Toelichting
Inhoudsopgave 1.3 Geldende bestemmingsplannen Hoofdstuk 2 Huidige situatie en (her)ontwikkelingen Hoofdstuk 4 Milieu en duurzaamheid 4.3 Waterhuishoudkundige aspecten 4.9 Besluit milieueffectrapportage Hoofdstuk 5 Beschrijving van het plan 5.2 Toelichting op de bestemmingen Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid Hoofdstuk 7 Maatschappelijke toetsing en overleg Hoofdstuk 8 Overzicht van wijzigingen 8.1 Wijzigingen ten opzichte van het ontwerp-bestemmingsplan Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding De basisschool de Hasselbraam had tot het najaar 2014 twee vestigingen in Etten-Leur namelijk Namenstraat 8 en Beukenlaan 45. In het najaar 2014 is de school onder één dak gehuisvest in een vernieuwd pand aan de Beukenlaan. Het schoolgebouw aan de Namenstraat is gesloopt. Voor de vrijkomende locatie is gezocht naar een andere bestemming. Daarbij wordt gedacht aan woningbouw in de vorm van twee-onder-een kapwoningen en semi-vrijstaande woningen. Deze herontwikkeling past niet in het geldend bestemmingsplan 'Kom Leur'. Het bestemmingsplan moet hiervoor gewijzigd worden. Dit heeft geleid tot het bestemmingsplan 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam'. 1.2 Plangebied Het plangebied heeft betrekking op het perceel Namenstraat 8. Het perceel loopt door tot de Concordialaan. Hieronder is de ligging van het plangebied weergegeven. 1.3 Geldende bestemmingsplannen Ter plaatse geldt het bestemmingsplan 'Kom Leur', vastgesteld door de gemeenteraad op 11 mei 2009. Het bestemmingsplan is op 20 augustus 2009 in werking getreden en op 7 juli 2010 onherroepelijk geworden. 1.4 Opzet van de toelichting In deze toelichting worden de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan ‘Namenstraat 8 - de Hasselbraam' weergegeven. De bestaande situatie en de mogelijke herontwikkeling worden beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de actuele en relevante beleidskaders, doelstellingen en wet- en regelgeving van het rijk, de provincie en de gemeente. Diverse mogelijke randvoorwaarden zoals bijvoorbeeld archeologie, geluidhinder, bodemverontreiniging en water, komen aan bod in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op het juridische deel van het bestemmingsplan, de planregels en planverbeelding. Hoofdstukken 6 en 7 hebben betrekking op de economische uitvoerbaarheid respectievelijk de maatschappelijke toetsing en het overleg zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. In de fase van vaststelling van het bestemmingsplan wordt hoofdstuk 8 ingevuld. Hoofdstuk 2 Huidige situatie en (her)ontwikkelingen Voor het formuleren van beleid en het opstellen van het bestemmingsplan is het van belang dat de huidige situatie goed in beeld wordt gebracht. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de voorgenomen herontwikkeling. 2.1 Bestaande situatie Op het perceel Namenstraat 8 was tot het najaar 2014 één van de vestigingen van de basisschool de Hasselbraam aanwezig. Deze school is verhuisd naar de andere vestiging aan de Beukenlaan. De school is nu onder één dak gehuisvest. Het schoolgebouw aan de Namenstraat is gesloopt. In afwachting van de daadwerkelijke start van de woningbouw is het perceel ingezaaid. Het perceel wordt nu gebruikt als speelterrein. 2.2 Herontwikkeling De herontwikkeling voorziet in de bouw van 8 grondgebonden woningen. Het zijn 4 twee-onder-een kapwoningen en 4 semi-vrijstaande woningen. De verkavelingsopzet is op de volgende pagina weergegeven. De woningen bestaan maximaal uit twee bouwlagen met een kap. Hierbij is qua volume aansluiting gezocht bij de bestaande woningen aan de Namenstraat en Concordialaan. De woningen hebben minimaal één parkeerplaats op eigen terrein. Daarnaast blijkt uit parkeeronderzoeken van november 2014 en april 2016 dat er met name in de Namenstraat en de Concordialaan voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn voor het parkeren van een twee auto. Daarom worden er nog geen extra parkeerplaatsen aangelegd in het openbaar gebied. Het bestemmingsplan 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' biedt wel die mogelijkheid. Indien in de toekomst blijkt dat extra parkeerplaatsen nodig zijn dan kunnen deze alsnog aangelegd worden. Hoofdstuk 3 Beleidskader In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de beleidsdoelstellingen van rijk, provincie en gemeente die van belang zijn voor het bestemmingsplan 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' 3.1 Rijksbeleid Wet ruimtelijke ordening Een van de uitgangspunten van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een centrale rol voor actuele bestemmingsplannen voor het hele grondgebied van een gemeente. In de Wro is de plicht voor de gemeente opgenomen om eens in de tien jaar de bestemmingsplannen vast te stellen. De rijksoverheid hecht grote waarde aan de digitalisering van bestemmingsplannen. Wijziging, uitwisseling, vergelijking, monitoring en toetsing van digitale bestemmingsplannen is technisch vele malen eenvoudiger dan van bestemmingsplannen in papieren vorm. Digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen ondersteunen de doelstelling van de nieuwe Wro met betrekking tot de actualisering. Het wijzigen van gedigitaliseerde bestemmingsplannen is technisch gemakkelijk hetgeen de actualiteit van bestemmingsplannen bevordert. Het bestemmingsplan 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' is opgesteld conform de Wro. Dit betekent dat de planverbeelding en de planregels zijn opgesteld volgens de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Daarnaast wordt er voldaan aan de verplichting om een digitaal gecodeerd plan aan te leveren conform het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012). Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Ruimte de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ vastgesteld. De SVIR vormt de nieuwe rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, over aan provincies en gemeenten. Eerdere afspraken over verstedelijking zoals binnenstedelijk bouwen laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking (gebaseerd op de ‘SER-ladder’) die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij is het uitgangspunt dat toenemende ruimtebehoefte in beginsel wordt opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Op deze manier kan verder ruimtebeslag elders zo veel mogelijk worden voorkomen. Ten aanzien van de 'ladder' voor duurzame verstedelijking is het volgende overwogen. Het bestemmingsplan 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' voorziet in twee-onder-een kapwoningen en semi-vrijstaande woningen. Op basis van het woningmarktonderzoek d.d. november 2014 blijkt dat hieraan behoefte is. Er is hier sprake van een binnenstedelijke locatie. Het aantal woningen past in de op regionaal niveau gemaakte afspraken over woningbouw. 3.2 Provinciaal beleid Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 provincie Noord-Brabant Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 7 februari 2014 vastgesteld. De Structuurvisie geeft de samenhang weer tussen het beleid op het gebied van milieu, verkeer en vervoer en water. Daarnaast houdt de Structuurvisie ruimtelijke ordening rekening met provinciaal beleid op economisch, sociaal-cultureel en ecologisch vlak. De provincie geeft in de Structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie afkomen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. De provincie streeft naar een complete kennis- en innovatieregio. Daarnaast zijn een aantrekkelijke woon- en leefomgeving, natuur- en landschapsontwikkeling, een robuust verkeer- en vervoersysteem en een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven van cruciaal belang. Duurzaam en zorgvuldig omgaan met de schaarse ruimte staat daarbij centraal. Het plangebied 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' is op de visiekaart behorende bij de Structuurvisie aangewezen als 'stedelijk concentratiegebied'. Verordening Ruimte 2014 Noord-Brabant De Verordening Ruimte 2014 is door Provinciale Staten op 10 juli 2015 vastgesteld en op 15 juli 2015 in werking getreden. De Verordening Ruimte is een uitvoeringsinstrument voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit het provinciaal beleid in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen. De onderwerpen die in de Verordening Ruimte staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van Brabant bevorderen. Dat betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een bijdrage dienen te leveren aan de kernkwaliteiten van Brabant en dat gemeenten bij ruimtelijke afwegingen het principe van zorgvuldig ruimtegebruik moeten toepassen. Hiermee wordt beoogd de groei en de spreiding van het stedelijk ruimtebeslag op het buitengebied af te remmen. Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Dit betekent dat de realisering van woningbouw, bedrijventerreinen, overige stedelijke voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden (bestaand stedelijk gebied van de grotere kernen). Nieuw ruimtebeslag buiten deze gebieden kan slechts als inbreiding of herstructurering in bestaand stedelijk gebied niet tot de mogelijkheden behoren. In de Verordening Ruimte wordt aandacht gevraagd voor de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking zoals deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Daarnaast zijn in relatie tot het principe 'meer aandacht voor de onderste lagen' ook water en archeologie van belang. In hoofdstuk 4 wordt aan deze aspecten aandacht besteed. Regionale afspraken woningbouw De gemeente Etten-Leur heeft met de regiogemeenten van West-Brabant en de provincie Noord-Brabant als onderdeel van de regionale agenda wonen 2015, afspraken gemaakt over het aantal te bouwen woningen. Op grond van deze afspraken mogen in de periode 2014 tot en met 2023 in de gemeente Etten-Leur 1450 nieuwe woningen netto worden toegevoegd aan de woningvoorraad. Het bestemmingsplan 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' voorziet in de realisering van 8 woningen. Dit aantal past in de gemaakte afspraken. 3.3 Gemeentelijk beleid Structuurvisie Plus, Etten-Leur in Bloei 2020 Op 23 mei 2005 heeft de gemeenteraad de StructuurvisiePlus vastgesteld. In de visie is voor de woningbouw bepaald dat een deel binnenstedelijk moet worden gerealiseerd, door het benutten van binnenstedelijke bouwlocaties. Een meerlaags grondgebruik moet voor zover stedenbouwkundig verantwoord worden bevorderd. Woningmarktonderzoek november 2014 In 2014 is in opdracht van de gemeente Etten-Leur en de Woonstichting Etten-Leur een woningmarktonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport woningmarktonderzoek Etten-Leur 2014 van 21 november 2014 (Atrivé; nr. 1400251). Uit dit onderzoek blijkt o.a. dat er een actuele vraag en afzetpotentie is voor twee-onder-een kapwoningen en semi-vrijstaande woningen in met name de koopsector. Beleidsnotitie “Huisvesting mantelzorg gemeente Etten-Leur” Op 14 juli 2009 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie ‘huisvesting mantelzorg gemeente Etten-Leur’ vastgesteld. Deze notitie is bedoeld om ruimtelijke mogelijkheden te bieden om huisvesting voor mantelzorg bij woningen mogelijk te maken. Naast huisvesting in permanente aan-, uit- of bijgebouwen biedt de notitie ook de mogelijkheid tot het plaatsen van een tijdelijke woonunit. Aan deze afwijking hangt de voorwaarde dat indien de mantelzorg ten einde is een en ander weer terug gebracht moet worden conform het bestemmingsplan. In deze notitie zijn voorbeeldregelingen opgenomen. Deze regelingen zijn verwerkt in dit bestemmingsplan. Beleidsregel aan huis gebonden beroepen en bedrijven Bestemmingsplannen kennen al een (ruime) regeling voor aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven. Uit de praktijk blijkt dat er soms onduidelijkheid bestaat over welke beroepen of bedrijven nu rechtstreeks toestaan zijn. Om discussies te voorkomen, hebben burgemeester en wethouders op 16 maart 2010 de beleidsregel 'aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven' vastgesteld. Deze beleidsregel is op 22 maart 2010 in werking getreden. Deze beleidsregel is integraal als bijlage bij de toelichting opgenomen. Welstand Op 24 mei 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota 2010 vastgesteld. Voor de locatie Namenstraat 8 - de Hasselbraam zijn de welstandscriteria voor 'op zichzelf stande bebouwing' van toepassing. Deze categorie is bedoeld voor scholen, wijkgebouwen en vergelijkbare bebouwing. Het welstandsniveau is regulier. Deze criteria zijn niet afgestemd op een herontwikkeling in de vorm van woningbouw. Daarom zijn hiervoor afzonderlijke welstandscriteria opgesteld. 3.4 Conclusie Het bestemmingsplan 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' is opgesteld conform de landelijke standaarden voor digitaal raadpleegbare bestemmingsplannen. Er kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan past binnen het landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hoofdstuk 4 Milieu en duurzaamheid In dit hoofdstuk komen de onderwerpen met betrekking tot de kwaliteit van de leefomgeving aan de orde die van belang zijn voor de herziening van het plangebied 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam'. 4.1 Archeologie Archeologie In Europees verband is het zogenaamde Verdrag van Malta tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit te laten plaatsvinden wordt naast de in ontwikkeling zijnde regelgeving en beleid een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald. Archeologie wordt een vast onderdeel van de planvoorbereiding van ingrepen in en om de bodem. Plannen worden getoetst aan het belang van het behoud van het archeologisch erfgoed en de consequenties voor het archeologisch bodemarchief worden nagegaan. Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De eigen rol van de overheden is daarmee officieel. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen. Op 11 oktober 2010 heeft de gemeenteraad een actualisatie van het archeologiebeleid, de archeologische beleidskaart en de erfgoedverordening vastgesteld. De beleidskaart is gebaseerd op de laatste archeologische stand van zaken en de actuele inzichten over dit onderwerp. De beleidskaart is leidend voor lokale projecten. Op basis van deze archeologische beleidskaart heeft de locatie Namenstraat 8 de aanduidingen 'archeologische verwachting middelhoog' en 'bebouwde kom'. In een situatie waarin het te verstoren gebied groter is dan 2500 m² en de bodemingrepen dieper zijn dan 40 cm. dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Binnen de bebouwde kom is de kans op verstoorde bodemprofielen reëel. Daarom is in deze situaties gestart met een bureauonderzoek gecombineerd met een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verken- nende fase). Uit het rapport van dit onderzoek d.d. 4 februari 2016 (Antea; projectnummer 407187) blijkt dat het plangebied tot grote diepte is verstoord. De kans op het aantreffen van behoudenswaardige archeologische resten is laag. Daarom is er geen archeologisch vervolgonderzoek nodig. Het plangebied kan vrijgegeven worden voor bouw- en graafwerkzaamheden. 4.2 Bodem De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij nieuwbouwplannen. Wettelijk is bepaald dat een vergunningsplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op zodanig verontreinigd terrein dat er schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers. Indien een bodemonderzoek uitwijst dat er in de bodem wezenlijke verontreinigingen aanwezig zijn, dienen deze gesaneerd te worden voordat het gebied daadwerkelijk in ontwikkeling kan worden genomen. Voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het dus van belang om inzicht te hebben in de bodemkwaliteit van het plangebied. Daarom is er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door het onderzoeksbureau Milec. De resultaten zijn verwoord in het rapport d.d. 22 januari 2016 (nr. B15046/VO). Uit het onderzoek blijkt dat de bodem milieuhygienisch geschikt is voor alle functies, dus ook voor woningbouw. Daarom is een nader onderzoek niet nodig. 4.3 Waterhuishoudkundige aspecten Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die effect hebben op het watersysteem dient rekening gehouden te worden met de belangen van het waterbeheer. Het waterschap 'Brabantse Delta' voert hiertoe de zogenaamde watertoets uit. De watertoets is wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Het waterschap 'Brabantse Delta' hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen, 2015'.. Het bestemmingsplan 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' voorziet in de realisering van maximaal 8 woningen. In het verleden was hier een schoolgebouw en speelplein aanwezig. Het terrein was nagenoeg volledig verhard. In de nieuwe situatie worden er woningen gebouwd met tuinen. Het verhard oppervlak neemt daarom niet toe. Op grond van het beleid van het waterschap is het niet nodig om extra retentievoorzieningen aan te leggen. In de directe omgeving van de bouwlocatie ligt een gemengd rioleringsstelsel. Met het oog op een eventuele wijziging in het hoofdrioleringsstelsel moet de riolering van de woningen in de vorm van een gescheiden stelsel worden aangeleverd. Daarnaast wordt nagegaan of er reële mogelijkheden zijn om het afstromend hemelwater (gedeeltelijk) te infiltreren of te bergen op locatie. Conform het beleid van het waterschap wordt bij de ontwikkelende partij aandacht gevraagd voor het gebruik van milieuvriendelijke materialen en het achterwege laten van uitlogende materialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC. Dit kan echter niet afgedwongen worden. De toe te passen bouwmaterialen moeten namelijk getoetst worden aan het Bouwbesluit. Dit is een landelijke regeling. De wetgever biedt geen mogelijkheden om vanwege de mogelijke uitloging van materialen, aanvullende eisen te stellen ter bescherming van bv. het milieu. Het waterschap 'Brabantse Delta' heeft op 19 april 2016 een positief wateradvies uitgebracht. 4.4 Flora en fauna Natuurbeschermingswet 1998 De Natuurbeschermingswet 1998 is gericht op gebiedsbescherming. De wet is op 1 oktober 2005 gewijzigd en sindsdien zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van deze wet: Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden); Beschermde natuurmonumenten en Wetlands. Het plangebied 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' is niet aangewezen als of in de directe nabijheid gelegen van een aangewezen beschermd gebied. Flora- en faunawet De Flora- en faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In deze wet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). De doelstelling van de wet is de bescherming en behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is ‘nee, tenzij’. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing in principe verboden zijn. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient vooraf onderzocht te worden of en welke beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten. Tot het najaar 2014 was in het plangebied de basisschool 'de Hasselbraam' aanwezig. Het gebied was volledig verhard. Na sloop is het gebied ingezaaid en tijdelijk in gebruik als speelterrein. Gelet op deze ontwikkelingen kan geconcludeerd worden dat er in het plangebied geen beschermde dier- en plantensoorten aanwezig zijn. Het aspect 'Flora en fauna' is derhalve geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam'. 4.5 Milieuzonering Vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient er een goede ruimtelijke scheiding te zijn tussen milieugevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningbouw) en milieubelastende activiteiten. Uitgangspunt daarbij is dat bij woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Afstemming van bestaande en nieuwe functies dient te gebeuren door voldoende afstand in acht te houden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de VNG-uitgave: Bedrijven en milieuzonering 2009. Hierin wordt een handreiking gegeven voor een goede ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende bestemmingen. Er worden richtafstanden gegeven voor de aan te houden afstanden tussen dergelijke bestemmingen. Het plangebied 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' is gelegen in een gemengd gebied. Een dergelijk gebied kenmerkt zich door een mix van wonen, detailhandel en sport. Dit betekent dat er meer levendigheid is dan in een rustige woonwijk met een strikte functiescheiding. In de directe omgeving is een winkelcentrum met een supermarkt en een atletiekvereniging aanwezig. Op grond van de hiervoor genoemde VNG-uitgave wordt voor het winkelcentrum waarbij de supermarkt bepalend is, een richtafstand van 10 meter gehanteerd. Deze afstand wordt gemeten vanaf de gevel van de woning tot de grens van de supermarkt. Aan deze afstand wordt voldaan. De atletiekvereniging wordt in het kader van de milieuzonering aangemerkt als een veldsportcomplex met verlichting. De richtafstand is 30 meter. Geluid is hierbij bepalend. De afstand van de rand van het sportcomplex tot de woningen in het plangebied 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' bedraagt ongeveer 18 meter. Er wordt dus niet voldaan aan de vereiste afstand van 30 meter. De afstand gemeten vanuit de atletiekbaan bedraagt ongeveer 50 meter. De noordoosthoek van het sportcomplex gelegen tussen de genoemde 18 en 50 meter wordt (nagenoeg) niet gebruikt voor sportactviteiten. De bestaande woningen aan de Sportparkstraat liggen al op een kleinere afstand van het sportcomplex. De atletiekvereniging wordt daarom door de bouw van woningen in het plangebied 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' niet beperkt in het gebruik van het sportcomplex. De parkeervoorzieningen en de in/uitrit van het sportcomplex zijn op ongeveer 150 meter van het plangebied gelegen. Dit is een ruime afstand. Er is geen sprake van indirecte hinder. Alles overwegende is een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd. 4.6 Geluidhinder Wegverkeerslawaai Op grond van artikel 74 Wet geluidhinder (Wgh) zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt en woonerven. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen waaronder woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Er kan ontheffing verleend worden tot 63 dB. In de directe omgeving (200 meter) van het plangebied 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' ligt geen 50-km weg. Wel wordt het gebied omringd door 30 km wegen. Op grond van de Wet geluidhinder is er voor deze wegen geen onderzoeksplicht naar de akoestische gevolgen vanwege verkeerslawaai. Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening is het echter wel gewenst om een onderzoek in te stellen naar de gevolgen van het wegverkeerslawaai. De Concordialaan is daarbij bepalend. Deze weg heeft namelijk de hoogste verkeersintensiteit. Uit een akoestische berekening van 6 april 2016 (Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant; nr. 16011657) blijkt dat de gevelbelasting op de woningen aan de Concordialaan maximaal 59 dB bedraagt. Het betreft de woningen aan de Concordialaan (voorzijde). Deze woningen hebben een geluidluwe gevel met daaraan gelegen de buitenruimte (achterzijde) . De woningen aan de Namenstraat hebben een maximale gevelbelasting van 50 dB. Het betreft dan de derde bouwlaag. Ook deze woningen hebben een geluidluwe gevel met daaraan gelegen de buitenruimte (achterzijde). Een binnenwaarde van 33 dB is voor alle woningen zondermeer realiseerbaar. De woningen liggen aan een ontsluitingsweg in een stedelijke omgeving. Een gevelbelasting van 59 dB zonder aftrek is daar niet ongebruikelijke. Alles overwegende is een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd. Spoorweglawaai Op grond van artikel 106 Wet geluidhinder (Wgh) is langs een spoor een zone aanwezig. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen waaronder woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 55 dB. Er kan ontheffing verleend worden tot 68 dB. In Etten-Leur is de zone 600 meter. Het plangebied 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' ligt in deze zone. Uit een akoestische berekening van 6 april 2016 (Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant; nr. 16011657) blijkt dat de gevelbelasting op de woningen maximaal 46 dB bedraagt. De voorkeursgrenswaarde wordt niet overschreden. Een goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd. 4.7 Luchtkwaliteit In de Wet milieubeheer (Wm) zijn in hoofdstuk 5 (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen) bepalingen opgenomen over luchtkwaliteit. Artikel 5.16 eerste lid van de Wm bepaalt in hoofdlijnen dat het bevoegd gezag er op toeziet dat een voorgenomen ontwikkeling niet leidt tot een overschrijding van luchtkwaliteitgrenswaarden zoals die zijn aangegeven in bijlage 2 van de Wm. Bijlage 2 van de Wm bevat voor diverse luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht grenswaarden en plandrempels. Bestemmingsplannen worden aan deze normen getoetst. Bronnen van luchtverontreiniging zijn enerzijds de achtergrondwaarde en anderzijds industriële bronnen en verkeer. Artikel 5.15 eerste lid onder c van de Wet milieubeheer geeft aan dat projecten die niet in betekende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht niet getoetst hoeven te worden aan de grenswaarden. Om het de overheden gemakkelijker te maken heeft de minister in de Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen; NIBM), categorieën van gevallen aangewezen waarvoor vaststaat dat deze niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Zo worden woningbouwlocaties met niet meer dan 500 woningen en één ontsluitingsweg nog als NIBM aangemerkt. De herontwikkeling waarin het bestemmingsplan 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' (maximaal 8 woningen) voorziet, voldoet aan deze criteria. Daarom valt dit bestemmingsplan binnen deze NIBM-rgeling en behoeft er niet afzonderlijk getoetst te worden aan de luchtkwaliteitsnormen (grenswaarden). 4.8 Externe veiligheid Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de produktie als op het transport van gevaarlijke stoffen. Centraal staat de vraag hoe groot het risico is dat een individu of een groep individuen hierbij loopt. Bij het bepalen van het risico worden twee soorten risico’s onderscheiden, te weten het Plaatsgebonden Risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer van gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Volgens de risicokaart van de provincie Noord-Brabant zijn er in de omgeving van het plangebied geen Bevi-inrichtingen gevestigd. Het plangebied ligt dus niet binnen de contour van het plaatsgebonden risico noch binnen een invloedsgebied van en dergelijk bedrijf. In de omgeving van het plangebied is de spoorlijn Breda-Roosendaal gelegen. dit is een transportroute van gevaarlijke stoffen. Op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes gelden er geen beperkingen voor het ruimtegebruik in een gebied dat op meer dan 200 meter van de route ligt. Het plangebied 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' ligt op een grotere afstand. Het plangebied ligt dus ook niet binnen de invloedssfeer van een transportroute van gevaarlijke stoffen over de weg. Samengevat kan geconcludeerd worden dat er in het kader van externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de bouw van 8 woningen in het plangebied 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam'. 4.9 Besluit milieueffectrapportage Op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) dient bij de bepaling of er voor een bepaalde activiteit een milieueffectbeoordeling en/of rapportage moet worden gemaakt de omvang van de activiteit, de ruimtelijke context en de cumulatie met de omgeving beoordeeld te worden. Het bestemmingsplan 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' maakt het mogelijk om 8 woningen te bouwen. Er is hier sprake van een activiteit die genoemd is op de D-lijst van het Besluit mer. Op deze lijst is namelijk de aanleg van een stedelijk ontwikkelingsproject genoemd. De omvang van de nieuwe stedelijke ontwikkeling (woningbouw) blijft ruimschoots onder de drempelwaarden van 2000 woningen. Hoewel de drempelwaarden niet worden overschreden, dient er nagegaan te worden of de activiteiten desondanks geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Het gaat dan met name om de kenmerken en de plaats van het project en de potentiële effecten. In deze situatie ligt het aantal te realiseren woningen ruimschoots onder de drempelwaarden van 2000 woningen. Er is geen sprake van een bijzonder gevoelig of kwetsbaar gebied. Ook uit de milieuonderzoeken is hiervan niet gebleken. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarom is een mer-beoordeling niet noodzakelijk. Er wordt ook geen milieueffectenrapportage opgesteld. Er kan volstaan worden met de reeds uitgevoerde onderzoeken. 4.10 Conclusie De herontwikkeling waarin het bestemmingsplan 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' voorziet, namelijk 8 grondgebonden woningen, past binnen de geldende regelgeving en beleid met betrekking tot milieu en duurzaamheid. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er in het plangebied situaties voorkomen die vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar zijn. Hoofdstuk 5 Beschrijving van het plan 5.1 Planvorm Dit bestemmingsplan bevat het planologisch-juridisch instrumentarium voor de herontwikkeling van de locatie 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam'. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om op deze locatie 8 woningen te bouwen. De planopzet kent een beperkt aantal bestemmingen en een gedetailleerde planverbeelding /plan- kaart. Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard voor Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012. Het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de planverbeelding/plankaart met planregels. Bij ieder plan hoort een toelichting. Deze heeft als zodanig geen rechtskracht. De planregels zijn opgebouwd uit inleidende regels (hoofdstuk 1), bestemmingsregels ( hoofdstuk 2), algemene regels (hoofdstuk 3) en overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4). 5.2 Toelichting op de bestemmingen Algemeen. Alvorens per artikel een toelichting wordt gegeven, is het van belang om in te gaan op de regeling voor aan-huis-gebonden beroepen en de regeling om huisvesting voor mantelzorg mogelijk te maken. Aan- huis-gebonden beroepen. Bij de woonbestemmingen is bepaald dat het gebruik van een deel van de woning inclusief de aan- of uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen of een vrijstaande praktijkruimte voor een aan-huis-gebonden beroep onder voorwaarden niet strijdig is met de woonbestemming. Gezien de technologische en maatschappelijke ontwikkelingen zal dit gebruik in de toekomst alleen maar toenemen. In bijlage 1 bij deze toelichting is uiteengezet welke beroepen/bedrijven passend zijn in een woonomgeving. Hiermee worden eventuele onduidelijkheden voorkomen. Mantelzorg. Bij de woonbestemmingen zijn regels opgenomen om huisvesting voor mantelzorg mogelijk te maken. Dit kan rechtstreeks via inwoning of met een afwijking van de planregels voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit of voor het geschikt maken van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte. Inleidende regels. Begrippen (artikel 1). In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis. Wijze van meten (artikel 2). In dit artikel wordt aangegeven hoe de in de regels gehanteerde maten gemeten moeten worden. Bestemmingsregels. Tuin (artikel 3). Deze bestemming geldt voor de voortuinen van de woningen. Binnen deze bestemming mag bebouwing worden gerealiseerd in de vorm van een erker, tochtportaal of entreepartij. Het deel van de voortuin dat is gelegen vóór de woning mag niet gebruikt worden voor parkeren. Een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping maakt geen onderdeel uit van de woning. Verkeer - Verblijf (artikel 4). De openbare ruimte is bestemd voor 'Verkeer - Verblijf'. Deze gronden zijn bedoeld voor groen, in/uitritten, parkeervoorzieningen en voetpaden. Wonen - Twee-aaneen (artikel 5). In het plangebied kunnen maximaal 4 twee-onder-een kapwoningen worden gebouwd. Deze woningen hebben de bestemming 'Wonen - Twee-aaneen' gekregen. Op de planverbeelding is door middel van een bouwvlak de plaats van het hoofdgebouw aangegeven. In de planregels is opgenomen dat de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen aan één zijde, minimaal 3 meter dient te zijn. Binnen het bouwvlak mogen ook aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gebouwd worden. Tevens bevat de planverbeelding aanduidingen over de maximale toegestane goot- en bouwhoogten. De gronden buiten het bouwvlak mogen aangewend worden voor de realisering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Hiervoor zijn maatvoeringseisen opgenomen in de planregels.Er zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de realisering van een praktijkruimte en/of het bieden van mantelzorg in een tijdelijke woonunit of vrijstaand bijgebouw.De voorwaarden waaronder gebruik gemaakt kan worden van deze afwijkingsmogelijkheden zijn in de planregels opgenomen. Wonen - Vrijstaand (artikel 6). In het plangebied kunnen maximaal 4 semi-vrijstaande woningen worden gebouwd. Deze woningen hebben de bestemming 'Wonen - Vrijstaand' gekregen. Op de planverbeelding is door middel van een bouwvlak de plaats van het hoofdgebouw aangegeven. In de planregels is opgenomen dat de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen aan beide zijden minimaal 3 meter dient te zijn. Binnen het bouwvlak mogen ook aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gebouwd worden. Tevens bevat de planverbeelding aanduidingen over de maximale toegestane goot- en bouwhoogten. De gronden buiten het bouwvlak mogen aangewend worden voor de realisering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Hiervoor zijn maatvoeringseisen opgenomen in de planregels. Er zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de realisering van een praktijkruimte en/of het bieden van mantelzorg in een tijdelijke woonunit of vrijstaand bijgebouw. De voorwaarden waaronder gebruik gemaakt kan worden van deze afwijkingsmogelijkheden zijn in de planregels opgenomen. Algemene regels. Anti-dubbeltelregel (artikel 7). Het is een wettelijke verplichting om dit artikel in het bestemmingsplan op te nemen. Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Doel van deze regels is dat wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Algemene bouwregels (artikel 8). In dit artikel zijn regels opgenomen voor ondergronds bouwen. Algemene gebruiksregels (artikel 9). In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken in strijd met de bestemming. Algemene afwijkingsregels (artikel 10). In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen om in geringe mate af te wijken van de maatvoeringen en bestemmings- en/of bouwgrenzen. Algemene wijzigingsregels (artikel 11). In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het onder voorwaarden overschrijden van de bestemmingsgrenzen. Overgangs- en slotregels. Overgangsrecht (artikel 12). Het is een wettelijke verplichting om dit artikel in het bestemmingsplan op te nemen. In lid 1 zijn de overgangsregels ten aanzien van het bouwen opgenomen. Bouwwerken, die op het moment dat het plan inwerking is getreden, bestaan of (kunnen) worden gebouwd op grond van een verleende omgevingsvergunning en die afwijken van het bestemmingsplan mogen gedeeltelijk worden veranderd of vernieuwd mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot. Is het bouwwerk verloren gegaan door een calamiteit dan mag het bouwwerk volledig worden vernieuwd of veranderd mits de aanvraag om omgevingsvergunning binnen 2 jaar na de calamiteit wordt ingediend. Lid 2 betreft het overgangsrecht voor het gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het moment dat dit plan inwerking is getreden. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor niet wordt vergroot. Het overgangsrecht geldt niet voor bouwwerken die zonder omgevingsvergunning zijn gebouwd in strijd met het toen geldend plan en voor illegaal gebruik van bouwwerken en gronden. Slotregel (artikel 13). Deze regel verwijst naar de naam van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid De gemeente Etten-Leur is eigenaar van het perceel Namenstraat 8. De gemeentelijke kosten verbonden aan de opstelling en realisering van dit bestemmingsplan worden verrekend in de verkoopprijs. De kosten verbonden aan de daadwerkelijke herontwikkeling van de locatie Namenstraat 8 komen ten laste van de toekomstige eigenaar. Naar verwachting is er voldoende belangstelling voor de bouw en koop van de 8 woningen op deze locatie. Daarom kan geconcludeerd worden dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan gegarandeerd is. Hoofdstuk 7 Maatschappelijke toetsing en overleg 7.1 Maatschappelijke toetsing Op 16 maart 2016 is er overleg geweest met omwonenden over de herontwikkeling van de locatie Namenstraat 8 - de Hasselbraam. Omwonenden hebben de voorkeur uitgesproken voor de bouw van 4 twee-onder-een kapwoningen en 4 semi-vrijstaande woningen. Deze voorkeur heeft een juridische vertaling gekregen in het bestemmingsplan 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam'. 7.2 Overleg In het kader van het wettelijk voorgeschreven vooroverleg ex. artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn de volgende instanties op 3 maart 2016 digitaal geïnformeerd over de herontwikkeling 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam'. Provincie Noord-Brabant. Waterschap Brabantse Delta. De betreffende instanties zijn tot en met 13 april 2016 in de gelegenheid gesteld een reactie in te dienen. De provincie Noord-Brabant heeft op 3 maart 2016 gemeld dat er geen aanleiding is tot het maken van opmerkingen. Het waterschap 'Brabantse Delta' heeft op 19 april 2016 een positief wateradvies uitgebracht. De resultaten van het vooroverleg zijn als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. Hoofdstuk 8 Overzicht van wijzigingen 8.1 Wijzigingen ten opzichte van het ontwerp-bestemmingsplan Er zijn ten opzichte van het ontwerp-bestemmingsplan 'Namenstraat 8 - de Hasselbraam' geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht.