Toelichting
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding De basisschool het Carillon is verhuisd naar de brede school Sonate in de wijk Grauwe Polder. De vrijkomende locatie is aangeboden voor de realisering van een CPO-project (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap). Bij een CPO-project zijn de toekomstige bewoners zelf projectontwikkelaar. Dit heeft geleid tot een verkaveling bestaande uit 11 patiowoningen, 6 rijenwoningen en openbaar gebied bestaande uit groen, een toegangsweg en parkeerplaatsen. Deze herontwikkeling past niet in het geldend bestemmingsplan 'Grauwe Polder'. Het bestemmingsplan moet hiervoor gewijzigd worden. Dit heeft geleid tot het bestemmingsplan 'Triangeldreef 21, het Carillon'. 1.2 Plangebied Het plangebied wordt begrensd door de straten Triangeldreef, Beiaard en Vedelring. Hieronder is de ligging van het plangebied weergegeven. 1.3 Geldende bestemmingsplannen Ter plaatse geldt het bestemmingsplan 'Grauwe Polder'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 7 december 2010 en op 4 februari 2011 in werking getreden en onherroepelijk geworden. 1.4 Opzet van de toelichting In deze toelichting worden de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan 'Triangeldreef 21, het Carillon' weergegeven. De bestaande situatie en de mogelijke herontwikkeling worden beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de actuele en relevante beleidskaders, doelstellingen en wet- en regelgeving van het rijk, de provincie en de gemeente. Diverse mogelijke randvoorwaarden zoals bijvoorbeeld archeologie, geluidhinder, bodemverontreiniging en water, komen aan bod in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op het juridische deel van het bestemmingsplan, de planregels en planverbeelding. Hoofdstukken 6 en 7 hebben betrekking op de economische uitvoerbaarheid respectievelijk de maatschappelijke toetsing en het overleg zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. In de fase van vaststelling van het bestemmingsplan wordt hoofdstuk 8 ingevuld. Hoofdstuk 2 Bestaande situatie en nieuwe ontwikkelingen Voor het formuleren van beleid en het opstellen van het bestemmingsplan is het van belang dat de bestaande situatie goed in beeld wordt gebracht. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de nieuwe ontwikkeling in het plangebied 2.1 Bestaande situatie Op de locatie Triangeldreef 21 was de basisschool 'het Carillon' gevestigd. Deze maakt nu onderdeel uit van de brede school Sonate. Aan de zuidzijde tussen Vedelring 152 en Beiaard 391 zijn onbebouwde gronden aanwezig die nu zijn ingericht als openbare speelgelegenheid. De aangrenzende woningen bestaan uit drie bouwlagen namelijk 2 volledige bouwlagen en een kap. 2.2 Nieuwe ontwikkeling De herontwikkeling heeft betrekking op het perceel Triangeldreef 21 en het aan de zuidzijde grenzende openbaar gebied. De herontwikkeling voorziet in de bouw van patiowoningen, rijenwoningen (starters), een toegangsweg, parkeerplaatsen en groen. Een deel van het groen wordt ingericht als speelgelegenheid. De rijenwoningen bestaan uit drie bouwlagen. De patiowoningen bestaan uit 1 bouwlaag en eventueel een kleinere tweede bouwlaag. Er zijn maximaal 20 woningen toegestaan. Dit zijn 6 rijenwoningen en 14 patiowoningen. In de verkaveling wordt nu uitgegaan van 11 patiowoningen. Mogelijk dat de grootste patiowoningen verkleind worden. De woningen passen qua omvang in de bestaande omgeving. Voor de parkeernorm wordt uitgegaan van 1,6 parkeerplaats/rijenwoning en 1,8 parkeerplaats bij de patiowoningen. Parkeergelegenheid op eigen terrein niet zijnde een garage, wordt aangemerkt als 0,8 parkeerplaats. Dit zijn de parkeernormen die in de gemeente Etten-Leur bij nieuwe ontwikkelingen worden toegepast. Bij elke patiowoning wordt 1 parkeerplaats op eigen terrein aangelegd. Het openbaar gebied (planverbeelding: bestemming 'Verkeer-Verblijf') heeft de ruimte om voldoende parkeerplaatsen aan te leggen om te voldoen aan de parkeernorm. De definitieve situering van de parkeerplaatsen wordt bepaald in overleg met de toekomstige bewoners. Hieronder staat een tekening van de nieuwe ontwikkeling. Hoofdstuk 3 Beleidskader In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de beleidsdoelstellingen van rijk, provincie en gemeente die van belang zijn voor het bestemmingsplan 'Triangeldreef 21, het Carillon'. 3.1 Rijksbeleid Wet ruimtelijke ordening Een van de uitgangspunten van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een centrale rol voor actuele bestemmingsplannen voor het hele grondgebied van een gemeente. In de Wro is de plicht voor de gemeente opgenomen om eens in de tien jaar de bestemmingsplannen vast te stellen. De rijksoverheid hecht grote waarde aan de digitalisering van bestemmingsplannen. Wijziging, uitwisseling, vergelijking, monitoring en toetsing van digitale bestemmingsplannen is technisch vele malen eenvoudiger dan van bestemmingsplannen in papieren vorm. Digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen ondersteunen de doelstelling van de nieuwe Wro met betrekking tot de actualisering. Het wijzigen van gedigitaliseerde bestemmingsplannen is technisch gemakkelijk hetgeen de actualiteit van bestemmingsplannen bevordert. Het bestemmingsplan 'Triangeldreef 21, het Carillon' is opgesteld conform de Wro. Dit betekent dat de planverbeelding en de planregels zijn opgesteld volgens de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Daarnaast wordt er voldaan aan de verplichting om een digitaal gecodeerd plan aan te leveren conform het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012). Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Ruimte de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ vastgesteld. De SVIR vormt de nieuwe rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, over aan provincies en gemeenten. Eerdere afspraken over verstedelijking zoals binnenstedelijke bouwen laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij is het uitgangspunt dat toenemende ruimtebehoefte in beginsel wordt opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Op deze manier kan verder ruimtebeslag elders zo veel mogelijk worden voorkomen. Ten aanzien van de 'ladder' voor duurzame verstedelijking is het volgende overwogen. Het bestemmingsplan 'Triangeldreef 21, het Carillon' voorziet in maximaal 14 patiowoningen en 6 rijenwoningen. Op basis van het woningmarktonderzoek van november 2014 blijkt dat aan dergelijke woningen behoefte is. Dit wordt nog ondersteund door het feit dat deze ontwikkeling tot stand is gekomen in de vorm van een CPO-project. Er is hier sprake van een binnenstedelijke locatie. Het aantal woningen past in de op regionaal niveau gemaakte afspraken. 3.2 Provinciaal beleid Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 provincie Noord-Brabant Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 7 februari 2014 vastgesteld. De Structuurvisie geeft de samenhang weer tussen het beleid op het gebied van milieu, verkeer en vervoer en water. Daarnaast houdt de Structuurvisie ruimtelijke ordening rekening met provinciaal beleid op economisch, sociaal-cultureel en ecologisch vlak. De provincie geeft in de Structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie afkomen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. De provincie streeft naar een complete kennis- en innovatieregio. Daarnaast zijn een aantrekkelijke woon- en leefomgeving, natuur- en landschapsontwikkeling, een robuust verkeer- en vervoersysteem en een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven van cruciaal belang. Duurzaam en zorgvuldig omgaan met de schaarse ruimte staat daarbij centraal. Het plangebied 'Triangeldreef 21, het Carillon' is op de visiekaart behorende bij de Structuurvisie aangewezen als 'stedelijk concentratiegebied'. Verordening Ruimte 2014 Noord-Brabant De Verordening Ruimte 2014 is door Provinciale Staten op 10 juli 2015 vastgesteld en op 15 juli 2015 in werking getreden. De Verordening Ruimte is een uitvoeringsinstrument voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit het provinciaal beleid in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen. De onderwerpen die in de Verordening Ruimte staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van Brabant bevorderen. Dat betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een bijdrage dienen te leveren aan de kernkwaliteiten van Brabant en dat gemeenten bij ruimtelijke afwegingen het principe van zorgvuldig ruimtegebruik moeten toepassen. Hiermee wordt beoogd de groei en de spreiding van het stedelijk ruimtebeslag op het buitengebied af te remmen. Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Dit betekent dat de realisering van woningbouw, bedrijventerreinen, overige stedelijke voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden (bestaand stedelijk gebied van de grotere kernen). Nieuw ruimtebeslag buiten deze gebieden kan slechts als inbreiding of herstructurering in bestaand stedelijk gebied niet tot de mogelijkheden behoren. In de Verordening Ruimte wordt aandacht gevraagd voor de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking zoals deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Daarnaast zijn in relatie tot het principe 'meer aandacht voor de onderste lagen' ook water en archeologie van belang. In hoofdstuk 4 wordt aan deze aspecten aandacht besteed. Regionale afspraken woningbouw De gemeente Etten-Leur heeft met de regiogemeenten van West-Brabant en de provincie Noord-Brabant afspraken gemaakt over het aantal te bouwen woningen. Op grond van deze afspraken mogen in de periode 2016 tot en met 2025 in de gemeente Etten-Leur 1375 nieuwe woningen netto worden toegevoegd aan de woningvoorraad. Het bestemmingsplan 'Triangeldreef 21, het Carillon' voorziet in de bouw van maximaal 20 woningen. Dit aantal past in de gemaakte afspraken. 3.3 Gemeentelijk beleid Structuurvisie Plus, Etten-Leur in Bloei 2020 Op 23 mei 2005 heeft de gemeenteraad de StructuurvisiePlus vastgesteld. In de visie is voor de woningbouw bepaald dat een deel binnenstedelijk moet worden gerealiseerd, door het benutten van binnenstedelijke bouwlocaties. Een meerlaags grondgebruik moet voor zover stedenbouwkundig verantwoord worden bevorderd. Woningmarktonderzoeken In 2014 is in opdracht van de gemeente Etten-Leur en de Woonstichting Etten-Leur een woningmarkt- onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport woningmarktonderzoek Etten-Leur 2014 van 21 november 2014 (Atrivé; nr. 1400251). Eén van de aanbevelingen is om door collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) betaalbare woningen te realiseren. Beleidsnotitie “Huisvesting mantelzorg gemeente Etten-Leur” Op 14 juli 2009 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie ‘huisvesting mantelzorg gemeente Etten-Leur’ vastgesteld. Deze notitie is bedoeld om ruimtelijke mogelijkheden te bieden om huisvesting voor mantelzorg bij woningen mogelijk te maken. Naast huisvesting in permanente aan-, uit- of bijgebouwen biedt de notitie ook de mogelijkheid tot het plaatsen van een tijdelijke woonunit. Aan deze afwijking hangt de voorwaarde dat indien de mantelzorg ten einde is een en ander weer terug gebracht moet worden conform het bestemmingsplan. In deze notitie zijn voorbeeldregelingen opgenomen. Deze regelingen zijn verwerkt in dit bestemmingsplan. Beleidsregel aan huis gebonden beroepen en bedrijven Bestemmingsplannen kennen al een (ruime) regeling voor aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven. Uit de praktijk blijkt dat er soms onduidelijkheid bestaat over welke beroepen of bedrijven nu recht- streeks toestaan zijn. Om discussies te voorkomen, hebben burgemeester en wethouders op 16 maart 2010 de beleidsregel 'aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven' vastgesteld. Deze beleidsregel is op 22 maart 2010 in werking getreden. Deze beleidsregel is integraal als bijlage bij de toelichting opgenomen. Milieuvisie 2010-2020 De Milieuvisie is op 13 juli 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze visie formuleert onder meer een aantal ambities, doelstellingen en uitgangspunten met betrekking tot milieu en duurzame ontwikkeling. Eén daarvan is de integratie van milieubeleid met ruimtelijk beleid. Welstand Op 24 mei 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota 2010 vastgesteld. Voor het plangebied 'Triangeldreef 21, het Carillon' zijn de welstandscriteria voor 'op zich zelf staande bebouwing' van toepassing. Deze zijn niet bedoeld voor de ontwikkeling van nieuwe woningen. Gelet op de beperkte omvang van het plangebied en het karakter van een CPO-project (initiatief bij particulieren) zijn er geen nieuwe welstandscriteria opgesteld. De bouwplannen worden getoetst aan het algemene criterium 'redelijke eisen van welstand'. 3.4 Conclusie Het bestemmingsplan 'Troubadour 21, het Carillon' is opgesteld conform de landelijke standaarden voor digitaal raadpleegbare bestemmingsplannen. Er kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan past binnen het landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hoofdstuk 4 Milieu en duurzaamheid In dit hoofdstuk komen de onderwerpen met betrekking tot de kwaliteit van de leefomgeving aan de orde die van belang zijn voor het plangebied 'Triangeldreef 21, het Carillon'. 4.1 Archeologie Archeologie In Europees verband is het zogenaamde Verdrag van Malta tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit te laten plaatsvinden wordt naast de in ontwikkeling zijnde regelgeving en beleid een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald. Archeologie wordt een vast onderdeel van de planvoorbereiding van ingrepen in en om de bodem. Plannen worden getoetst aan het belang van het behoud van het archeologisch erfgoed en de consequenties voor het archeologisch bodemarchief worden nagegaan. Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De eigen rol van de overheden is daarmee officieel. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen. Op 11 oktober 2010 heeft de gemeenteraad een actualisatie van het archeologiebeleid, de archeologische beleidskaart en de erfgoedverordening vastgesteld. De beleidskaart is gebaseerd op de laatste archeologische stand van zaken en de actuele inzichten over dit onderwerp. De beleidskaart is leidend voor lokale projecten. Op basis van de archeologische beleidskaart heeft het plangebied 'Triangeldreef 21, het Carillon' de aanduidingen 'archeologische verwachting, hoog', 'archeologische verwachting, laag' met de toevoeging 'bebouwde kom'. Er is archeologisch onderzoek nodig bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van meer dan 1000 m². Met het oog hierop is er een bureauonderzoek met een verkennend booronderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn verwoord in het rapport 'bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen Triangeldreef 21 te Etten-Leur (Antea Group, Archeologie 2018/79) Uit het archeologisch onderzoek is gebleken dat een vervolgonderderzoek nodig. Dit vervolgonderzoek betreft archeologische begeleiding bij sloop onder maaiveld en een proefsleuvenonderzoek voor het hele plangebied. Deze vervolgonderzoeken zijn uitgevoerd. De resultaten zijn verwoord in het rapport 'inventariserend veldonderzoek d.m.v. proefsleuven Triangeldreef 21 te Etten-Leur (Antea Group, Archeologie 2019/29). Uit de vervolgonderzoeken is gebleken dat er geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van (potentieel behoudenswaardige) archeologische vindplaatsen. Het gebied kan vrijgegeven worden voor graaf- en bouwwerkzaamheden. 4.2 Bodem De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij nieuwbouwplannen. Wettelijk is bepaald dat een vergunningplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein dat er schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Indien een bodemonderzoek uitwijst dat er in de bodem wezenlijke verontreinigingen aanwezig zijn, dienen deze gesaneerd te worden voordat het gebied daadwerkelijk in ontwikkeling kan worden genomen. Voor de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan is het dus van belang om inzicht te hebben in de bodemkwaliteit van het plangebied. Daarom is er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door het onderzoeksbureau Moerdijk Bodemsanering B.V. De resultaten zijn verwoord in het rapport van 27 maart 2019 (nr. 262.44.191.r1). Uit het onderzoek blijkt dat de bodem milieuhygienisch geschikt is voor woningbouw. Daarom is een nader onderzoek niet nodig. 4.3 Waterhuishoudkundige aspecten Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer – waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen, zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021. Dit plan is tot stand gekomen in overleg met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema’s gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. Daarnaast heeft het waterschap waar nodig toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema’s/speerpunten uit het waterbeheersplan. Ook heeft het waterschap een eigen verordening; de Keur en de Legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die gevolgen hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken plus bijbehorende beschermingszones liggen, aan welke afmetingen en vorm die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen vallen de werkzaamheden onder een Algemene regel. Dan kan er onder voorwaarden sprake zijn van vrijstelling van de vergunningsplicht. De Keur en de Algemene regels zijn te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die effect hebben op het watersysteem dient rekening gehouden te worden met de belangen van het waterbeheer. Het waterschap 'Brabantse Delta' voert hiertoe de zogenaamde watertoets uit. De watertoets is wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Het waterschap 'Brabantse Delta' hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van het verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'Hydrologische uitgangspunten bij Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen, 2015'. Het lozen van hemelwater op oppervlaktewater, door toename van verhard oppervlak, is in beginsel watervergunningplichtig op basis van de Keur. Bij het voldoen aan de criteria van de Algemene regels, wordt vrijstelling verleend van de vergunningplicht. Dit houdt onder andere in dat bij een toename van verhard oppervlak tot maximaal 2000 m² vrijstelling wordt verleend van de vergunningplicht voor het afvoeren van hemelwater naar oppervlaktewater. In de bestaande situatie is in het plangebied 'Triangeldreef 21, het Carillon' de voormalige basisschool en speelgelegenheid aanwezig. Het plangebied is nagenoeg volledig verharding. In de nieuwe situatie waarin sprake is van woningbouw met bijbehorend openbaar gebied waaronder groen is er geen sprake van een toename van verharding. Met andere woorden er is geen sprake van toename van openbaar gebied met meer dan 2000 m². Op grond van het beleid van het waterschap behoeven er dan geen extra voorzieningen aangelegd te worden. In de directe omgeving van de bouwlocatie ligt een gemengd rioleringsstelsel. Met het oog op een eventuele wijziging in het hoofdrioleringsstelsel moet de riolering van de nieuwe woningen in de vorm van een gescheiden stelsel worden aangeleverd. Daarnaast wordt nagegaan of er reële mogelijkheden zijn om het afstromend hemelwater (gedeeltelijk) te infiltreren of te bergen op locatie. Conform het beleid van het waterschap wordt bij de ontwikkelende partij aandacht gevraagd voor het gebruik van milieuvriendelijke materialen en het achterwege laten van uitlogende materialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC. Dit kan echter niet afgedwongen worden. De toe te passen bouwmaterialen moeten namelijk getoetst worden aan het Bouwbesluit. Dit is een landelijke regeling. De wetgever biedt geen mogelijkheden om vanwege de mogelijke uitloging van materialen, aanvullende eisen te stellen ter bescherming van bijvoorbeeld het milieu. Op 10 december 2018 heeft het waterschap 'Brabantse Delta' een positief advies uitgebracht. 4.4 Flora en fauna Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Op grond van deze wet zijn de Natura 2000-gebieden beschermd. Daarnaast regelt de Wet natuurbescherming ook de bescherming van planten- en dierensoorten. In deze wet zijn de EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Nationaal beschermde soorten vallen ook onder deze wet. De doelstelling is de bescherming en behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing verboden zijn. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen vooraf de effecten op Natura 2000-gebieden beoordeeld te worden. Ook dient vooraf onderzocht te worden of en welke beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten. Natura 2000-gebieden In deze situatie zijn de dichtsbijzijnde gebieden het Hollands Diep en het Ulvenhoutse bos. Bij woningbouw in het plangebied 'Triangeldreef 21, het Carillon' is de uitstoot van stikstof op Natura 2000-gebieden van belang. Het Hollands Diep is een niet voor stikstofdepositie gevoelig gebied. Daarom is het niet nodig om voor dit gebied de effecten van stikstofuitstoot in beeld te brengen. Het plangebied 'Triangeldreef 21, het Carillon' ligt op een afstand van ongeveer 11 kilometer tot het Ulvenhoutse bos. De wijze van verwarming en de isolatie van een woning zijn in deze situatie de meest bepalende factoren voor de uitstoot van stikstof. In het plangebied worden maximaal 20 woningen gebouwd. Er wordt uitgegaan van goed geïsoleerde woningen. Een gasaansluiting is niet meer aan de orde. Daarom zal er geen sprake meer zijn van stikstofuitstoot. Mede gelet op de afstand is de depositie op het Ulvenhoutse bos zondermeer nihil. Met andere woorden de ontwikkeling van het plangebied 'Triangeldreef 21, het Carillon' kan geen significante gevolgen hebben voor het Ulvenhoutse bos. Soortenbescherming In de periode juni tot en met september 2018 heeft Ecodat (ecologisch adviesbureau) een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde dier- en plantensoorten. De resultaten zijn verwoord in het rapport van 14 september 2018 (rapportnummer 130103-18-03). Samengevat is geconcludeerd dat in het projectgebied alleen foeragerende vleermuizen zijn aangetroffen. Met de ontwikkeling van het plangebied worden de foerageermogelijkheden niet of nauwelijks aangetast. Daarom zijn er geen negatieve effecten te verwachten voor vleermuizen. De aanwezigheid van andere flora of fauna of sporen hiervan, is niet geconstateerd. Geconcludeerd kan worden dat er op grond van de Wet natuurbescherming geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan 'Triangeldreef 21, het Carillon'. 4.5 Milieuzonering Vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient er een goede ruimtelijke scheiding te zijn tussen milieugevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningbouw) en milieubelastende activiteiten. Uitgangspunt daarbij is dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Afstemming van bestaande en nieuwe functies dient te gebeuren door voldoende afstand in acht te houden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de VNG-uitgave: Bedrijven en milieuzonering 2009. Hierin wordt een handreiking gegeven voor een goede ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende bestemmingen. Er worden richtafstanden gegeven voor de aan te houden afstanden tussen dergelijke bestemmingen. In de directe omgeving van het plangebied 'Triangeldreef 21, het Carillon', worden geen milieubelastende activiteiten uitgeoefend. Daarom is milieuzonering niet aan de orde. 4.6 Geluidhinder Wegverkeerslawaai Op grond van artikel 74 Wet geluidhinder zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt en woonerven. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen waaronder woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Er kan ontheffing verleend worden (hogere waarde vaststellen) tot maximaal 63 dB. Op grond van het Bouwbesluit dient er een binnenwaarde van 33 dB gegarandeerd aanwezig te zijn. In de directe omgeving (geluidzone 200 meter) van het plangebied 'Triangeldreef 21, het Carillon' ligt een 50-km weg namelijk de Beiaard. Er is een akoestisch onderzoek opgesteld naar de geluidsbelasting vanwege deze weg op de nieuwe woningen in het plangebied. De resultaten zijn verwoord in het rapport 'akoestisch onderzoek Triangeldreef 21 te Etten-Leur' (omgevingsdienst Midden- en West-Brabant; zaaknummer 18010128). Uit dit onderzoek blijkt dat bij 5 patiowoningen (achterzijde) de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximale gevelbelasting vanwege de weg Beiaard bedraagt 53 dB. Het is niet mogelijk om verdergaande maatregelen te treffen om de geluidsbelasting te verlagen tot voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Er ligt immers al een stille deklaag op de Beiaard. Op 2 december 2008 hebben burgemeester en wethouders de beleidsregels hogere waarden Wet geluidhinder vastgesteld. Hierin is reeds geconcludeerd dat vanuit stedenbouwkundig oogpunt in het stedelijk gebied een geluidsscherm niet aanvaardbaar is. Daarom behoeft in deze situatie deze mogelijkheid niet meer onderzocht te worden. Er kan geconcludeerd worden dat in alle redelijkheid niet bij alle woningen in het plangebied 'Triangeldreef 21, het Carillon' voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Daarom moet aan de hand van de beleidsregels beoordeeld worden of burgemeester en wethouders hogere waarden kunnen vaststellen. Met de bouw van de woningen op het perceel Triangeldreef 21 wordt een open locatie tussen aanwezige woningen (bebouwing) opgevuld. Er wordt dus voldaan aan één van de ontheffingscriteria. Een gevelbelasting van 53 dB is in een stedelijke omgeving niet ongebruikelijk. Daarnaast hebben de bedoelde patiowoningen geluidluwe gevels waaraan tenminste één verblijfsruimte is gelegen en een geluidluwe buitenruimte. De geluidsisolatie van de gevels dient zodanig te zijn dat een binnenwaarde van 33 dB gegarandeerd aanwezig is. Een dergelijke isolatie behoort zondermeer tot de mogelijkheden. Daarom kunnen burgemeester en wethouders hogere waarden vaststellen tot maximaal 53 dB vanwege wegverkeerslawaai Beiaard. Op 2 april 2019 hebben zij hiertoe besloten. In de directe omgeving van het plangebied ligt ook de weg Triangeldreef. Dit is een 30 km-weg. Op grond van de Wet geluidhinder is voor deze weg geen onderzoeksplicht naar de akoestische gevolgen vanwege wegverkeerslawaai. Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening is het echter wel gewenst om een onderzoek in te stellen naar de gevolgen vanwege het wegverkeerslawaai. Daarom is deze weg ook meegenomen in het eerder genoemde akoestisch onderzoek. Hieruit blijkt dat de gevelbelasting vanwege de weg Triangeldreef voor twee patiowoningen meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB namelijk maximaal 54 dB. Zo'n gevelbelasting is in het stedelijk gebied niet ongebruikelijk. Ook hiervoor geldt dat de patiowoningen geluidluwe gevels hebben waaraan tenminste één verblijfsruimte is gelegen en een geluidluwe buitenruimte. Een binnenwaarde van 33 dB kan gegarandeerd gerealiseerd worden. Daarom kan geconcludeerd worden dat de geluidsbelastingen vanwege de weg Triangeldreef vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Samengevat kan geconcludeerd worden dat de gevelbelastingen op de woningen in het plangebied 'Triangeldreef 21, het Carillon' niet ongebruikelijk zijn. Alles overwegende is een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd. 4.7 Luchtkwaliteit In de Wet milieubeheer (Wm) zijn in hoofdstuk 5 (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen) bepalingen opgenomen over luchtkwaliteit. Artikel 5.16 eerste lid van de Wm bepaalt in hoofdlijnen dat het bevoegd gezag er op toeziet dat een voorgenomen ontwikkeling niet leidt tot een overschrijding van luchtkwaliteitgrenswaarden zoals die zijn aangegeven in bijlage 2 van de Wm. Bijlage 2 van de Wm bevat voor diverse luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht grenswaarden en plandrempels. Bestemmingsplannen worden aan deze normen getoetst. Bronnen van luchtverontreiniging zijn enerzijds de achtergrondwaarde en anderzijds industriële bronnen en verkeer. Artikel 5.15 eerste lid onder c van de Wet milieubeheer geeft aan dat projecten die niet in betekende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht niet getoetst hoeven te worden aan de grenswaarden. Om het de overheden gemakkelijker te maken heeft de minister in de Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen; NIBM), categorieën van gevallen aangewezen waarvoor vaststaat dat deze niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Zo worden woningbouwlocaties met niet meer dan 500 woningen en één ontsluitingsweg nog als NIBM aangemerkt. De nieuwe ontwikkelingen waarin het bestemmingsplan'Triangeldreef 21, het Carillon' voorziet, voldoet aan deze criteria. Daarom valt dit bestemmingsplan binnen deze NIBM-regeling en behoeft er niet afzonderlijk getoetst te worden aan de luchtkwaliteitsnormen (grenswaarden). 4.8 Externe veiligheid Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de produktie als op het transport van gevaarlijke stoffen. Centraal staat de vraag hoe groot het risico is dat een individu of een groep individuen hierbij loopt. Bij het bepalen van het risico worden twee soorten risico’s onderscheiden, te weten het Plaatsgebonden Risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer van gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Volgens de risicokaart van de provincie Noord-Brabant zijn er in de omgeving van het plangebied geen Bevi-inrichtingen gevestigd. Het plangebied ligt niet binnen de contour van het plaatsgebonden risico noch binnen een invloedsgebied van een dergelijk bedrijf. Ook ligt het plangebied niet in de omgeving van een transportroute van gevaarlijke stoffen. Samengevat kan geconcludeerd worden dat er in het kader van externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan 'Triangeldreef 21, het Carillon'. 4.9 Besluit milieueffectrapportage Het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) bepaalt voor een groot aantal activiteiten of een milieueffectrapportage of een vormvrije m.e.r-beoordeling moet worden gemaakt. Dit hangt onder meer af van de omvang en aard van de activiteit, de ruimtelijke context, de kwetsbaarheid van het gebied en de cumulatie met de omgeving. Het bestemmingsplan ‘Triangeldreef 21, het Carillon’ maakt het mogelijk om op de voormalige locatie van de basisschool 'het Carillon' maximaal 20 woningen te bouwen. Er is hier sprake van een activiteit die genoemd is op de D-lijst van het Besluit mer. Op deze lijst is namelijk de aanleg van een stedelijk ontwikkelingsproject genoemd. De omvang van de nieuwe stedelijke ontwikkeling (woningbouw) blijft ruimschoots onder de drempelwaarde van 2000 woningen. Hoewel de drempelwaarde zeker niet wordt overschreden, moet toch een vormvrije m.e.r-beoordeling worden uitgevoerd. De gemeente is de initiatiefnemer (eigenaar grond) voor deze herontwikkeling. In dit geval hoeft geen aanmeldnotitie te worden opgesteld maar moeten burgemeester en wethouders wel een beslissing nemen over de vraag of bij de voorbereiding van het ontwerp-bestemmingsplan 'Triangeldreef 21, het Carillon' een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Een milieueffectrapport kan alleen worden verlangd vanwege belangrijke nadelige gevolgen die de herontwikkeling voor het milieu kan hebben. Bij de beslissing moet hierbij worden gekeken naar de relevante criteria van bijlage III bij de mer-richtlijn. Bij deze criteria gaat het om de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten. 4.10 Conclusie De nieuwe ontwikkelingen waarin het bestemmingsplan 'Triangeldreef 21, het Carillon' voorziet waaronder de bouw van maximaal 20 woningen, passen binnen de geldende regelgeving en beleid met betrekking tot milieu en duurzaamheid. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat in het plangebied situaties voorkomen die vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar zijn. Hoofdstuk 5 Beschrijving van het plan 5.1 Planvorm Dit bestemmingsplan bevat het planologisch-juridisch instrumentarium voor de ontwikkelng van de locatie 'Triangeldreef 21, het Carillon'. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om op deze locatie maximaal 20 woningen te bouwen met de daarbij behorende voorzieningen zoals de toegangsweg, parkeerplaatsen en groen. De planopzet kent een beperkt aantal bestemmingen en een gedetailleerde planverbeelding. Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard voor Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012. Het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de planverbeelding met planregels. Bij ieder plan hoort een toelichting. Deze heeft als zodanig geen rechtskracht. De planregels zijn opgebouwd uit inleidende regels (hoofdstuk 1), bestemmingsregels ( hoofdstuk 2), algemene regels (hoofdstuk 3) en overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4). 5.2 Toelichting op de bestemmingen Algemeen. Alvorens per artikel een toelichting wordt gegeven, is het van belang om in te gaan op de regeling voor aan-huis-gebonden beroepen en de regeling om huisvesting voor mantelzorg mogelijk te maken. Aan- huis-gebonden beroepen. Bij de woonbestemmingen is bepaald dat het gebruik van een deel van de woning inclusief de aan- of uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen of een vrijstaande praktijkruimte voor een aan-huis-gebonden beroep onder voorwaarden niet strijdig is met de woonbestemming. Gezien de technologische en maatschappelijke ontwikkelingen zal dit gebruik in de toekomst alleen maar toenemen. In bijlage 1 bij deze toelichting is uiteengezet welke beroepen/bedrijven passend zijn in een woonomgeving. Hiermee worden eventuele onduidelijkheden voorkomen. Mantelzorg. Bij de bestemming 'Wonen-Aaneengebouwd' zijn regels opgenomen om huisvesting voor mantelzorg mogelijk te maken. Dit kan rechtstreeks via inwoning of met een afwijking van de planregels voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit of voor het geschikt maken van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte. Inleidende regels. Begrippen (artikel 1). In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis. Wijze van meten (artikel 2). In dit artikel wordt aangegeven hoe de in de regels gehanteerde maten gemeten moeten worden. Bestemmingsregels. Groen (artikel 3) Belangrijke openbare groenelementen in het plangebied zijn bestemd voor 'Groen'. Deze groenvoorzieningen kunnen gebruikt worden voor bv. spelen of wandelen. Tuin (artikel 4) Deze bestemming geldt voor de voortuinen. Het deel van de voortuin dat is gelegen vóór de woning (hoofdgebouw) mag niet gebruikt worden voor parkeren. Verkeer - Verblijf (artikel 5) De openbare ruimte behalve het structureel groen, is bestemd voor 'Verkeer - Verblijf'. Deze gronden zijn bedoeld voor wegen, groen, in/uitritten, parkeervoorzieningen en fiets- en voetpaden. Wonen - Aaneengesloten (artikel 6). Deze bestemming maakt het mogelijk rijenwoningen te bouwen. Op de planverbeelding is door middel van een bouwvlak de plaats van het hoofdgebouw geregeld. Binnen het bouwvlak mogen ook aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gebouwd worden. Tevens bevat de planverbeelding een aanduiding over de maximale toegestane bouwhoogte. De gronden buiten het bouwvlak mogen aangewend worden voor de realisering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Hiervoor zijn maatvoeringseisen opgenomen in de planregels. Er zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de realisering van een praktijkruimte en/of het bieden van mantelzorg in een tijdelijke woonunit of vrijstaand bijgebouw. De voorwaarden waaronder gebruik gemaakt kan worden van deze afwijkingsmogelijkheden zijn in de planregels opgenomen. Wonen-Patio (artikel 7) Deze bestemming maakt het mogelijk om patiowoningen te bouwen. Dit zijn woningen met een volledig woonprogramma op de begane grond. Er is een beperkte tweede bouwlaag mogelijk. Voor de bouw van bijgebouwen en overkappingen zijn maatvoeringseisen opgenomen in de planregels. Er dient altijd een patio (binnenplaats/tuin) aanwezig te blijven met een minimale oppervlakte van 12 m². De planverbeelding bevat aanduidingen over de maximale bouwhoogten. Algemene regels. Anti-dubbeltelregel (artikel 8) Het is een wettelijke verplichting om dit artikel in het bestemmingsplan op te nemen. Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Doel van deze regels is dat wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Algemene bouwregels (artikel 9) In dit artikel zijn regels opgenomen voor ondergronds bouwen. Algemene gebruiksregels (artikel 10) In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken in strijd met de bestemming. Algemene afwijkingsregels (artikel 11) In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen om in geringe mate af te wijken van de maatvoeringen en bestemmings- en/of bouwgrenzen. Overgangs- en slotregels. Overgangsrecht (artikel 12) Het is een wettelijke verplichting om dit artikel in het bestemmingsplan op te nemen. In lid 1 zijn de overgangsregels ten aanzien van het bouwen opgenomen. Bouwwerken, die op het moment dat het plan inwerking is getreden, bestaan of (kunnen) worden gebouwd op grond van een verleende omgevingsvergunning en die afwijken van het bestemmingsplan mogen gedeeltelijk worden veranderd of vernieuwd mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot. Is het bouwwerk verloren gegaan door een calamiteit dan mag het bouwwerk volledig worden vernieuwd of veranderd mits de aanvraag om omgevingsvergunning binnen 2 jaar na de calamiteit wordt ingediend. Lid 2 betreft het overgangsrecht voor het gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het moment dat dit plan inwerking is getreden. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor niet wordt vergroot. Het overgangsrecht geldt niet voor bouwwerken die zonder omgevingsvergunning zijn gebouwd in strijd met het toen geldend plan en voor illegaal gebruik van bouwwerken en gronden. Slotregel (artikel 13) Deze regel verwijst naar de naam van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid De gemeente Etten-Leur is eigenaar van het plangebied 'Triangeldreef 21, het Carillon'. De gemeentelijke kosten verbonden aan de opstelling van het bestemmingsplan worden verrekend in de verkoopprijs. Dit geldt ook voor de kosten van bouw- en woonrijp maken van het plangebied. De kosten verbonden aan de bouw van de woningen komen voor rekening van de toekomstige eigenaren. Uit het CPO-project blijkt dat er voldoende vraag is naar de geplande woningen. Daarom kan geconcludeerd worden dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan gegarandeerd is. Hoofdstuk 7 Maatschappelijke toetsing en overleg 7.1 Maatschappelijke toetsing Op 25 oktober 2018 is er een informatieavond gehouden voor omwonenden. Tijdens deze avond zijn de plannen gepresenteerd. De gestelde vragen zijn beantwoord. Deze hebben niet geleid tot aanpassing van de bouwplannen. Het voorontwerp-bestemmingsplan 'Triangeldreef 21, het Carillon' heeft gedurende de periode 6 december 2018 tot en met 16 januari 2019 voor inspraak ter inzage gelegen met de mogelijkheid om een mondelinge of schriftelijke zienswijze in te dienen bij burgemeester en wethouders. De VAC Etten-Leur heeft in haar brief van 15 januari 2019 medegedeeld geen op- of aanmerkingen te hebben over het voorontwerp bestemmingsplan. Daarbij gaat zij ervan uit dat er in de definitieve situatie voldaan wordt aan de parkeernorm. In paragraaf 2.2 is verwoord dat hieraan wordt voldaan. Er zijn geen andere reacties ingediend. Het ontwerp-bestemmingsplan 'Triangeldreef 21, het Carillon' heeft gedurende de periode 31 januari 2019 tot en met 13 maart 2019 ter inzage gelegen met de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Hiervan is geen gebruik gemaakt. 7.2 Overleg In het kader van het wettelijk voorgeschreven vooroverleg ex. artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn de volgende instanties op 3 december 2018 digitaal geïnformeerd over het voor-ontwerp bestemmingsplan 'Triangeldreef 21, het Carillon' Provincie Noord-Brabant. Waterschap Brabantse Delta. De betreffende instanties zijn tot en met 16 januari 2019 in de gelegenheid gesteld een reactie in te dienen. Op 3 december 2018 heeft de provincie medegedeeld geen opmerkingen te hebben over het voorontwerp bestemmingsplan 'Triangeldreef 21, het Carillon'. Het waterschap heeft op 10 december 2018 een positief wateradvies uitgebracht. De resultaten zijn als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. Hoofdstuk 8 Overzicht van wijzigingen Er zijn bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen wijzigingen aangebracht ten opzichte van het
Op 8 januari 2019 hebben burgemeester en wethouders beslist dat er geen nadelige gevolgen zijn voor het milieu zoals bedoeld in bijlage III van de EU-richtlijn. Zij hebben gelijktijdig besloten dat er geen milieueffectrapport gemaakt hoeft te worden.