Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: vrijstaande en halfvrijstaande woningen (maximaal twee-aaneen); de uitoefening van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten behorende tot categorie 1 en 2 voor zover die voorkomen in de bij deze planregels behorende staat van bedrijfsactiviteiten; waarbij geldt dat: risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan; geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan; technische ontwerp- en adviesbureaus, reclamebureaus en audiovisuele studio's; kantoren; persoonlijke dienstverlening; maatschappelijke dienstverlening; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - galerie' tevens voor detailhandel in kunst; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - productiegebonden detailhandel' tevens voor productiegebonden detailhandel; alsmede voor (bijbehorende): parkeervoorzieningen en overige verhardingen; tuinen en andere groenvoorzieningen; opslag en uitstalling; nutsvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 4.2 Bouwregels Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 4.1 bedoelde bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd: 4.2.1 Algemeen Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels: de oppervlakte aan bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel. 4.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: als hoofdgebouw mag uitsluitend een vrijstaande of halfvrijstaande woning met inpandige of aangebouwde bedrijfsruimte worden gerealiseerd; hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd; ten aanzien van de maximale bouwhoogte geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; de breedte van een hoofdgebouw (een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw niet meegerekend) bedraagt minimaal 5,40 m; de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag: bij een vrijstaand hoofdgebouw aan beide zijden niet minder bedragen dan 3,00 m, tenzij de maten ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan reeds anders waren. bij een halfvrijstaand hoofdgebouw aan één zijde niet minder bedragen dan 3,00 m, tenzij de maten ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan reeds anders waren. 4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen Bij ieder hoofdgebouw mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden: aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 3,00 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; buiten het bouwvlak mogen per bouwperceel aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50,00 m², met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.2.1 sub a; de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen binnen het bouwvlak is maximaal 0,30 m boven de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw. De totale bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen binnen het bouwvlak is maximaal 0,30 m boven de bouwhoogte van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw; de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen buiten het bouwvlak is maximaal 0,30 m boven de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedragen maximaal 3,25 m respectievelijk 5,50 m. 4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht; de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 m; de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,50 m. 4.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in: artikel 4.2.3 sub c voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, waarbij de volgende regels gelden: de woonunit is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg; er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is; de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie; de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80 m²; de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,00 m; de woonunit dient minimaal 3,00 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst; per bouwperceel mag niet meer dan 50% van de oppervlakte van de gronden buiten het bouwvlak bebouwd worden; de woonunit mag ook vrij van het hoofdgebouw geplaatst worden; voor zover er een parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is, moet deze worden gehandhaafd, tenzij er op het perceel geen andere mogelijkheden zijn om de woonunit te plaatsen; zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd. 4.4 Specifieke gebruiksregels 4.4.1 Bedrijfsruimten bedrijfsruimten mogen uitsluitend in het hoofdgebouw, in de daarbij behorende aan- en uitbouwen en/of in de aan het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen worden gesitueerd. de bedrijfsvloeroppervlakte van de bedrijfsruimte mag niet minder dan 50 m2 en niet meer dan 150 m2 bedragen. 4.4.2 Detailhandel Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - galerie' is detailhandel in kunst toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - productiegebonden detailhandel' is productiegebonden detailhandel toegestaan, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan de toegelaten omvang van de bedrijfsruimte. 4.4.3 Specifiek gebruiksverbod Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 4.1, wordt in ieder geval gerekend: het gebruik van het hoofdgebouw volledig voor het wonen; het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van in lid 4.1 specifiek toegestane detailhandel; het gebruik van gronden en/of bouwwerken als growshop en/of als headshop en/of voor de verkoop/(groot)handel van smart-/ grow- en/of headproducten; het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor opslag ten behoeve van particulieren; het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als zelfstandige woning; het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als afhankelijke woonruimte. 4.5 Afwijken van de gebruiksregels 4.5.1 Afwijken milieucategorie Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 sub a en bedrijven toestaan: die niet voorkomen in de bij deze regels behorende de staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën; in een hogere milieucategorie dan is toegestaan op grond van artikel 4.1, mits de bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën. 4.5.2 Afwijken detailhandel Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met dien verstande dat afwijking uitsluitend is toegestaan voor productiegebonden detailhandel of detailhandel in kunst met dien verstande dat: de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan de toegelaten omvang van de bedrijfsruimte; voorwaarden kunnen worden gesteld met betrekking tot het te voeren assortiment. 4.5.3 Afwijken mantelzorg Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.4.3 sub f en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat: een dergelijke bewoning noodzakelijk is in het kader van mantelzorg; er sprake is van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is; de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie; het (gedeelte van het) vrijstaande bijgebouw dat in gebruik is ten behoeve van mantelzorg maximaal 80,00 m2 bedraagt; de bouwregels onder artikel 4.2.3 overeenkomstig van toepassing zijn; voor zover er een parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is, deze moet worden gehandhaafd; een dergelijke bewoning geen belemmering vormt voor omliggende bedrijven; er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de afhankelijke woonruimte; zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is, het vrijstaande bijgebouw weer in gebruik genomen dient te worden conform het bestemmingsplan.