangegeven;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • c. de afstand tussen bedrijfsgebouwen onderling mag niet minder bedragen dan 2 m;
  • d. de hoogte van ondergeschikte delen van een bedrijfsgebouw zoals liftschachten, schoorstenen, afzuiginstallaties, silo's, e.d. mag niet meer bedragen dan 25 m;

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 15 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Omgevingsvergunning bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van:

  • a. het bepaalde in 6.2.3onder b teneinde toe te staan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en zend-, ontvangst- en / of sirenemasten, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 25 m;
  • b. het bepaalde in 6.2.3 onder b teneinde toe te staan dat silo's worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 25 m.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. van vrijstaande bijgebouwen en bedrijfsgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • b. voor de uitoefening van een seksinrichting;
  • c. voor het storten van puin of afvalstoffen;
  • d. als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. voor bedrijfsmatige opslag van vuurwerk;
  • f. als opslag van onklare dan wel aan hun normale bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan.


Het bepaalde onder c en d is niet van toepassing op:

    • 1. het storten van puin ter realisering van de in het plan aangewezen bestemmingen;
    • 2. het normale onderhoud en gebruik van open terreinen;
    • 3. de tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig is voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangegeven bestemmingen;
    • 4. de opslag ten behoeve van in het plan toegelaten bedrijfsvoering.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Omgevingsvergunning Staat van bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1, voor het toestaan van bedrijven die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten en bedrijven die zijn opgenomen in een categorie hoger dan de ingevolge toegelaten categorieen, mits deze bedrijven naar aard, milieubelasting en ruimtelijke impact vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats;
  • c. risicovolle inrichtingen en nieuwe activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 in de gevallen als genoemd in kolom 2 van de betreffende bijlage zijn niet toegestaan;
  • d. het bevoegd gezag wint, met betrekking tot de vraag of de bedrijven naar aard, milieubelasting en ruimtelijke impact vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, advies in van een onafhankelijk deskundige.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Wijzigingsbevoegdheid risicovolle inrichting

Burgemeester en wethouders zijn ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd, om in afwijking van het bepaalde in 6.1.1 onder b een aanduiding "risicovolle inrichting" op de kaart op te nemen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen juncto artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
    • 1. binnen de bestemmingsgrens van de risicovolle inrichting, of
    • 2. op gronden met de bestemming Groen, Natuur, Verkeer of Water;
  • b. in het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.

Artikel 7 Centrum - 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. het uitoefenen van activiteiten gericht op onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medisch-sociale functies, kinderopvang en culturele functie;
  • c. detailhandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 2', tevens voor horeca tot en met categorie 2;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens voor kantoordoeleinden;

en met daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en verhardingen;
  • g. horecaterrassen;
  • h. (ongebouwde) parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. Ieder bouwperceel mag voor ten hoogste 60% worden bebouwd, tenzij de omvang van het bouwvlak op het moment van inwerkingtreden van het plan meer bedraagt dan 60% van de oppervlakte van het bouwperceel, in welk geval niet meer mag worden bebouwd dan de omvang van dat bouwvlak;
  • c. nieuwbouw van woningen, met uitzondering van vervangende nieuwbouw, en het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen is niet toegestaan.

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bedrijfsvloeroppervlakte van een horecabedrijf mag niet meer bedragen dan 150 m² per bedrijf.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevellijn van de woning(en);
  • b. Het maximaal gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel, waaronder ook overkappingen bedraagt 100 m²;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • e. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder bebouwing' zijn uitsluitend gebouwen toegestaan met een oppervlak van ten hoogste 6 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • f. dakterrassen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het dakterras mag uitsluitend worden gesitueerd aan de achterzijde van de woning en maximaal tot de achtergevelrooilijn;
    • 2. overkappingen op het dakterras zijn niet toegestaan.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de gronden met de 'specifieke bouwaanduiding - zonder bebouwing' uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 2 m;
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • d. Overkappingen zijn toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. De gezamenlijke oppervlakte aan overkappingen mag niet meer dan 20 m2 bedragen.
    • 2. De maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
    • 3. De overkapping dient gebouwd te worden achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevel van het hoofdgebouw.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3 onder f ten behoeve van de bouw van kleine bouwwerken op een dakterras, met dien verstande, dat:

  • a. de oppervlakte van het bouwwerk niet meer mag bedragen dan 5 m²;
  • b. de hoogte van het bouwwerk, gemeten vanaf de bovenkant van het terras, niet meer mag bedragen dan 2,50 m;
  • c. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en opstallen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. het cultuurhistorische karakter van het beschermd stadsgezicht niet wordt aangetast.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van de verdiepingen van een gebouw voor maatschappelijke doeleinden en horeca, met uitzondering van horecabedrijven waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
  • b. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of aanbouwen, uitbouwen of bijgebouwen voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten.

 

7.4.2 Aan huis verbonden beroep

Binnen een woning, in het hoofdgebouw of aanbouw, uitbouw of bijgebouw, is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan, mits:

  • a. niet meer oppervlakte voor de uitoefening van dit beroep in gebruik is of zal zijn dan 1/3 deel van de oppervlakte van de begane grondlaag van het legaal gerealiseerde hoofdgebouw en van legaal gerealiseerde aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;
  • b. de beroepsuitoefening uitsluitend geschiedt door een bewoner van de desbetreffende woning;
  • c. er geen detailhandel plaatsvindt;
  • d. de uitoefening van dit beroep niet plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw bij aaneengebouwde woningen (inclusief hoekwoningen daarbij);
  • e. de uitoefening van dit beroep geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de beschikbaarheid van parkeerplaatsen.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.4.1 onder b voor verblijfsrecreatie in de vorm van een Bed & Breakfast, met dien verstande dat:

  • a. een Bed & Breakfast is toegestaan binnen de eigen woning, mits de hoofdfunctie wonen gehandhaafd blijft;
  • b. niet meer oppervlakte voor de uitoefening van een Bed & Breakfast in gebruik is of zal zijn dan 1/3 deel van de oppervlakte van de eerste bouwlaag van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken;
  • c. de Bed & Breakfast uit maximaal 8 slaapplaatsen mag bestaan;
  • d. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning;
  • e. permanent verblijf niet is toegestaan;
  • f. het gebruik voor een Bed & Breakfast niet mag leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van in de omgeving gelegen gronden en/of opstallen, zoals gevolgen ten aanzien van het parkeren.

Artikel 8 Cultuur en ontspanning - Fort Lunet

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Fort Lunet' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en herstel van cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden in de vorm van een fort met randbeplanting en fortgracht;
  • b. groepsactiviteiten op het gebied van ontspanning en recreatie, waaronder tevens wordt verstaan:
    • 1. activiteiten gericht op kunst en cultuur(historie) en natuur- en landschapsbeleving;
    • 2. het geven van workshops;
    • 3. vergaderingen, recepties, bedrijfsbijeenkomsten;
  • c. verhuur van elektrische vervoersmiddelen zoals scooters, pleziervaartuigen en elektrische tuktuks, ten behoeve van recreatieve doeleinden;
  • d. activiteiten van de scouting;
  • e. horeca, categorie 3, uitsluitend in de fortbebouwing;
  • f. kantoorruimte, tot een oppervlak van ten hoogste 25 m² ten behoeve van de onder b t/m e genoemde functies;
  • g. opslag ten behoeve van de onder b t/m f genoemde activiteiten;
  • h. een terras, uitsluitend ten behoeve van de onder b tot en met e genoemde activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen, landhoofden en damwanden;
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels

8.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. voor gebouwen geldt dat de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen niet mogen worden uitgebreid.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is één vlaggenmast toegestaan op het voorterrein van het fort en één op het binnenterrein van het fort met een hoogte van ten hoogste 8 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'terras'; bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan in de vorm van tenten ten behoeve van de overkapping van het terras met een hoogte van ten hoogste 3 meter.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. in de fortbebouwing mag het bruto vloeroppervlak in gebruik voor horeca zoals genoemd in lid 8.1 onder e ten hoogste 100 m² bedragen;
  • b. na 22.30 uur mag er geen geluid van een binnen de gebouwen aanwezige geluidsinstallatie buiten het terrein van het fort waarneembaar zijn;
  • c. het maximale aantal personen dat zich gelijktijdig binnen het bestemmingsvlak 'Cultuur en ontspanning - Fort Lunet' mag bevinden bedraagt 210, waarvan maximaal 160 buiten de bebouwing;
  • d. na 22.30 zijn de activiteiten als bedoeld in artikel 8.3 onder b, c en e uitgesloten en zijn binnen de fortbebouwing uitsluitend activiteiten ten behoeve van de scouting toegestaan;
  • e. na 22.30 uur mogen er niet meer dan 50 mensen ten behoeve van activiteiten van de scouting binnen de fortbebouwing aanwezig zijn.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 8.3 onder b, ten einde de openingstijd te verruimen. Afwijken is toegestaan voor maximaal 12 dagen per jaar en uitsluitend indien is gebleken dat door het verruimen van de openingstijd het langtijdgemiddelde geluidniveau (inclusief het stemgeluid van bezoekers binnen de inrichting en het geluid van rijden, parkeren, laden en lossen van voertuigen ten behoeve van de exploitatie van de inrichting) van 54 dB(A) etmaalwaarde op de gevel van de meest nabijgelegen woningen en woonschepen niet overschreden wordt.

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;


één en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen en overeenkomstig de in 9.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

9.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 9.1.1:

  • a. Staat van detailhandelsbedrijven

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de bedrijven genoemd in de navolgende Staat van detailhandelsbedrijven:

Afkorting   Aanduiding   Betekenis in regels   Adres   Bebouwde oppervlakte niet-agrarische hoofdactiviteit  
(sdh-1)   specifieke vorm van detailhandel - 1   tuincentrum inclusief kinderspeeltuin, ondergeschikte lichte horeca (koffie- en theeschenkerij), beperkte verkoop/ afhaalpunt vers-streekproducten van maximaal 50 m2, hoveniersbedrijf.   Kerklaan 11   1.400 m2  
(sdh-2)   specifieke vorm van detailhandel - 2   tuincentrum, het telen en verkopen van kerstbomen   perceel tussen Kerklaan 11 en 13 (kadastraal bekend als Perceelnr. 4169)   geen  

  • b. Buitenopslag

Voor buitenopslag gelden de volgende bepalingen:

    • 1. buitenopslag is niet toegestaan vóór de voorgevel van bedrijfsgebouwen, of het verlengde daarvan;
    • 2. de totale stapelhoogte van de buitenopslag van goederen mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder het voorgaande is ter plaatse van de aanduiding 'opslag' buitenopslag toegestaan tot een stapelhoogte van 3 m';

  • c. Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

  • d. Parkeren

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 2' dient parkeren op het eigen perceel plaats te vinden;

9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

9.2.2 Bedrijfswoning

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per aanduiding;

9.2.3 Bouwvlak

Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".

9.2.4 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen in de Staat van detailhandelsbedrijven in 9.1.2 onder a; deze bebouwde oppervlakte is exclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande vloeroppervlakte als maximum.

9.2.5 Maatvoeringseisen

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.GBRVRDPerplanherz-vs01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0779.GBRVRDPerplanherz-vs01_0004.png"

9.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing detailhandelsbedrijven

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.4 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van detailhandelsbedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de in 9.2.4 juncto 9.1.2 a opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;
  • b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
  • c. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • k. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • l. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • m. er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.

9.3.2 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.6 teneinde herbouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
  • b. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  • c. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • h. er wordt voldaan aan de milieuwetgeving, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. er dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 specifieke vorm van detailhandel - periodiek
  • a. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – periodiek' mogen vanaf 1 november tot en met 31 december gebruikt worden als standplaats voor een verplaatsbaar gebouw ten behoeve van de periodieke verkoop van kerstbomen;
  • b. de maximale oppervlakte van het gebouw als bedoeld onder a bedraagt 20 m2.

Artikel 10 Gemengd - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd – 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2':
    • 1. het houden van kookworkshops, kookdemonstraties, live cooking en proeverijen;
    • 2. groepsactiviteiten gericht op natuur- en landschapsbeleving en op het gebied van cultuur en ontspanning, zoals wandelingen en excursies, creatieve workshops;
    • 3. bedrijfsbijeenkomsten en –vergaderingen;
    • 4. besloten feesten en partijen met ondersteunende horeca;
    • 5. één bedrijfswoning;
    • 6. het hobbymatig houden van dieren;
    • 7. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', uitsluitend een parkeerterrein;
    • 8. een buitenterras ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – buitenterras';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 3',:
    • 1. bedrijven in milieucategorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
    • 2. groothandel, op- en overslag van landbouwproducten zoals genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten met SBI-code 4631;
    • 3. detailhandel in levensmiddelen, planten, bloemen, potgrond en tuinartikelen;

met daarbij behorend:

  • d. verkeersvoorzieningen en (ondergrondse)parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en verhardingen;
  • f. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • g. nutsvoorzieningen.
10.2  Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, uitgezonderd vervangende nieuwbouw;
  • c. het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.

10.2.2 Bouwregels behorende bij 'specifieke vorm van gemengd - 2'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 2' de volgende regels ten aanzien van het bouwen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw', met dien verstande dat de bedrijfswoning uitsluitend binnen het bouwvlak is toegestaan;
  • b. de maximale oppervlakte van bedrijfsgebouwen bedraagt 267 m²;
  • c. ten behoeve van gebruik zoals bedoeld onder 10.1 onder b mag ten hoogste 450 m2 buitenruimte worden gebruikt;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • e. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 respectievelijk 10 meter;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³;

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;
  • b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
  • c. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • d. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • e. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval:
    • 1. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
    • 2. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Indien deze bestaat uit een beplantingsstrook dan dient deze uit voornamelijk streekeigen soorten te bestaan;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • j. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde;
  • k. vanuit de Verordening Ruimte gelden de volgende bepalingen, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied’:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m²;
    • 2. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 6.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
    • 5. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 6. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de boorde ontwikkeling;
    • 7. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • l. indien de gronden zijn gelegen buiten de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied bestaand stedelijk gebied' dient voldaan te worden aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. buitenopslag
  • b. zelfstandige kantoren;
  • c. detailhandel inclusief detailhandel in volumineuze goederen;
  • d. (zelfstandige) horeca;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • f. het bewonen van bedrijfsruimten en bijgebouwen;
  • g. een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • h. een seksinrichting.
  • i. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • j. risicovolle inrichtingen;
  • k. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding "bouwvlak" overschrijdt;

10.4.2 Toelaatbaar gebruik

in afwijking van het bepaalde in10.4.1 onder d is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 2 het volgende toegestaan:

  • a. een horecagelegenheid zonder openbaar karakter met ten hoogste 90 bezoekers, deze horecagelegenheid is uiterlijk tot 01:00u geopend;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' wordt voorzien in ten minste 29 parkeerplaatsen en worden deze duurzaam in stand gehouden;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - buitenterras' is een buitenterras toegestaan;

10.4.3 Voorwaardelijke verplichting ten behoeve van realisatie landschappelijke inpassing

Het gebruik overeenkomstig de bestemming 'Gemengd' met de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 2' is uitsluitend toelaatbaar indien de landschappelijke inpassing zoals weergegeven in bijlage 3 op het betreffende bestemmingsvlak is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

Artikel 11 Gemengd - 2

11.1  Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd – 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. kantoor;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5', voor horeca, categorie 5;
  • d. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • e. aan-huis-verbonden beroepen;
  • f. maatschappelijke en culturele voorzieningen en uitsluitend op de begane grond;
  • g. verkeersvoorzieningen en (ondergrondse)parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen en verhardingen;
  • i. nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, uitgezonderd vervangende nieuwbouw, waarbij hetzelfde bebouwingstype als aanwezig dient te worden aangehouden.
  • c. Het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen is niet toegestaan.
  • d. De voorgevel van een hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.
  • e. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte'.
  • f. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte'.

11.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevel van de woning(en);
  • b. Het maximaal gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel, waaronder ook overkappingen bedraagt maximaal 100 m2;
  • c. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen.
  • b. De maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 meter, met uitzondering van openbare verlichting en vlaggenmasten, die een maximale bouwhoogte hebben van 8 meter.
11.3 Nadere eisen 
  • a. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken.
  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van monumenten of beeldbepalende bouwwerken en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
  • c. Alvorens nadere eisen worden gesteld wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de woning, in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan, mits:

  • a. niet meer oppervlakte voor de uitoefening van dit beroep in gebruik is of zal zijn dan 1/3 deel van de oppervlakte van de begane grondlaag van het legaal gerealiseerde hoofdgebouw en van legaal gerealiseerd bijbehorend bouwwerk;
  • b. de beroepsuitoefening vindt plaats door een bewoner van de desbetreffende woning;
  • c. er geen detailhandel plaatsvindt;
  • d. de uitoefening van dit beroep vindt niet plaats in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk;
  • e. de uitoefening van dit beroep geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en/of leidt tot een onevenredige parkeerdruk;
  • f. er zijn geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat.
11.5  Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het nieuw vestigen van een bed en breakfast bij een woning, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. De bed en breakfast dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie.
  • b. De bed en breakfast mag plaatsvinden in het hoofdgebouw met eventuele aan- en uitbouwen.
  • c. De bed en breakfast mag maximaal bestaan uit 2 kamers met in totaal maximaal 6 slaapplaatsen.
  • d. Maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt als bed en breakfast, met een maximum van 50 m².
  • e. De bed en breakfast mag niet functioneren als zelfstandige wooneenheid. De bed en breakfast of de afzonderlijke kamers mogen geen aparte kookgelegenheid bevatten.
  • f. De bed en breakfast mag geen ontoelaatbare invloed hebben op het woon- en leefmilieu van de omliggende woningen.
  • g. Het gebruik voor een bed en breakfast mag niet leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van in de omgeving gelegen gronden en/of opstallen, zoals gevolgen ten aanzien van het parkeren.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplantingen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. voorzieningen voor langzaam verkeer en in- en uitritten, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige wateroverbruggende voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mogen uitsluitend nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 5 m;
  • c. de maximum oppervlakte bedraagt 15 m².

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3,0 m.

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', voor horeca, categorie 2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3', voor horeca, categorie 3;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3', voor horeca tot en met categorie 3;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
  • e. erven en verhardingen;
  • f. wegen en paden;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de planverbeelding een maximum bebouwingspercentage is opgenomen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

13.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevel van de woning(en);
  • b. het maximaal gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, waaronder ook overkappingen bedraagt maximaal 60 m2;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • b. de maximum bouwhoogte van (licht)masten bedraagt 8 meter;
  • c. de maximum bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping, van maximaal 20m2, per bouwperceel gerealiseerd mag worden;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;

Artikel 14 Kantoor

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoordoeleinden
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – kleinschalige bedrijvigheid', tevens voor:
    • 1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
    • 2. dienstverlening;
    • 3. detailhandel, ondergeschikt aan de activiteiten onder a en b.;
    • 4. gemeenschappelijke ruimten ten behoeve van de bovengenoemde functies;
  • c. erven en verhardingen
  • d. wegen en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • b. Ieder bouwperceel mag voor ten hoogste 60% worden bebouwd, tenzij de omvang van het bouwvlak meer bedraagt dan 60% van het bouwperceel, in welk geval niet meer mag worden bebouwd dan de omvang van dat bouwvlak.
  • c. Nieuwbouw van woningen, met uitzondering van vervangende nieuwbouw, en het splitsen of toevoegen van woningen binnen bestaande hoofdgebouwen is niet toegestaan.

14.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het als zodanig op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

14.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevel van de woning(en);
  • b. het maximaal gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, waaronder ook overkappingen bedraagt maximaal 100 m2;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.

14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a.  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • d. Overkappingen zijn toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. De gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen.
    • 2. De hoogte voor aangebouwde overkappingen mag maximaal 3,1 m bedragen, maar indien de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is, mag de goothoogte van die overkapping maximaal de hoogte hebben van die eerste bouwlaag (bovenkant van de plafondlaag).
    • 3. De hoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
    • 4. Gebouwd dient te worden achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevel van het hoofdgebouw.

14.2.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de verdieping van de gebouwen voor kantoren, met uitzondering van bestaand gebruik van de verdieping voor kantoren

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van activiteiten gericht op onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medisch-sociale functies, kinderopvang en culturele functie;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne', een brandweerkazerne;
  • d. uitsluitend tet plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', een begraafplaats;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning – galerie', een galerie
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', volkstuinen;

met daarbij behorende:

  • g. wegen en paden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander maximum bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. de bedrijfswoning dient inpandig te zijn.

15.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • d. Overkappingen zijn toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte aan overkappingen mag niet meer dan 20 m2 bedragen;
    • 2. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
    • 3. de overkapping dient gebouwd te worden achter de voorgevellijn en op een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevellijn van het hoofdgebouw.

Artikel 16 Sport

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvelden;
  • b. voorzieningen ten behoeve van sportdoeleinden zoals clubgebouw, kantine en kleedkamers;
  • c. horeca als aan de bestemming ondergeschikte functie;

met daarbij behorende:

  • d. tuinen, erven en verhardingen;
  • e. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • c. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheiding voor de voorgevelijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • d. De bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 17 Tuin

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven;
  • b. verhardingen en parkeervoorzieningen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen
  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • b. Het bovenstaande is niet van toepassing ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1'. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn 5 bijbehorende bouwwerken bij op de aangrenzende percelen gelegen hoofdgebouwen, met een oppervlakte van maximaal 6 m² per gebouw en een maximale bouwhoogte van 2,5 meter, toegestaan;
  • c. het bovenstaande is niet van toepassing ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2'. Ter plaatse van deze bouwaanduiding zijn bijbehorende bouwwerken bij op de aangrenzende percelen gelegen hoofdgebouwen, met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 6 meter, toegestaan.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt 1 meter;
  • b. de maximum bouwhoogte van overige erf- en perceelsafscheidingen bedraagt 2 meter;

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- standplaats', een standplaats;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', evenemententerrein voor terugkerende, langdurige evenementen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'terras', een terras ten behoeve van een horecavestiging;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - terras-markt', een terras ten behoeve van een horecavestiging, waarbij de volgende regeling geldt:
    • 1. terrassen mogen alleen geplaatst worden ten behoeve van een aangrenzende horecagelegenheid;
    • 2. terrasafscheidingen zijn niet toegestaan;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1', voor horeca van categorie 1;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeld', een standbeeld;
  • h. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - luifel; een luifel;
  • i. voet- en fietspaden;
  • j. voorzieningen voor verkeer met een doorgaand karakter;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. oeververbindingen (bruggen).
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mogen uitsluitend nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  • b. de maximum bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt 5 meter;
  • c. de maximum oppervlakte van nutsvoorzieningen bedraagt 20m²;
  • d. het genoemde onder a. en c. is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1'. Ter plaatse is een gebouw ten behoeve van horeca-activiteiten uit categorie 1 toegestaan met een maximum oppervlakte van 25 m².

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt 12 meter;
  • b. de maximum bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 10 meter;
  • c. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 meter;
  • d. de maximum bouwhoogte van een beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeld' bedraagt 6,5 meter;
  • e. de maximum bouwhoogte van een luifel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – luifel' bedraagt 4 meter.
18.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. De gronden binnen de aanduiding evenemententerrein mogen gebruikt worden voor het houden van evenementen. Het aantal evenementen met een (boven)regionale betekenis en/of van overwegend lokaal belang mag per jaar niet meer bedragen dan 25, met dien verstande dat met betrekking tot de plaats, het aantal bezoekers, het aantal en het soort evenementen geldt dat:
    • 1. op de Markt:
      • voor evenementen met (boven)regionale betekenis en van overwegend lokaal belang maximaal 7.500 bezoekers per evenement zijn toegestaan;
      • maximaal 9 evenementen met (boven)regionale betekenis zijn toegestaan, waarvan ten hoogste 2 evenementen ieder voor de duur van ten hoogste 8 dagen en de overige evenementen ieder voor de duur van ten hoogste 4 dagen;
      • maximaal 3 evenementen van overwegend lokaal belang zijn toegestaan, waarvan ten hoogste 2 evenementen ieder voor de duur van ten hoogste 8 dagen en de overige evenementen ieder voor de duur van ten hoogste 3 dagen;
      • evenementen op wijk- en buurtniveau ieder voor de duur van ten hoogste 1 dag zijn toegestaan;
    • 2. achter de Schattelijn:
      • voor evenementen met (boven)regionale betekenis en van overwegend lokaal belang maximaal 500 bezoekers per evenement zijn toegestaan;
      • maximaal 6 evenementen met (boven)regionale betekenis zijn toegestaan, ieder voor de duur van 3 dagen;
      • maximaal 5 lokale evenementen van overwegend lokaal belang zijn toegestaan, waarvan ten hoogste 2 evenementen ieder voor de duur van 8 dagen en de overige evenementen ieder voor de duur van ten hoogste 3 dagen;
      • evenementen op wijk- en buurtniveau ieder voor de duur van ten hoogste 1 dag.

De voor het opbouwen en afbreken van een evenement benodigde tijd is in het onder 1 en 2, voor het betreffende soort evenement, genoemde maximumaantal dagen inbegrepen.

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  • b. bruggen, duikers en gelijksoortige wateroverbruggende voorzieningen;
  • c. beheer en onderhoud van de watergang;
  • d. behoud, bescherming en ontwikkeling van ecologische waarden;
  • e. natuurwaarden;
  • f. extensief (dag)recreatief medegebruik;
  • g. bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen e.d.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 5 m bedraagt.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1', gestapelde woningen (al dan niet met zorgcomponent), op de begane grond een grand café van maximaal 100 m², fysio en fitnessruimte, dagbestedingsfaciliteiten, een aan de woningen gerelateerd internetcafé en aan de woningen gerelateerde winkelvoorziening;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', een beeldbepalend pand;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast', een bed & breakfast;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', bedrijven van milieucategorie 1 en 2;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', gestapelde woningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', aaneengebouwde woningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', twee aaneengebouwde woningen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', tevens garageboxen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens medisch-sociale functies;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning – escaperoom' tevens een escaperoom;
  • l. aan-huis-verbonden beroepen;
  • m. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - trap', uitsluitend een trap;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteiten', de volgende nevenactiviteiten:
    • 1. detailhandel met een inpandig oppervlak van maximaal 50 m2 ten behoeve van op het eigen bedrijf geproduceerde producten en gewassen en streekproducten;
    • 2. een kleinschalig educatie demonstratieruimte met een maximale inpandig oppervlakte van 50 m2 ten behoeve van de activiteiten op het agrarisch bedrijf;

met daaraan ondergeschikt en ondersteunend:

    • 1. horeca met een inpandige oppervlakte van maximaal 25 m² en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 40 m2;
    • 2. agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • o. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - lunchroom’, tevens een lunchroom;

met daarbij behorende:

  • p. tuinen, erven en verhardingen;
  • q. parkeervoorzieningen;
  • r. groenvoorzieningen;
  • s. water en waterhuishoudkundige voorzieningen
  • t. ontsluitingen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bouwperceel mag voor ten hoogste 60% worden bebouwd;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1', mag het volledige bouwvlak worden bebouwd en geldt een maximale bouwhoogte van 12 meter.

20.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van het hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de naar de weg gekeerde bouwvlakgrens;
  • c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen, dan wel het op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • d. de goothoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 9 meter tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • f. de goot- en bouwhoogte dienen, waar dat op de verbeelding is aangegeven, minimaal de aangegeven hoogte te bedragen;
  • g. de inhoud van een woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteiten' mag niet meer bedragen dan 750 m3.

20.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevellijn van de woning(en);
  • b. het maximaal gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel, waaronder ook overkappingen bedraagt 100 m2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ''maatschappelijk' is bovenop het genoemde onder b nog eens 130 m² extra aan bijgebouwen toegestaan;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter;

20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen.
  • b. De maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 meter, met uitzondering van openbare verlichting en vlaggenmasten, die een maximale bouwhoogte hebben van 8 meter.
20.3 Specifieke gebruiksregels
20.3.1 Aan huis verbonden beroep

Binnen de woning, in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan, mits:

  • a. niet meer oppervlakte voor de uitoefening van dit beroep in gebruik is of zal zijn dan 1/3 deel van de oppervlakte van de begane grondlaag van het legaal gerealiseerde hoofdgebouw en van legaal gerealiseerd bijbehorend bouwwerk;
  • b. de beroepsuitoefening vindt plaats door een bewoner van de desbetreffende woning;
  • c. er geen detailhandel plaatsvindt;
  • d. de uitoefening van dit beroep vindt niet plaats in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk;
  • e. de uitoefening van dit beroep geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en/of leidt tot een onevenredige parkeerdruk;
  • f. er zijn geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat.

20.3.2 Cultuurhistorische waarden

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen voor een bouwvoornemen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' wint het bevoegd gezag advies in bij de monumentencommissie. Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend indien gehoord de monumentencommissie.

Op de gronden zijn de bepalingen van de gemeentelijke erfgoedverordening van toepassing.

Artikel 21 Leiding - Gas

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding, herstel en vervanging van een gasleiding. Eén en ander conform de nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving zoals opgenomen in 17.1.2.

21.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 21.1.1:

a gasleidingen

Voor gasleidingen gelden de volgende regels:

  • 1. de druk van de leidingen mag niet meer dan 100 bar bedragen;
  • 2. de diameter van de leiding mag niet meer bedragen dan 30 inch;
  • 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 mag de diameter van de leiding naar de Amercentrale voorbij het afsluiterstation, niet meer bedragen dan 16 inch;
  • 4. in afwijking van het bepaalde onder 2 mag de diameter van de leiding naar de Dongecentrale voorbij het afsluiterstation, niet meer bedragen dan 8 inch.
21.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van de leidingen als bedoeld in 21.1.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2, teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen en vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de beheerder van de leidingen.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven en egaliseren van de bodem;
  • b. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • c. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm;
  • e. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding en ophoging;
  • f. het opslaan van brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen;
  • g. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijv. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage anders dan normaal spit- en ploegwerk.

21.4.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 21.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale beheer en/of onderhoud van de leidingen;
  • d. welke betreffen de aanleg van leidingen.

21.4.3 Toetsing omgevingsvergunning

De onder 21.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien en voor zover geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding ontstaat of kan ontstaan en er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen bezwaren bestaan tegen het verlenen van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden.

21.4.4 Advies beheerder

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 21.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de leiding omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de functie van de leiding, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

Artikel 22 Leiding - Hoogspanning

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanning bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van een hoogspanningsleiding; met de daarbij behorende:

  • a. belemmerde strook;
  • b. voorzieningen.


In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de in dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd;
  • b. op of in de in dit artikel bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
  • c. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan alleen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder a of b indien de betreffende leidingbeheerder hierover een positief schríftelijk advies heeft gegeven. Dit advies dient meegewogen te worden in de besluitvorming omtrent een omgevingsvergunning.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende activiteiten uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplanting en bomen, dieper dan 0,80 meter onder maaiveld;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem, dieper dan 0,80 meter onder maaiveld;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,
  • f. diepploegen, egaliseren en aanleggen van drainage, dieper dan 0,80 meter onder maaiveld;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • h. het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materialen;
  • i. het aanleggen van opstallen;
  • j. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, anders dan ten dienste van de in lid 22.1 omschreven bestemming.
22.5 Uitzondering van de vergunningplicht

Het in lid 22.4 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn bij het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud en beheer ten aanzien van de verbinding en belemmerde strook betreffen;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. die vallen onder de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten.
22.6 Voorwaarden vergunningverlening

Het bevoegd gezag kan alleen bij een omgevingsvergunning afwijken indien de betreffende leidingbeheerder hierover een positief schríftelijk advies heeft gegeven. Dit advies dient meegewogen te worden in de besluitvorming omtrent een omgevingsvergunning.

Artikel 23 Leiding - Hoogspanningsverbinding

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de  aanleg en instandhouding van een bovengrondse hoogspanningsverbinding en uitsluitend in het bestaande type met de bestaande hoeveelheid KV's;

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

23.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

23.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de maximale hoogte van hoogspanningsmasten 38 meter.
23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning af laten wijken van het bepaalde in 23.2 en toestaan dat binnen de beschermingszone bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s).
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
  • c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • d. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte.

23.4.2 Voorwaarden

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
  • c. het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is niet in strijd met de doeleindenomschrijving van het bestemmingsplan, of krachtens zodanige plannen gestelde eisen, een beheersverordening, een besluit als bedoeld in artikel 3.40 van de Wet ruimtelijke ordening dan wel met een voorbereidingsbesluit;
  • d. voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is verleend indien zulks vereist is;
  • e. het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3 derde lid van de Wet ruimtelijke ordening.

23.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 23.4.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werken/ werkzaamheden waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning danwel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen;
  • d. vervanging van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de onderliggende bestemming.

Artikel 24 Leiding - Riool

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de beschermingszone van een rioolwatertransportleiding en ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool' mede bestemd voor een ondergrondse rioolwatertransportleiding.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

24.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

24.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
24.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 24.2 en toestaan dat met de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf gehoord de beheerder van de betreffende leiding.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:

  • a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
  • b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • d. het verwijderen van beplanting;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk, met een diepte van meer dan 0,3 m;
  • g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.

24.4.2 Voorwaarden

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
  • c. het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is niet in strijd met de doeleindenomschrijving van het bestemmingsplan, of krachtens zodanige plannen gestelde eisen, een beheersverordening, een besluit als bedoeld in artikel 3.40 van de Wet ruimtelijke ordening dan wel met een voorbereidingsbesluit;
  • d. voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is verleend indien zulks vereist is;
  • e. het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3 derde lid van de Wet ruimtelijke ordening.

24.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 24.4.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde verleende vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.

Artikel 25 Leiding - Water

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een watertransportleiding en uitsluitend in het bestaande type met de bestaande druk en diameter;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

25.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
  • b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • d. het verwijderen van beplanting;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk, met een diepte van meer dan 30 cm;
  • g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.

25.4.2 Uitzonderingen

Het onder 25.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning danwel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke het herbestraten met (half-)verhardingen betreffen;
  • d. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.

25.4.3 Toelaatbaarheid

De in 25.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 25.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 26 Waarde - Archeologie

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (verwachte) archeologische waarden.

26.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van het behoud en de bescherming van (verwachte) archeologische waarden uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits het bepaalde in leden 26.3.1 en 26.3.2 vooraf in acht is genomen.
  • b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de andere op die gronden voorkomende bestemming(en), mits het bepaalde in leden 26.3.1 en 26.3.2 vooraf in acht is genomen.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld, zoals het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage, het frezen, scheuren van grasland, het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en het verwijderen van funderingen;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van diepwortelende beplanting en bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het heien of boren van palen en slaan van damwanden.
26.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 26.3.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van een door aanvrager ingediend archeologisch rapport van een archeologisch onderzoek naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond dat archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • b. Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
    • 3. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
    • 4. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
26.3.3 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 26.3.1 geldt niet, indien:

  • a. sprake is van een bodemverstoring door de uitvoering van de werken/werkzaamheden die niet dieper gaat dan 30 cm onder het maaiveld;
  • b. sprake is van een bodemverstoring die dieper gaat dan 30 cm onder het maaiveld, maar deze een oppervlakte van niet meer dan 50 m² beslaat dit tenzij sprake is van een bodemverstoring die dieper gaat dan 60 cm onder het maaiveld en waarbij het deel van de bodemverstoring dat dieper is gesitueerd dan 60 cm onder het maaiveld meer dan 10 m3 beslaat;
  • c. de werken of werkzaamheden:
    • 1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. de werken en werkzaamheden op archeologisch onderzoek zijn gericht;
  • e. sprake is van het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, mits de grondwerkzaamheden niet dieper zijn dan 1,2 meter en niet breder dan 1 meter;
  • f. de werken en/of werkzaamheden het normale onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • g. duidelijk is aangetoond dat sprake is van een vervangende aanleg, waarbij geen sprake is van een extra bodemverstoring die dieper gaat dan 30 cm onder het maaiveld en voor een oppervlakte van meer dan 50 m² en waarbij evenmin sprake is van een extra bodemverstoring die dieper gaat dan 60 cm onder het maaiveld, waarbij het deel van de extra bodemverstoring dat dieper is gesitueerd dan 60 cm onder het maaiveld meer dan 10 m3 beslaat;
  • h. naar het oordeel van het bevoegd gezag uit andere beschikbare informatie voldoende blijkt dat de archeologische waarden door de bodemverstorende activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • i. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan dat betrekking heeft op een vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte van de bestaande bebouwing, voorzover gelegen op of onder maaiveldpeil, niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
26.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van de Wet ruimtelijke ordening (artikel 3.6 lid 1 onder a) het plan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie' te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel gemeentelijk archeologiebeleid hiertoe aanleiding geeft.

 

Artikel 27 Waarde - Archeologie 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (verwachte) archeologische waarden. Het gaat hier om hoge archeologische (verwachtings)waarden.

27.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van het behoud en de bescherming van (verwachte) archeologische waarden uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits het bepaalde in leden 27.3.1 en 27.3.2 vooraf in acht is genomen.
  • b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de andere op die gronden voorkomende bestemming(en), mits het bepaalde in leden 27.3.1 en 27.3.2 vooraf in acht is genomen.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm onder het maaiveld, zoals het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage, het frezen, scheuren van grasland, het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en het verwijderen van funderingen;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van diepwortelende beplanting en bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het heien of boren van palen en slaan van damwanden.
27.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 27.3.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van een door aanvrager ingediend archeologisch rapport van een archeologisch onderzoek naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond dat archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • b. Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
    • 3. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
    • 4. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

27.3.3 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 27.3.1 geldt niet, indien:

  • a. sprake is van een bodemverstoring door de uitvoering van de werken/werkzaamheden die niet dieper gaat dan 40 cm onder het maaiveld;
  • b. sprake is van een bodemverstoring die dieper gaat dan 40 cm onder het maaiveld, maar deze een oppervlakte van niet meer dan 100 m² beslaat;
  • c. de werken of werkzaamheden:
    • 1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. de werken en werkzaamheden op archeologisch onderzoek zijn gericht;
  • e. sprake is van het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, mits de grondwerkzaamheden niet dieper zijn dan 1,2 meter en niet breder dan 1 meter;
  • f. de werken en/of werkzaamheden het normale onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • g. duidelijk is aangetoond dat sprake is van een vervangende aanleg, waarbij geen sprake is van een extra bodemverstoring die dieper gaat dan 40 cm onder het maaiveld en voor een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • h. naar het oordeel van het bevoegd gezag uit andere beschikbare informatie voldoende blijkt dat de archeologische waarden door de bodemverstorende activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • i. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan dat betrekking heeft op een vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte van de bestaande bebouwing, voorzover gelegen op of onder maaiveldpeil, niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
27.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van de Wet ruimtelijke ordening (artikel 3.6 lid 1 onder a) het plan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel gemeentelijk archeologiebeleid hiertoe aanleiding geeft.

 

Artikel 28 Waarde - Archeologie 4

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (verwachte) archeologische waarden. Het gaat hier om hoge archeologische (verwachtings)waarden.

28.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van het behoud en de bescherming van (verwachte) archeologische waarden uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits het bepaalde in leden 28.3.1 en 28.3.2 vooraf in acht is genomen.
  • b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de andere op die gronden voorkomende bestemming(en), mits het bepaalde in leden 28.3.1 en 28.3.2 vooraf in acht is genomen.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm onder het maaiveld, zoals het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage, het frezen, scheuren van grasland, het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en het verwijderen van funderingen;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van diepwortelende beplanting en bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het heien of boren van palen en slaan van damwanden.

28.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 28.3.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van een door aanvrager ingediend archeologisch rapport van een archeologisch onderzoek naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond dat archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • b. Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
    • 3. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
    • 4. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

28.3.3 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in lid 28.3.1 geldt niet, indien:

  • a. sprake is van een bodemverstoring door de uitvoering van de werken/werkzaamheden die niet dieper gaat dan 50 cm onder het maaiveld;
  • b. sprake is van een bodemverstoring die dieper gaat dan 50 cm onder het maaiveld, maar deze een oppervlakte van niet meer dan 100 m² beslaat;
  • c. de werken of werkzaamheden:
    • 1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. de werken en werkzaamheden op archeologisch onderzoek zijn gericht;
  • e. sprake is van het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, mits de grondwerkzaamheden niet dieper zijn dan 1,2 meter en niet breder dan 1 meter;
  • f. de werken en/of werkzaamheden het normale onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • g. duidelijk is aangetoond dat sprake is van een vervangende aanleg, waarbij geen sprake is van een extra bodemverstoring die dieper gaat dan 50 cm onder het maaiveld en voor een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • h. naar het oordeel van het bevoegd gezag uit andere beschikbare informatie voldoende blijkt dat de archeologische waarden door de bodemverstorende activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • i. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan dat betrekking heeft op een vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte van de bestaande bebouwing, voorzover gelegen op of onder maaiveldpeil, niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
28.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van de Wet ruimtelijke ordening (artikel 3.6 lid 1 onder a) het plan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel gemeentelijk archeologiebeleid hiertoe aanleiding geeft.

Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor beschermd stadsgezicht en daarmee voor het behoud, het herstel en de versterking van het karakter van de historische kom van de stad Geertruidenberg die tot uitdrukking komt in de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden van de gevelwanden en de openbare ruimte.

29.2 Bouwregels
29.2.1 Bouwen volgens de onderliggende bestemming

Op de gronden mogen bouwwerken worden gebouwd volgens de regels van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, mits het beschermd stadsgezicht en het cultuurhistorisch evenwicht daarin daarmee niet worden aangetast.

Hierbij gelden de volgende aanvullende regels

a Gevels

Voor voorgevels en kopgevels van hoofdgebouwen alsmede van aanbouwen en bijgebouwen die een vloeroppervlak hebben van meer dan 6 m² en die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte, mogen niet anders dan in verweerbare materialen zoals baksteen, pleisterwerk, hout en natuursteen worden uitgevoerd.

b Daken

a. met betrekking tot ingevolge het plan toegestane gebouwen op de gronden die zijn gelegen binnen de begrenzing van de, in bijlage 4 bij de planregels opgenomen, kappenkaart dienen de op die kaart aangegeven aanwijzingen met betrekking tot dakvorm, daktype en nokrichting in acht te worden genomen

b. de hoofdgebouwen moeten worden afgedekt met een schuine kap waarvan de hellingshoek ten minste 35 graden en ten hoogste 65 graden bedraagt;

c.  indien de aanbouwen en bijgebouwen worden afgedekt met een schuine kap dient de hellingshoek ten minste 35 graden en ten hoogste 65 graden te bedragen
d. De schuine daken van hoofdgebouwen alsmede van aanbouwen of bijgebouwen die een vloeroppervlak hebben van meer dan 6 m2 moeten worden afgedekt met gegolfde gebakken pannen of met leien.

29.3 Afwijken van de bouwregels
29.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 29.2 indien en voor zover geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel verzekerd is van het historische en ruimtelijke karakter van het beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie schriftelijk advies heeft uitgebracht.

29.3.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:

  • a. de toepassing van materialen als bedoeld onder 29.2 hun structuren, textuur en hun kleuren, teneinde gevels of geveldelen meer in overeenstemming te brengen met de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht;
  • b. de kapvorm en nokrichting van daken.

Alvorens omtrent het stellen van nadere eisen te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de monumentencommissie.

29.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
29.4.1 Verbod

Het is verboden binnen de onder 29.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het slopen van gebouwen of delen van gebouwen anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning voor het bouwen en/of slopen is verleend of ter vernieuwing van onderdelen, welke uit oogpunt van onderhoud noodzakelijk is;
  • b. het bestraten en verharden van de gronden met de bestemming 'Groen' voorzover de bestrating of verharding per perceel een groter oppervlak dan 10% van deze gronden of meer dan 15 m2 beslaat;
  • c. het geheel of gedeeltelijk vergraven of dempen van waterlopen, alsmede verwijderen of aanbrengen van kademuren, beschoeiingen of meerpalen;
  • d. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur op gronden met de bestemming 'Groen';
  • e. het bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen op gronden die op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid, voorzover dit is gelegen op gronden met de bestemming 'Groen'.

29.4.2 Uitzonderingen

Het verbod zoals opgenomen in 29.4.1  is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden, noodzakelijk in verband met het beheer of de voltooiing van werken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • b. werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning voor werken of werkzaamheden;
  • c. het normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • d. werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of het herstel van de cultuurhistorische waarden.

29.4.3 Toelaatbaarheid

De vergunning wordt slechts verleend indien, mede gelet op de te hanteren materialen, geen afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht en de werken en werkzaamheden de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate aantasten, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet worden verkleind.

Alvorens omtrent het verlenen vergunning voor werken en werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de monumentencommissie omtrent de mogelijke aantasting van de cultuurhistorische karakteristiek van het beschermd stadsgezicht.

Artikel 30 Waarde - Groeiplaats monumentale bomen

30.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Groeiplaats monumentale bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) in de vigerende bestemmingsplannen, mede bestemd voor de instandhouding, de bescherming en het herstel van de monumentale bomen;
30.2 Bouwregels
30.2.1 Bouwen volgens de dubbelbestemming

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - groeiplaats monumentale bomen' zijn op basis van deze bestemming de volgende bouwwerken toegestaan:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor de instandhouding, bescherming of herstel van de aanwezige monumentale bomen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,50 meter.

30.2.2 Bouwen volgens de onderliggende bestemming

Indien op grond van de bouwregels van de onderliggende bestemming bouwwerken worden gebouwd, dan zijn deze op grond van de dubbelbestemming 'Waarde – Groeiplaats Monumentale bomen' toegestaan, mits:

  • a. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geen negatieve invloed hebben op de aanwezige monumentale bomen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
  • c. er advies is ingewonnen bij een ter zake deskundige omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de instandhouding, de bescherming en het herstel van de monumentale bomen niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. Voordat advies wordt ingewonnen, dient inzichtelijk te zijn gemaakt wat de kroonprojectie en het worteldek van de betreffende bo(o)m(en) is. 
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden
30.3.1 Verbod

Het is verboden binnen de onder 30.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • b. het leggen van drainagebuizen;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
  • e. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;
  • f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze van indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • g. het opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het snoeien, vellen of rooien van bomen.

30.3.2 Uitzonderingen

Het verbod zoals opgenomen in lid 30.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden, noodzakelijk in verband met het beheer of de voltooiing van werken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • b. werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning voor werken of werkzaamheden;
  • c. het normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • d. werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of het herstel van de monumentale waarden.

30.3.3  Toelaatbaarheid

De vergunning wordt slechts verleend indien de werken en werkzaamheden de monumentale waarde van de gronden niet in onevenredige mate aantasten, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarde niet wordt verkleind. Dit wordt beoordeeld op basis van een ingewonnen advies bij een ter zake deskundige, waarbij wordt beoordeeld of door de voorgenomen activiteiten het belang van de instandhouding, de bescherming en het herstel van de monumentale bomen niet onevenredig schaden. Daarbij dient inzichtelijk te zijn gemaakt wat de kroonprojectie en het worteldek van de betreffende bo(o)m(en) is.

Artikel 31 Waterstaat - Beschermingszone

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de waterkerende functie van de aangrenzende waterkering.

31.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
31.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 31.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waterstaat - Beschermingszone zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting.

31.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 31.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

31.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 31.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien het behoud van de waterstaatsfunctie is gewaarborgd.

Artikel 32 Waterstaat - Waterkering

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken, in het bijzonder een primaire waterkering.

32.2 Bouwregels

Op en in gronden als bedoeld in 32.1 gronden mogen uitsluitend worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nodig voor het behoud en onderhoud van de waterkering,

32.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de waterkering, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 32.2 voor het oprichten van bouwwerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. bebouwing is mogelijk op grond van de onderliggende bestemming;
  • b. burgemeester en wethouders winnen advies in bij de waterkeringbeheerder.
32.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor en/of als:

  • a. opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden.
32.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.5.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:

  • a. het ontginnen, het bodem verlagen, het afgraven, het ophogen en/of het egaliseren;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie en het scheuren of frezen van natuurlijke graslandvegetaties;
  • d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  • g. het verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten, alsmede het slaan van waterputten of -bronnen ten behoeve van de drinkwaterwinning;
  • h. het bebossen of aanbrengen van kruidachtige of houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
  • i. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en kaden;
  • j. het bestrooien of bespuiten van gronden met chemische bestrijdingsmiddelen;
  • k. het aanleggen van leidingen of het werken met overdruk van meer dan 10 bar.

32.5.2 Voorwaarden

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de het waterschap;
  • c. het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is niet in strijd met de doeleindenomschrijving van het bestemmingsplan, of krachtens zodanige plannen gestelde eisen, een beheersverordening, een besluit als bedoeld in artikel 3.40 van de Wet ruimtelijke ordening dan wel met een voorbereidingsbesluit;
  • d. voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is verleend indien zulks vereist is;
  • e. het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3 derde lid van de Wet ruimtelijke ordening.

32.5.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 32.5.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werken/ werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, alsmede werken en werkzaamheden tot herstel van voor de waterkeringsfunctie ongewenste veranderingen;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. het onderhoud en herstel dan wel aanpassen van bestaande oeverbeschoeiingen;
  • e. behoud of tot herstel van de landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden.
  • f. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde verleende vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 33 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 34 Algemene bouwregels

34.1 Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, diepte, dakhelling en/of de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens of enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 35 Algemene gebruiksregels

35.1 Algemeen gebruiksverbod

Onder verboden gebruik in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 7.2 onder b van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie voor de opslag van (aan het oorspronkelijke verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van aanwezige legale minicampings.

Artikel 36 Algemene aanduidingsregels

36.1 Geluidzone - industrie Gasthuiswaard
36.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de Gebiedsaanduiding 'geluidszone – industrie Gasthuiswaard' geldt, dat nieuwe geluidgevoelige objecten niet mogen worden gerealiseerd vanwege een hoge geluidbelasting als gevolg van het industrielawaai van het gezoneerde bedrijventerrein Gastthuiswaard.

36.1.2 Afwijken van de bouwregels

Mits de geluidbelasting als gevolg van industrielawaai op de gevels van geluidgevoelige gebouwen en/of functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een door burgemeester en wethouders verleende hogere grenswaarde, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 36.1.1 en toestaan dat nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd dan wel functies worden toegestaan.

36.2 Geluidzone - industrie Weststad 3
36.2.1 Bouwregels

Ter plaatse van de Gebiedsaanduiding 'geluidszone – industrie Weststad 3' geldt, dat nieuwe geluidgevoelige objecten niet mogen worden gerealiseerd vanwege een hoge geluidbelasting als gevolg van het industrielawaai van het gezoneerde bedrijventerrein Weststad 3 (gemeente Oosterhout.

36.2.2 Afwijken van de bouwregels

Mits de geluidbelasting als gevolg van industrielawaai op de gevels van geluidgevoelige gebouwen en/of functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een door burgemeester en wethouders verleende hogere grenswaarde, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 36.2.1 en toestaan dat nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd dan wel functies worden toegestaan.

36.3 Geluidzone - industrie Nederlof
36.3.1 Bouwregels

Ter plaatse van de Gebiedsaanduiding 'geluidszone – industrie Nederlof' geldt, dat nieuwe geluidgevoelige objecten niet mogen worden gerealiseerd vanwege een hoge geluidbelasting als gevolg van het industrielawaai van het gezoneerde bedrijventerrein Scheepswerf Nederlof.

36.3.2 Afwijken van de bouwregels

Mits de geluidbelasting als gevolg van industrielawaai op de gevels van geluidgevoelige gebouwen en/of functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een door burgemeester en wethouders verleende hogere grenswaarde, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 36.3.1 en toestaan dat nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd dan wel functies worden toegestaan.

36.4 Geluidzone - industrie Ruitenberg
36.4.1 Bouwregels

Ter plaatse van de Gebiedsaanduiding 'geluidszone – industrie Ruitenberg' geldt, dat nieuwe geluidgevoelige objecten niet mogen worden gerealiseerd vanwege een hoge geluidbelasting als gevolg van het industrielawaai van het gezoneerde bedrijventerrein Scheepswerf Ruitenberg.

36.4.2 Afwijken van de bouwregels

Mits de geluidbelasting als gevolg van industrielawaai op de gevels van geluidgevoelige gebouwen en/of functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een door burgemeester en wethouders verleende hogere grenswaarde, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 36.4.1 en toestaan dat nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd dan wel functies worden toegestaan.

36.5 Overige zone - toevoeging woning

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - toevoeging woning' blijft het bestemmingsplan 'Wim Boonsstraat en Brahmsstraat', vastgesteld op 24-01-2019 met identificatie NL.IMRO.0779.RDRVBPboonsbrahms-VS01 onverminderd van toepassing, met dien verstande dat een extra woning gerealiseerd mag worden, waarmee het maximum aantal wooneenheden binnen de aanduiding 'Overige zone - toevoeging woning' en de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' 67 bedraagt.

36.6 Vrijwaringszone - Molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden primair bestemd voor de instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element.

Ongeacht hetgeen in de regels voor de op deze gronden rustende bestemming is bepaald, mag er ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' niet worden gebouwd voor zover de windvang van de molen daardoor niet onevenredig wordt aangetast. Uitgangspunt hierbij is dat de optimale windvang tot maximaal 5 % mag worden beperkt. Voor de bepaling van de toegestane bouwhoogtes gelden de volgende regels:

  • a. tot een afstand van 100 m van de molen, verloopt de hoogteligging van de molenbiotoop horizontaal hetgeen inhoudt dat de bouwhoogte nieuwe bouwwerken, die in dit deel van de molenbiotoop worden gebouwd, niet meer mag bedragen dan 8 m, uitgaande van de stellinghoogte van de molen van 8 m.
  • b. Op meer dan 100 m afstand van de molen, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop' geldt voor het verloop van de hoogteligging van de molenbiotoop de 1:50 regel hetgeen inhoudt dat in dit deel van de molenbiotoop bouwwerken zijn toegelaten met een bouwhoogte van niet meer dan 1/50e van de afstand, gemeten tussen het bouwwerk en de molen;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a en b is bebouwing met een grotere hoogte in de volgende gevallen toegestaan:
    • 1. Het betreft een bouwwerk met een bestaande grotere hoogte; of
    • 2. Het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
      • de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
      • het bouwwerk wordt aan een bestaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m uit bestaande bouwwerken;
      • het vloeroppervlak van krachtens deze bepaling opgerichte bouwwerken mag in totaal niet meer bedragen dan 10% van de bouwwerken waarachter wordt gebouwd;
      • het oprichten van een bouwwerk is uitsluitend toegestaan, voor zover dit mogelijk is op basis van de overige voor deze bestemming geldende bestemming.
36.7 Wetgevingszone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding Wetgevingszone - wijzigingsgebied te wijzigen in de bestemming Wonen en Verkeer en het bouwvlak aan te passen/ een bouwvlak toe te voegen, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer bedraagt dan 8, met dien verstande dat ten minste 4 woningen starterswoningen zijn;
  • b. de goothoogte van de woningen niet meer bedraagt dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte van de woningen niet meer bedraagt dan 9 m;
  • d. de wijziging inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  • e. de wijziging inpasbaar is in het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • f. er geen sprake is van milieuhygi?nische belemmeringen;
  • g. rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
  • h. voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven;
  • i. voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vleermuisonderzoek inzicht in de aanwezigheid van vleermuizen en eventuele benodigde mitigerende maatregelen dient te zijn gegeven;
  • j. voldaan wordt aan de parkeernormen zoals opgenomen in de CROW.
36.8 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' blijven de vigerende bestemmingsplannen onverminderd van toepassing, waaronder:

  • Buitengebied 1e herziening, vastgesteld op 17-12-2015, met identificatie NL.IMRO.0779.BPbuitengebherz1-VS01;
  • Buitengebied Geertruidenberg, vastgesteld op 28-04-2011, met identificatie NL.IMRO.0779.RDBPbuitengebied-vs01;
  • Dombosch, onherroepelijk geworden op 01-08-2009, met identificatie NL.IMRO.07790000RVBPdombosch-;
  • Raamsdonksveer Noord, onherroepelijk geworden op 10-05-2008, met identificatie NL.IMRO.07790000RVBPrvnoord-

en geldt aanvullend op de vigerende bestemmingsplannen deze wijzigingsbevoegdheid:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, voor zover het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2', voor het aanbrengen, verwijderen of verleggen van één of meerdere leidingen met de daarbij behorende (dubbel)bestemmingen en aanduidingen/ veiligheids- en/of vrijwaringszones, met dien verstande dat:

  • a. wijziging noodzakelijk is:
    • 1. om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
    • 2. voor een efficiënte realisering van de bestemmingen;
    • 3. vanwege infrastructurele projecten, zoals de verbreding van de A27;
  • b. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • c. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 37 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • b. de planregels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bebouwingsregels van de artikelen in hoofdstuk 2, voor wat betreft:
    • 1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens;
    • 2. de afstand van (een onderdeel van) gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de voorgevellijn;

voor zover het de voortzetting van een afwijking betreft welke bestond op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

  • d. de planregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • e. de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat deze wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 5 m;
    • 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    • 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  • f. de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw mag bedragen.

Artikel 38 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.


De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 39 Overige regels

39.1 Parkeerregels
39.1.1 Algemene parkeerregels

Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde parkeernormen.

39.1.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen

Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. De toename van de parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de beleidsregels "Parkeren doen we zo!". Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

39.1.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen

Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. De toename van de parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de beleidsregels "Parkeren doen we zo!". Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

39.1.4 Specifieke gebruiksregels

Ruimte(n) voor het parkeren van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte(n) krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

39.2 Gebruiksregels
39.2.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken als bedoeld in lid 39.1, indien niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de op dat moment geldende beleidsregel "Parkeren doen we zo!".

39.2.2 Afwijken van de parkeerregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 39.2.1. Het college neemt hierbij, conform de beleidsregels "Parkeren doen we zo!", in overweging of:

  • a. het voldoen aan de parkeerregels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. er op andere wijze in de benodigde parkeer- en stallingsbehoefte wordt voorzien;
  • c. er een financiële voorwaarde dient te worden gesteld.

Indien gedurende de planperiode de beleidsregels wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

39.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 40 Overgangsrecht

40.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
40.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 41 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ' Periodieke planherziening 2018 Geertruidenberg'.