Artikel 2 Tuin
2.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen behorende bij de aangrenzende gronden;
alsmede voor (bijbehorende):
b. verhardingen;
c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
2.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 2.1 bedoelde bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd:
2.2.1 Aan- en uitbouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:
a. bij iedere woning mogen binnen deze bestemming aan- en uitbouwen worden opgericht in de vorm van erkers, tochtportalen of entreepartijen;
b. de maximale oppervlakte niet meer dan 6 m² bedraagt;
c. de bouwhoogte maximaal 3,25 m bedraagt.
2.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van een pergola bedraagt maximaal 2,50 m;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal
1 m.
Artikel 3 Verkeer - Verblijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer – Verblijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen, woonstraten en erven;
b. fiets- en voetpaden;
c. parkeervoorzieningen;
alsmede voor (bijbehorende):
d. groenvoorzieningen;
e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
f. nutsvoorzieningen;
g. bruggen;
h. taluds en oevers;
i. straatmeubilair;
j. speelvoorzieningen;
k. kunstobjecten.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 3.1 bedoelde bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd:
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 30 m²;
b. de goothoogte is gelijk aan de totale bouwhoogte en bedraagt maximaal 3,25 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van specifieke bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
• antennes: 5 m;
• openbare nuts- en/of geluidwerende voorzieningen: 3 m;
• (licht)masten: 8 m;
• kunstobjecten: 8 m;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m.
3.3 Nadere eisen
a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de voorgaande regels bij het verlenen van een bouwvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaatsing en vormgeving van gebouwen en andere bouwwerken.
b. De in lid a. bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan of met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, andere bouwwerken en gronden in verband met calamiteiten.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.4.1 Ontheffingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder:
a. 3.2.2 sub b. tot een bouwhoogte van maximaal 4 m;
3.4.2 Procedure
Bij het verlenen van ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze zijn opgenomen in artikel 13 van het bestemmingsplan.
Artikel 4 Wonen - Aaneengesloten
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen – Aaneengesloten” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. minimaal drie aaneengesloten woningen;
alsmede voor (bijbehorende):
b. tuinen, erven en bijbehorende verhardingen;
c. parkeervoorzieningen;
d. andere voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 4.1 bedoelde bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd:
4.2.1 Aaneengebouwde woningen
Voor het bouwen van aaneengesloten woningen gelden de volgende regels:
a. woningen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b. ten aanzien van de maximale goot- en bouwhoogte gelden de aanduidingen;
c. de breedte van een woning (een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw niet meegerekend) bedraagt minimaal 5,40 m.
4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Bij iedere woning mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelegen binnen het bouwvlak op een afstand minder dan 3 m tot de zijdelingse bouwperceelsgrens dienen minimaal 1,50 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
c. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, gelegen binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken, tot de openbare weg bedraagt minimaal 5 m;
d. op de gronden buiten het bouwvlak mogen per bouwperceel aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 36 m², met dien verstande dat per bouwperceel niet meer dan 50% van de oppervlakte van de gronden buiten het bouwvlak bebouwd mag worden;
e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen binnen
het bouwvlak is maximaal 0,30 m boven de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
f. de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen buiten het bouwvlak is maximaal 0,30 m boven de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
g. de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedragen maximaal 3,25 m respectievelijk 5,50 m;
h. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot op de zijdelingse bouwperceelsgrens worden gebouwd;
i. vrijstaande bijgebouwen mogen alleen ge- of verbouwd worden als afhankelijke
woonruimte, nadat een ontheffing op basis van artikel 4.3.1 is verleend.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m.
4.3 Ontheffing van de bouwregels
4.3.1 Ontheffingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a. 4.2.2 sub c. voor de bouw van een praktijkruimte voor een aan-huis-gebonden-beroep in een aan-uitbouw of bijgebouw waarbij de volgende regels gelden:
• de totale oppervlakte van de praktijkruimte bedraagt maximaal 50 m²;
• per bouwperceel niet meer dan 50% van de oppervlakte van de gronden buiten het bouwvlak bebouwd mag worden;
• de overige bouwregels voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen in artikel 4.2.2 van toepassing zijn;
b. 4.2.2 sub c. tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m² met dien verstande dat per bouwperceel niet meer dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak bebouwd mag worden;
c. 4.2.2 sub c. voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, waarbij de volgende regels gelden:
• de woonunit is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg;
• er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;
• de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;
• de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80 m²;
• de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m;
• de woonunit dient minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn te worden geplaatst;
• per bouwperceel niet meer dan 50% van de oppervlakte van de gronden buiten het bouwvlak bebouwd mag worden;
• de woonunit mag ook vrij van het hoofdgebouw geplaatst worden;
• voor zover er een parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is, moet deze worden gehandhaafd tenzij er op het bouwperceel geen andere mogelijkheden zijn om de woonunit te plaatsen;
• zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd.
4.3.2 Procedure
a. Bij het verlenen van een ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze zijn opgenomen in artikel 13 van het bestemmingsplan.
b. Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing verleend op grond van artikel 4.3.1 sub c. in, indien de bij het verlenen van deze ontheffing bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 5 Wonen - Gestapeld
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen – Gestapeld” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gestapelde woningen;
alsmede voor (bijbehorende):
b. tuinen, erven en bijbehorende verhardingen;
c. parkeervoorzieningen;
d. andere voorzieningen ten behoeve van deze bestemming
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 5.1 bedoelde
bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd:
5.2.1 Gestapelde woningen
Voor het bouwen van gestapelde woningen gelden de volgende regels:
a. woningen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b. ten aanzien van de maximale goot- en bouwhoogte gelden de aanduidingen;
c. de breedte van een woning (een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw niet meegerekend) bedraagt minimaal 5,40 m.
5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Bij de gestapelde woningen mogen alleen bijgebouwen worden gebouwd, waarbij de
volgende regels gelden:
a. de bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 50 m²;
c. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 3,25 m.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
b. ten aanzien van de bouwhoogte van (vlucht)trappen gelden de aanduiding voor de bouwhoogte;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m.
5.3 Ontheffing van de bouwregels
5.3.1 Ontheffingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder:
a. 5.2.3 sub b. tot een bouwhoogte van maximaal 4 m.
5.3.2 Procedure
Bij het verlenen van de ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze zijn opgenomen in artikel 13 van het bestemmingsplan.
Artikel 6 Wonen - Patio
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen - Patio" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. patiowoningen;
alsmede voor (bijbehorende):
b. patio's met een minimale oppervlakte van 16 m²;
c. tuinen, erven en bijbehorende verhardingen;
d. parkeervoorzieningen:
e. andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 6.1 bedoelde
bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd:
6.2.1 Patiowoningen
Voor het bouwen van patiowoningen gelden de volgende regels:
a. patiowoningen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b. per bouwperceel dient binnen het bouwvlak een patio te worden aangelegd met een minimale oppervlakte van 16 m²;
c. ten aanzien van de maximale goot- en bouwhoogte gelden de aanduidingen;
d. de breedte van een patiowoning (een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw niet meegerekend) bedraagt minimaal 6 m;
e. de oppervlakte van de tweede bouwlaag van de woning bedraagt maximaal 60% van de oppervlakte van de eerste bouwlaag.
6.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Bij iedere patiowoning mogen binnen het bouwvlak als onderdeel van de patiowoning
bijgebouwen worden gebouwd.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m.
6.3 Ontheffing van de bouwregels
6.3.1 Ontheffingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder:
a. 6.2.3 sub b. tot een bouwhoogte van maximaal 4 m.
6.3.2 Procedure
Bij het verlenen van de ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze zijn opgenomen in artikel 13 van het bestemmingsplan.
Artikel 7 Wonen - Twee-aaneen
Artikel 7 Wonen - Twee-aaneen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen-Twee aaneen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. halfvrijstaande woningen (maximaal twee aaneen);
alsmede voor (bijbehorende):
b. tuinen, erven en bijbehorende verhardingen;
c. parkeervoorzieningen;
d. andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 7.1 bedoelde
bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd:
7.2.1 Woningen twee aaneen
Voor het bouwen van woningen twee aaneen gelden de volgende regels:
a. woningen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b. de afstand tussen de woning en de zijdelingse bouwperceelsgrens (een aan- of uitbouw dan wel een aangebouwd bijgebouw niet meegerekend) bedraagt minimaal aan een zijde 3 m;
c. ten aanzien van de maximale goot- en bouwhoogte gelden de aanduidingen;
d. de breedte van een woning (een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw niet meegerekend) bedraagt minimaal 5,40 m.
7.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Bij iedere woning mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen, gelegen binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken op een afstand minder dan 3 m tot de zijdelingse bouwperceelsgrens dienen minimaal 1,50 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden gebouwd;
c. de afstand van bijgebouwen, gelegen binnen de op de plankaart aangegeven
bouwvlakken, tot de openbare weg bedraagt minimaal 5 m;
d. op de gronden buiten het bouwvlak, mogen per bouwperceel aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m², met dien verstande dat per bouwperceel niet meer dan 50% van de oppervlakte van de gronden buiten het bouwvlak bebouwd mag worden;
e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen binnen het bouwvlak is maximaal 0,30 m boven de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw. De totale bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen binnen het bouwvlak is maximaal 0,30 m boven de bouwhoogte van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
f. de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bij-
gebouwen buiten het bouwvlak is maximaal 0,30 m boven de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
g. de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedragen maximaal 3,25 m respectievelijk 5,50 m;
h. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot op de zijdelingse bouwperceelsgrens worden gebouwd;
i. vrijstaande bijgebouwen mogen alleen ge- of verbouwd worden als afhankelijke woonruimte, nadat een ontheffing op basis van artikel 7.3.1 is verleend.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m.
7.3 Ontheffing van de bouwregels
7.3.1 Ontheffingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
a. 7.2.2 sub c. voor de bouw een praktijkruimte voor een aan-huis-gebonden-beroep in een aan-uitbouw of bijgebouw waarbij de volgende regels gelden:
• de totale oppervlakte van de praktijkruimte bedraagt maximaal 50 m²;
• per bouwperceel niet meer dan 50% van de oppervlakte van deze gronden bebouwd mag worden;
• voor zover er een parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is, moet deze worden gehandhaafd;
• de overige bouwregels voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen in artikel 7.2.2 van toepassing zijn.
b. 7.2.2 sub c. voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, waarbij de volgende regels gelden:
• de woonunit is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg;
• er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;
• de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;
• de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80 m²;
• de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m;
• de woonunit dient minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn te worden geplaatst;
• per bouwperceel niet meer dan 50% van de oppervlakte van de gronden buiten het bouwvlak bebouwd mag worden;
• de woonunit mag ook vrij van het hoofdgebouw geplaatst worden;
• voor zover er een parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is, moet deze worden gehandhaafd tenzij er op het bouwperceel geen andere mogelijkheden zijn om de woonunit te plaatsen;
• zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd.
7.3.2 Procedure
a. Bij het verlenen van een ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze zijn opgenomen in artikel 13 van het bestemmingsplan.
b. Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing verleend op grond van artikel 7.3.1 sub b. in, indien de bij het verlenen van deze ontheffing bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 8 Wonen - Zorgwoning
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen-Zorgwoning” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bijzondere woonruimte;
alsmede voor (bijbehorende):
b. tuinen en erven en bijbehorende verhardingen;
c. voorzieningen zoals gezamenlijke ruimtes, maatschappelijke voorzieningen en
dergelijke;
d. parkeervoorzieningen;
e. andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 8.1 bedoelde
bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd:
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van wonen - zorgwoning gelden de volgende regels:
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b. ten aanzien van het maximale bebouwingspercentage geldt de aanduiding.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m.
8.3 Ontheffing van de bouwregels
8.3.1 Ontheffingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder:
a. 8.2.2 sub b. tot een bouwhoogte van maximaal 4 m.
8.3.2 Procedure
Bij het verlenen van ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze zijn opgenomen in artikel 13 van het bestemmingsplan.