direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 5e uitwerking Waterrijk (Kamer 11A)
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80277-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Waterrijk is een woonwijk in Meerhoven. Het vigerende bestemmingsplan Waterrijk voorziet in de bouw van circa 900 tot 1000 woningen. Ten behoeve van de bouw van maximaal 350 woningen is een uitwerkingsplicht (ex. artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening) opgenomen. Het uitwerkingsplan "5e uitwerking Waterrijk (Kamer 11A)" regelt een gedeelte van die uitwerkingsplicht. Hiermee geeft dit uitwerkingsplan een directe bouwtitel. Het gaat om 77 woningen in het plandeel Kamer 11A.

Het "uitwerkingsplan Waterrijk (Kamer 11A)" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels waaraan onderhavige toelichting is gevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

1.2 Het plangebied

Het plangebied ligt ten zuiden van de woonwijk Waterrijk in Meerhoven. Hieronder is een luchtfoto opgenomen met de begrenzingen van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80277-0301_0001.png"

Luchtfoto plangebied (rood omlijnd).

1.3 Bestemmingsplan Waterrijk

Ten behoeve van de woningbouwplannen en de aanleg van de woonwijk met een spilcentrum is het bestemmingsplan 'Waterrijk' opgesteld (vastgesteld door de gemeenteraad d.d.19 november 2013).Voor onderhavig plangebied was reeds een uitwerkingsplicht opgenomen. De uitwerkingsplicht brengt voor het college van burgemeester en wethouders de verplichting met zich mee om de bestemming 'Woongebied' nader uit te werken. Het gaat hierbij concreet om het toestaan van woonbebouwing in bouwblokken met een maximale goothoogte en nokhoogte. Hieronder zijn de afbeeldingen opgenomen van een uitsnede van de geldende (moeder)plannen met daarin het plangebied rood omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80277-0301_0002.png"

Uitsnede verbeelding moederplan Waterrijk; plangebied rood omlijd.

Het plangebied "5e uitwerking Waterrijk (Kamer 11A)" is gelegen in de bestemming "Woongebied - Uit te werken". Aan deze bestemming zijn uitwerkingsregels gekoppeld. Deze geven het kader aan waarbinnen de bestemming dient te worden uitgewerkt. Verder liggen de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - boringsvrije zone' en 'veiligheidszone - leiding' (gedeeltelijk) over onderhavig plangebied.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met de beschrijving van het stedenbouwkundig plan. In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten die ten behoeve van dit uitwerkingsplan nader zijn uitgewerkt. De juridische vormgeving van het uitwerkingsplan is neergelegd in hoofdstuk 4. Over de financiële aspecten wordt ingegaan in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de gevolgde en te volgen procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Stedenbouwkundig plan

2.1 Stedenbouwkundige structuur

De hoven in Waterrijk zijn gelegen langs de centrale ontsluitingsweg (Waterlinie) en het park Meerland (Waterfront) en zijn daarmee sterk en prominent verankert in de hoofdstructuur van de wijk. De woningen in de hoven zijn gelegen aan gemeenschappelijke binnenpleinen. Hof 11A is gesitueerd aan de Waterlinie en de zuidentree van Waterrijk. Het hof heeft een open zijde aan de Waterlinie. Samen met het tegenover gelegen hof 11B vormt Hof 11A een zogenaamd dubbelhof. Aan weerszijde van de Waterlinie zijn de rooilijnen, de hoogte, dakhellingen en het materiaalgebruik van de bebouwing op elkaar afgestemd. Naast afstemming in de bebouwing is ook de inrichting van de openbare ruimte op elkaar afgestemd zodat een eenduidig beeld ontstaat vanaf de Waterlinie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80277-0301_0003.png"
Situatie hof 11A

Het hof grenst aan de noordzijde aan een nog aan te planten bossingel, aan de zuidzijde aan een groenzone langs de Meerhovendreef, aan de oostzijde aan de Waterlinie en aan de westzijde aan parkeerplaatsen voor hof 11A in het groen en de nog te ontwikkelen boskamer 10.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80277-0301_0004.png"

Impressie stedenbouwkundige opzet plangebied

In het hof worden 77 woningen gerealiseerd waarvan 33 in een compact blokje met appartementen en 44 grondgebonden woningen. De appartementen zijn gesitueerd ter plaatse van de entree van Waterrijk en hebben een alzijdig representatief karakter naar de Meerhovendreef, de Waterlinie en het hof.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80277-0301_0005.png"

Impressie appartementen bij de entree van Waterrijk

De appartementen vormen een hof in het hof. De ingesloten binnenruimte is een private ruimte voor uitsluitend de appartementen. De toegang naar de appartementen ligt op de hoek van de Waterlinie en het hof.

De grondgebonden woningen zijn met de voorzijden en de entrees gericht op de collectieve pleinruimte in het hof en met de tuinen en privéruimtes naar de omgeving. Door zoveel mogelijk de tuinzijde aan de buitenkant van de woningen te plaatsen kan er optimaal genoten worden van de natuurlijke elementen in de omgeving. Dit wordt nog enigszins versterkt doordat het hof iets hoger is gelegen dan het omliggende landschap, waardoor vanuit de woningen een beter zicht ontstaat op de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80277-0301_0006.png" Aanzicht hof 11A vanaf de Waterlinie

De bebouwing van het hof wordt gekenmerkt door een sterk gedefinieerde vorm, maat en architectonische eenheid. Het hof heeft een helder eenduidig uniform karakter. Hiermee vormen de hoven in Waterrijk een duidelijk contrast met de landschappelijke kamers, waar het accent ligt op kleinschaligheid en individualiteit. De overgangen tussen het hof en de omgeving zijn integraal onderdeel van het plan en worden mee ontworpen en aangelegd.


afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80277-0301_0007.png" Impressies binnenplein hof 11A

Het binnenplein in het hof wordt ingericht als openbare ruimte met een grote en gevarieerde gebruiks-, belevings- en verblijfswaarde. In het hof is ruimte voor groen en spelen en voor parkeren voor bewoners en bezoekers. Het hof biedt bewoners een verblijfs- en ontmoetingsruimte waarin veilig gespeeld kan worden en waar gezamenlijk evenementen georganiseerd kunnen worden. Als overgang tussen de woningen en het binnenplein is medegebruik van de openbare ruimte in een zone van maximaal 2 meter voor de woningen mogelijk. Bewoners kunnen hier potten met beplanting plaatsen en een bankje. Bij de inrichting van het hof is gezocht naar een evenwichtige balans tussen parkeren, verharding en groen.

In het hof 11A is er voor gekozen om een deel van het parkeren geconcentreerd op te lossen direct bij de entree van het hof. De grootste ruimte van het hof wordt groen en is autovrij. Hierdoor kan er veilig worden gespeeld. Nagenoeg alle woningen in het hof grenzen direct aan het groen.

Het grootste deel van het parkeren wordt gesitueerd aan de buitenzijde van het hof en wordt opgenomen in een bossingel. Door deze inrichting worden de hoven de intieme binnenplaatsen van het plan, het zijn de ruimtes waar het sociale leven van de omringende woningen kan afspelen.

Het hof is niet afgesloten maar vormt verbindingen met de omgeving, de Waterlinie aan de oostzijde, de nog aan te leggen bossingel aan de noordzijde en de groenzone langs de Meerhovendreef aan de zuidzijde van het hof. De hoofdontsluiting van het hof vindt plaats vanaf de Waterlinie.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Inleiding

De planologische en milieuhygiënische aanvaardbaarheid van de realisatie van de woningen binnen dit plangebied is aangetoond bij het bestemmingsplan ‘Waterrijk', waarvan dit uitwerkingsplan onderdeel uitmaakt. De in het kader van het moederplan uitgevoerde onderzoeken zijn om die reden niet opnieuw beschreven. Alleen de aanvullingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen. Het gaat hier onder andere om een bodemonderzoek, quickscan flora- en fauna, luchtkwaliteit en de beschrijving van de maatregelen (algemeen) die moeten worden uitgevoerd ten behoeve van de waterhuishouding.

3.2 Bodem

Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn al deze gegevens geregistreerd.

Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen. Dergelijke locaties zijn op dit moment binnen het plangebied dan ook niet bekend.

Binnen het plangebied zijn geen gevallen van bodemverontreiniging bekend die een risico voor de gezondheid vormen. In sommige gevallen kan toch sprake zijn van beperkingen in het gebruik of extra kosten die gemaakt moeten worden als grond moet worden afgevoerd. Het verdient dan ook sterk aanbeveling om bij grondtransacties, bouwactiviteiten of grondverzet vooraf het bodeminformatiesysteem van de gemeente te raadplegen. In sommige gevallen zal het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld bij het aanvragen van sommige omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen en bij het afvoeren van vrijkomende partijen grond.

3.3 Flora en Fauna

De Flora- en faunawet biedt het juridische kader voor het beschermen van dier- en plantensoorten in Nederland. In relatie tot een bestemmingsplan kan de aanwezigheid van beschermde soorten en/of het voorkomen van een beschermde leefomgeving van invloed zijn op de uitwerking van bestemmingen.

Op 25 november 2015 is door Ecologica een quickscan uitgevoerd voor onder andere dit plangebied. Uit deze quickscan blijkt dat geen ontheffing nodig is. Verder dient verwijdering van houtige vegetatie en het rooien van bomen buiten de broedperiode plaats te vinden. Hiermee zal bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening worden gehouden. De quick scan is als bijlage, behorende bij de toelichting, opgenomen.

Zorgplicht
Op alle in het wild voorkomende planten- en diersoorten, ongeacht of deze beschermd of vrijgesteld zijn of als een ontheffing is verkregen, is de zorgplicht van toepassing. De zorgplicht verplicht iedereen om voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Handelingen met nadelige gevolgen moeten zoveel mogelijk achterwege gelaten worden of er moeten maatregelen worden getroffen om nadelige gevolgen te voorkomen of beperken.

3.4 Groen

Op 7 april 2015 heeft de gemeenteraad de Verordening Bomen 2015 vastgesteld. Deze is op 24 augustus 2016 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels Bomen samen, vervangen het onderdeel houtopstanden uit de Algemene Plaatselijke Verordening, het Bomenbeleidsplan 2008 en de Nota Niet kappen tenzij.

Het bomenbeleid is gebaseerd op drie pijlers: behoud, versterking en ruimte voor dynamiek. Eindhoven wil een aantrekkelijke groene stad zijn en blijven. Bomen spelen daarbij een voorname rol. Een hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en recht doet aan het groene imago van de stad is waar de gemeente naar streeft. Duurzaam behoud van de groene signatuur staat voorop. Het bomenbestand dient echter ook aan te sluiten op intensief gebruik van de openbare ruimte en de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent soms dat in een bepaalde situatie andere belangen preferabel zijn en bomen moeten wijken. Het bomenbeleid voorziet in die gevallen in de mogelijkheden tot mitigatie en compensatie.

Groene kaart
Een belangrijk onderdeel van de Verordening Bomen is de Groene Kaart. Het is een topografische kaart met daarop aangegeven de beschermde houtopstand. De Groene Kaart bevat verschillende categorieën houtopstanden. Voor bomen in gemeentelijk eigendom (publiek eigendom) kent de Groene Kaart zes categorieën:

  • Monumentale bomen;
  • Waardevolle bomen;
  • Basisbomen;
  • Bomen hoofdstructuur;
  • Bomen nevenstructuur;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend.

De Groene Kaart kent daarnaast voor bomen in particulier eigendom (privaat eigendom) drie categorieën:

  • Waardevolle bomen;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend;
  • Bomen op percelen van 500 m2 of groter.

Voor het vellen van een houtopstand die deel uit maakt van tenminste één van deze categorieën is, behoudens een aantal vrijstellingen, een omgevingsvergunning verplicht.

Nadere regels
De Verordening is uitgewerkt in nadere regels Bomen. Deze zijn op 19 juli 2016 vastgesteld door het college en op 4 augustus 2016 in werking getreden. De beleidsregels geven inzicht in de wijze waarop het college gebruik maakt van de aan haar in de Verordening toegekende bevoegdheden tot het aanwijzen en plaatsen van houtopstanden op de Groene Kaart. Tevens zijn richtlijnen uitgewerkt voor omgang met overlast, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de weigeringsgronden bij beoordeling van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting is houtopstanden.

Het plangebied

Het plangebied is op de groene kaart aangeduid als 'kadastraal perceel groter dan 500 m2. Voor deze ontwikkeling is een Bomen Effect Anayse (BEA) uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage behorende bij de toelichting opgenomen. Gebleken is dat een aantal bomen niet gehandhaafd kunnen blijven. Voor de bomen die gehandhaafd blijven zullen bij de feitelijke werkzaamheden rekening gehouden worden met de aanbevelingen zoals opgenomen in de BEA. Daarnaast zullen de te kappen bomen ruimschoots gecompenseerd worden in het plangebied. Er worden meer bomen geplant dan gekapt, waarbij de waarde van de te planten bomen ruimschoots meer is dan de waarde van de bomen die gekapt worden.

3.5 Verkeer en parkeren

Onderhavig plangebied wordt ontsloten via de Waterlinie en Waterkring. Deze ontsluitingswegen voor het gebied zijn voldoende voor het aantal woningen dat gerealiseerd wordt. In het moederplan Waterrijk zijn de parkeernormen opgenomen die gelden voor dit uitwerkingsplan. In de regels wordt hiernaar verwezen. Het plangebied biedt voldoende ruimte om het benodigd aantal parkeerplaatsen te kunnen realiseren.

3.6 Luchtkwaliteit

Regelgeving algemeen

Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen op het gebied van luchtkwaliteitseisen en voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren en wel zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen waardoor ruimtelijke ontwikkelingen toch doorgang kunnen vinden terwijl ondertussen maatregelen worden uitgevoerd die de luchtkwaliteit moeten verbeteren.

Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en voor fijn stof (PM10) een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor jaargemiddelde concentratie voor PM2,5 geldt een grenswaarde van 25 microgram/m3. In Eindhoven is de jaargemiddelde concentratie voor PM2,5 overal lager dan 20 microgram/m3.

Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdrage' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die:

  • niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg of
  • niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Voor kantoorlocaties geldt een NIBM-grens van:

  • 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
  • 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL. De 'Wet luchtkwaliteit' is op 15 november 2007 in werking getreden (Stb. 2007, nr. 434) en is gewijzigd op 12 maart 2009 (Stb., nr. 158). De wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (m.n. hoofdstuk 5, onder titel 5.2) op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld.

Planbeschrijving en toetsing

Conform de uit te werken bestemming in het moederplan 'Waterrijk' kunnen nog maximaal 350 woningen worden gerealiseerd. Dit uitwerkingsplan voorziet in het realiseren van 77 woningen. Het moederplan Waterrijk voorziet in minder dan 3000 nieuwe woningen (in de situatie met 2 ontsluitingswegen). Gesteld kan dus worden dat de realisatie van het dit uitwerkingsplan niet zal leiden tot overschrijding van de luchtkwaliteitseisen. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

3.7 Waterhuishouding en maatregelen

3.7.1 Huidige situatie

Momenteel is het terrein van het plangebied onverhard. De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven bestaat uit fijn leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen en is te typeren als (zeer) slecht doorlatend. In het gebied variëren de grondwaterstanden in de omgeving tussen 1,9 en 3,0 m-mv. Het gebied ligt in een boringsvrije zone. Grondwerkzaamheden dienen daarom te worden afgestemd met de provincie Noord Brabant. Ten westen van hof 11A ligt een watergang. De watergang heeft een bergende functie en voert het overtollige hemelwater af naar de vijvers Waterrijk.

Checklist Watersysteem  
A-wateren binnen plangebied   Nee  
B-wateren binnen plangebied   Nee, Hof 11A ligt nabij een watergang die onderdeel vormt van het Watersysteem Waterrijk.  
Beschermde keurgebieden binnen plangebied?   Nee  
Binnen 25-100 jaarszone?   Nee  
Binnen boringsvrije zone?   Ja  
Ecologische verbindingszone?   Nee  
Binnen reserveringsgebied waterberging?   Nee  
Attentiegebied EHS   Nee  
Rioolwatertransportleiding   Nee  
Waterschap gemaal   Nee  
Landelijke afvoernorm binnen plangebied   0,33 l/s/ha; over dit plangebied zijn echter andere afspraken gemaakt  
Verdachte/verontreinigde locaties?   Nee  
Infiltratie praktisch mogelijk?   Nee (tenzij toepassing grondverbetering)  
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid   Ja  

3.7.2 Toekomstige situatie

Het toekomstig plangebied zal grotendeels verhard worden uitgevoerd met openbaar groen binnen in het hof. Ter compensatie van deze verhardingstoename zijn er reeds waterhuishoudkundige maatregelen getroffen om hemelwater te bergen en vertraagd af te voeren. Dit is in de vorm van oppervlaktewater binnen het plangebied Waterrijk gerealiseerd.

Het hemelwater, afkomstig van de verharding, wordt via het regenwaterstelsel afgevoerd naar de bovengrondse bergende voorziening. Het vuilwater van de ontwikkeling loost op het bestaande vuilwaterriool in Waterrijk.

Oppervlakten   Huidig m2   Toekomstig m2  
Daken   0   3.120  
Terrein verharding   0   6.000  
Onverhard terrein   13.800   4.680  
Totaal   13.800   13.800  

Overzicht huidige en toekomstige situatie verhardingen.

3.7.3 Gevolgen voor/door de waterhuishouding

Door realisatie van de ontwikkeling neemt binnen het plangebied het verhard oppervlak met ca. 9120 m2 toe. Om deze toename te compenseren zijn er reeds hemelwater vertragende voorzieningen gerealiseerd, waarvan hof 11A onderdeel uitmaakt.

3.7.4 Vertraging

De 9.120 m2 verhard oppervlak van plangebied zal het hemelwater afvoeren naar het watersysteem Waterrijk.

3.7.5 Waterkwaliteit

Bij de inrichting, bouw en beheer fase worden zo min mogelijk vervuilende stoffen toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Blootstelling van uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, koper en lood aan hemelwater moet tot een minimum beperkt worden. Ook een gifvrij beheer van de buitenruimte (weg- en groenbeheer) levert een belangrijke positieve bijdrage aan de waterkwaliteit en dient aandacht te krijgen bij het uitwerken van het beheersplan voor de ontwikkeling.

3.7.6 Afspraken

Om de wateropgave te compenseren zijn de volgende afspraken gemaakt:

  • het hemelwater afkomstig van de verharding zal via het regenwaterstelsel worden afgevoerd naar de bovengrondse bergende voorziening;
  • de aansluitingen van het vuilwaterriool op het gemeentelijke stelsel vindt in overleg met de afdeling huisaansluitingen van de gemeente Eindhoven plaats.

In maart 2016 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van dit overleg is afgesproken dat zowel de terrein- als gebouwverharding wordt aangesloten op de bestaande bovengrondse bergende voorziening van het watersysteem Waterrijk, welke onderdeel uitmaakt van het Waterhuishoudingsplan Waterrijk. Het vuilwater van de ontwikkeling loost op het bestaande vuilwaterriool in Waterrijk. De uitgewerkte versie van het ontwerp dient bij de omgevingsvergunning aanvraag nog ter goedkeuring te worden overlegd. De voorgestelde maatregelen hebben zowel kwalitatief als hydrologische geen ingrijpende effecten op de omgeving. Op 15 maart 2016 heeft Waterschap de Dommel daarom ingestemd met de voorgestelde maatregelen en is het wateradvies afgedaan.

3.8 Ladder voor duurzame verstedelijking

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro dient bij ruimtelijke ontwikkelingen onderbouwd te worden dat sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik. Echter, in twee uitspraken van de Afdeling (1 juli 2015 met zaaknr. 201401417/1/R1 en 24 februari 2016 met zaaknr.201506618/1/R6) is bepaald dat onbenutte planologische mogelijkheden in een nieuw plan mogen worden opgenomen, zonder dat hoeft te worden voldaan aan de in artikel 3.1.6 lid 2 Bro genoemde voorwaarden. Er is dan namelijk geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hoewel het in deze uitspraken ging om een bestemmingsplan, is deze uitspraak ook van toepassing op een uitwerkingsplan. De (nog onebnutte) planologische mogelijkheden die het moederplan biedt voor dit plangebied is binnen de uitwerkingsregels opgenomen in dit uitwerkingsplan. Uiteraard dient in het kader van een goede ruimtelijke ontwikkeling wel de uitvoerbaarheid onderzocht te worden. In dat kader wordt in paragraaf 3.9 ingegaan op de behoefte aan de woningen die dit plangebied mogelijk maakt.

3.9 Volkshuisvesting

Kwantitatieve behoefte

De woningen die in de wijk Meerhoven (waarin dit plangebied is gelegen) mogelijk zijn en mogelijk worden gemaakt, zijn gebaseerd op de zgn. VINEX –afspraken (Woningbouwafspraken van het Rijk met gemeenten op basis van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra) met het Rijk. In die tijd waren dat circa 5800 woningen op basis van de VINEX-afspraken voor Meerhoven. Inmiddels waren een deel van die woningen (circa 1.000) opgenomen in het bestemmingsplan Waterrijk, waarbij gedeeltelijk een directe bouwtitel geldt en voor maximaal 350 woningen een uitwerkingsplicht. Vanwege die VINEX-status is Meerhoven ook altijd in de Prioriteitennota van de gemeente Eindhoven beland. In het kader van het moederplan, dat in november 2013 is vastgesteld, is reeds verantwoording afgelegd dat de woningbouw die dit uitwerkingsplan mogelijk maakt, past binnen de regionale woningbouwafspraken. Gelet op het vorenstaande behoren de woningen die in dit uitwerkingsplan zijn opgenomen (maximaal 77) reeds tot de harde plancapaciteit van de gemeente. Volledigheidshalve wordt nog het volgende opgemerkt.

Regionaal woningbouwprogramma

In het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) van 16 december 2015 is wel het regionaal woningbouwprogramma 2015 t/m 2024 voor de subregio Stedelijk Gebied vastgesteld maar nog niet de onderlinge verdeling per gemeente. Deze onderlinge verdeling per gemeente zal in een extra RRO worden vastgesteld. Tot die tijd wordt door de provincie uitgegaan van aantallen van de BOR/BSGE-afspraken, te weten het besluit van het RRO van november 2014.

In het gecombineerde portefeuillehoudersoverleg Ruimte en Wonen/Regionaal Ruimtelijk Overleg Zuidoost Brabant van november 2014 zijn, op basis van de geactualiseerde provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose (2014) en de eerder vastgestelde uitgangspunten, de regionale woningbouwafspraken voor de periode 2014 t/m 2023 vastgesteld. Voor Eindhoven zijn dit 3.775 woningen. Dit betreft de netto toename van de woningvoorraad exclusief vervangende nieuwbouw door sloop. In de regionale Agenda Wonen 2014 is voor de eerstkomende tienjaarsperiode een overzicht gegeven in hoeverre de plancapaciteit kan voorzien in de geprognosticeerde woningbouwopgave/-afspraken. Het aandeel harde plancapacaciteit voor de tienjaarsperiode bedraagt in het merendeel van de gemeenten in Zuidoost-Brabant gemiddeld 55%. Voor Eindhoven is dit percentage 64%. Daarmee is er, in ieder geval kwantitatief, ruimte om nog harde plancapaciteit toe te voegen.

Kwalitatieve behoefte

Woonvisie Eindhoven 2015

De woonvisie is samen met de partners in stad en regio opgesteld. Via gesprekken en bijeenkomsten hebben inwoners en bedrijven op ambtelijk en bestuurlijk niveau een bijdrage geleverd. Voorbeelden van de ruim honderd participanten zijn: inwoners zoals studenten, expats, zelfbouwers en geïnteresseerde Eindhovenaren, corporaties en huurdersorganisaties, zorginstellingen, ontwikkelaars, bouwers en beleggers, Platform 31, provinciale en landelijke overheid, gemeenten in het stedelijk gebied, bedrijven, onderwijsinstellingen, makelaars, particuliere verhuurders, architecten, stedenbouwers, adviseurs, en belangenbehartigers. In december 2015 is de woonvisie vastgesteld door de gemeenteraad.

De Woonvisie Eindhoven 2015 is opgebouwd langs drie sporen, namelijk Eindhoven als:

  • ambitieuze stad
  • solidaire stad
  • innovatieve stad

Binnen deze drie sporen wordt aandacht besteed aan een aantal belangrijke thema's, zoals de twee snelheden in de stad, verdichting en stedelijkheid, gedifferentieerde wijken en buurten, de (gewenste) samenstelling van de woningvoorraad, de relatie met de regio, duurzaamheid en Eindhoven als Living Lab om de toekomst van het wonen te ontdekken.

Woningmarktonderzoek

Zowel uit het meest recente regionaal woningmarktonderzoek (2014) als het woningmarktonderzoek toegespitst op Eindhoven (De sterke stad, 2014) blijkt een grote behoefte aan groenstedelijke woonmilieus. Dit type woonmilieu kenmerkt zich met name door eengezinswoningen met een tuin in een groene en ruime woonomgeving. Een dergelijk woonmilieu in Eindhoven is aantrekkelijk voor met name huishoudtypen tot 55 jaar in alle inkomenscategorieën. Naast grondgebonden woningen is er ook nog beperkte ruimte voor appartementen. Dit blijkt uit onderstaande grafiek.Waterrijk is een groenstedelijk woonmilieu en beantwoordt daarmee aan de actuele (kwalitatieve) woonbehoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80277-0301_0008.jpg"

Bron: Regionaal woningmarktonderzoek 2014.

3.10 Externe veiligheid

Nabij het plangebied is de gastransportleiding Z-506-01 gelegen. Deze leiding is ook opgenomen in het geldende bestemmingsplan Waterrijk. In het kader van dit bestemmingsplan is het plaatsgebonden risico voor deze leiding berekend (met het rekenprogramma "Carola"), alsmede het groepsrisico. In deze berekeningen zijn ook beoogde woningen in dit plangebied, meegenomen. Hieronder zijn de relevante passages van de paragraaf externe veiligheid uit het bestemmingsplan vermeld.

Door SRE Milieudienst is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) (SRE Milieudienst, nr. 504153, d.d. 1 februari 2012) opgesteld voor de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding. Uit de berekeningen blijkt dat het plaatsgebonden risico (10-6/jaar) op de leiding ligt. Hierdoor zou volgens het nieuwe beleid op de leiding kunnen worden gebouwd. Echter, er blijft een belemmeringenstrook van 4 meter gelden. Nieuwe ontwikkelingen liggen buiten deze belemmeringenstrook. De ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding vormt geen belemmering voor ontwikkelingen voor wat betreft het plaatsgebonden risico of belemmeringenstrook. Tevens is uit de berekeningen gebleken dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde is gelegen.

Groepsrisicoverantwoording

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan Waterrijk is het groepsrisico verantwoord, conform artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Verantwoording van het groepsrisico houdt in dat de hoogte van het groepsrisico bekend moet zijn en tevens de bijdrage van het ruimtelijk plan aan het groepsrisico (verhoging/verlaging). Er moet inzicht gegeven worden in de te verwachten dichtheid van personen in de invloedsgebieden van risicobronnen binnen èn buiten het plan. Verder dient volgens dit besluit advies te worden gevraagd aan de regionale brandweer. Van de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost, Proactie en Preparatie Brandweer te Eindhoven is destijds advies ontvangen. Dit advies is verwerkt in de verantwoording van het groepsrisico. Uit dit advies volgde onder andere dat het niet wenselijk is om binnen het invloedsgebied van de buisleiding functies toe te staan voor verminderd zelfredzame personen. Naar aanleiding van dit advies is de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' op de verbeelding opgenomen. Zoals reeds uit het bestemmingsplan Waterrijk is gebleken, wordt het groepsrisico acceptabel geacht.

In de regels van dit uitwerkingsplan (artikel 6.2) is gewaarborgd dat ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' geen functies mogelijk zijn voor verminderd zelfredzame personen.

Voledigheidshalve is dit uitwerkingsplan ook voorgelegd aan de Veiligheidsregio. In hun brief van 5 augustus 2016 heeft de Veiligheidsregio aangegeven geen opmerkingen te hebben over het uitwerkingsplan.

3.11 Geluid

Het voorliggend plan is een nadere uitwerking van het bestemmingsplan Meerhoven. Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Meerhoven is door Gedeputeerde Staten voor de Meerhovendreef een hogere grenswaarde van 55 dB(A) vastgesteld voor de woonbestemming. Deze waarde is randvoorwaarde voor de uitwerking van het bestemmingsplan Meerhoven.

Uit nader akoestisch onderzoek van de Roever Omgevingsadvies d.d. 19 mei 2016, dat als bijlage bij de toelichting is opgenomen, blijkt dat de vastgestelde hogere waarde van 55 dB(A) ter plaatse van de geprojecteerde woonbebouwing niet wordt overschreden. Daarnaast blijkt uit dit onderzoek dat voor de geprojecteerde woonbebouwing dat is gelegen in de zone van de Hertgang geen overschrijding plaatsvindt van de voorkeursgrenswaarde.

3.12 Duurzaamheid

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Belangrijke thema's daarbij zijn:

  • Eindhoven Energieneutraal
    Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken. Eindhoven heeft in 2008 de ambitie vastgelegd om 'energieneutraal' te worden in de toekomst (2035 - 2045). Dat wil zeggen dat alle energie die de stad dan nog gebruikt, duurzaam wordt opgewekt.

    Daarbovenop heeft de gemeenteraad in de 'Klimaatverordening gemeente Eindhoven 2016' vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. Dit betekent dat bij elk project of ontwikkeling enerzijds ingezet moet worden op een zo groot mogelijke bijdrage aan de beperking van de CO2 emissie, en anderzijds dat in de planontwikkeling gekwantificeerd moet worden wat voor en na de ingreep de omvang van de CO2 emissie is, uitgedrukt in kg CO2/jaar.

    Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is ook Rijksbeleid. Hoewel er op dit moment geen eis tot 'aardgasloos bouwen' kan worden opgelegd, is het verstandig voor bouwers en ontwikkelaars om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden. Het is wijs om nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst mogelijk is.

  • Duurzame mobiliteit
    Duurzame Mobiliteit richt zich onder andere op het voorkomen van verplaatsingen, het veranderen van de keuze van vervoermiddelen naar meer duurzaam vervoer en het verschonen van het vervoer (Trias Mobilica). Duurzame mobiliteit leidt tot minder energiegebruik en het gezonder worden van de leefomgeving. Duurzame mobiliteit en energiebesparing zijn belangrijke ambities in de in 2013 vastgestelde visie 'Eindhoven op weg, duurzaam verbinden van mensen en locaties in Eindhoven veelzijdige stad'. De visie geeft met een inspirerend vergezicht voor 2040 invulling aan de ambities.

  • Circulaire Economie
    Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur.

  • Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
    Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) is voor ons een belangrijke en uitdagende opgave. Aan de ene kant zijn wij er voor het verbeteren van de kwaliteit van de samenleving en doen we impliciet dus aan MVO. Aan de andere kant zijn we een organisatie als elke andere en kunnen MVO-thema's ook gewoon binnen de eigen muren aan de orde komen. MVO richt zich enerzijds op het verduurzamen van de eigen bedrijfsvoering en anderzijds op samenwerking met en het stimuleren van MVO bij partners in de stad, waaronder bedrijven en kennisinstellingen.

The Natural Step
Samenwerking tussen de partners in de stad en co-creatie zijn essentieel. Om te zorgen dat we een gedeelde taal spreken, gebruiken wij de aanpak van The Natural Step (TNS) om duurzaamheid vorm te geven. In het kort komt het erop neer dat we duurzaam handelen door met vier principes van duurzaamheid rekening te houden:

  • We gaan zuinig om met energie en kiezen voor groene, duurzame energie
  • We kiezen voor recyclebare of gerecyclede materialen of materialen die door de natuur afgebroken kunnen worden en we gebruiken producten die geen schade toebrengen aan mens en milieu
  • We gaan zuinig om met de natuur en breiden die waar mogelijk uit
  • We gaan uit van de eigen kracht van onze inwoners en zorgen voor hen waar het even moeilijk mee gaat. Mensen in de rest van de wereld ondervinden geen nadelen van ons handelen en waar mogelijk verbeteren we hun kwaliteit van leven.

3.12.1 Planbeschrijving

In Meerhoven heeft de gemeente het initiatief genomen tot de bouw van een biomassacentrale die door middel van een warmtenet een groot aantal woningen van duurzame warmte kan voorzien. Dit warmtenet ligt op enkele honderden meters afstand van deze locatie en biedt daarom een goede kans voor een duurzame warmtevoorziening van deze woningen. De woningen die in dit plan mogelijk worden gemaakt, worden verplicht (contractueel) om aangesloten te worden op de biomassacentrale.

Hoofdstuk 4 Juridische vormgeving

4.1 Algemeen

Dit uitwerkingsplan is een uitwerking van het bestemmingsplan 'Waterrijk'. Op grond van artikel 3.6 onder 3 Wro maken de regels van dit uitwerkingsplan deel uit van het bestemmingsplan. Daarom gelden naast de regels die in deze uitwerking zijn opgenomen, de regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan Waterrijk. In dit uitwerkingsplan is de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' uit het moederplan (gedeeltelijk) uitgewerkt. Hiertoe zijn in het uitwerkingsplan de bestemmingenen 'Wonen' en 'Verkeer-Verblijfsgebied' opgenomen. Daarnaast zijn voor de duidelijkheid alle regels van het bestemmingsplan 'Waterrijk', voor zover deze van toepassing zijn op dit uitwerkingsplan, overgenomen. De methodiek van het uitwerkingsplan "5e uitwerking Waterrijk (Kamer 11A)" is gebaseerd op de SVBP2012.

4.2 Toetsing aan uitwerkingsregels

Hieronder zijn de bouwregels, zoals die volgen uit het moederplan, weergegeven.Vervolgens is kort aangegeven hoe hieraan invulling is gegeven in dit uitwerkingsplan.

Woongebied - Uit te werken

Hoofdgebouwen

  • als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd, met bijbehorende parkeervoorzieningen (al dan niet ondergronds);
  • de bouwhoogte is (grotendeels) maximaal 13 meter, voor een smalle strook aan de zuidwestzijde geldt een bouwhoogte van maximaal 4 meter;

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  • de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 65% van de oppervlakte van het bouwperceel;
  • de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3,5m bedragen met dien verstande dat de goothoogte nooit meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw; indien het dak is/wordt uitgevoerd in de vorm van een kap mag de bouwhoogte maximaal 4 m bedragen;
  • de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen;

Verblijfsgebied

  • bij de uitwerking wordt bepaald welke gronden in ieder geval dienen te worden gereserveerd voor de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied;
  • op deze gronden mogen voorzieningen voor de verkeersgeleiding en verlichting alsmede andere in de verkeersbestemming passende functies alsmede nutsvoorzieningen worden gebouwd
  • voldoen aan de opgenomen parkeernormen;

Groen

  • bij de uitwerking wordt bepaald welke gronden in ieder geval dienen te worden gereserveerd voor groen;
  • op deze gronden mogen voorzieningen voor de verkeersgeleiding en -verlichting alsmede andere in de verkeersbestemming passende functies alsmede nutsvoorzieningen worden gebouwd. Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.

Geluidwerende voorzieningen

  • er worden regels gesteld ten aanzien van de situering van geluidswerende voorzieningen;
  • er worden regels gesteld ten aanzien van de maatvoering van geluidwerende voorzieningen.

Deze bestemming is in dit uitwerkingsplan uitgewerkt in de bestemmingen 'Wonen' en 'Verkeer-Verblijfsgebied'. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn op de verbeelding bouwvlakken en maatvoering opgenomen. Hieruit blijkt dat zowel de geprojecteerde hofwoningen als het appartementengebouw niet hoger mag zijn dan 11 meter. Voor de voorgevel van de geprojecteerde woningen is op verschillende plekken de 'specifieke bouwaanduiding - 1' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding is het mogelijk om aan de voorgevel van de woning bouwwerken, geen gebouwen te realiseren zoals een luifel boven de voordeur, een gedeeltelijke ombouwde overkapping etc. De bouwhoogte van deze bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter.

De regels ten aanzien van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn verwerkt in dit uitwerkingsplan. Omdat bij een gedeelte van de woningen de aansluitende tuinen gedeeltelijk lager liggen dan de woningen, is in de regels opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' voor het meten van de goot- en/of bouwhoogte uitgegaan moet worden van het maaiveld. Dit is afwijkend van de bepalingen die in het moederplan hiervoor zijn opgenomen (artikel 2 'Wijze van meten'); hier wordt namelijk uitgegaan van het peil. Zo wordt voorkomen dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen een hogere hoogte kunnen hebben dan de maximaal opgenomen hoogte voor deze bouwwerken.

Voor de in dit uitwerkingsplan opgenomen bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is de bestemming uit het moederplan overgenomen. Hierdoor wordt aangesloten bij de uitwerkingsregels. Binnen deze bestemming zijn ook groenvoorzieningen mogelijk. De woonblokken worden verbonden met een (open) constructie. Dit wordt mogelijk gemaakt binnen de 'specifieke bouwaanduiding - 1'. Een aantal balkons van het beoogde appartementencomplex boven de begane grond laag zijn gesitueerd binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Omdat de gronden op maaiveldniveau ingericht wordt als openbare ruimte is er voor gekozen om de gronden waar de balkons zijn gesitueerd niet als wonen te bestemmen. Voor de balkons is de 'specifieke bouwaanduiding - 2' opgenomen.

Verder vormt het aspect geluid geen belemmering in dit uitwerkingsplan waardoor geluidwerende voorzieningen niet nodig zijn.

Hoofdstuk 5 Financiële aspecten

Het opstellen van een exploitatieplan is in de Wet ruimtelijke ordening niet gekoppeld aan een uitwerkingsplan, maar aan het uit te werken plan (moederplan). Artikel 6.12 Wro is dan ook niet van toepassing op een uitwerkingsplan.

De gronden zijn in eigendom van de Gemeente Eindhoven en de kosten zullen voor dit plan verhaald worden middels een verkoopovereenkomst. Op deze manier zijn de kosten 'anderszins verzekerd' en was het niet noodzakelijk om een exploitatieplan op te stellen voor het moederplan Waterrijk.

Hoofdstuk 6 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het plan wordt in het kader van het vooroverleg niet voorgelegd aan andere gemeenten en het rijk. Met het waterschap heeft in maart 2016 vooroverleg plaatsgevonden. Dit is verwerkt in paragraaf 3.7. Ook heeft de provincie aangegeven in het kader van het vooroverleg geen opmerkingen te hebben.

6.2 Inspraak en samenspraak

Voorafgaand aan het nieuwe Plan van Aanpak 2012 ( door de raad vastgesteld in augustus 2012 ) zijn in de loop van 2012 uitvoerige informatiebijeenkomsten met de buurtbewoners georganiseerd. De gemeente kreeg alleen maar positieve reacties op het nieuwe plan van aanpak waarvan dit plan voor Hof 11A een uitvloeisel is. De buurt is met name te spreken over het feit dat de bouwvolumes worden verlaagd en dat de focus gelegd wordt op eengezins, grondgebonden rijenwoningen (waar voorheen werd gedacht aan gestapelde bouw).

6.3 Zienswijzen

Het ontwerp uitwerkingsplan heeft met met ingang van donderdag 9 maart 2017 tot en met woensdag 19 april 2017 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp uitwerkingsplan kenbaar te maken. Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 8 maart 2017 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp uitwerkingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen. Naar aanleiding van de tervisielegging zijn geen zienswijzen ontvangen.