Gemeente Etten-leur

Planteksten

Op deze pagina vindt u de planteksten behorende bij het plan Herziening 1 Bedrijventerrein Vosdonk.

Toelichting


 

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.2 Plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

1.4 Opzet van de toelichting

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.2 Provinciaal beleid

2.3 Gemeentelijk beleid

2.4 Vertaling beleid in bestemmingsplan

2.5 Conclusie

Hoofdstuk 3 Huidige situatie

3.1 Algemeen

3.2 Ruimtelijke structuur

3.3 Functionele structuur

Hoofdstuk 4 Milieu en duurzaamheid

4.1 Externe veiligheid

4.2 Geluidhinder

4.3 Luchtkwaliteit

4.4 Geur

4.5 Bodem

4.6 Flora en fauna

4.7 Archeologie

4.8 Water

4.9 Milieuzonering

4.10 Belemmeringen vliegveld Seppe

Hoofdstuk 5 Beschrijving van het plan

5.1 Planvorm

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Uitvoerbaarheid

6.2 Kostenverhaal

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke toetsing en overleg

7.1 Maatschappelijke toetsing

7.2 Overleg

7.3 Vaststelling

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding

Op 12 juni 2012 stelde de gemeenteraad vast het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Vosdonk". Dit plan werd op 20 maart 2013 na uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onherroepelijk. Met de vaststelling van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Vosdonk" werd voldaan aan de wettelijke verplichting om over actuele bestemmingsplannen te beschikken en die plannen digitaal beschikbaar te stellen. Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Vosdonk" betreft de bedrijfskavels op bestaand bedrijventerrein en aangrenzende woonpercelen. Het plan heeft een conserverend karakter met de bestaande situatie als uitgangspunt. Geldende rechten zijn gerespecteerd.

 

Voorliggend bestemmingsplan betreft een herziening van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Vosdonk" (2012). De herziening bevat het herstel van enkele omissies of gewenste aanpassingen betreffende:

  • de bestemming van een deel van het perceel sectie H nr. 4589 aan de Oude Kerkstraat;

  • de aanpassing van de begripsomschrijving voor bedrijfswoning/dienstwoning;

  • de aanvulling van de afwijkingsregels voor de maximum bouwhoogte bij de bestemmingen "Bedrijventerrein-1" en "Bedrijventerrein-2";

  • de regeling voor de omvang van (zelfstandige) kantoorunits in bedrijfsverzamelgebouwen bij de bestemmingen "Bedrijventerrein-1" en "Bedrijventerrein-2".

Verder zijn de legenda van de planverbeelding en planregels in overeenstemming gebracht met de standaarden volgens SVBP 2012 (aanduiding maximum goot- en bouwhoogte, maximum vloeroppervlakte, wetgevings- en overige zones).

De herziening vervangt het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Vosdonk" (2012). Ondanks de beperkte omvang van de aanpassingen is met het oog op de optimale raadpleegbaarheid gekozen voor een algehele herziening. Tevens voldoet de herziening aan de nieuwste standaardregels. Het bestemmingsplan "Herziening 1 Bedrijventerrein Vosdonk" komt qua verbeelding, planregels en toelichting grotendeels overeen met het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Vosdonk". Waar nodig is rekening gehouden met actueel beleid en regelgeving. De actualisatie betreft veelal landelijk en provinciaal beleid. Behoudens de aanpassing aan het SVBP 2012 leiden landelijke of provinciaal beleid niet inhoudelijke verandering. Het gemeentelijk beleid is niet gewijzigd ten opzichte van de ‘Beleidsnotitie Herziening bestemmingsplannen bedrijventerreinen en woon-werklocaties Etten-Leur’ (vastgesteld bij raadsbesluit van 16 juni 2011).

De integrale herziening sluit de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen voor het gehele plangebied niet uit, dus ook voor die delen die ongewijzigd worden overgenomen. Als omstandigheden niet leiden tot een andere belangenafweging, kan onder verwijzing naar het recente karakter van de regeling een zienswijze over ongewijzigde plandelen worden afgewezen. Beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vervolgens geen zin, omdat na eventuele vernietiging het voorgaande plan - dat inhoudelijk gelijkluidend is - herleeft. In de bekendmaking van het plan is de reikwijdte van de herziening duidelijk verwoord.

 

1.2 Plangebied

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan betreft het bedrijventerrein Vosdonk, aan de westzijde van Etten-Leur. Een aantal woonpercelen die ten oosten en westen van het bedrijventerrein liggen, is ook opgenomen in dit bestemmingsplan.

 
De woonwagenlocatie aan het Egelhof en het bedrijventerrein Vosdonk-Munnikenhei vallen buiten de planbegrenzing.

 

Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de Hoevenseweg. In het oosten wordt de plangrens gevormd door de Kattestraat, de woonwagenlocatie aan het Egelhof, de Heistraat en de Grauwe Polder. De zuidelijke plangrens bestaat uit de Munnikenheiweg en de snelweg A58. In het westen wordt de plangrens gevormd door de gemeentegrens, de spoorlijn Etten-Leur - Roosendaal en de watergang ten westen van de bedrijfspercelen aan de Vossendaal.

 

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Vosdonk" (vatsgesteld: 12 juni 2012; onherroepelijk: 20 maart 2013).

 

1.4 Opzet van de toelichting

Na deze inleiding volgt een hoofdstuk waarin het geldende beleidskader is opgenomen en is beschreven hoe dit is vertaald in het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 is de huidige ruimtelijke en functionele situatie beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieuhygiënische en planologische aspecten. Hoofdstuk 5 bevat een uiteenzetting van de inhoud van de bestemmingsregeling. In hoofdstuk 6 wordt de economische uitvoerbaarheid besproken en in hoofdstuk 7 is een toelichting op de gevolgde procedures opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de beleidskaders die van belang zijn voor voorliggend bestemmingsplan op zowel nationaal, provinciaal als gemeentelijk niveau. Daarna is aangegeven hoe de beleidskaders zijn vertaald in voorliggend bestemmingsplan.

 

2.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

Het Rijk heeft in de Nota Ruimte op hoofdlijnen het nationaal ruimtelijk beleid voor de periode tot 2020 weergegeven. Hoofddoel van het beleid is om op een duurzame en efficiënte manier ruimte te scheppen voor verschillende ruimtevragende functies, de leefbaarheid van Nederland te garanderen en de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren. In dat kader hebben rijk, provincies en gemeenten een convenant ondertekend over de ontwikkeling van bedrijventerreinen. In het convenant is onder andere vastgelegd hoeveel hectare aan bestaand bedrijventerrein moet worden geherstructureerd en hoeveel hectare nieuw bedrijventerrein mag worden ontwikkeld tot 2020. Bij de aanleg van bedrijventerreinen moet de zogeheten SER-ladder worden gevolgd. Dit door de Sociaal Economische Raad ontworpen instrument voorziet erin dat pas nieuwe locaties mogen worden ontwikkeld als de mogelijkheden op bestaande bedrijventerreinen zijn uitgeput. Nadrukkelijk moet eerst worden bekeken of het benutten van bestaand terrein uitkomst kan bieden.

 

Voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en voorziet niet in de ontwikkeling van nieuw bedrijventerrein. Door het bieden van een flexibele bebouwingsregeling biedt het bestemmingsplan voldoende mogelijkheden om bestaande bedrijfskavels opnieuw in te richten.

 

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die halverwege 2011 als ontwerp is gepubliceerd, vormt de nieuwe, overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. De SVIR ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ wordt naar verwachting begin 2012 vastgesteld. In de SVIR is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen.

 

Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, over aan provincies en gemeenten. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking.

Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking (gebaseerd op de ‘SER-ladder’), die zal worden vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. De 'ladder' is in het Besluit ruimtelijke ordening als formeel toetsingskader opgenomen.

 

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;

  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;

  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

 

In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.

 

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het bestaande bedrijventerrein Vosdonk. Doordat een flexibele bebouwingsregeling is opgenomen, biedt het bestemmingsplan voldoende mogelijkheden voor herinrichting van bestaande bedrijfskavels. Hiermee kan invulling worden gegeven aan de eerste stap van de SER-ladder: voldoen aan de toenemende ruimtebehoefte door herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied. Op deze manier kan verder ruimtebeslag in het buitengebied zoveel mogelijk worden voorkomen.

 

2.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 1 oktober 2010 hebben de Provinciale Staten de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) voor de provincie Noord-Brabant vastgesteld. De SVRO bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie Noord-Brabant en vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Eén van deze instrumenten is de provinciale verordening. In de Verordening Ruimte zijn de kaderstellende elementen uit de SVRO vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.

 

De SVRO gaat in op de ruimtelijke kwaliteiten van de provincie Noord-Brabant. Mens, markt en milieu zijn binnen de provincie in evenwicht. Daarom kiest de provincie in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en voor een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in de structuurvisie de ‘rode’ draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt. De provincie wil het contrastrijke Brabantse landschap herkenbaar houden en verder versterken. Daarom wordt ingezet op de ontwikkeling van robuuste landschappen, een beleefbaar landschap vanaf het hoofdwegennet en behoud en versterking van aanwezige landschapskwaliteiten.

 

Bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen vervult de provincie de regierol. Zij moet voorkomen dat nieuwe bedrijventerreinen worden aangelegd terwijl bestaande bedrijventerreinen leegkomen, verpauperen of worden onttrokken voor ander gebruik of een andere stedelijke invulling. Bestaande bedrijventerreinen moeten optimaal worden benut. Dit principe geldt ook voor de aanleg van nieuw bedrijventerrein. In regionaal verband worden afspraken gemaakt over de planning van nieuwe bedrijventerreinen, de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen, de gronduitgifte en het aanbod aan werklocaties. De provincie streeft ook afspraken na over de mogelijkheden voor parkmanagement op (bestaande en nieuwe) bedrijventerreinen en verdere verduurzaming van bedrijventerreinen. De provincie ziet in de toekomst meer mogelijkheden voor menging van woon- en werkfuncties. Een voldoende aanbod voor bedrijven die hinder kunnen veroorzaken aan hun omgeving in de vorm van geluid -, stof -, geur - of verkeershinder en bedrijven met een extern veiligheidsrisico blijft nodig. Een menging van functies op dit type bedrijventerrein is juist ongewenst. De veroudering van werklocaties moet worden voorkomen door bedrijventerreinen kwalitatief op peil te houden. De provincie is van mening dat terughoudendheid moet worden betracht ten aanzien van omzetting van bedrijventerreinen naar woningbouwlocaties.

 

Voorliggend bestemmingsplan biedt voldoende mogelijkheden voor herontwikkeling van bestaande bedrijfskavels. Door het toepassen van milieuzonering zijn centraal op Vosdonk relatief zware bedrijven toegestaan, waarmee wordt voldaan aan het provinciale standpunt dat, met name in de stedelijke regio’s, voldoende vestigingsmogelijkheden voor relatief zware bedrijven moeten worden geboden. Aan de randen van het bedrijventerrein wordt minder zware bedrijvigheid toegestaan, zodat het woon- en leefklimaat in de omliggende woongebieden niet wordt geschaad.

 

Verordening Ruimte

In de Wet ruimtelijke ordening is vastgelegd hoe de bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen rijk, provincies en gemeenten. De provincie kan door middel van een planologische verordening regels formuleren waarmee gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening moeten houden. De provincie Noord-Brabant heeft hiertoe de Verordening Ruimte opgesteld. De Verordening Ruimte is vastgesteld op 17 december 2010 en is in werking getreden op 1 maart 2011.

In de Verordening Ruimte zijn onder andere regels opgenomen met betrekking tot stedelijke ontwikkeling, ecologische hoofdstructuur, waterberging, intensieve veehouderij, glastuinbouw en Ruimte-voor-Ruimte-ontwikkelingen. Daarnaast bevat de Verordening Ruimte regelingen voor onder meer grondwaterwinning, windturbines, bovenregionale detailhandel/leisure en hoogwaterbescherming. De regels van de Verordening Ruimte zijn er, in lijn met het beleid van de SVRO, op gericht om het leeuwendeel van de stedelijke ontwikkelingen plaats te laten vinden in de stedelijke regio’s en in het bestaand stedelijk gebied. De begrenzingen van de stedelijke en landelijke regio’s zijn vastgelegd in de kaarten behorende bij de Verordening Ruimte. In de verordening zijn ook het bestaand stedelijk gebied, de zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling en de ecologische hoofdstructuur begrensd.

Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling

(stedelijk concentratiegebied)

groenblauwe mantel

zoekgebied voor ecologische verbindingszone /

zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen

Kaartbeelden Verordening Ruimte: stedelijke ontwikkeling (links) en natuur en landschap (rechts)

Bestaand stedelijk gebied

(stedelijk concentratiegebied)

[image][image][image][image][image][image]

 

 

 

 

 

 

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt vrijwel volledig in het ‘bestaand stedelijk gebied’ (stedelijk concentratiegebied). Gebieden ten noorden en noordwesten van Vosdonk zijn aangeduid als ‘zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling’ (stedelijk concentratiegebied). Het provinciaal beleid is gericht op het bundelen van de verstedelijking in de gebieden die zijn aangeduid als ‘bestaand stedelijk gebied’ en ‘zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling’. Binnen het bestaand stedelijk gebied zijn gemeenten vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkelingen, met inachtneming van de aanvullende regels die de verordening stelt (onder andere op het gebied van de plancapaciteit voor woningbouw en bedrijventerreinen). Door inbreiding, verdichting en herstructurering binnen het bestaand stedelijk gebied kan nieuw ruimtebeslag in het buitengebied zoveel mogelijk worden voorkomen. Zorgvuldig ruimtegebruik is hierbij het streven.

 

In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen met betrekking tot bestemmingsplannen voor bestaande bedrijventerreinen. Zo moet in de toelichting bij de herziening van een bestemmingsplan verantwoording worden afgelegd over de mogelijkheden voor herstructurering, zorgvuldig ruimtegebruik en tegengaan van oneigenlijk ruimtegebruik in relatie tot de afspraken die op regionaal niveau zijn gemaakt over de ontwikkeling van nieuwe of uitbreiding van bedrijventerreinen en kantoorlocaties.

De verantwoordingsplicht bij zuinig en oneigenlijk ruimtegebruik beperkt zich tot onbebouwde en vrijkomende bedrijfsterreinen. Voor het overige geldt het bestaande ruimtegebruik en gebruik van panden als een gegeven.

 

De gronden op Vosdonk zijn in voorliggend bestemmingsplan primair bestemd voor de vestiging van bedrijven in de milieucategorieën 2 tot en met 5.1. Daarnaast zijn vormen van detailhandel toegestaan die passend zijn op het bedrijventerrein (en daar reeds voorkomen) en is op een klein deel van het bedrijventerrein de vestiging van kleinschalige kantoren (bedrijfsvloeroppervlak maximaal 500 m²) toegestaan. Bestaande afwijkende functies (overige vormen van detailhandel en zakelijke dienstverlening) zijn positief bestemd door middel van een aanduiding en zijn daarmee locatiegebonden vastgelegd. Het primaat ligt hierdoor in het nieuwe bestemmingsplan nadrukkelijk bij de vestiging van bedrijven in middelzware tot zware milieucategorieën. Door het opnemen van een flexibele bebouwingsregeling, met onder andere een maximum bebouwingspercentage van 80%, biedt het bestemmingsplan voldoende mogelijkheden voor herstructurering van bestaande bedrijfspercelen en intensivering van het ruimtegebruik. Hiermee past voorliggend bestemmingsplan binnen het provinciaal beleid zoals opgenomen in de Verordening Ruimte.

 

Een klein gedeelte van het bestemmingsplan (langs de westelijke plangrens) valt niet in het stedelijk gebied. Het betreft de gronden rond de Kibbelvaart, die is aangeduid als zoekgebied voor ecologische verbindingszone en zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen. Bestemmingsplannen die zijn gelegen in zoekgebieden voor ecologische verbindingszones dienen mede te strekken tot verwezenlijking, behoud en beheer van de ecologische verbindingszone. Het zoekgebied heeft een breedte heeft van ten minste 50 meter in ‘bestaand stedelijk gebied’ en ten minste 25 meter in overig gebied. Een aantal percelen rond de Kibbelvaart valt daarnaast binnen de ‘groenblauwe mantel’. De ‘groenblauwe mantel’ bestaat overwegend uit grondgebonden agrarisch gebied, met belangrijke nevenfuncties voor natuur, water en extensieve recreatie.

 

De betreffende gronden zijn in voorliggend bestemmingsplan van een passende bestemming voorzien (‘Agrarisch’ respectievelijk ‘Groen’). Het zoekgebied voor de ecologische verbindingszone langs de Kibbelvaart is aangeduid als ‘ecologische verbindingszone’. De aanduiding heeft een breedte van 50 meter en is zodanig gelegd dat deze niet op gronden met een bedrijfsbestemming ligt. Realisering van een ecologische verbindingszone op bedrijfspercelen die in particulier eigendom zijn wordt niet realistisch geacht. Hierdoor is de zone aan de noordzijde van de Kibbelvaart breder dan aan de zuidzijde. De gronden met de gebiedsaanduiding ‘ecologische verbindingszone’ zijn mede bestemd voor verwezenlijking, behoud en beheer van een ecologische verbindingszone. Bescherming is geregeld via een bouwverbod voor gebouwen en een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden.

 

Herziening Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en Verordening ruimte 2014

Voorjaar 2014 hebben Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant de Structuurvisie Rumtelijke Ordening en de Verordening ruimte 2014 gedeeltelijk herzien. De herziening heeft geen directe gevolgen voor de regelgeving op de gronden gelegen binnen het plangebied.

 

 

2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Plus

De Structuurvisie Plus: Etten-Leur in Bloei 2020 (23 mei 2005) geldt als leidend document voor de ruimtelijke ontwikkeling van Etten-Leur. De structuurvisie gaat uit van de regionale functie van Etten-Leur op het gebied van wonen, werken en voorzieningen. Met betrekking tot de bestaande bedrijventerreinen geldt als speerpunten het behoud van de kwaliteit en het optimaal benutten van de ruimte.

 

Sociaal economisch beleidsplan 2009

De gemeenteraad heeft op 22 december 2009 het Sociaal Economisch Beleidsplan vastgesteld. Het plan bevat het beleid voor de arbeidsmarkt, de werklocaties en de voorzieningen voor de komende vier jaar. De gemeente Etten-Leur wil bedrijven de ruimte bieden om te ondernemen. Op de bestaande bedrijventerreinen is echter de fysieke ruimte voor nieuwbouw zeer beperkt. Op termijn is uitbreiding van het aanbod aan bedrijventerreinen nodig om de doelstelling te kunnen realiseren. Alvorens tot uitbreiding over te gaan zal via herstructurering, intensief ruimtegebruik en kwaliteitsverbetering het bestaande aanbod worden geoptimaliseerd. Een deel van de vraag aan bedrijventerrein kan zo worden gefaciliteerd. Op het gebied van herstructurering, zuinig ruimtegebruik en kwaliteitsverbetering is vooral op het bedrijventerrein Vosdonk al veel bereikt. De voortzetting van dit beleid is afhankelijk van geldstromen vanuit rijk en provincie. De gelden worden regionaal verdeeld. De provincie en regio inventariseren momenteel de mate waarin de bedrijventerreinen (ook in Etten-Leur) herstructurering behoeven. Op deze wijze ontstaat een totaalbeeld voor de regio en worden prioriteiten gesteld. Het resultaat bepaalt mede de aanpak van nieuwe herstructureringen in Etten-Leur.

 

In het kader van herstructurering, intensief ruimtegebruik en kwaliteitsverbetering zet Etten-Leur niet in op functiemenging. Functiescheiding is namelijk één van de succesfactoren van Etten-Leur. Etten-Leur kent aparte locaties voor bedrijven en kantoren. Deze scheiding wordt in beginsel gehandhaafd. De inzet op intensiever grondgebruik mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van de openbare ruimte (verhogen van parkeerdruk is nadelig voor verkeersveiligheid en uitstraling).

 

Een belangrijk actiepunt uit het Sociaal Economische Beleidsplan is het zuinig benutten van de ruimte. De gemeente heeft als lokale regelgever daarin een belangrijke rol. Via het bestemmingsplan kunnen het gebruik van gronden en de bouwmogelijkheden worden geregeld.

 

Structuurvisie Detailhandel en Horeca

Op 17 december 2007 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Detailhandel en Horeca vastgesteld. In de visie is het beleid geformuleerd voor winkelvestigingen buiten de reguliere winkelgebieden. Het leefklimaat in gemeenten wordt mede bepaald door het winkelaanbod. Dit aanbod is veelal geconcentreerd in winkelgebieden binnen de woongebieden.

Het beleid is er tot op de dag van vandaag op gericht om een ongewenste verschuiving naar locaties buiten woongebieden zoveel als mogelijk te sturen. Buiten de winkelgebieden is alleen detailhandel toegestaan die kan worden aangemerkt als perifere detailhandelsvestiging (PDV). Het betreft detailhandel in goederen die zich qua ruimtebeslag of milieuhinder minder goed lenen voor vestiging in een regulier winkelgebied. Het PDV-beleid geldt voor detailhandel in auto’s, boten, caravans, keukens, sanitair, bouwmarkten en brand- en explosiegevaarlijke stoffen. Afhankelijk van de aard van het bedrijventerrein is detailhandel in deze branches al dan niet toegestaan.

 

In de Structuurvisie Detailhandel en Horeca (2007) is dit uitgangspunt als gemeentelijk standpunt nogmaals bevestigd. Tot het PDV-beleid hoort ook woninginrichting. Op de bedrijventerreinen is deze vorm van detailhandel niet toegestaan.

 

Milieuvisie 2010

De gemeenteraad heeft op 13 juli 2010 de Milieuvisie vastgesteld. In de Milieuvisie zijn doelstellingen tot 2020 geformuleerd en acties voor de korte termijn. Enkele van de doelstellingen en acties zijn in onderstaande tabel weergegeven.

 

Externe veiligheid

De productie, de opslag en het vervoer van goederen kan gevaar voor de omgeving opleveren (brand, explosie). In de nota Externe Veiligheid heeft de gemeenteraad bepaald welk veiligheidsniveau moet worden gerealiseerd. Om dit niveau te bereiken moeten bestaande knelpunten worden opgelost en nieuwe knelpunten worden voorkomen. Als actie geldt het aanpassen van de regelgeving in bestemmingsplannen aan het beleid en het behoud van een ruimtelijke scheiding tussen wonen en werken.

Geluid

De doelstelling is om geluidhinder van bedrijven te handhaven op het bestaande niveau en waar mogelijk terug te dringen. Het continueren van het zonebeheer op de bedrijventerreinen kan daartoe bijdragen.

Energie

De bedrijven op de bedrijventerreinen worden gestimuleerd duurzame energie te gebruiken of zelf duurzame energie op te wekken. Waar mogelijk worden bedrijventerreinen volgens de principes van duurzaam bouwen gerealiseerd of gerenoveerd.

Luchtkwaliteit

De doelstelling is om de huidige toestand zonder overschrijding van de luchtkwaliteitgrenswaarden (fijn stof en stikstofdioxide) te continueren en te verbeteren. De grootste bedrijfsemissies worden gevolgd (voornamelijk op het bedrijventerrein Vosdonk).

Water

De wateroverlast in de gemeente wordt aangepakt met maatregelen zoals opgenomen is in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan. De waterkwaliteit wordt verder verbeterd via maatregelen in het kader van de Kaderrichtlijn Water. In 2020 is er sprake van een duurzame en optimaal ingerichte afvalwaterketen. Als actie is geformuleerd: het onderzoeken en stimuleren van het gedoseerd lozen van regenwater door bedrijven op bedrijventerrein Vosdonk op de gemeentelijke riolering. Dit om bij zware regenbuien wateroverlast tegen te gaan.

Ruimtegebruik

Het uitgangspunt is zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en voorkomen van hinder naar woongebieden (toepassen milieuzonering).

 

Handhavingsbeleid

Het Integraal handhavingprogramma vormt de basis voor het toezicht op de naleving van regels op het gebied van milieu, bouwen, ruimtelijke ordening en brandveiligheid. Op de bedrijventerreinen ligt het accent op milieucontroles. Deze controles vinden volgens landelijke prioriteiten periodiek plaats. De frequentie van de controle wordt bepaald door de aard van de bedrijvigheid en de belasting voor het milieu.

 

De bedrijven zijn onderverdeeld in categorieën 0 t/m 4. Categorie 0 – bedrijven (zonder milieubelasting) worden in principe niet gecontroleerd, tenzij er klachten zijn, een nieuwe melding is ontvangen of een nieuw bedrijf is opgeleverd. Bedrijven in categorie 3 worden één keer in de drie jaar gecontroleerd en bedrijven in de categorie 4 één keer per jaar. Categorie 1 en 2 bedrijven worden eenmaal in de tien jaar gecontroleerd. Indien bij milieucontrole evidente afwijkingen van het bestemmingsplan worden geconstateerd, wordt overgegaan tot aanschrijving. Dat gebeurt ook bij vaststelling van afwijkingen tijdens bouwcontrole. Het toezicht op de naleving van de gebruiksregels vindt op de standaardwijze plaats, waarbij in het bijzonder aandacht is voor de bestrijding van hennepplantages en growshops. Ook hier vindt controle plaats naar aanleiding van klachten of meldingen door derden.

 

Welstandsnota

Op 25 mei 2010 heeft de gemeenteraad de welstandsnota voor de gemeente Etten-Leur vastgesteld. Deze nota bevat criteria die burgemeester en wethouders toepassen bij de beoordeling of bouwplannen voldoen aan redelijke eisen van welstand. Indien binnen het plangebied nieuwbouw plaatsvindt, kunnen de welstandscriteria die van toepassing zijn voor het gebied waarbinnen het initiatief zich bevindt onverkort worden toegepast.

 

Groenbeleidsnota

De Groenbeleidsnota heeft als doelstelling het beschermen en zo mogelijk versterken van het openbaar groen in het bestaand stedelijk gebied, alsmede het versterken van de samenhang van het groen met oog voor landschappelijke, ecologische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische patronen.

Dit gebeurt doordat in de nota uitgangspunten voor nieuw beleid zijn gedefinieerd. De nota dient als integraal beleidskader voor de stedelijke groenstructuur van de gemeente Etten-Leur, inclusief de randen tussen het stedelijk gebied en het buitengebied. De nota vormt, in samenhang met andere beleidsterreinen, één van de toetsingskaders voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, evenals voor de ontwikkeling van beleid met betrekking tot groen. Ter uitvoering van de Groenbeleidsnota is een lijst met beschermde bomen vast gesteld. Op deze lijst staan de groenhoofdelementen.

 

2.4 Vertaling beleid in bestemmingsplan

Het provinciale en het gemeentelijke beleidskader geven uitgangspunten voor de gewenste toekomstige ontwikkeling van bedrijventerrein Vosdonk. Deze uitgangspunten zijn in voorliggend bestemmingsplan vertaald in concrete gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden. Het beleid is in hoofdlijnen gericht op het behoud van Vosdonk als middelzwaar tot zwaar bedrijventerrein, waarbij voldoende mogelijkheden moeten worden geboden om herstructurering/herinrichting van bedrijfspercelen en zuinig ruimtegebruik mogelijk te maken. Niet-bedrijfsfuncties die passend zijn op het bedrijventerrein (zoals perifere detailhandel in specifieke branches) kunnen worden toegestaan. Het beleid is er verder op gericht om functies die niet of niet overal op het bedrijventerrein gewenst zijn (reguliere detailhandel, zelfstandige kantoren) zoveel mogelijk te weren.

 

In de ‘Beleidsnotitie Herziening bestemmingsplannen bedrijventerreinen en woonwerklocaties Etten-Leur’ is aangegeven hoe de uitgangspunten kunnen worden vertaald in het bestemmingsplan. Aan de hand van 7 thema’s is aangegeven hoe de gemeente de toekomstige situatie van Vosdonk ziet:

  1. maatschappelijke ontwikkelingen;

  2. bedrijventerrein (aard van bedrijvigheid);

  3. bedrijfswoningen;

  4. ruimtegebruik;

  5. bedrijfsverzamelgebouwen;

  6. zakelijke dienstverlening;

  7. detailhandel.

 

Maatschappelijke ontwikkelingen

Het bedrijventerrein Vosdonk is ontwikkeld met een specifiek doel: huisvesting van industrie, nijverheid, groothandel, opslag en transport. In de loop van de tijd hebben ook andere activiteiten een plaats gekregen op het bedrijventerrein. De komende decennia zal dit proces zich voort zetten aangezien de economische structuur wijzigt. De vraag naar mogelijkheden voor huisvesting van traditionele bedrijfssectoren (productiearbeid) verandert geleidelijk maar zichtbaar naar dienstverlening en administratieve arbeid (zakelijke dienstverlening). Het huidige bedrijventerreinenbeleid moet worden omgezet naar een beleid voor werklocaties.

 

In West-Brabant is thans al sprake van een duidelijke trend dat het aantal arbeidsplaatsen in de zakelijke dienstverlening toeneemt. Een andere trend is de daling van het aantal arbeidsplaatsen in de industriesector.

Een voortschrijdende automatisering, snellere productieprocessen en het verplaatsen van activiteiten naar het buitenland leiden tot deze daling. In de logistiek en detailhandel neemt het aantal arbeidsplaatsen in West-Brabant toe.

 

De bestaande bedrijventerreinen zijn nog sterk geënt op de traditionele productiebedrijven. Ook de regels in de bestemmingsplannen zijn daarop afgestemd. De komende jaren moet een omslag worden gemaakt in het denken over werklocaties en hun inrichting. Er zal in dat verband niet alleen worden gekeken naar bestaande bedrijventerreinen maar ook naar andere locaties in het stedelijk gebied met potentie als werklocatie.

Het vraagstuk hoe om te gaan met de bestaande voorraad komt steeds meer aan de orde. De oplossing van dit vraagstuk staat thans prominent op de agenda voor het regionaal ruimtelijk overleg.

 

Ofschoon het nadenken over een oplossing voor dit vraagstuk in een pril stadium is, zal er bij het bepalen van het beleid voor de regels in de nieuwe bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen soms al wel rekening mee worden gehouden. De huidige bestaande situatie op de bedrijventerreinen vormt in beginsel de basis voor het bepalen van de regels. De nieuwe regels moeten evenwel ruimte bieden om binnen de planperiode van het bestemmingsplan (tien jaar) indien gewenst in te kunnen spelen op maatschappelijke trends.

 

Bedrijventerrein (aard van bedrijvigheid)

Een bedrijventerrein is primair bedoeld voor de huisvesting van bedrijvigheid die vanwege milieuhinder of qua omvang en visuele uitstraling niet thuishoort in een woonomgeving, centrumgebied (winkels en voorzieningen) of landelijk gebied. Afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid kan er sprake zijn van overlast voor de omgeving in de vorm van geluid, geur, stof of verkeersbewegingen. Indien de overlast voor de leefomgeving beperkt blijft, is een menging met een woonomgeving of centrumgebied acceptabel. Het gaat dan vaak om aan-huis-gebonden beroepen, ambachtelijke of verzorgende bedrijven, eenmanszaken of zaken met beperkt personeel en dienstverlenende bedrijven (zowel zakelijk als persoonlijk). De omvang van dergelijke bedrijven is vaak beperkt.

 

Activiteiten die wel overlast veroorzaken en bedrijven die qua grondgebruik of bedrijfsbebouwing niet thuishoren in een woonomgeving, een centrumgebied of het landelijk gebied, horen thuis op een bedrijventerrein. Het betreft bedrijven die in hoofdzaak gericht zijn op:

  • de productie van goederen (ambachtelijk of industrieel);

  • de bewerking van goederen (ambachtelijk of industrieel);

  • de verwerking van goederen (ambachtelijk of industrieel);

  • de reparatie en onderhoud van goederen (ambachtelijk of industrieel);

  • de opslag van goederen (nieuw of gebruikt);

  • de handel in goederen ten behoeve van het aanwenden voor een beroeps- of bedrijfsuitoefening (groothandel);

  • het transport van goederen, personen en daaraan gelieerde activiteiten (transportbedrijven, rijscholen en dergelijke);

  • het verrichten van technisch onderzoek (zoals laboratoria).

 

Op bedrijventerrein Vosdonk is de vestiging van bedrijven die in bovenstaande categorieën vallen in principe rechtstreeks toegestaan. Vanwege de gewenste (beeld)kwaliteit van het bedrijventerrein is de vestiging van bedrijven die afval inzamelen en verwerken niet gewenst. Dergelijke bedrijven zijn dan ook niet toegestaan. Een uitzondering kan worden gemaakt voor de exploitatie van een milieustraat/gemeentewerf of een afvalinzamel- of afvalverwerkend bedrijf waarbij de werkzaamheden inpandig plaatsvinden.

 

Bij de bedrijfsactiviteiten hoort als ondergeschikte nevenactiviteit het voeren van de administratie: het kantoor bij het bedrijf. Binnen de bedrijfsbestemming zijn bij de bedrijfsactiviteit horende kantoren dan ook algemeen toegestaan, mits de omvang van het kantoor maximaal 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte van een bedrijf betreft. Hierbij mag worden uitgegaan van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, ook als een bedrijf op meer percelen is gevestigd; in dat geval vormt het totaal aan bedrijfsruimten op deze percelen het uitgangspunt voor het bepalen van de toegestane oppervlakte aan kantoren. Dit maakt het voor bedrijven mogelijk om kantooractiviteiten op één locatie te clusteren. Via een afwijkingsmogelijkheid kunnen kantooractiviteiten tot 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte worden toegestaan. In het geval de toestemming wordt aangevraagd voor het deel van het bedrijventerrein waarop de uitoefening en vestiging van bedrijven in de categorieën 4 en 5 van de VNG-bedrijvenlijst (zie milieuzonering) is toegestaan, wordt beoordeeld of de omvang van kantoor en de daarbij behorende hoeveelheid administratief personeel geen beperkingen oplegt aan de uitoefening of vestiging van bedrijven in de omgeving. Voor de bedrijfspercelen aan weerszijden van de Roosendaalseweg is vergroting van het oppervlak aan kantooractiviteiten tot 60% van de bedrijfsvloeroppervlakte mogelijk. De betreffende gronden zijn aangeduid als ‘wro-zone - ontheffingsgebied’.

 

Bedrijfswoningen

Het beleid gaat uit van het handhaven van de bestaande bedrijfswoningen. De realisering van nieuwe bedrijfswoningen is daarom niet toegestaan. Bij het gros van de bedrijven is de aanwezigheid van een bedrijfswoning namelijk niet noodzakelijk uit oogpunt van de bedrijfsvoering, terwijl de toevoeging van nieuwe (bedrijfs)woningen belemmerend kan werken voor de activiteiten van bestaande en nieuw te vestigen bedrijven. Op een bedrijventerrein als Vosdonk is dat niet wenselijk. In voorliggend bestemmingsplan zijn de bestaande bedrijfswoningen positief bestemd door middel van de aanduiding ‘bedrijfswoning’. Als bijlage bij de toelichting is een overzicht opgenomen met de aanwezige (bedrijfs)woningen op bedrijventerrein Vosdonk.

 

Ruimtegebruik

Het optimaal benutten van de ruimte is uitgangspunt voor zowel het provinciaal als het gemeentelijk beleid. De bestaande situatie en regels zijn echter leidend.

Voor zover het aanscherpen van regels niet wettelijk verplicht is, dient per geval een afweging plaats te vinden. Het gemeentebestuur weegt daarbij het effectief nut van de aanscherping af in relatie tot het mogelijk nadeel voor derden. Teneinde optimaal ruimtegebruik te bevorderen kiest het gemeentebestuur om die reden niet voor het aanscherpen van bouwregels maar voor het verruimen ervan. De aanpassingen hebben vooral betrekking op het bebouwingspercentage en de afstand tot de zijdelingse perceelgrens. Het maximum bebouwingspercentage is in voorliggend bestemmingsplan gesteld op 80% van de oppervlakte van het bouwperceel. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen. Deze verruiming (in de vigerende bestemmingsplannen was in de meeste gevallen sprake van een maximum bebouwingspercentage van 70% en een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 5 meter) biedt bedrijven meer mogelijkheden op het eigen perceel.

 

Om te voorkomen dat door de ruimere bouwmogelijkheden problemen ontstaan met betrekking tot parkeren en laden/lossen, is in het nieuwe bestemmingsplan een regeling opgenomen, die parkeren en laden/lossen op eigen terrein verplicht. Hierdoor wordt een verschuiving van het parkeren naar de openbare ruimte (waar geen of slechts beperkt parkeerruimte aanwezig is) voorkomen. Ten behoeve van een objectieve toetsing zijn in de regels parkeernormen opgenomen voor diverse soorten bedrijvigheid. De parkeernormen zijn gebaseerd op de normen van het CROW, zoals opgenomen in de ASVV 2004. Het bedrijventerrein Vosdonk is aangemerkt als ‘matig stedelijk gebied’ in de ‘rest bebouwde kom’. Omdat sprake is van een bestaand bedrijventerrein is in het bestemmingsplan het gemiddelde tussen de minimale en de maximale norm zoals opgenomen in de ASVV 2004 gehanteerd als parkeernorm. Dit resulteert in de volgende parkeernormen:

 

Type bedrijf

parkeernorm

arbeidsextensief/bezoekersextensief bedrijf

(30 m² of meer bvo per arbeidsplaats)

0,8 pp / 100 m² bvo

 

arbeidsintensief/bezoekersextensief bedrijf

(minder dan 30 m² bvo per arbeidsplaats)

2,7 pp / 100 m² bvo

bouwmarkt, kringloopwinkel

2,5 pp / 100 m² bvo

showroom (auto’s, keukens, caravans etc.)

1,7 pp / 100 m² bvo

kantoren zonder baliefunctie

1,7 pp / 100 m² bvo

restaurant

13 pp / 100 m² bvo

bedrijfsverzamelgebouw

1,3 pp / 100 m² bvo

 

Door het opnemen van bouwvlakken wordt gestuurd op de mogelijkheden die bedrijven hebben richting de weg, het openbaar groen of het water. Conform de vigerende bestemmingsplannen geldt in principe een afstand tot de openbare weg van 10 meter. Wanneer bedrijfspercelen grenzen aan openbaar groen of een watergang is overeenkomstig de vigerende bestemmingsplannen een afstand van 4 meter opgenomen. Bestaande afwijkende situaties zijn positief bestemd doordat het bouwvlak in die gevallen rond de aanwezige gebouwen is gelegd.

 

In de praktijk komt het wel eens voor dat bestaande bedrijfsgebouwen worden gesplitst, zodat meer bouwpercelen ontstaan waarop verschillende bedrijven zijn gevestigd. De huidige regeling laat dat niet toe, omdat in dat geval niet meer kan worden voldaan aan de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. In voorliggend bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen die het mogelijk maakt dat bedrijfsgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd. Hierdoor is splitsing van een bedrijfsgebouw mogelijk.

 

Bedrijfsverzamelgebouwen

Het bedrijfsverzamelgebouw sluit aan op de vraag in de markt naar kleinere bedrijfsruimten met relatief lage huisvestingskosten. De gebouwen zijn vooral bedoeld voor startende ondernemers als springplank naar eigen huisvesting, maar voorzien steeds meer in een bredere vraag in de markt. De meeste bedrijven die zijn gevestigd in een bedrijfsverzamelgebouw hebben een beperkte omvang. Ook de overlast naar de omgeving is beperkt; in veel gevallen gaat het om bedrijven in de lichtere milieucategorieën. Steeds meer bedrijven in de zakelijke dienstverlening maken gebruik van deze huisvesting in bedrijfsverzamelgebouwen.

 

In de vigerende bestemmingsplannen is een bedrijfsgebouw gedefinieerd als een gebouw dat dient ter uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten. Het bouwkundig splitsen van bedrijven in meerdere zelfstandige units en het gebruik als bedrijfsverzamelgebouw is op grond hiervan mogelijk. Het realiseren van één pand op meerdere bouwpercelen is op grond van de vigerende regeling niet mogelijk, aangezien dan niet kan worden voldaan aan de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. De vigerende mogelijkheden worden in voorliggend bestemmingsplan gerespecteerd. Zolang splitsing van een bedrijfspand er niet toe leidt dat meerdere bouwpercelen ontstaan, is het dus mogelijk om een bedrijfsverzamelgebouw te realiseren. Het begrip dat is opgenomen voor een bedrijfsgebouw (‘een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte ter uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten’) maakt omzetting in een bedrijfsverzamelgebouw rechtstreeks mogelijk. Een pand dat slechts uit twee units bestaat, wordt hierbij niet aangemerkt als bedrijfsverzamelgebouw, maar als een ‘gesplitst bedrijfsgebouw’.

 

Hoewel de realisering van bedrijfsverzamelgebouwen algemeen mogelijk is, is in de regels wel een begrip opgenomen voor bedrijfsverzamelgebouw. Hierin is bepaald dat slechts sprake is van een bedrijfsverzamelgebouw als het een gebouw betreft op een onverdeeld bouwperceel, waarin drie of meer bedrijven zijn gevestigd. In een bedrijfsverzamelgebouw mogen alle toegelaten milieucategorieën worden gevestigd, inclusief de lagere categorie 1. Om tegemoet te komen aan de wens vanuit de markt om in een bedrijfsverzamelgebouw ook kleine kantoren (zakelijke dienstverlening) te vestigen, is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Als voorwaarde geldt dat de kantoren niet groter mogen zijn dan 150 m² en dat maximaal 1/3 van het bedrijfsvloeroppervlak van een bedrijfsverzamelgebouw in gebruik mag zijn ten behoeve van kantoren.

Voor de bestaande kantoren in bedrijfsverzamelgebouwen is de aanduiding ‘specifieke vorm van kantoor - bedrijfsverzamelgebouw’ opgenomen, met daaraan gekoppelde gebruiksregels.

 

Ofschoon bedrijfsgebouwen niet bedoeld zijn voor opslag door particulieren blijkt dit gebruik in de praktijk in toenemende mate voor te komen (stalling van auto’s, caravans etc.). In veel gevallen worden units in bedrijfsverzamelgebouwen hiervoor benut. In het bestemmingsplan is een afwijkingsregeling opgenomen waardoor dit gebruik mogelijk wordt gemaakt. Hierbij geldt dat opslag voor particulieren uitsluitend plaats mag vinden in een bedrijfsverzamelgebouw, tot maximaal 1/3 van de bedrijfsvloeroppervlakte van het gebouw.

 

Zakelijke dienstverlening

Het Sociaal Economisch Beleidsplan (2009) kent als uitgangspunt het handhaven van de scheiding tussen kantoren en bedrijven. Aan de oostzijde van de gemeente heeft zich de afgelopen decennia een kantorenpark ontwikkeld. Een uitbreiding van dit kantorenpark op termijn is ook aan de oostzijde voorzien. De huidige positie van het kantorenpark wordt alleen behouden als op andere bedrijvenlocaties de vestiging van zelfstandige kantoren niet mogelijk is of wordt beperkt. Een heroverweging van het beleid is pas aan de orde als de ruimte aan de oostzijde van de gemeente volledig wordt benut. Het hanteren van dit beleid betekent dat op de bedrijventerreinen in beginsel geen zelfstandige kantoren (zakelijke dienstverlening) zijn toegestaan. De bestaande praktijk en de maatschappelijk tendens in de arbeidsmarkt (zie ook paragraaf 2.4.1) vragen om een nuancering.

 

Op het bedrijventerrein Vosdonk blijft het uitgangspunt dat het gebruik van het pand als zelfstandig kantoor (zakelijke dienstverlening) niet is toegestaan. Een uitzondering wordt gemaakt voor het gebruik van ruimten in een bedrijfsverzamelgebouw (kantoren met beperkt personeel) en voor de bedrijfspanden gecombineerd met bedrijfswoning in het zuidoostelijk deel van het bedrijventerrein Vosdonk (Kroonstraat, Pauvreweg, Guldenweg). Dit gedeelte van het bedrijventerrein is opgenomen in de bestemming ‘Gemengd’. Binnen deze bestemming zijn zowel bedrijven als kantoren toegestaan. De bedrijfsvloeroppervlakte voor een kantoor is gemaximeerd op 500 m². Hiermee wordt voorkomen dat grootschalige zelfstandige kantoren kunnen worden gerealiseerd. In bedrijfsverzamelgebouwen zijn via afwijking kantoren toegestaan (zie paragraaf 2.4.5). Op een aantal locaties zijn al kantoren aanwezig in bedrijfsverzamelgebouwen. Voor deze kantoren is de aanduiding ‘specifieke vorm van kantoor - bedrijfsverzamelgebouw’ opgenomen. Als gebruiksregels zijn dezelfde regels opgenomen die gelden als voorwaarde bij de afwijking: kantoren mogen maximaal 225 m² groot zijn, waarbij maximaal 1/3 deel van een bedrijfsverzamelgebouw in gebruik mag zijn als kantoor.

 

Op het bedrijventerrein is een aantal panden in gebruik bij technische ontwerp- en adviesbureaus, reclamebureaus en audiovisuele studio’s. Tot op heden zijn deze bedrijven aangemerkt als economisch technologisch verbonden aan andere bedrijven en als zodanig toegelaten. De bestaande rechten moeten worden gerespecteerd.

In de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen ‘Bedrijventerrein - 1’ en ‘Bedrijventerrein - 2’ is dan ook geregeld dat dergelijke activiteiten mogen worden gevestigd. Op een aantal locaties binnen de bestemming ‘Bedrijventerrein - 2’ zijn zelfstandige kantoren gevestigd. De betreffende percelen zijn aangeduid als ‘kantoor’, waarbij per perceel een maximale bedrijfsvloeroppervlakte aan kantoorruimte is vastgelegd. Hiermee wordt voorkomen dat de bestaande kantoren worden uitgebreid, waardoor (onder andere uit oogpunt van externe veiligheid) onwenselijke situaties zouden kunnen ontstaan. Als bijlage bij de toelichting is een lijst opgenomen met adressen waar in de huidige situatie kantoren zijn gevestigd.

Detailhandel

Het leefklimaat in gemeenten wordt mede bepaald door het winkelaanbod. Dit aanbod is veelal geconcentreerd in het centrumgebied en in winkelgebieden binnen de woongebieden. Het beleid is er tot op de dag van vandaag op gericht om een ongewenste verschuiving naar locaties buiten woongebieden zoveel mogelijk te voorkomen. Buiten de winkelgebieden is alleen detailhandel toegestaan die kan worden aangemerkt als perifere detailhandel. Het betreft detailhandel in goederen die zich qua ruimtebeslag of milieuhinder minder lenen voor vestiging in een regulier winkelgebied. Tot het PDV-beleid hoort ook woninginrichting. Op de bedrijventerreinen is deze vorm van detailhandel in principe niet toegestaan. Eén en ander is opgenomen in de gemeentelijke Structuurvisie Detailhandel en Horeca (zie paragraaf 2.3.3). De bestaande detailhandel in (onder andere) keukens en sanitair op bedrijventerrein Vosdonk wordt zonder meer gerespecteerd. Uitbreiding van het detailhandelsaanbod in dergelijke zaken wordt echter niet toegestaan.

 

Een trend in de detailhandel is schaalvergroting; steeds meer winkels willen naar een omvang die moeilijk kan worden ingepast in de gewone winkelgebieden of vanwege de verkeersaantrekkende werking daar minder gewenst zijn. Deze grootschalige winkels zoeken vaak een locatie op een bedrijventerrein. Etten-Leur kiest, in het belang van het winkelhart en de bestaande buurtcentra, voor een grote mate van terughoudendheid voor wat betreft de vestiging van detailhandel op bedrijventerreinen. Naast groothandels (die als bedrijf worden aangemerkt), behoort alleen voor detailhandel die redelijkerwijs niet kan worden gevestigd in het centrumgebied of in de buurtwinkelcentra vestiging op een bedrijventerrein tot de mogelijkheden. In de bedrijfsbestemmingen is volumineuze detailhandel rechtstreeks toegestaan. In het begrip dat voor detailhandel in volumineuze goederen is opgenomen, is aangegeven welke branches mogen worden gevestigd. Het betreft:

  • detailhandel in auto’s, vrachtauto’s en landbouwwerktuigen (inclusief verkoop van losse onderdelen en accessoires als nevenactiviteit);

  • detailhandel in caravans, boten en tenten (inclusief verkoop van losse onderdelen en accessoires als nevenactiviteit);

  • detailhandel in banden;

  • detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen (met uitzondering van motorbrandstoffen).

Detailhandel in meubels, woninginrichting, keukens en sanitair is uitgesloten, aangezien nieuwvestiging van deze branches op Vosdonk conform het gemeentelijk beleid niet gewenst is. De bestaande detailhandelsvestigingen in keukens, sanitair en parket zijn positief bestemd.

 

Voor alle overige vormen van detailhandel geldt een verbod. Er zijn afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor de volgende detailhandelsactiviteiten:

  • productiegebonden detailhandel (tot maximaal 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte van een bedrijf);

  • detailhandel in grove bouwmaterialen (alleen bij een minimum bedrijfsvloeroppervlakte van 500 m²);

  • detailhandel in motoren, al dan niet in combinatie met scooters en brommers (alleen bij een minimum bedrijfsvloeroppervlakte van 250 m²).

 

In de huidige situatie zijn op een aantal locaties detailhandelsvestigingen aanwezig die niet passen in de branches die rechtstreeks zijn toegestaan. Om deze activiteiten positief te bestemmen, is op de betreffende percelen een aanduiding opgenomen. In de regels is bepaald dat de huidige detailhandelsbranche mag worden uitgeoefend. Als bijlage bij de toelichting is een lijst opgenomen met adressen waar in de huidige situatie detailhandel is gevestigd die niet onder de algemeen toegestane branches valt. Naast deze detailhandelsactiviteiten zijn op Vosdonk twee verkooppunten voor motorbrandstoffen gevestigd. Ter hoogte van het transferium is een benzineverkooppunt gevestigd waar ook lpg wordt verkocht. Deze benzinepomp is aangeduid als ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’. Aan de Lokkerdreef is een benzinepomp gevestigd die werkt met een pasjessysteem en daardoor niet voor eenieder toegankelijk is. Dit benzineverkooppunt is aangeduid als ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - verkooppunt motorbrandstoffen zonder tankshop’. Nieuwvestiging van benzineverkooppunten is niet aan de orde. Op de staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage bij de regels) zijn benzineverkooppunten dan ook niet opgenomen.

 

Op bedrijventerrein Vosdonk komen ook postorderbedrijven en (in toenemende mate) internetwinkels voor. Het betreft bedrijven waar opslag van goederen plaatsvindt en van waaruit goederen worden gedistribueerd. Er is geen sprake van fysiek klantencontact. Om die reden moeten deze bedrijven worden aangemerkt als distributiebedrijven en niet als detailhandelsvestigingen. Dergelijke bedrijfsactiviteiten zijn ingevolge de regels van de bedrijfsbestemmingen algemeen toegestaan. Doordat detailhandel in de gebruiksregels is uitgesloten, wordt voorkomen dat de bedrijven uitgroeien tot detailhandelsvestigingen.

 

2.5 Conclusie

Gelet op de regelgeving met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het daaruit voortvloeiende beleid, zoals hiervoor is aangegeven, is het van belang om te beschikken over actuele bestemmingsplannen. Voorliggende actualisering van het bestemmingsplan voor bedrijventerrein Vosdonk past binnen dit streven. Het relevante provinciale en gemeentelijke beleid is vertaald in de bestemmingsregeling.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie

Voor het formuleren van beleid en het opstellen van het bestemmingsplan is het van belang dat de uitgangspunten en de huidige situatie in het plangebied goed in beeld worden gebracht. Met het oog hierop is het plangebied geïnventariseerd en geanalyseerd. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op de ruimtelijke en functionele opbouw van het plangebied en de huidige kwaliteiten.

 

3.1 Algemeen

 

Het bedrijventerrein Vosdonk ligt aan de westzijde van het stedelijk gebied van Etten-Leur. Vosdonk is vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw uitgegroeid tot de huidige omvang. Het bedrijventerrein kan worden gekenmerkt als een gemengd bedrijventerrein. Bedrijventerrein Vosdonk moet worden gezien als het economische hart van de gemeente. Het terrein biedt werkgelegenheid aan ruim 9.000 personen uit Etten-Leur en de regio. De werkgelegenheid varieert van productiearbeid tot werk voor hoger opgeleiden (aansturen van processen, ontwikkelen van logistieke systemen, laboratoriumwerk). Het leegstandspercentage bedraagt 3-4% en ligt daarmee onder de norm voor frictieleegstand van 5%. De markt geeft aan dat een hoger leegstandspercentage wenselijk is om natuurlijke dynamiek op gang te houden en mogelijk te maken. Momenteel loopt het percentage licht op onder invloed van de economische recessie.

Periodes van realisering Vosdonk

[image]

 

Het bedrijventerrein Vosdonk kent een sterke dynamiek. De functie van het terrein kan alleen worden behouden als vernieuwing plaatsvindt. Dat geldt voor de oudere delen en delen die inefficiënt werden gebruikt. In de jaren negentig van de vorige eeuw is een plan van aanpak opgesteld dat de basis dient voor de vernieuwing: het Masterplan Vosdonk. Dit plan is grotendeels gerealiseerd en heeft op sommige locaties geleid tot grootschalige herstructurering en het volledig herinrichten van het openbaar gebied. Dit illustreert het belang dat Etten-Leur hecht aan de economische functie van het bedrijventerrein Vosdonk. De dynamiek blijkt tevens in veranderingen qua bedrijfsactiviteit. Het aandeel bedrijven in de industriële productie neemt af; daartegenover staat een toename van bedrijven in de maintenance (onderhoud), bedrijven in de transportsector en bedrijven met een meer dienstverlenend karakter.

 

3.2 Ruimtelijke structuur[image]

Bebouwing

De huidige omvang van het bedrijventerrein Vosdonk is ontstaan door regelmatige uitbreiding. Het oudste deel van het bedrijventerrein bevindt zich tussen de Roosendaalseweg en de spoorlijn. De ligging aan het toenmalig tracé van rijksweg 58 was bepalend voor het succes en de verdere groei van het bedrijventerrein. Aan de zuidzijde van de rijksweg werd ook bedrijventerrein ontwikkeld. Na omleiding vormt de huidige rijksweg nu de zuidgrens van het bedrijventerrein. De noordgrens is de Hoevenseweg.

 

 
De oostzijde van het bedrijventerrein grenst direct aan het woongebied van Etten-Leur; de westzijde wordt gevormd door de Laakse Vaart, de spoorlijn, de Kibbelvaart en de grens met de gemeente Halderberge.

 

Aan het begin van deze eeuw is het toenmalig tracé van de rijksweg opnieuw ingericht als lokale oost-westweg. De weg is onderdeel van de westelijke entree van de gemeente en verbindt het stedelijk gebied met afslag 19 van rijksweg 58. Een centraal punt op deze route is de rotonde aan het Vossendaal. Deze rotonde ligt niet alleen centraal op de oost-westroute maar ook op de noord-zuidroute. Aan de westzijde van de rotonde zijn een tankstation en transferium aanwezig.

 

Aan de noordwestzijde van de rotonde is het bedrijf Isover prominent aanwezig: qua omvang én personeelsbestand het grootste bedrijf op het bedrijventerrein. Dit geldt ook voor de uitstraling van het bedrijf; de schoorsteen bepaalt de skyline van Etten-Leur aan de westzijde. Het bedrijf is ook kenmerkend voor het verschil in karakter tussen het noordelijk en het zuidelijk deel van het bedrijventerrein. Aan de noordzijde zijn vooral de zwaardere bedrijven gevestigd op grote bedrijfskavels; aan de zuidzijde heeft het bedrijventerrein een kleinschaliger karakter. In het zuidoostelijk deel vormt een combinatie van wonen en werken een overgang naar het aangrenzend woongebied. In ruimtelijk opzicht is in dit deel een ruime afstand tot de aangrenzende woonwijk aangehouden. In het zuidwesten bevinden zich aan de Hoge Donk nog enkele agrarische percelen met woonbebouwing. Hoewel dit gebied wordt ingesloten door het bedrijventerrein en de rijksweg 58, kent het gebied door de weilanden en opgaand groen een landschappelijk karakter.

 

De zone langs de rijksweg is ontwikkeld als zichtlocatie; ter hoogte van het bedrijventerrein is de geluidswal langs de rijksweg niet overal doorgetrokken. Het passerend verkeer heeft zo zicht op het bedrijventerrein. Omdat de bedrijven het visitekaartje vormen voor de gemeente is extra aandacht gevraagd voor de architectonische vormgeving van de gebouwen.

 

De meeste gebouwen op het bedrijventerrein Vosdonk bestaan uit één of twee lagen; een enkel pand bestaat uit meerdere lagen. De bouwhoogtes variëren van 10 tot 25 meter (met uitzondering van enkele hogere bouwwerken, zoals schoorstenen).

 

Groenstructuur

De hoofdontsluitingsfunctie van de Roosendaalseweg wordt benadrukt door een dubbele bomenrij langs beide zijden van de weg. De bomenrijen staan in ruime groene bermen. De weg vormt met haar groene uitstraling een uitzondering, want over het algemeen komt er, behalve enkele braakliggende percelen, weinig groen voor op het bedrijventerrein. Wel vormt het woongebiedje aan de Hoge Donk een groter groengebied in de zuidwesthoek van het plangebied.

 
Het meeste groen bevindt zich aan de randen van het bedrijventerrein. Zo vormt aan de zuidzijde een dubbele bomenrij op de geluidswal langs de rijksweg een groene afscheiding van het bedrijventerrein en aan de noordzijde de laanbeplanting langs de Hoevenseweg. Langs deze weg bevindt zich, binnen de grenzen van het plangebied, een groenzone die een retentiefunctie heeft.

 [image]

Op de grens met de woongebieden De Grient, Centrum-West en Grauwe Polder zijn verschillende groenelementen aanwezig. De Oude Leemputten, ten oosten van de Heistraat, heeft zich ontwikkeld als een natuurgebiedje. In het zuidoosten is tussen het bedrijventerrein en de woningen aan de Grauwe Polder een brede onbebouwde zone aanwezig. Deze zone fungeert deels als retentievoorziening.

 
De overgang met het buitengebied in de westpunt van het bedrijventerrein vindt geleidelijk plaats, door middel van een wal die de bedrijfsbebouwing omsluit.

 

Waterstructuur

Centraal door het plangebied loopt de Lokkervaart, deels parallel aan de wegen Vossendaal en Vosdonk. De watergang is als open water aanwezig, maar is voor een deel ook overkluisd. Ter hoogte van de Vosdonk splitst de Lokkervaart zich in twee stromen. Aan de westzijde loopt de watergang door achter de percelen aan de zuidzijde van de Nieuwe Donk. Aan de oostzijde is het verloop van de watergang grilliger. [image]

 
De Lokkervaart gaat ten noorden van het bedrijventerrein over in de Laakse Vaart en mondt uiteindelijk uit in de Mark. De Lokkervaart is van belang voor de waterstructuur van het bedrijventerrein. De watergang vangt water op vanuit het bedrijventerrein en vanuit het landelijk gebied ten zuiden van de rijksweg. Ook is de retentievoorziening ten zuiden van het Stuiverpad met de watergang verbonden. Via stuwen wordt de afvoer van het water geregeld. Een tweede watergang die voor het bedrijventerrein van structureel belang is, is de Kibbelvaart. Deze vaart vormt aan de noordwestzijde de grens van het bedrijventerrein. De watergang maakt onderdeel uit van een ecologische verbindingszone. Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein Vosdonk-West is hiermee al rekening gehouden. Verder zijn langs de rijksweg en de spoorbaan afwateringssloten aanwezig.

[image] 
Een dergelijke sloot bevindt zich ook aan de zuidzijde van de Roosendaalseweg. De functie van deze sloot zal in de toekomst worden verruimd (retentie). Op het plandeel Vosdonk-West zijn langs de wegen in de groenstroken wadi’s aangelegd. Deze wadi’s vangen het gebiedseigen hemelwater op. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die overbouwing van de watergang ten oosten van het perceel Munnikenheiweg 47 mogelijk maakt. Als voorwaarde bij de wijzigingsbevoegdheid is onder andere opgenomen dat de inhoud van de retentievijver niet minder mag bedragen dan 1.650 m3 en dat een vrije doorvaarthoogte van minimaal 2,5 meter behouden moet blijven.

 

Verkeersstructuur

Bedrijventerrein Vosdonk beschikt over een directe ontsluiting op rijksweg 58, via afslag 19. De daarop aansluitende weg Vosdonk maakt onderdeel uit van de zogeheten Kleine Ring: een stelsel van gebiedsontsluitingswegen (categorie A). Ook de Roosendaalseweg, de Heistraat, de Kattestraat en de Hoevenseweg maken onderdeel uit van de Kleine Ring. Het Vossendaal en de weg Grauwe Polder fungeren ook als gebiedsontsluitingsweg. Binnen de lokale verkeersafwikkeling zijn deze wegen van een lagere orde en derhalve aangewezen tot gebiedsontsluitingsweg categorie B. De Mon Plaisir is aangewezen als een erftoegangsweg met een 50 km/h-regime. Alle andere wegen binnen het plangebied zijn erftoegangswegen met een 30 km/h-regime. De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 4 juli 2005 deze functies aan de wegen toegekend.

 

De gebiedsontsluitingswegen zijn voorzien van fietspaden. Op het bedrijventerrein is verder een fietspad aanwezig langs de Mon Plaisir. Het Stuiverpad vormt een snelle fietsroute tussen Grauwe Polder en de Pauvreweg. Op de geluidswal langs de rijksweg is eveneens een fietspad aanwezig.

 

Het bedrijventerrein Vosdonk wordt doorsneden door de spoorlijn Breda - Roosendaal. Ten zuiden van de spoorlijn bevindt zich een raccordement, waardoor de bedrijfspercelen aan weerszijden van de Oude Kerkstraat zijn aangesloten op de spoorlijn. Hoewel het raccordement in onbruik is geraakt, is het in de toekomst mogelijk om deze aansluiting (indien daar behoefte aan is) weer in gebruik te nemen. De betreffende gronden zijn mede aangeduid als ‘railverkeer’.

 

3.3 Functionele structuur

Bedrijven

Op Vosdonk-Noord (ten noorden van de Roosendaalseweg en Nijverheidsweg) bevinden zich voornamelijk bedrijven van milieucategorieën 3.1 tot met 4.2. Isover wordt ingedeeld in categorie 5.1. Een beperkt aantal bedrijven hoort tot de lagere categorieën 1 en 2. Deels zijn deze bedrijven gevestigd in een bedrijfsverzamelgebouw. Van de bedrijven in de categorieën 1 of 2 die in een eigen pand zijn gevestigd, geldt dat deze nagenoeg allemaal zijn gevestigd op een perceel met een omvang van meer dan 5.000 m².

 

Vosdonk-Zuid (ten zuiden van de Roosendaalseweg en Nijverheidsweg) kent een breed scala van bedrijven in de categorieën 1 t/m 4.2. De categorieën 4.1 en 4.2 zijn beperkt vertegenwoordigd. De bedrijven in de categorieën 1 en 2 zijn voornamelijk verspreid aanwezig. In het oostelijk deel bevindt zich wel een kleine concentratie van bedrijven in deze lichte categorieën. De omvang van het bedrijfsperceel bedraagt in dat geval minder dan 5000 m². Ook in Vosdonk-Zuid zijn bedrijfsverzamelgebouwen aanwezig waarin bedrijven in de lagere categorieën zijn gevestigd. De meeste detailhandelsvestigingen bevinden zich op Vosdonk-Zuid, met een concentratie langs de Vosdonk, ter hoogte van de afslag van de rijksweg. Het accent ligt op de verkoop van bouwmaterialen, keukens, sanitair, bouwonderdelen en dergelijke. Verder is de verkoop van auto’s en aanverwante goederen goed vertegenwoordigd.

 

 

Naast de gebruikelijke bedrijven treft men op het bedrijventerrein Vosdonk bedrijven aan die louter gericht zijn op administratief werk (boekhouden, makelaars in effecten en/of in roerende goederen), technische ontwerp- en adviesbureaus, reclamebureaus, audiovisuele studio’s, arbeidsbemiddeling, arbodiensten, organisatieadviesbureaus en beveiligingsbedrijven. De meeste van deze bedrijven zijn gevestigd in het zuidelijk deel van het bedrijventerrein Vosdonk. Ongeveer de helft van deze bedrijven is gehuisvest in een bedrijfsverzamelgebouw; de andere helft heeft een eigen pand.

 

Wonen

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan komen zowel bedrijfswoningen als burgerwoningen voor. De meeste bedrijfswoningen bevinden zich in het zuidelijk deel van het bedrijventerrein, langs de Kroonstraat, Pauvreweg en Guldenweg. De bedrijfswoningen zijn grotendeels los van het bedrijfspand gebouwd; een enkele woning is in het pand geïntegreerd. Als bijlage bij de toelichting is een overzicht opgenomen met de bedrijfswoningen en burgerwoningen die zich op het bedrijventerrein bevinden.

 

In het zuidoosten staan op de rand van het bedrijventerrein vrijstaande burgerwoningen langs de westzijde van de Grauwe Polder (twee lagen met kap). De tuinen van de woningen zijn vrij diep en worden gebruikt als moestuin of voor het houden van paarden en ander kleinvee. Verder zijn langs de Oude Kerkstraat nog drie burgerwoningen aanwezig. In de zuidwesthoek ligt het woonbuurtje Hoge Donk, ingeklemd tussen het bedrijventerrein en de rijksweg. In dit buurtje zijn zestien vrijstaande woningen aanwezig. De woning Hoge Donk 40 is een rijksmonument. De woningen liggen verspreid tussen bosperceeltjes en weilandjes met enkele houtwallen.

 

Op het perceel Nijverheidsweg 59 (in het woonbuurtje Hoge Donk) is realisering van een bedrijfsloods voorzien, ten behoeve van de stalling van voertuigen en daarmee verband houdende opslag van goederen. Dit initiatief is mogelijk gemaakt doordat op het betreffende perceel de bestemming ‘Bedrijf’ is opgenomen, met de aanduiding ‘bedrijfswoning’ zodat de huidige woning behouden kan blijven. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen zodat op de overige woonpercelen in de Hoge Donk een vergelijkbare ontwikkeling kan worden toegestaan.

 

Hoofdstuk 4 Milieu en duurzaamheid

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening is het bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht om inzicht te bieden in de relevante planologische en milieuhygiënische aspecten. In dit hoofdstuk is een verantwoording voor deze aspecten opgenomen.

 

4.1 Externe veiligheid

Zowel bedrijven met activiteiten met gevaarlijke stoffen als transportroutes (boven- en ondergronds) kunnen een risico voor de (directe) omgeving met zich meebrengen. Elke gemeente is verplicht een beleid te formuleren om de veiligheid voor de burger te verbeteren. Het gemeentelijk beleid omtrent externe veiligheid is geformuleerd in de nota Externe Veiligheid (raadsbesluit van 15 december 2008).

 

Algemeen

Externe veiligheid is een begrip uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en beschrijft de kans dat personen in de omgeving van een activiteit waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, slachtoffer worden van een ongeval met die stoffen. Het thema heeft dus betrekking op de veiligheid van derden die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar wel risico's kunnen lopen. Het doel van het besluit is om zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het Bevi verplicht gemeenten en provincies afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Tevens beperkt het besluit het totaal aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf. Gemeenten en provincies moeten de normen uit het besluit naleven bij het opstellen en herzien van bestemmingsplannen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu. Bij het opstellen van het bestemmingsplan moet worden gekozen hoe deze grens- en richtwaarden in het bestemmingsplan worden verankerd. Bij het ordenen met veiligheidselementen moeten in ieder geval worden betrokken:

  • de wettelijke normstelling;

  • het gemeentelijk externe veiligheidbeleid;

  • de verantwoordingsplicht groepsrisico (art. 13 Bevi);

  • het tijdsaspect (welke veranderingen zijn gedurende de planperiode te verwachten).

 

In de nota Externe Veiligheid (2008) is een aantal aanbevelingen gedaan die van belang zijn bij de herziening van de bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen alsmede het formuleren van beleidsuitgangspunten ten behoeve van deze herziening. De nieuwe bestemmingsplannen dienen Bevi-proof te zijn, oftewel moeten de toets aan het Bevi kunnen doorstaan.

 

Het veiligheidsbeleid maakt een onderscheid tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Voor de beoordeling van het plaatsgebonden risico (PR) bestaat een stelsel van richt– en grenswaarden. Grenswaarden zijn juridisch harde normen waarvan niet mag worden afgeweken. Richtwaarden dienen zoveel mogelijk te worden nageleefd, afwijking is (mits gemotiveerd) mogelijk. De normstelling bij het plaatsgebonden risico richt zich op kwetsbare objecten (woningen, scholen, grote kantoren, ziekenhuizen etc.) en beperkt kwetsbare objecten (verspreid liggende woningen, bedrijfsgebouwen, kleine kantoren etc.). Het verschil tussen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar wordt bepaald door de verblijfstijd van personen, de kwetsbaarheid van personen en het aantal personen dat tegelijkertijd aanwezig is.

 

Het beleid voor het groepsrisico (GR) is gericht op het voorkomen van groepen slachtoffers en daarmee samenhangende maatschappelijke ontwrichting. De omvang van het groepsrisico wordt bepaald door de personendichtheid binnen het invloedsgebied. Voor de beoordeling van het groepsrisico bestaat geen norm. Wel bestaat de verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat in een bestemmingsplan, conform de in de regelgeving opgenomen kaders, de wijziging – de toename – van het groepsrisico moet worden onderbouwd en verantwoord door het bevoegd gezag. Met name zal hierbij aandacht moeten worden besteed aan de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid van een incident.

 

Risicovolle Inrichtingen

Op bedrijventerreinen zijn de (aanvullende) eisen op het gebied van plaatsgebonden risico en groepsrisico minder scherp dan in woonwijken. Op bedrijventerreinen wil de gemeente ruimte scheppen voor economische ontwikkeling en werkgelegenheid. Dit wordt acceptabel geacht omdat bedrijventerreinen juist zijn bestemd voor milieubelastende bedrijfsactiviteiten met het doel om die ruimtelijk te scheiden van woonfuncties. In het algemeen is er sprake van goed zelfredzame mensen en professionele organisaties die ook moeten voldoen aan regelgeving op het gebied van onder meer bedrijfsomstandigheden en brandveiligheid. Er zijn ruime wegen die de zelfredzaamheid, de bereikbaarheid en de bestrijdbaarheid ten goede komen. Het ontstaan van nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen) en de uitbreiding daarvan dienen te worden tegengegaan.

 

Een toename van het groepsrisico en overschrijding van de oriëntatiewaarde is in beginsel acceptabel, mits in de verantwoordingsplicht van het groepsrisico voldoende dan wel extra aandacht wordt besteed aan de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Bedrijfsgebouwen worden aangemerkt als beperkt kwetsbaar. Een uitzondering vormen bedrijfsgebouwen met groepen met minder zelfredzame personen (zoals kleine kinderen, minder validen etc.). De gemeente Etten-Leur heeft besloten om zelfstandige kantoren met een maximum van 1.500 m², in drie bouwlagen en geen maximum aan aanwezigen als beperkt kwetsbaar te beschouwen. Bedrijfspanden met kantoorruimten (ook groter dan 1.500 m²) worden niet als kantoorgebouwen aangemerkt.

Op het bedrijventerrein Vosdonk zijn negen inrichtingen gevestigd die onder het regime van het Bevi vallen. Op onderstaande percelen is sprake van een Bevi-inrichting:

  • Nijverheidsweg 102;

  • Daalderweg 16;

  • Soevereinstraat 9;

  • Lokkerdreef 41;

  • Munnikenheiweg 63;

  • Oude Kerkstraat 4;

  • Parallelweg 1;

  • Vossendaal 11;

  • Hermelijnweg 25.

 

Deze percelen zijn op de verbeelding aangeduid als ‘risicovolle inrichting’. Ter plaatse van deze aanduiding zijn risicovolle inrichtingen toegestaan. Op andere locaties is nieuwvestiging van risicovolle inrichtingen niet rechtstreeks mogelijk. Via afwijking kunnen nieuwe risicovolle inrichtingen worden toegestaan. Voorwaarde hiervoor is dat de PR 10-6 contour van de inrichting geheel op het eigen perceel en/of de openbare ruimte ligt; de PR 10-6 contour mag derhalve niet over percelen van derden liggen. Daarnaast dient bij wijziging van het bestemmingsplan het groepsrisico te worden verantwoord.

Slechts bij een beperkt aantal bedrijven op Vosdonk is in de huidige situatie sprake van een PR 10-6-contour die reikt tot buiten het terrein van de inrichting zelf. Het betreft de volgende bedrijven.

  • lpg-station Tamoil: Nijverheidsweg 102 (PR 10-6-contouren van 45 meter vanaf het vulpunt, 25 meter vanaf het reservoir en 15 meter vanaf de afleverzuilen);

  • Lely Coatings: Daalderweg 16 (75 meter vanaf PGS 15-2 opslagruimte);

  • PCO Europe BV: Soevereinstraat 9 (80 meter vanaf PGS 15-2 opslagruimte);

  • Sun Chemical: Lokkerdreef 41 (20 meter vanaf PGS 15-2 opslagplaats; marginaal over terrein buren).

 

PR 10-6-contouren rond Tamoil

PR 10-6-contour rond Lely Coatings

[image][image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

PR 10-6-contour rond PCO Europe BV

[image]

Binnen de PR 10-6-contouren zijn geen kwetsbare objecten gesitueerd. Er is derhalve geen sprake van een saneringssituatie. Wel is binnen de contouren een aantal beperkt kwetsbare objecten (bedrijfsgebouwen) aanwezig. Gelet op de ligging van deze objecten (op een bedrijventerrein), de goede zelfredzaamheid en de goede bereikbaarheid en bestrijdbaarheid wordt deze situatie geaccepteerd.

 

Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisering van kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contouren niet mogelijk. De contouren vallen namelijk over bestemmingen (‘Bedrijventerrein - 1’, ‘Bedrijventerrein - 2’, ‘Groen’ en ‘Verkeer’) waarbinnen de realisering van kwetsbare objecten niet mogelijk is. Het is daarom niet zinvol om de contouren op de verbeelding op te nemen. Dit voorkomt bovendien dat het bestemmingsplan moet worden herzien of gewijzigd op het moment dat één van de PR 10-6-contouren wordt aangepast.

 

Op dit moment is er geen sprake van een saneringssituatie. De aanwezigheid van de risicovolle inrichtingen levert derhalve geen belemmering op voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan. Om het ontstaan van nieuwe saneringssituaties te voorkomen, is de nieuwvestiging van risicovolle inrichtingen in de bedrijfsbestemmingen niet rechtstreeks toegestaan. Via afwijking kan een risicovolle inrichting worden gevestigd, maar slechts als de PR 10-6-contour binnen de grens van de inrichting en/of over het openbaar gebied ligt en het GR verantwoord wordt geacht. De bestaande risicovolle inrichtingen zijn positief bestemd door middel van de aanduiding ‘risicovolle inrichting’.

 

Transport per rail

Op landelijk niveau is regelgeving in voorbereiding omtrent de externe veiligheid langs spoorwegen (Basisnet Spoor). Op basis van deze regelgeving gelden langs het spoor op termijn veiligheidszones die zullen variëren van 0 tot 30 meter, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. De uiteindelijke breedte van die zone wordt bepaald door de maximale 10-6-contour van het plaatsgebonden risico die wordt berekend indien het vervoer de toegestane risicoruimte volledig benut. Dit is de grens waarbinnen geen nieuwe kwetsbare bestemmingen gebouwd mogen worden. Naast de veiligheidszones wordt naar verwachting langs spoorlijnen waarover veel zeer brandbare vloeistoffen worden vervoerd, tevens een plasbrandaandachtsgebied (PAG) vastgesteld ter breedte van 30 meter aan weerszijden van de spoorlijn. Bouwen in dit gebied is mogelijk, mits voldoende en zorgvuldig beargumenteerd. Tenslotte moeten gemeenten indien zij nieuwe bebouwing binnen 200 meter van het spoor mogelijk willen maken, de hoogte van het groepsrisico verantwoorden en de mogelijkheden van zelfredzaamheid en hulpverlening daarbij in beeld brengen.

 

Zolang bij de herziening van het bestemmingsplan geen nieuwe mogelijkheden worden geschapen waardoor het GR kan toenemen, behoeft het GR niet te worden verantwoord. Dit geldt ook voor voorliggend bestemmingsplan, dat een conserverend karakter heeft en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.

 

Transport over de weg

Ook voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg geldt dat er landelijke regelgeving (Basisnet in voorbereiding is. Op grond van de concept-regeling wordt de conclusie getrokken dat langs rijksweg 58 geen veiligheidszone geldt. De reden is dat de PR 10-6-contour op de weg ligt (dus 0 meter) en de verwachting voor het vervoer van gevaarlijke stoffen op dit tracé niet zodanig is dat dit zal veranderen. Wel geldt ook hier een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter. Tenslotte moeten gemeenten indien zij bebouwing binnen 200 meter van de weg mogelijk willen maken, de hoogte van het groepsrisico verantwoorden en de mogelijkheden van zelfredzaamheid en hulpverlening daarbij in beeld brengen.

 

Ook hier geldt dat zolang in de herziening van een bestemmingsplan geen nieuwe mogelijkheden worden geschapen (waardoor het GR kan toenemen) geen verantwoording hoeft te worden afgelegd. Een berekening hoeft dan niet te worden uitgevoerd.

 

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit verplicht gemeenten om buisleidingen op te nemen in bestemmingsplannen. Met de invoering van het besluit vervalt de circulaire Zonering langs hogedrukaardgasleidingen (1984). De circulaire gaf veiligheids-/bebouwings- en toetsingsafstanden. Het nieuwe besluit kent een grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico en een verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

 

De aanwezigheid van een gasleiding langs het spoor maakt dat het Besluit externe veiligheid buisleidingen relevant is voor het plangebied is. De leiding heeft een diameter van 265 mm en een druk van 40 bar. Er is geen sprake van een PR 10-6-contour. Conform het Bevb heeft deze leiding een belemmeringenzone van 4 meter aan weerszijden van de leiding. Overigens zijn er voornemens om deze leiding binnen de planperiode buiten werking te stellen en te verwijderen.

 

 

De belemmeringenzone van 4 meter aan weerszijden van de gasleiding is in voorliggend bestemmingsplan bestemd als ‘Leiding - Gas’. Bescherming van de leiding is geregeld via een bouwverbod (met afwijkingsmogelijkheid) en een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming te verwijderen, als de leiding buiten gebruik is gesteld en/of is verwijderd.

 

Verantwoording groepsrisico

Zoals aangegeven in paragraaf 4.1.2 zijn binnen het plangebied negen inrichtingen gevestigd die onder de reikwijdte van het Bevi vallen. Slechts bij vier bedrijven is sprake van een PR 10-6-contour buiten de perceelsgrens. De invloedsgebieden van alle risicovolle bedrijven liggen volledig binnen het plangebied; er is geen sprake van een invloedsgebied over een woonwijk.

 

In de omgevingsvergunningen (milieuvergunningen) van de Bevi-bedrijven is reeds ingegaan op het groepsrisico. Daaruit blijkt dat het groepsrisico in alle gevallen ruimschoots beneden de oriëntatiewaarde blijft. Bedrijfsactiviteiten zijn niet statisch en kunnen op basis van vergunningen ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wijzigen. Binnen dat wettelijke kader wordt rekening houdend met de omgeving en worden eisen gesteld aan de risicobronnen. De verantwoording van het groepsrisico in het kader van het bestemmingsplan voor een bedrijventerrein (art. 13 Bevi) dient dan ook in dat licht plaats te vinden.

 

De dichtheid van personen op het bedrijventerreinen Vosdonk bedraagt gemiddeld circa 20 werknemers per hectare. Er is sprake van een conserverend bestemmingsplan, waardoor het groepsrisico niet toeneemt ten gevolge van de vaststelling van het plan. In het algemeen is sprake van goed zelfredzame personen en professionele organisaties die moeten voldoen aan regelgeving op het gebied van onder meer arbeidsomstandigheden en veiligheid. Er zijn ruime wegen die de zelfredzaamheid, de bereikbaarheid en de bestrijdbaarheid ten goede komen. Het ontstaan van nieuwe kwetsbare objecten en de uitbreiding daarvan wordt planologisch zoveel mogelijk tegengegaan. Het groepsrisico wordt daarmee verantwoord geacht.

 

Ook in het kader van de verantwoording van het groepsrisico vanwege de gastransportleidingen (zie paragraaf 4.1.5) geldt dat de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan geen toename van het groepsrisico tot gevolg heeft. Omdat sprake is van een conserverend plan zal de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de gasleidingen niet toenemen.

Daarnaast geldt, net als voor de Bevi-inrichtingen, dat op het bedrijventerrein in het algemeen sprake is van goed zelfredzame personen en professionele organisaties, dat de ruime wegen de zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid ten goede komen en dat voorliggend bestemmingsplan het ontstaan en de uitbreiding van kwetsbare objecten zoveel mogelijk tegengaat.

 

4.2 Geluidhinder

Het beleid ten aanzien van geluid is grotendeels vastgelegd in de Wet geluidhinder. In het plangebied dient rekening te worden gehouden met industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Daarnaast is sprake van luchtvaartverkeerslawaai vanwege het nabijgelegen vliegveld Seppe. Het wettelijke kader hiervoor wordt niet gevormd door de Wet geluidhinder, maar door de regelgeving op het gebied van luchtvaart. In paragraaf 4.10 wordt hier nader op ingegaan. In de Wet geluidhinder is bepaald dat voor locaties in het bestemmingsplan waar woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen kunnen worden gerealiseerd, de geluidbelasting dient te worden onderzocht binnen de zones behorende bij wegen, spoorwegen en bedrijventerreinen.

 

 

Industrielawaai

Een bedrijventerrein waar vestiging mogelijk is van bedrijven die horen tot het Besluit omgevingsrecht onder D bijlage 1 (zogenaamde ‘grote lawaaimakers’) moet worden gezoneerd. Een gezoneerd bedrijventerrein is een terrein of een gedeelte daarvan waarop zich bedrijven bevinden of worden toegestaan die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. Rondom een gezoneerd bedrijventerrein wordt een gebied aangewezen waarbuiten het geluidniveau ten gevolge van de activiteiten van alle bedrijven op het bedrijventerrein de 50 dB(A) niet mag overschrijden. De 50 dB(A)-contour vormt de grens van het gebied en moet ingevolge de Wet geluidhinder worden vastgelegd in het bestemmingsplan. De 55 dB(A)-contour geeft de grens aan tot waar in principe gevoelige objecten kunnen worden gerealiseerd. Indien de gevelbelasting voor deze objecten als van gevolg van activiteiten op het gezoneerde bedrijventerrein meer bedraagt dan 50 dB(A), maar maximaal 55 dB(A), dan is voor realisatie van een geluidsgevoelige bestemming een ontheffing nodig. Deze ontheffing wordt door burgemeester en wethouders verleend.

 

Voor inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer gelden de geluidvoorschriften, verbonden aan de omgevingsvergunning voor milieu (milieuvergunning) of de algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 8.40 Wet milieubeheer (Het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer, oftewel het Activiteitenbesluit). In deze voorschriften worden maxima gesteld aan de geluidsniveaus die een inrichting mag veroorzaken, gemeten ter plaatse van de gevel van woningen van derden, dan wel ter plaatse van vastgestelde referentiepunten. Zo wordt geluidhinder voorkomen.

 

Slechts op een beperkt deel van het bedrijventerrein Vosdonk is de vestiging van bedrijven behorend tot het Besluit omgevingsrecht onder D bijlage 1 toe gestaan. Bij Koninklijk Besluit van 19 juli 1990 is een zone bepaald aan de hand van de geluidemissie van de betrokken bedrijven.

Voor woningen gelegen binnen de 55 dB(A)-contour is de zogenaamde Maximaal Toegestane geluidsbelasting (MTG) vastgesteld. Een MTG is de hoogst toegestane geluidsbelasting op de gevels van de omliggende woningen. De MTG is vastgesteld voor die woning die ten tijde van het zonebesluit een belasting hadden van 55 dB(A) met een maximum van 65 dB(A). Nieuwe woningen (of andere geluidsgevoelige gebouwen) zijn niet toegestaan binnen de 50 dB(A)-contour. Dit beperkt de mogelijkheden voor de bouw van bedrijfswoningen op het bedrijventerrein, maar ook voor nieuwbouw van woningen in het omringend landelijk en stedelijk gebied.

Zonebesluit Vosdonk

[image]

 

Sinds de vaststelling van het Koninklijk Besluit vindt zonebeheer plaats aan de hand van de omgevingsvergunningen voor milieu. Uit dit zonebeheer blijkt dat de daadwerkelijke geluidproductie is verminderd; de contouren kunnen in beginsel worden aangepast. In het kader van de herziening van voorliggend bestemmingsplan voor het bedrijventerrein wordt echter geen aanpassing overwogen. De aanpassing kan wel aan de orde komen bij de ontwikkeling van het gebied Hoge Haansberg.

 

In voorliggend bestemmingsplan is onderscheid gemaakt in twee bedrijfsbestemmingen.

Binnen de bestemming ‘Bedrijventerrein - 1’ mogen geluidzoneringsplichtige inrichtingen worden gevestigd. Binnen de bestemming ‘Bedrijventerrein - 2’ is dit niet toegestaan. De geluidzone rond het bedrijventerrein is, voor zover gelegen binnen het plangebied, opgenomen als ‘geluidzone - industrie’. Het betreft de gronden tussen de grens van het gezoneerde bedrijventerrein (de bestemming ‘Bedrijventerrein - 1 inclusief bijbehorende groen- en verkeersvoorzieningen) en de 50 dB(A)-contour.

 

Wegverkeerslawaai

Als gevolg van artikel 74 Wgh zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzonderingen op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De meeste wegen op het bedrijventerrein Vosdonk hebben een maximale snelheid 30 km/uur. Uitzondering hierop zijn de Vosdonk, Vossendaal, Roosendaalseweg, Hoevenseweg, Kattestraat, Heistraat, Grauwe Polder en de Mon Plaisir; op deze wegen geldt een maximale snelheid van 50 km/uur. De daarbij behorende geluidszones vallen in het plangebied. Dat geldt ook voor de geluidzone langs de rijksweg. Als een geluidszone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, dan moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh). Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk. Akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

 

Omdat er in de nabijheid van de wegen geen nieuwe geluidsgevoelige bebouwing mogelijk wordt gemaakt, kan een akoestisch onderzoek achterwege worden gelaten.

 

Spoorweglawaai

Het plangebied ligt deels binnen de zones van de spoorlijn Breda – Roosendaal. Om dezelfde reden als bij wegverkeerslawaai het geval is, hoeft ook ten gevolge van railverkeerlawaai geen akoestisch onderzoek te worden verricht.

 

4.3 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn de grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen van belang. In dit geval gaat het om een conserverend bestemmingsplan, dat wil zeggen dat er naast de autonome groei geen rekening gehouden hoeft te worden gehouden met eventuele ingrijpende nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het is aannemelijk dat de concentratie van stoffen in de buitenlucht als gevolg van dit bestemmingsplan per saldo gelijk blijft. Gelet op artikel 5.16, eerste lid, sub b1 van de Wet milieubeheer kan een conserverend bestemmingsplan worden vastgesteld, zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

 

Huidige luchtkwaliteit

Op basis van de huidige luchtkwaliteitgegevens worden nergens in Etten-Leur luchtkwaliteitgrenswaarden uit de Wet milieubeheer overschreden. Enkele bedrijven –in het bijzonder op bedrijventerrein Vosdonk– hebben een aanzienlijke uitstoot (emissie) aan luchtverontreinigende stoffen. Zoals hiervoor gemeld is er sprake van een bestaande situatie.

 

Voor voorliggend bestemmingsplan, met een conserverend karakter, hoeft geen toetsing naar luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.

 

4.4 Geur

Voor een conserverend bestemmingsplan is toetsing aan de geurnomen niet noodzakelijk. Bij het toelaten van bedrijvigheid op het bedrijventerrein Vosdonk moet de geuremissie worden meegewogen. Geurhinder vanwege een nieuw te vestigen bedrijf dient acceptabel zijn voor naburige bedrijven of woningen in de omgeving. De richtlijnen in de Wet milieubeheer zijn hierbij uitgangspunt.

 

4.5 Bodem

Wettelijk is bepaald dat een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat er schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Bij relevante nieuwbouw zal voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning moeten worden aangetoond dat de bodem schoon is. Afhankelijk van het moment van totstandkoming van het bedrijventerrein heeft bodemonderzoek plaatsgevonden. Op de oudere bedrijventerreinen zijn verontreinigingen aangetroffen. Deze verontreinigingen worden in samenspraak met de provincie actief aangepakt (Bio Vosdonk-Noord).

 

In het kader van voorliggend bestemmingsplan, waarin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is het niet noodzakelijk de bodem te onderzoeken.

 

4.6 Flora en fauna

Vogelrichtlijn

De Vogelrichtlijn heeft het doel om alle in het wild levende vogels en hun habitats op het grondgebied van de Europese Unie te beschermen en te beheren. Hiervoor zijn onder meer speciale beschermingszones aangewezen. Ook is het verplicht om passende maatregelen te nemen om de kwaliteit van de leefgebieden niet te laten verslechteren.

Verder mogen er geen storende factoren in gebieden optreden die negatieve gevolgen hebben op het voortbestaan van de vogelsoorten die door de Vogelrichtlijn worden beschermd. Het plangebied is niet aangewezen als vogelrichtlijnengebied of in de onmiddellijke nabijheid van een dergelijk gebied gelegen.

 

Habitatrichtlijn

In mei 1992 is de Habitatrichtlijn van kracht geworden. Deze richtlijn behelst de instandhouding van natuurlijke habitats en wilde flora en fauna. De richtlijn is mede bedoeld voor het realiseren van een Europees ecologisch netwerk dat gericht is op de instandhouding van een groot aantal bedreigde habitats en soorten op Europees niveau. Het is van belang bij de ruimtelijke planvorming vooraf te onderzoeken of en welke dier- en plantensoorten er voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voorbestaan van de gevonden soorten.

 

Het bedrijventerrein Vosdonk betreft een bestaand stedelijk gebied met volop menselijke activiteiten en verstoringen. Het is daarmee niet waarschijnlijk dat er zich binnen het plangebied concentraties van beschermde plant- en diersoorten in het kader van de Flora en faunawet bevinden. Een uitzondering vormt de Kibbelvaart in het noordwesten. De vaart vormt een ecologische verbindingszone. In de berm van de vaart ten zuiden van de spoorlijn bloeit de Zwanebloem.

 

Voorliggend conserverend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen, en daarmee negatieve effecten op eventueel aanwezige natuurwaarden, mogelijk. De ecologische verbindingszone rond de Kibbelvaart is op de verbeelding opgenomen door middel van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’. Bescherming is geregeld via een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden.

 

4.7 Archeologie

Toetsingskader

In Europees verband is het zogenaamde Verdrag van Malta tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologische erfgoed zo veel mogelijk te behouden.

Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologische belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit te laten plaatsvinden wordt, naast de in ontwikkeling zijnde regelgeving en beleid, een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald. Archeologie wordt een vast onderdeel van de planvoorbereiding van ingrepen in en om de bodem. Plannen worden getoetst aan het belang van het behoud van het archeologisch erfgoed en de consequenties voor het archeologische bodemarchief worden nagegaan. Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De eigen rol van de overheden is daarmee officieel. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen. De gemeenteraad heeft op 11 oktober 2010 het beleid ter bescherming van het archeologisch erfgoed vastgesteld.

 

Regeling Vosdonk

Voorafgaand aan de ontwikkeling van Vosdonk-West (ten westen van Isover) heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Dit onderzoek heeft tot de conclusie geleid dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn. De bouwregeling voor deze plangebieden hoeft niet te worden aangepast. Voor het resterende gebied van het bedrijventerrein Vosdonk gelden uiteenlopende verwachtingen ten aanzien van archeologische waarden in de bodem. De verwachtingen lopen uit een van hoog voor de hogere ruggen in het landschap tot zeer laag omdat gronden eerder al zijn ontgraven. Voor de bouwregeling geldt bij nieuwbouw of uitbreiding de verplichting tot het opstellen van een (beknopt) bureauonderzoek en verkennend onderzoek. Dit geldt alleen bij nieuwbouw of uitbreiding op locaties waar de bodem nog niet is verstoord door eerdere activiteiten. Bij vervangende nieuwbouw op dezelfde locatie geldt geen verplichting als er geen extra bodemverstoring plaatsvindt.

 

De verschillende archeologische verwachtingswaarden die in het plangebied voorkomen zijn op de verbeelding vertaald naar de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’. Er is onderscheid gemaakt in 4 dubbelbestemmingen, afhankelijk van de verwachtingswaarde van elk gebied. Per bestemming is in de regels vastgelegd wanneer een archeologisch onderzoek noodzakelijk is, zodat bij toekomstige ontwikkelingen verstoring van archeologische waarden wordt voorkomen. Dit is enerzijds afhankelijk van de verstoringsdiepte (voor ontwikkelingen met een minder diepe verstoring dan 40 cm is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk) en anderzijds van de oppervlakte van de verstoring.

 

Tabel: archeologische verwachtingswaarden en regeling in bestemmingsplan

Verwachting

Uitbreiding of nieuwbouw

en bodemverstoring dieper dan 40 cm

Dubbelbestemming

Hoog (historische kern)

> 100 m²

Waarde – Archeologie 1

Hoog

> 1.000 m²

Waarde – Archeologie 2

Hoog (natte context)

> 1.000 m²

Waarde – Archeologie 2

Middelhoog

> 2.500 m²

Waarde – Archeologie 3

Laag (gunstige conserveringsconditie)

> 2.500 m²

Waarde – Archeologie 3

Onbekend

> 2.500 m²

Waarde – Archeologie 3

Laag

> 10.000 m²

Waarde – Archeologie 4

 

4.8 Water

Algemeen

Sinds 2000 bestaat de Kaderrichtlijn Water (KRW). Deze richtlijn heeft gezorgd voor meer eenheid in de vele Europese richtlijnen op het gebied van water. De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is, waarbij de Richtlijn onder voorwaarden ruimte biedt voor fasering/uitstel tot 2027. Het oppervlaktewater moet dan in een goede ‘chemische’ en ‘ecologische’ toestand zijn.

 
De grondwatervoorraad moet dan stabiel zijn en natuurgebieden mogen niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand). De geldende Europese richtlijnen en de dochterrichtlijn Prioritaire Stoffen werken uit wat precies bedoeld wordt met een goede chemische toestand voor oppervlaktewater. De lidstaten stellen de ecologische doelstellingen onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen.

 

De Waterwet uit 2009 volgt uit de implementatie van de KRW en integreert of actualiseert diverse wetten op het gebied van waterbeheer. Een gevolg van de implementatie is dat het bevoegd gezag voor indirecte lozingen op riolering bij gemeenten komt te liggen. Verder geven de volgende kaders richting aan verplichtingen en verantwoordelijkheden ten aanzien van (afval)water:

  • Nationaal Bestuursakkoord Water;

  • Wet gemeentelijke watertaken (2008);

  • Wet milieubeheer;

  • Vierde nota Waterhuishouding (1999).

 

Waterschap Brabantse Delta is de verantwoordelijke waterkwaliteitsbeheerder voor de wateren in Etten-Leur. De gemeente heeft samen met het waterschap de zorgplicht voor het transport en de verwerking van afvalwater en voor stedelijk waterbeheer. In dat kader wordt nauw samengewerkt met het waterschap Brabantse Delta. Zo loopt het regionale project Optimalisatie Afvalwater Systeem (OAS) en worden de maatregelen die in het kader van de KRW zijn geformuleerd opgenomen in allerlei plannen.

 

De gemeentelijke watertaken liggen vooral op het gebied van het inzamelen en het transport van afvalwater en regenwater (riolering), waterkwantiteit en het voorkomen van wateroverlast in stedelijk gebied. Kort gezegd de zorg dat inwoners droge voeten houden. Etten-Leur zet, na een aantal overlastsituaties, hoog in op de verbetering van de afvoer van overtollig water door het uitvoeren van ‘Operatie Water Weg’ sinds 2006. Hiermee wil zij voor eind 2010 de belangrijkste knelpunten aanpakken. Gewerkt wordt met de Notitie Stedelijke Wateropgave (2006) en bijbehorend actieprogramma. Op het gebied van afvalwater geldt het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2009 – 2013. Binnen deze planperiode worden de gemeentelijke zorgplichten voor grondwater en hemelwater nader uitgewerkt. De maatregelen zijn erop gericht dat het watersysteem voor wat betreft kwantiteit en kwaliteit in 2015 op orde zal zijn.

 

Duurzaam stedelijk waterbeheer staat de laatste jaren steeds meer in de belangstelling. Specifieke problemen als (grond)wateroverlast en, door vervuiling, een slechte kwaliteit van het oppervlaktewater binnen de bebouwde kom vormen hiervoor een directe aanleiding. In het kader van duurzaam stedelijk waterbeheer wordt onder meer gestreefd naar:

  • Een minimumkwaliteit van het oppervlaktewater. Hiervoor dient de vuiluitworp vanuit rioolstelsels te worden gereduceerd, bijvoorbeeld door meer water te bergen in het rioolstelsel of door relatief schoon water af te koppelen van de riolering.

 
Minder vervuiling van water kan mede worden bereikt door het voorkomen dat regenwater verontreinigd raakt (bijvoorbeeld door geen bouwmaterialen toe te passen die het water verontreinigen).

  • Het voorkomen van wateroverlast. De meest duurzame oplossing om wateroverlast tegen te gaan is creëren van meer berging of ‘ruimte voor water’.

  • Zorgvuldig en zuinig watergebruik. Het gebruik van drinkwater kan worden gereduceerd door waterbesparende maatregelen te treffen dan wel door niet voor alle toepassingen gebruik te maken van drinkwater (bijvoorbeeld door regenwater te gebruiken voor toiletspoeling).

  • Een meer natuurlijk neerslagafvoerpatroon. Regenwater wordt daarbij zoveel mogelijk vertraagd via de bodem afgevoerd naar het oppervlaktewater en niet via de riolering naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie en/of direct naar het oppervlaktewater.

  • De realisatie van natuurvriendelijke oevers in het stedelijke gebied.

 

Huidige situatie

Op het grootste gedeelte van het bedrijventerrein Vosdonk is een gemengd stelsel aanwezig. In de plandelen Vosdonk – Zuid (ten zuiden van de Lokkerdreef) en Vosdonk-West (ten westen van de Tussendonk) is een verbeterd gescheiden stelsel aanwezig.

 

Etten-Leur voldoet aan de ‘basisinspanning riolering’, een verplichting vanuit de Rijksoverheid om vervuiling van oppervlaktewater door riooloverstorten tegen te gaan. Gemeenten dienden hun rioollozingen op het oppervlaktewater vóór 2005 tot een bepaald niveau terug te brengen via maatregelen zoals het vergroten van de rioleringscapaciteit en de aanleg van bergbezinkbassins bij overstorten. Daarnaast heeft Etten-Leur haar zorgplicht voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater ingevuld. Er zijn momenteel geen ongewenste lozingssituaties of lekkages van afvalwater naar bodem of grondwater bekend. Bij nieuwbouw wordt het regen- en afvalwater gescheiden ingezameld en afgevoerd naar respectievelijk het oppervlaktewater en de rioolwaterzuiveringsinstallatie (uitgezonderd enkele afgelegen locaties in het buitengebied). Regenwater van het verharde oppervlak wordt waar nodig afgekoppeld om overbelasting van het rioolstelsel te voorkomen. Indien aan de westzijde van de Lokkervaart een stedelijke ontwikkeling plaatsvindt, kan met dit voornemen rekening worden gehouden.

 

Etten-Leur werkt al enkele jaren aan de oplossing van de waterproblemen in bestaand stedelijk gebied: de Operatie Water Weg. Bij de start van Operatie Water Weg is het bedrijventerrein Vosdonk al aangemerkt als wateroverlastlocatie. Bij de grote buien in 2002, 2004, 2006 en 2007 hebben grote delen van het bedrijventerrein onder water gestaan en hebben veel bedrijven schade geleden, door binnenstromend water. Vooral op locaties als de Lokkerdreef, de Mon Plaisir, de Dukaatstraat en rond de duiker onder de Hoevenseweg, was sprake van veel wateroverlast. De oorzaak van deze wateroverlast is complex. Het is een combinatie van stedelijk water en regionaal water.

 

Door het gebied stroomt de Lokkervaart. De Lokkervaart moet het regionale water uit hoger gelegen gebieden als Rucphen en Sint Willebrord afvoeren naar de Laakse Vaart (ten noorden van de Hoevenseweg) en uiteindelijk naar de Mark. De Lokkervaart is erg nauw en over grotere lengten overkluisd. De watergang wordt gevoed door regionaal water uit hoger gelegen gebieden en moet tevens het water uit Vosdonk (met grote verharde oppervlakten) afvoeren. Bij hevige buien wordt de waterstand in de Lokkervaart zo hoog, dat hij buiten zijn oevers treedt en voor wateroverlast zorgt. Daarnaast kan het rioolsysteem van Vosdonk zelf het water door de hoge waterstand in de Lokkervaart niet kwijt en veroorzaakt daarmee ook in andere delen van het bedrijventerrein wateroverlast. Dit ligt niet alleen aan de hoge waterstand in de Lokkervaart, ook het rioolsysteem zelf voldoet niet overal. Andere oorzaken zijn de aanpassing van de waterhuishouding als gevolg van de aanleg van de rijksweg, de aanpassing van het profiel van de Vosdonk en de toename van de verharding van de bedrijfsterreinen. Aangezien het waterschap Brabantse Delta verantwoordelijk is voor het regionale water (de Lokkervaart is een watergang van het waterschap) en de gemeente verantwoordelijk is voor het stedelijk water, is in het plan van aanpak van Operatie Water Weg al aangegeven dat de succesvolle aanpak van de problematiek alleen mogelijk is, indien het waterschap en de gemeente samen optrekken. Partijen hebben elkaar gevonden in een pakket van maatregelen. Dit pakket is bekrachtigd in een samenwerkingsovereenkomst van 12 december 2013. Het pakket aan maatregelen varieert van het vergroten van de afvoercapaciteit van rioleringsstelsels, het optimaliseren van bergings- en afvoercapaciteit van oppervlaktewatersysteemen tot locatiespecifieke maatregelen. De maatregelen zijn opgesomd in bijlage 2 van de overeenkomst. De maatregelen worden uitgevoerd in de periode 2013 -2016. Waterschap en gemeente hebben ook afspraken gemaakt over inundatie in het gebied Middendonk.

 

In bijlage H7 van het Verbreed Gemeentelijk RioleringsPlan is het beleid geformuleerd voor ontwikkelingen op het bedrijventerrein Vosdonk. Uitgangspunt bij retentie is maatwerk op basis van het doelmatigsprincipe. Een voorziening moet daadwerkelijk bijdragen aan het voorkomen van overlast en/of ontlasten van riolering, de kosten moeten in verhouding staan tot het beoogde effect en de maatregelen moeten efficiënt zijn (geen goedkoper of effectiever maatregel mogelijk).

 

De toepassing van milieuvriendelijk materialen beperkt de nadelige belasting voor het grond-, oppervlaktewater en ecologie.

 

Tot slot wordt in de Structuurvisie Plus aandacht gevraagd voor het verbeteren van de functie van de Lokkervaart als ecologische verbindingszone. Vanwege de beperkte ruimte moet vooral worden gedacht aan maatregelen binnen de bestaande loop.

 

De bestaande aanwezige watergangen en retentievoorzieningen zijn in het bestemmingsplan positief bestemd door middel van de bestemming ‘Water’ dan wel de aanduiding ‘waterberging’ binnen de bestemmingen ‘Groen’ en ‘Verkeer’. Overkluisde delen zijn niet bestemd als ‘Water’. Doordat in iedere bestemming ook water en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn toegestaan zijn overkluisde delen zonder meer mogelijk. Ook eventuele (waterhuishoudkundige) maatregelen kunnen met deze regeling binnen elke bestemming worden uitgevoerd. De rioolleiding in het noordelijk deel van het plangebied (nabij de Lokkervaart) is bestemd als ‘Leiding - Riooltransport’.

 

4.9 Milieuzonering

Milieuzonering betekent in de ruimtelijke ordening het rekening houden met milieuhinder van bedrijven ten opzichte van milieugevoelige functies (zoals wonen). Om gemeenten een handreiking te bieden voor een verantwoord inpassen van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven, is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) de uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ (herziene uitgave april 2009) opgesteld. Deze uitgave bevat een lijst waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De bedrijven zijn qua zwaarte van milieubelasting in de categorieën verdeeld. De regeling is niet alleen gericht op het voorkomen van overlast, maar beoogt tevens aan bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. Naast milieuzonering gelden aparte regelingen voor het toelaten van bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken en op het gebied van externe veiligheid. Aan de regeling voor de beide onderwerpen is afzonderlijk aandacht besteed (zie paragraaf 4.2.1 respectievelijk 4.1).

 

De provincie Noord-Brabant heeft in de Verordening Ruimte bepaald dat vestiging van lichte bedrijven (milieucategorieën 1 en 2) op (middel)zware bedrijventerreinen (milieucategorieën 3 t/m 6) moet worden voorkomen. De lichte bedrijfsactiviteiten kunnen namelijk ook in het overig stedelijk gebied worden ondergebracht. De provincie maakt in de verordening een uitzondering voor categorie 2-bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw en voor bedrijven met een kavelgrootte van meer dan 5000 m². De provincie verwacht dat bij de herziening van bestemmingsplannen voor bedrijventerrein verantwoording wordt afgelegd over de vestiging van lichte bedrijven. Overigens geldt de verantwoordingsplicht vooral voor nieuwe situaties en nog niet uitgegeven bedrijfskavels. Afwijkende situaties die in de loop der tijd zijn ontstaan, vallen niet onder deze verantwoordingsplicht.

 

Voorliggend bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast, zodat geen specifieke verantwoording noodzakelijk is. Gezien de bestaande situatie zijn bedrijven in milieucategorie 2 algemeen toegestaan binnen de bedrijfsbestemmingen. In de huidige situatie is al een aantal bedrijven in deze milieucategorie gevestigd, veelal op relatief grote (>5.000 m²) kavels. Dergelijke bedrijven passen, ondanks hun beperkte milieucategorie, gezien hun ruimtebeslag niet binnen een woongebied of gemengd gebied. Bedrijven in milieucategorie 1 zijn uitsluitend toegestaan in bedrijfsverzamelgebouwen. Hierna wordt wel nader ingegaan op de vertaling van milieuzonering naar de juridische regeling in het bestemmingsplan.

 

Algemene regels voor zonering

De zonering in de geldende bestemmingsplannen is gebaseerd op eerdere uitgaven van de VNG.

De nieuwste uitgave van de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering‘ (editie 2009) kent een verfijning voor de hogere categorieën, waarbij een nadere onderverdeling is aangebracht naar in acht te nemen afstanden. Deze verfijning moet bij de herziening van oudere bestemmingsplannen worden aangebracht. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dit in meerdere uitspraken kenbaar gemaakt. De Afdeling acht het ook niet juist dat de bestaande zonering onveranderd wordt overgenomen in een nieuw bestemmingsplan. De aanwezigheid van de bestaande bedrijven moet worden getoetst aan de richtafstanden in de nieuwste brochure. Bij de nieuwe regels voor de zonering wordt daarmee rekening gehouden. Indien niet aan richtafstanden wordt voldaan, dient de afwijkende bestaande activiteit toch positief te worden bestemd. In dat geval is een specifieke aanduiding voor het betreffende bedrijf de meest geschikte methode.

 

De uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009) fungeert als leidraad voor de zonering. Zoals eerder vermeld, kent de uitgave een lijst met richtafstanden voor de milieubelastende activiteiten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

 

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden in de lijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor en langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn de omgevingstypen rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Wanneer er sprake is van het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies met één afstandsstap worden verlaagd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting.

 

De ligging in een gemengd gebied rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan worden verlaagd tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.

 

Tabel: richtafstanden per milieucategorie

milieucategorie

richtafstand tot omgevingstype

rustige woonwijk

richtafstand tot omgevingstype

gemengd gebied

1

10 m

0 m

2

30 m

10 m

3.1

50 m

30 m

3.2

100 m

50 m

4.1

200 m

100 m

4.2

300 m

200 m

5.1

500 m

300 m

5.2

700 m

500 m

5.3

1.000 m

700 m

6

1.500 m

1.000 m

 

Voor onderhavig bestemmingsplan is de standaardlijst met bedrijfsactiviteiten en de daarbij geldende richtafstanden aangehouden om de vestigingsmogelijkheden voor bedrijven te bepalen. De standaardlijst voor bedrijven is niet integraal overgenomen. Er is een selectie uit de lijst gemaakt, specifiek gericht op het gewenste gebruik van het bedrijventerrein. De delen van de lijst die betrekking hebben op bijvoorbeeld landbouw, grond- en delfstoffenwinning en sociaal-culturele en recreatieve voorzieningen, zijn verwijderd. Daarnaast zijn ook fysiek op de locatie onmogelijke activiteiten uit de lijst verwijderd. Ook specifieke bedrijfsvormen die op Vosdonk niet gewenst zijn (met name opslag voor particulieren en afvalverwerkende bedrijven) zijn van de lijst geschrapt. De ‘staat van bedrijfsactiviteiten’ is als bijlage bij de regels van het bestemmingsplan gevoegd.

 

Algemene regeling afwijking categorie-indeling

De richtafstanden in de standaardlijst zijn gebaseerd op gemiddeld moderne bedrijven. In de praktijk kan de invloed op het milieu ten gevolge van de omvang van een bedrijf of het productieproces aanleiding geven om het bedrijf in een lagere categorie in te delen waardoor vestiging wel mogelijk is. De lijst is bovendien niet uitputtend; bedrijven die niet in de lijst voorkomen, maar wel passen binnen de bestemming, moeten kunnen worden toegelaten. Aan de hand van de aard en omvang wordt de invloed op het milieu en de milieucategorie bepaald. Beide aspecten krijgen een plaats in de nieuwe regeling (dat is overigens een voortzetting van de huidige planregels).

 

Door middel van het verlenen van een afwijking kunnen ook bedrijven die niet voorkomen op de staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die in een hogere categorie vallen dan bij recht is toegestaan worden toegelaten, mits ze naar aard en invloed op hun omgeving vergelijkbaar zijn met de bij recht toegestane bedrijven. In de afwijkingsprocedure kan worden bezien of de benodigde hinderbeperkende maatregelen mogelijk zijn (bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe technieken). Criterium voor het verlenen van afwijking is in dit geval dat de hinder die resulteert na het nemen van maatregelen niet groter is dan van de ter plekke wel bij recht toegelaten bedrijven zou kunnen worden verwacht.

Daarnaast is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor bedrijven die niet voorkomen in de lijst, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegelaten milieucategorieën.

 

 

 

Toepassing regels voor zonering op Vosdonk

Voor het bedrijventerrein Vosdonk is bij het bepalen van de richtafstanden een onderscheid gemaakt tussen de woningen aan de oostzijde (woonwijken De Grient, Centrum-West en Grauwe Polder) en de woningen aan de zuid- en zuidwestzijde (omgeving Hoge Donk). Aan de oostzijde gelden de richtafstanden voor een rustige woonwijk. Het woonklimaat aan de zuid- en zuidwestzijde wordt bepaald door rijksweg 58; een toepassing van de richtafstanden voor gemengd gebied is dan ook gerechtvaardigd. Voor het landelijk gebied aan west- en noordzijde wordt het omgevingstype rustige woonwijk gehanteerd. Op grond van deze uitgangspunten zijn vanuit de aanwezige gevoelige functies (woningen) indicatieve cirkels uitgezet. Afhankelijk van de afstand tot de omringende woningen is maximaal categorie 5.1 toelaatbaar. In regionaal verband is afgesproken dat bedrijven horend in categorie 5 en 6 moeten worden gevestigd op daartoe aangewezen bedrijventerreinen. Voor het bedrijventerrein Vosdonk geldt als regel dat alleen vestiging van bedrijven horend tot maximaal categorie 4.2 is toegestaan. Op het bedrijventerrein bevindt zich thans één bedrijf horend tot categorie 5.1. (Isover). Op dit deel van het bedrijventerrein wordt voortzetting van deze activiteit gegarandeerd.

 

Op onderstaande afbeeldingen zijn de indicatieve cirkels vanuit de woongebieden uitgezet, wat leidt tot een theoretische zonering. De theoretische zonering is vertaald in een indicatieve zonering op perceelsniveau. De bestaande kadastrale grenzen vormen hierbij de grens tussen de verschillende zones met bedrijvigheid.

 

 [image]

 [image]

Theoretische zonering

Indicatieve zonering

 

De resultaten van de inventarisatie van de huidige aanwezige bedrijven naar milieucategorie zijn bij het opstellen van het bestemmingsplan vergeleken met de zonering.

 
Het uitgangspunt is dat alle bestaande bedrijven positief worden. Daarnaast geldt als algemeen uitgangspunt dat bedrijven horend in categorie 1 niet thuishoren op het bedrijventerrein Vosdonk. Tot deze categorie horen vooral dienstverlenende bedrijven (administratie, arbeidsbemiddeling, detailhandel etc.). Voor deze categorie wordt in sommige gevallen een uitzondering gemaakt (bijvoorbeeld voor een bedrijfsverzamelgebouw, zie paragraaf 2.4).

 

Met betrekking tot de vestiging van categorie 2-bedrijven wordt geen beperkende regeling opgelegd. Het bedrijventerrein Vosdonk is een gemengd bedrijventerrein met een gedifferentieerd karakter. De huidige situatie is van oudsher ontstaan, waarbij gebruik is gemaakt van de mogelijkheden in het geldend bestemmingsplan. Het beleid van de gemeente is niet gericht op actieve herstructurering gericht op het uitsluiten van de lichte milieucategorieën. Het bestemmingsplan heeft tot doel om binnen de beleidsregels de zittende bedrijven te bestendigen en binnen actuele regelgeving ontwikkelingsruimte te bieden voor het bedrijventerrein. De ontwikkelingsruimte speelt in op de verandering van bedrijventerrein naar werklocatie (veranderende arbeidsmarkt) en technologische vernieuwing (schonere productie met minder milieubelasting). Tot slot dient rekening te worden gehouden met mogelijke waardevermindering bij eventuele inperking van gebruiksmogelijkheden.

 

Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn de toegelaten milieucategorieën vastgelegd door middel van aanduidingen.

 

Bestaande afwijkende bedrijfsactiviteiten

In het kader van voorliggend bestemmingsplan is de zonering van bedrijventerrein Vosdonk opnieuw bepaald. Deze zonering is vervolgens vastgelegd op de verbeelding en in de planregels. Indien deze nieuwe zonering wordt vergeleken met de gevestigde bedrijven blijkt dat nagenoeg alle bedrijven passen binnen de toegelaten milieucategorieën. Voor een viertal bedrijven is dit niet het geval; zij zijn gevestigd op een locatie waar ingevolge de nieuwe regeling minder zware bedrijvigheid wordt toegelaten. De betreffende bedrijven worden op dit moment door de milieuregelgeving beperkt in hun activiteiten, zodat hinder naar de omgeving wordt beperkt. Om de bedrijven positief te bestemmen, is per bedrijf een specifieke aanduiding opgenomen. Hierdoor kunnen op deze percelen, naast de algemeen toegestane bedrijven in de lagere milieucategorieën, ook de bestaande bedrijven gevestigd blijven. Het betreft de volgende bedrijven.

 

De percelen waar in de huidige situatie formeel te zware bedrijven zijn gevestigd, zijn voorzien van een aanduiding, waardoor de huidige bedrijfsactiviteit positief is bestemd. Het betreft de volgende locaties:

  • Oude Kerkstraat 2 (bedrijf in koeltechniek): milieucategorie 4.1 waar maximaal 3.2 is toegestaan;

  • Hermelijnweg (bedrijf in vervaardiging van kunststof verpakkingsmateriaal): milieucategorie 4.1 waar maximaal 3.2 is toegestaan;

  • Tussendonk 13 (bedrijf in vervaardiging generatoren en transformatoren): milieucategorie 4.1 waar maximaal 3.2 is toegestaan;

  • Nijverheidsweg 1 (houtzagerij/houtbewerking): milieucategorie 3.2 waar maximaal 3.1 is toegestaan.

  • Nieuwe Donk 15 (verf-, lak- en vernisfabriek): milieucategorie 4.2 waar maximaal 4.1 is toegestaan.

 

 

4.10 Belemmeringen vliegveld Seppe

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt in de nabijheid van vliegveld Seppe. Hierdoor gelden op (delen van) bedrijventerrein Vosdonk belemmeringen voor wat betreft de toegelaten hoogte van bouwwerken en de toelaatbaarheid van geluidsgevoelige gebouwen. Daarnaast ligt het plangebied binnen het radarverstoringsgebied van vliegbasis Woensdrecht.

 

Obstakelvlakken vliegveld Seppe

Op en rond vliegveld Seppe gelden, op grond van regels van de International Civil Aviation Organisation (ICAO), obstakelvlakken in verband met de veiligheid van het luchtvaartverkeer. Doel hiervan is het luchtruim op en rond luchthavens vrij te houden van (hoge) objecten om zodoende de vliegtuigoperaties van en naar de luchthaven veilig te kunnen uitvoeren.

Obstakelvlakken rond vliegveld Seppe

[image]

 
De obstakelvlakken bestaan uit een invliegfunnel in de directe nabijheid van de start- en landingsbaan, die overgaat in een horizontaal vlak op een hoogte van 45 meter boven het maaiveldniveau van de luchthaven (9,14 meter boven NAP). Dit horizontale vlak gaat over in een oplopend vlak, dat oploopt tussen de 45 en 100 meter boven het maaiveldniveau van de luchthaven. Vervolgens is sprake van een horizontaal vlak op een hoogte van 100 meter boven het maaiveldniveau van de luchthaven. In verband met de luchtvaartveiligheid mag geen bebouwing worden opgericht die hoger is dan deze obstakelvlakken.

 

Het plangebied ligt deels in het horizontale vlak dat op 45 meter boven het vliegveld ligt, deels in het oplopende vlak tussen 45 en 100 meter en deels in het horizontale vlak dat op 100 meter boven het vliegveld ligt. Deze obstakelvlakken zijn in het bestemmingsplan vertaald als ‘luchtvaartverkeerzone - 1’, ‘luchtvaartverkeerzone - 2’ en ‘luchtvaartverkeerzone - 3’. In de algemene aanduidingsregels zijn de hoogtebeperkingen opgenomen die hieruit voortvloeien. De hoogtes zijn gerelateerd aan het NAP.

 

Geluidcontouren Vliegveld Seppe

Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor zowel burgerluchthavens als militaire luchthavens (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens). Kern van de nieuwe regelgeving is het luchthavenbesluit, dat voor de luchthavens van regionaal belang (waaronder Seppe) door de betrokken provincie dient te worden genomen. In het luchthavenbesluit wordt enerzijds het luchthavengebied begrensd. Anderzijds worden gebieden aangewezen waarbinnen beperkingen gelden vanwege geluid en externe veiligheid.

 

Voor vliegveld Seppe is nog geen luchthavenbesluit genomen. In de periode tot het van kracht worden van het luchthavenbesluit zijn daarom de geluidcontouren die gelden op basis van het Besluit geluidbelasting kleine luchtvaart (Bkl) van toepassing. Deze zogenaamde Bkl-contouren leggen beperkingen op aan de realisering van geluidgevoelige gebouwen. Een klein deel van het plangebied (de noordwestelijke hoek) ligt binnen de 47 Bkl-contour van vliegveld Seppe.

 

Deze 47 Bkl-contour is opgenomen op de verbeelding als ‘geluidzone - luchtvaartverkeer’. In de regels is bepaald dat binnen deze contour geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen mogen worden gerealiseerd. Het Bkl kent enkele uitzonderingsregels, onder ander voor de bouw van woningen op inbreidingslocaties en de bouw van bedrijfswoningen. Omdat voorliggend bestemmingsplan toch geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen mogelijk maakt binnen de Bkl-contour, zijn deze uitzonderingen niet vertaald in de regels. Volstaan is met een algemeen bouwverbod voor geluidgevoelige gebouwen.

 

Radarverstoringsgebied vliegbasis Woensdrecht

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt volledig binnen het radarverstoringsgebied van de radar op vliegbasis Woensdrecht.

Verspreid over Nederland staat een aantal militaire en burgerradarstations. Deze dienen ter beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militaire en civiele luchtverkeer. Objecten hoger dan 63 meter boven NAP kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld. Zij kunnen derhalve niet worden toegestaan tenzij onderzoek aantoont dat de mate van verstoring aanvaardbaar is.

 

Omdat het gehele plangebied in het radarverstoringsgebied van vliegbasis Woensdrecht ligt, is het niet zinvol om een aanduiding op te nemen op de verbeelding. In plaats daarvan is in de regels een algemene bouwregel opgenomen. Deze regel bevat een bouwverbod voor bebouwing hoger dan 63 meter boven NAP. Hogere bebouwing kan worden toegestaan via afwijking,waarbij vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de beheerder van het radarstation.

Hoofdstuk 5 Beschrijving van het plan

 

5.1 Planvorm

 

Het bestemmingsplan "Herziening 1 Bedrijventerrein Vosdonk" vervangt het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Vosdonk" (2012). In onderstaand overzicht is gemotiveerd beschreven welke aanpassingen in het plan worden aangebracht:

 

Planonderdeel

Voorstel tot aanpassing

Reden tot aanpassing

Planverbeelding kaart

Omzetting van de bestemming “Groen” in de bestemming “Bedrijventerrein - 1” voor het perceel ten westen van Oude Kerkstraat 24

Een deel van het perceel sectie H nr. 4589 aan de Oude Kerkstraat is uitgeefbare grond en ten onrechte bestemd als groen (het perceel is in eigendom van de gemeente).

Planregel 1.18 begripsbepaling bedrijfswoning/dienst-woning wijzigen in:

een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, die dient voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse gerelateerd is aan de duurzame bedrijfsvoering van het ter plaatse aanwezige volwaardige bedrijf en wiens hoofdinkomen uit dit bedrijf afkomstig is

In het bestemmingsplan “Attelaken” is er voor gekozen om de begripsomschrijving voor bedrijfswoning/dienstwoning aan te passen. De regeling moet de toets naar het gebruik als bedrijfswoning vereenvoudigen. De omschrijving in het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Vosdonk” wordt overeenkomstig aangepast.

Planregel 5.3. lid a bij de bestemming "Bedrijventerrein-1” aan te vullen met (zie onderstreepte zinsdeel):

Afwijken van bouwregels:

lid 5.2.2. onder a voor een bouwhoogte van maximale 15,00 m indien de toegestane bouwhoogte, zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ 12, 00 m bedraagt, voor een bouwhoogte van maximaal 20, 00 m indien de toegestane bouwhoogte, zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ 15, 00 m bedraagt en voor een bouwhoogte van maximaal

25, 00 m indien de toegestane bouwhoogte, zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ 20, 00 m bedraag, met in achtneming van de volgende bepalingen etc.

Herstel van een voormalig recht: in het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Vosdonk”(1993) was een vrijstelling op genomen om de bouwhoogte te verhogen van 15 naar 20 meter.

Planregel 6.3. lid a bij de bestemming “Bedrijventerrein-2” aan te vullen met (zie onderstreepte zinsdeel):

Afwijken van bouwregels:

lid 6.2.2. onder a voor een bouwhoogte van maximaal 15,00 m indien de toegestane bouwhoogte, zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding ‘maximumbouwhoogte (m)’ 12, 00 m bedraagt, voor een bouwhoogte van maximaal 20, 00 m indien de toegestane bouwhoogte, zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ 15, 00 m bedraagt en voor een bouwhoogte van maximaal 25, 00 m indien de toegestane bouwhoogte, zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ 20, 00 m bedraag, met in achtneming van de volgende bepalingen etc.

 

Zie toelichting bij vorige aanpassing.

Planregel 5.4.3. bij de bestemming “Bedrijventerrein-1“ en de planregel 6.4.3 bij de bestemming “Bedrijventerrein-2” aan te vullen met (zie onder-streepte zinsdeel):

De oppervlakte aan kantoren in een bedrijfsverzamelgebouw mag niet meer bedragen dan 225 m² per kantoor/unit met dien verstande dat de totale oppervlakte aan kantoren in een bedrijfsverzamelgebouw niet meer mag bedragen dan 33 % van de totale bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijfsverzamelgebouw.

In het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Vosdonk” is bij de bestemmingen “Bedrijventerrein-1” en "Bedrijventerrein-2” een afwijkingsregeling opgenomen voor kantoren in bedrijfsverzamelgebouwen.
In de regeling is bepaald dat slechts eenderde van de totale bedrijfsvloeroppervlakte voor (zelfstandig) kantoor mag worden gebruikt. De oppervlakte per kantoorunit is vastgesteld op 150 m².
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan “Attelaken” is oppervlakte per kantoorunit verruimd. Deze verruiming was gerelateerd aan een concrete situatie.

Ook op het bedrijventerrein “Vosdonk” blijkt in de praktijk dat de omvang van 150 m² al wordt overschreden. Een verhoging van de oppervlakte naar 225 m² sluit beter aan op de praktijk .

Planregel 5.5.6. lid b bij de bestemming "Bedrijventerrein-1“ en de planregel 6.5.6. lid b bij de bestemming “Bedrijventerrein-2” aan te vullen met (zie onderstreepte zinsdeel):

 

de oppervlakte van een kantoor in een bedrijfsverzamelgebouw niet meer mag bedragen dan 225 m² per kantoorunit

De afwijkingsregeling voor de bouw van nieuwe bedrijfsverzamelgebouwen wordt afgestemd op de hoofdregeling voor deze gebouwen.

 

Verder zijn op de verbeelding en planregels de benaming van de navolgende aanduidingen aangepast:

  • 'maximale goot- en bouwhoogte' in 'maximum goot- en bouwhoogte';

  • 'maximum oppervlakte' in 'maximum vloeroppervlak';

  • 'ecologische verbindingszone' in 'overige zone - ecologische verbindingszone';

  • 'wro-zone -ontheffingsgebied' in 'wetgevingszone-ontheffingsgebied';

  • 'wro-zone - wijzigingsgebied (1.2 en 3)' in "wetgevingszone - wijzigingsgebied (1.2 en 3)'.

 

Voor het overige is het bestemmingsplan "Herziening 1 bedrijventerrein Vosdonk" gelijk aan het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Vosdonk"(2012). Dit plan heeft een conserverend karakter.

Uitgangspunt is een regeling die de toegelaten functies en bebouwing objectief vastlegt. Een en ander heeft geresulteerd in een planopzet met een beperkt aantal bestemmingen en een uniforme opzet van de bouwregels. Uitgangspunt is dat de planverbeelding zo veel mogelijk informatie biedt over de toelaatbare gebruiksvorm en de bouwmogelijkheden op een perceel. Voordeel hiervan is een snel inzicht in de gebruiks- en bouwmogelijkheden waardoor het mogelijk is gebruikers van het bestemmingsplan goed te informeren.

 

Het juridische gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de planverbeelding met planregels. Bij ieder plan hoort een toelichting, maar dit onderdeel heeft als zodanig geen rechtskracht. De planregels zijn opgebouwd uit inleidende regels (hoofdstuk 1), bestemmingsregels (hoofdstuk 2), algemene regels (hoofdstuk 3) en overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).

 

 

 

 

 

 

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Hoofdstuk 1 - Inleidende regels

 

Artikel 1 - Begrippen

In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

Artikel 2 - Wijze van meten

In dit artikel wordt aangegeven hoe de in de regels gehanteerde maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, moeten worden gemeten.

 

Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels

 

Artikel 3 - Agrarisch

De agrarische gronden binnen het plangebied zijn bestemd voor grondgebonden agrarisch gebruik. Er zijn bouwregels opgenomen voor de realisering van schuilgelegenheden voor vee en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Artikel 4 - Bedrijf

De gronden met de bestemming ‘Bedrijf’ zijn bestemd voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in de vorm van de stalling van voertuigen, in combinatie met inpandige opslag van goederen in relatie tot de stallingsactiviteiten. Via afwijking kunnen andere bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 of 2 worden toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is een bedrijfswoning toegestaan.

 

Er zijn bouwregels opgenomen voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bouwperceel mag voor maximaal 40% worden bebouwd. De oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag maximaal 1.000 m2 bedragen.

 

In de gebruiksregels zijn bepalingen opgenomen voor de oppervlakte van bij de bedrijfsactiviteit horende kantoren en voor parkeren, laden en lossen. Daarnaast is een specifiek gebruiksverbod opgenomen voor een aantal activiteiten.

 

Artikel 5 - Bedrijventerrein - 1

De gronden met de bestemming ‘Bedrijventerrein - 1’ zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten variërend van milieucategorie 2 tot en met milieucategorie 5.1, voor zover deze voorkomen op de staat van bedrijfsactiviteiten. Via aanduidingen op de verbeelding is geregeld welke milieucategorieën op welke locatie zijn toegestaan. Bedrijven in milieucategorie 1 zijn uitsluitend toegestaan in bedrijfsverzamelgebouwen. Binnen deze bestemming behoort de vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen (zogenaamde ‘grote lawaaimakers’) tot de mogelijkheden. Daarnaast zijn bij de bedrijfsactiviteit horende kantoren, technische ontwerp- en adviesbureaus, reclamebureaus en audiovisuele studio’s toegestaan. Ook detailhandel in volumineuze goederen is rechtstreeks toelaatbaar. De aanwezige risicovolle inrichtingen zijn aangeduid. Daarnaast zijn aanduidingen opgenomen voor specifieke vormen van bedrijvigheid en detailhandel. De bestaande bedrijfswoningen zijn eveneens aangeduid.

 

Er zijn bouwregels opgenomen voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

In het algemeen geldt dat de bouwpercelen voor maximaal 80% mogen worden bebouwd en dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gesitueerd. Van een aantal bouwregels kan worden afgeweken, onder andere voor wat betreft de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

In de gebruiksregels zijn bepalingen opgenomen voor de oppervlakte van bij de bedrijfsactiviteit horende kantoren en voor parkeren, laden en lossen. Daarnaast is een specifiek gebruiksverbod opgenomen voor een aantal activiteiten. Via afwijking kan van een aantal gebruiksregels worden afgeweken, onder andere voor het vestigen van bedrijvigheid in een hogere milieucategorie, voor het vestigen van risicovolle inrichtingen en voor het toestaan van verschillende vormen van detailhandel.

 

Artikel 6 - Bedrijventerrein - 2

De gronden met de bestemming ‘Bedrijventerrein - 2’ zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten variërend van milieucategorie 2 tot en met milieucategorie 4.2, voor zover deze voorkomen op de staat van bedrijfsactiviteiten. Via aanduidingen op de verbeelding is geregeld welke milieucategorieën op welke locatie zijn toegestaan. Bedrijven in milieucategorie 1 zijn uitsluitend toegestaan in bedrijfsverzamelgebouwen. Binnen deze bestemming is de vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen (zogenaamde ‘grote lawaaimakers’) niet toegestaan. Bij de bedrijfsactiviteit horende kantoren, technische ontwerp- en adviesbureaus, reclamebureaus en audiovisuele studio’s zijn wel toegestaan. Ook detailhandel in volumineuze goederen is rechtstreeks toelaatbaar.

 

De aanwezige risicovolle inrichtingen zijn aangeduid. Daarnaast zijn aanduidingen opgenomen voor specifieke vormen van bedrijvigheid en detailhandel en voor de aanwezige verkooppunten voor motorbrandstoffen. Ook zijn aanduidingen opgenomen voor een restaurant, eventueel in combinatie met vergader- en administratieruimten en voor de aanwezige zelfstandige kantoren. Tenslotte zijn ook de bestaande bedrijfswoningen aangeduid.

 

Er zijn bouwregels opgenomen voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In het algemeen geldt dat de bouwpercelen voor maximaal 80% mogen worden bebouwd en dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gesitueerd. Van een aantal bouwregels kan worden afgeweken, onder andere voor wat betreft de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

In de gebruiksregels zijn bepalingen opgenomen voor de oppervlakte van bij de bedrijfsactiviteit horende kantoren, voor kantoren in bedrijfsverzamelgebouwen, voor het restaurant ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ en voor parkeren, laden en lossen. Daarnaast is een specifiek gebruiksverbod opgenomen voor een aantal activiteiten. Via afwijking kan van een aantal gebruiksregels worden afgeweken, onder andere voor het vestigen van bedrijvigheid in een hogere milieucategorie, voor het vestigen van risicovolle inrichtingen en voor het toestaan van verschillende vormen van detailhandel.

 

Artikel 7 - Gemengd

De gronden met de bestemming ‘Gemengd’ zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 2, 3.1 en 3.2 voor zover deze voorkomen op de staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen. Daarnaast zijn zelfstandige kantoren tot een bedrijfsvloeroppervlak van 500 m² toegestaan, net als bij de bedrijfsactiviteit horende kantoren, technische ontwerp- en adviesbureaus, reclamebureaus en audiovisuele studio’s. Ook detailhandel in volumineuze goederen is rechtstreeks toelaatbaar. Er zijn aanduidingen opgenomen voor specifieke vormen van detailhandel en voor de bedrijfswoningen.

 

Er zijn bouwregels opgenomen voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In het algemeen geldt dat de bouwpercelen voor maximaal 80% mogen worden bebouwd en dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gesitueerd. Van een aantal bouwregels kan worden afgeweken, onder andere voor wat betreft de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

In de gebruiksregels zijn bepalingen opgenomen voor de oppervlakte van kantoren en voor parkeren, laden en lossen. Daarnaast is een specifiek gebruiksverbod opgenomen voor een aantal activiteiten. Via afwijking kan van een aantal gebruiksregels worden afgeweken, onder andere voor het vestigen van bedrijvigheid in een hogere milieucategorie, voor het vestigen van risicovolle inrichtingen en voor het toestaan van verschillende vormen van detailhandel.

 

Artikel 8 - Groen

Binnen de bestemming ‘Groen’ is onder andere ruimte voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor langzaam verkeer, straatmeubilair en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. De aanwezige retentievoorzieningen zijn aangeduid op de verbeelding. Er zijn bouwregels opgenomen voor gebouwen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Artikel 9 - Tuin

De gronden met de bestemming ‘Tuin’ zijn bestemd voor tuinen behorende bij de aangrenzende gronden. Er mogen uitsluitend erkers, tochtportalen of entreepartijen worden gebouwd, waarvoor nadere bebouwingsregels zijn gegeven. Daarnaast zijn bouwregels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Artikel 10 - Tuin - 2

De gronden met de bestemming ‘Tuin - 2’ zijn bestemd voor tuinen behorende bij de aangrenzende gronden, hobbymatige agrarische activiteiten, bos- en natuurgebied en recreatief medegebruik. Binnen deze bestemming mag per bouwperceel maximaal één gebouw worden gerealiseerd, met een oppervlakte van maximaal 60 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter. In de regels zijn bouwregels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Artikel 11 - Verkeer

De gronden met de bestemming ‘Verkeer’ zijn bestemd voor wegen, straten, paden en fietspaden, parkeervoorzieningen en geluidwerende voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding ‘railverkeer’ zijn ook vervoer per spoor en spoorwegvoorzieningen toegestaan. De aanwezige retentievoorzieningen zijn aangeduid op de verbeelding. Er zijn bouwregels opgenomen voor gebouwen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Artikel 12 - Verkeer- Spoorverkeer

De gronden met de bestemming ‘Verkeer - Spoorverkeer’ zijn bestemd voor vervoer per spoor, spoorwegvoorzieningen en paden, wegen en straten. Er zijn bouwregels opgenomen voor gebouwen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Artikel 13 - Water

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor waterpartijen en waterlopen, schouwstroken, taluds, bruggen en overige watervoorzieningen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gerealiseerd. In de regels zijn bouwregels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Artikel 14 - Wonen –Aaneengesloten

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor wonen in de vorm van minimaal drie aaneengesloten woningen, met daarbij behorende tuinen, erven en verhardingen. Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’ zijn bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan.

 

Woningen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de op de verbeelding aangegeven maximale goot- en bouwhoogte gelden. Binnen en buiten het bouwvlak zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Binnen de bestemming zijn voor alle bouwwerken bouwregels opgenomen.

 

Artikel 15 - Wonen – Vrijstaand

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor wonen in de vorm van vrijstaande woningen, met daarbij behorende tuinen, erven en verhardingen. Het aanwezige rijksmonument is aangeduid als ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’. Deze aanduiding heeft slechts een signalerende functie. Bescherming van het monument vindt plaats via de Monumentenwet.

 

Woningen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de op de verbeelding aangegeven maximale goot- en bouwhoogte gelden. Binnen en buiten het bouwvlak zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Binnen de bestemming zijn voor alle bouwwerken bouwregels opgenomen.

 

Artikel 16 - Leiding - Gas (dubbelbestemming)

De gronden met de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’ zijn mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de ondergrondse gastransportleiding. In de planregels is een bouwverbod opgenomen, met een afwijkingsmogelijkheid. Daarnaast bevat de dubbelbestemming een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden ter waarborging van het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de gasleiding.

 

Artikel 17 - Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming)

De gronden met de dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ zijn mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de bovengrondse hoogspanningsverbinding. In de planregels is een bouwverbod opgenomen, met een afwijkingsmogelijkheid. Daarnaast bevat de dubbelbestemming een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden ter waarborging van het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de hoogspanningsleiding.

 

Artikel 18 - Leiding - Riooltransport (dubbelbestemming)

De gronden met de dubbelbestemming ‘Leiding – Riooltransport’ zijn mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de ondergrondse riooltransportleiding. In de planregels is een bouwverbod opgenomen, met een afwijkingsmogelijkheid. Daarnaast bevat de dubbelbestemming een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden ter waarborging van het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de rioolleiding.

 

Artikel 19 - Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming)

De gronden binnen deze bestemming zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

Voor bouwwerken, groter dan 100 m² en met een verstoringsdiepte groter dan 40 cm, dient een archeologisch onderzoek te worden verricht. Het bevoegd gezag kan naar aanleiding van dit onderzoek voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het bestemmingsplan te wijzigen en de bestemming geheel of gedeeltelijk te laten vervallen.

 

Artikel 20 - Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)

De gronden binnen deze bestemming zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

Voor bouwwerken, groter dan 1.000 m² en met een verstoringsdiepte groter dan 40 cm, dient een archeologisch onderzoek te worden verricht.

Het bevoegd gezag kan naar aanleiding van dit onderzoek voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het bestemmingsplan te wijzigen en de bestemming geheel of gedeeltelijk te laten vervallen.

 

Artikel 21 - Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming)

De gronden binnen deze bestemming zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

Voor bouwwerken, groter dan 2.500 m² en met een verstoringsdiepte groter dan 40 cm, dient een archeologisch onderzoek te worden verricht. Het bevoegd gezag kan naar aanleiding van dit onderzoek voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het bestemmingsplan te wijzigen en de bestemming geheel of gedeeltelijk te laten vervallen.

 

Artikel 22 - Waarde - Archeologie 4 (dubbelbestemming)

De gronden binnen deze bestemming zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

Voor bouwwerken, groter dan 10.000 m² en met een verstoringsdiepte groter dan 40 cm, dient een archeologisch onderzoek te worden verricht. Het bevoegd gezag kan naar aanleiding van dit onderzoek voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het bestemmingsplan te wijzigen en de bestemming geheel of gedeeltelijk te laten vervallen.

 

Hoofdstuk 3 - Algemene regels

 

Artikel 23 - Anti-dubbeltelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Doel van deze zogenaamde anti-dubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

 

Artikel 24 - Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels zijn regelingen opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen en met betrekking tot bestaande afstanden die afwijken van het bepaalde in het bestemmingsplan. Bestaande maten, die legaal zijn gerealiseerd, mogen als maximaal of minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

Tenslotte is een regel opgenomen, die een bouwhoogtebeperking bevat, met als doel de bescherming van het radarverstoringsgebied van vliegbasis Woensdrecht.

 

Artikel 25 - Algemene gebruiksregels

In artikel 23 zijn de algemene gebruiksregels opgenomen. Er is onder andere geregeld dat seksinrichtingen en prostitutie niet zijn toegestaan.

 

Artikel 26 - Algemene aanduidingsregels

De algemene aanduidingsregels bevatten regelingen voor de (gebieds)aanduidingen die op de verbeelding zijn opgenomen. Er zijn regels opgenomen voor de geluidzones vanwege industrielawaai en luchtvaartverkeerslawaai, voor de ecologische verbindingszone langs de Kibbelvaart en voor de obstakelvlakken vanwege vliegveld Seppe (gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone’).

 

Artikel 27 - Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn enkele algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen het onder voorwaarden overschrijden van bouwgrenzen of bouwvlakken, het verhogen van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en het overschrijden van de voorgeschreven maatvoeringen. Daarnaast zijn afwijkingsregels opgenomen die gelden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingszone - ontheffingsgebied’.

 

Artikel 28 - Algemene wijzigingsregels

In dit artikel zijn algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het overschrijden van bestemmingsgrenzen of bestemmingsvlakken en voor het wijzigen van artikelen op grond van recente wetgeving. Ook is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om de aanduidingen voor afwijkend gebruik van de verbeelding te verwijderen indien het gebruik langer dan een jaar is gestaakt.

 

In dit artikel zijn daarnaast drie wijzigingsbevoegdheden opgenomen die gelden ter plaatse van de aanduidingen ‘wetgevingszone - wijzigingsgebied’ op de verbeelding. Ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingszone - wijzigingsgebied 1’ mag de bestemming van de (woon)percelen worden gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijventerrein - 1’ of ‘Bedrijventerrein - 2’. Ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingszone - wijzigingsgebied 2’ mag de bestemming worden gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf’ en mag bedrijfsbebouwing worden toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingszone - wijzigingsgebied 3’ kan nieuwe bedrijfsbebouwing worden toegestaan.

 

Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels

 

Artikel 29 - Overgangsrecht

In lid 1 zijn de overgangsregels ten aanzien van het bouwen opgenomen. Bouwwerken die, op het moment dat het plan inwerking is getreden, bestaan of (kunnen) worden gebouwd met inachtneming van de Woningwet en die afwijken van het bestemmingsplan mogen gedeeltelijk worden veranderd of vernieuwd mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot.

Is het bouwwerk verloren gegaan naar aanleiding van een calamiteit dan mag het bouwwerk volledig worden vernieuwd of veranderd mits de bouwaanvraag daarvoor binnen 2 jaar na de calamiteit wordt ingediend. Het voorgaande geldt niet voor bouwwerken die zonder omgevingsvergunning (bouwvergunning) zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan en voor illegaal gebruik van bouwwerken. Lid 2 betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het moment dat dit plan inwerking is getreden. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor niet wordt vergroot.

 

Artikel 30 - Slotregel

In dit artikel is aangegeven dat de regels kunnen worden aangehaald als ‘planregels bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Vosdonk’.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

 

6.1 Uitvoerbaarheid

De kosten die met voorliggend bestemmingsplan gemoeid zijn, zijn volledig voor rekening van de gemeente. In de gemeentelijke begroting is met deze kosten rekening gehouden.

 

6.2 Kostenverhaal

Wanneer met een bestemmingsplan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld om gemeentelijke kosten te kunnen verhalen. Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig als het kostenverhaal anderszins (via een anterieure overeenkomst) is verzekerd.

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke toetsing en overleg

 

7.1 Maatschappelijke toetsing

 

Vanwege het karakter van dit herzieningsplan (zie hoofdstuk 5.1) is geen inspraak verleend. De maatschappelijke toetsing heeft plaatsgevonden bij de opstelling van het voorafgaande plan .

 

7.2 Overleg

 

Over de aanpassing van de regeling is overleg gepleegd met de provincie Noord-Brabant en het Waterschap Brabantse Delta. De provincie had geen opmerking. Het waterschap maakt opmerkingen over de bestrijding van het wateroverlast. In de toelichting wordt verwezen naar de samenwerkingsovereenkomst tussen gemeente en waterschap en bijlage H7 van het Verbreed Gemeentelijk RioleringsPlan.

 

7.3 Vaststelling

Tervisielegging

 

Het ontwerp bestemmingsplan lag ter inzage in de periode van 9 oktober tot en met 19 november 2014.

De Gasunie heeft een zienswijze ingediend. De antwoording van de zienswijze heeft geleid tot de volgende

wijzigingen:

  • wijziging van de planverbeelding door te verwijderen van de (dubbel)bestemming “Leiding- Gas” langs de noordzijde van het spoor, de oostzijde van het Vossendaal en de zuidzijde van de Hermelijnweg met een doorsteek naar de noordzijde;

  • wijziging van de planverbeelding door het toekennen van de functieaanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein-gasontvangststation” inclusief gebiedsaanduiding “veiligheidszone-

  • gasontvangststation” voor het gasontvangststation op het terrein Parallelweg 19-21 alsmede toevoeging van de functieaanduidingen aan de legenda;

  • wijziging van artikel 5.1 door toevoeging van een nieuw lid na lid l. inhoudende:ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein-gasontvangststation” zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een gasontvangststation en hernummering van de navolgende leden van artikel 5.1;

  • wijziging van artikel 5.2.1 door toevoeging van een nieuw lid c. inhoudende:ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone-gasontvangststation” mogen binnen 15 meter geen kwetsbare en binnen 4 meter geen beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd;

  • wijziging van artikel 16.3 in: Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 16.2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming, indien de belangen en de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad, geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden toegelaten en vooraf door bevoegd gezag schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;

  • wijziging van artikel 16 lid 4.1 lid a te wijzigen in: het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen.